• No results found

Van woord tot woord Sprekende getuigen

In document Onze Taal. Jaargang 57 · dbnl (pagina 143-146)

Marlies Philippa

Ontlening van woorden hoeft niet tot taalbederf te leiden. Ik heb dat al eerder betoogd en ik vond deze stelling op bladzijde 30 en 31 van het februari/maartnummer van Onze Taal weer eens bevestigd. Ontlening is er altijd als talen met elkaar in contact komen, eenzijdig of over en weer. Bij een te ruime mate van ontlening lijkt het gevaar van ‘taalverlies’ aanwezig te zijn, maar binnen een gezonde taal komt daar altijd gauw een reactie op: de vreemde woorden worden vervangen door inheemse of ze worden vernederlandst. Zelfs als een woord al behoorlijk vernederlandst is, kan er nog een ‘eigen’ woord voor in de plaats komen. Neem de penalty. In mijn jeugd zeiden we daar pienantie tegen, maar nu spreekt iedereen van strafschop.

Als een van oorsprong vreemd woord in een taal is opgenomen en qua vorm helemaal in die taal is opgegaan, dan kunnen wij niet van verloedering of verarming, maar moeten wij juist van verrijking van die taal spreken. Een lepel is van ons zelf, maar een vork was dat niet; een stoel, een raam, en een appel wel, maar een tafel, een venster en een peer niet. Vork, tafel, venster en peer zijn van oorsprong leenwoorden, maar ze hebben onze taal rijker gemaakt.

Vreemdgaan als basis

Dr. P.A.F. van Veen, van wie kort geleden het boekje Sprekende getuigen is verschenen, denkt iets anders over deze kwestie. Hij schijnt er een genoegen in te scheppen, steeds weer te benadrukken dat de grote meerderheid van onze

basiswoorden van vreemde oorsprong is (bijv. in de eerste zin op blz. 138). Hij verheerlijkt het ‘vreemde’: peer behandelt hij wel en appel niet; venster wel en raam niet. Over de scheepvaart, onze nationale trots, zegt hij op blz. 122 het volgende: ‘De delta van Rijn, Maas en Schelde mag dan goeddeels uit het water en voor de vaart zijn geschapen en sprekers mogen op momenten van nationale euforie de indruk geven als zou de zeevaart door ons als het ware zijn uitgevonden, het woordmateriaal wijst daar bepaald niet op. Er is in het Nederlands ook op dit gebied aanzienlijk meer overgenomen dan uitgevonden.’

Zijn boekje gaat voornamelijk over onze leenwoorden. Ik heb eens een steekproef genomen. De eerste vijftien woorden die hij in zijn register onder de r opneemt, heb ik vergeleken met de eerste vijftien woorden uit het kleine etymologische

woordenboek van Jan de Vries. Van Veen: raap, rabarber, rabauw, rabbi, racket,

rafflesia, raglan, ragôut, raid, raket, rambam, ramboetan, rand, rapalje, (rappen), ratatouille. Rappen kon ik in het boek niet vinden, dus dat staat tussen haakjes (racket

stond ook op een andere bladzijde, maar daar was nog wel uit te komen). Van deze vijftien woorden is alleen rand, het Zuidafrikaanse geldstuk dat naar Witwatersrand vernoemd is, van Nederlandse oorsprong. De Vries: ra, raad, raadsel, raaf, raai,

Slecht, vreemd en leuk

Het Nederlands heeft inderdaad heel wat vreemde woorden overgenomen, maar het heeft ook veel invloed gehad op andere talen, vooral wat de woordenschat op het terrein van landbouw, scheepvaart, water- en zeewerken betreft. In het boekje van Omer Vande-putte Nederlands, het verhaal van een taal (Ons Erfdeel 1986) zijn Nederlandse leenwoorden in het Duits, het Frans, Italiaans, Spaans, Engels, Russisch, Japans en Singalees opgenomen. Ik zou er nog wel wat in het Zweeds aan kunnen toevoegen.

