• No results found

Actiecomité Buitenlandse Namen - (Jaap Bakker, Marlies Philippa, Robert-Henk Zuidinga)

In document Onze Taal. Jaargang 57 · dbnl (pagina 121-124)

De stand van zaken

Sinds de publikatie van ons manifest hebben ons vele reacties bereikt, vrijwel allemaal positief van aard. Zo ontvingen we adhesiebetuigingen van het Genootschap