In Van Veens boekje vinden we zo goed als niets over die ontlening andersom. Hij heeft het er steeds over dat we zo weinig eigens hebben. Zoiets versterkt het

minderwaardigheidscomplex van de Nederlanders over hun taal. Daar komt nog bij dat Van Veen vaak woorden behandelt die allerminst alledaags zijn en zeker niet tot onze basiswoordenschat behoren. Dragoman bijvoorbeeld. Het staat wel in Van Dale, maar ik had er nog nooit van gehoord. Van Veen: ‘De dragoman = tolk, via Italiaans dragomano uit Middeleeuws Grieks dragoumanos, van Arabisch tarjuman, van Aramees targhmana is ten slotte afkomstig van Akkadisch targamanu = tolk.’ Laat ik eens wat positieve dingen over dit boek zeggen. Van Veen verschaft degelijke en betrouwbare informatie. De herleidingen kloppen, en hij geeft bijvoorbeeld van de Arabische werkwoorden steeds de derde persoon enkelvoud verleden tijd, wat correct is. Hij behandelt zo'n 1.700 woorden, wat voor een etymologisch woordenboek weinig is, maar voor een min of meer essayistisch opgezet werkje veel. Voor de betrekkelijk lage prijs wordt ontzettend veel gegeven aan woordverklaring en grotere verbanden.

Het boek is via leuke thema's geordend, zoals geld, kleren, gezondheid,

eten/drinken, huisraad, enz. Er zijn 26 thema's met vaak uitnodigende titels, zoals ‘bij de tijd’ (over tijd), ‘recht voor zijn raap’ (scheldwoorden), ‘de korf van Pomona’ (vruchten) en ‘het rijk van Flora’ (bloemen).

Voor in het boek geeft hij een stamboom van het Indogermaans en achterin een register op behandelde woorden.

Algemeen oordeel

Negatieve punten zijn er veel meer. Laat ik met het register beginnen. Het is niet helemaal betrouwbaar, zoals hierboven al is gebleken. Het is onvolledig: boter staat er wel in, maar kaas niet. Gelukkig kun je de kaas via de boter wel opzoeken, maar het kan toch niet de bedoeling zijn dat je het op deze manier doet. Er ontbreekt een register op zaken als volksetymologie, Koptisch, enz., terwijl dergelijke termen en begrippen herhaaldelijk terugkeren.

De informatiedichtheid is veel te groot. En het is niet alleen zo dat men de informatie nauwelijks kan verwerken, er wordt ook nog vrolijk rondgehuppeld van Koptisch

naar Grieks of van Grieks naar allerlei Semitische talen zoals in het voorbeeld

verwant-63

schappen van niet-Indogermaanse talen slechts een enkele keer heel vluchtig (bijv. op blz. 13) worden aangegeven.

De stijl is niet erg sprankelend, de zinnen zijn vrij lang en de opbouw is nogal saai: ieder hoofdstuk begint met een inleiding en daarna volgt een groot aantal voorbeelden (met bijzonder veel ‘= -tekens’).

Ik sta wat ambivalent tegenover dit boek. Ik ben blij dat ik het heb en ik vind het een prachtige materiaalverzameling. Bij een wat verder uitdiepen, hadden er gemakkelijk vier boeken uit kunnen ontstaan die je echt voor je plezier uit de kast zou nemen. Nu is het interessant, maar deprimerend. Het wekt bewondering op, maar het is dodelijk vermoeiend. En die buitensporige verheerlijking van ‘het vreemde’ vind ik niet zo leuk.

Sprekende getuigen, over de herkomst van onze woorden; ar. P.A.F. van Veen:

uitgeverij Mingus Baarn, 183 blzn., f 22,50, ISBN 90 65 64 105X.

In document Onze Taal. Jaargang 57 · dbnl (pagina 143-146)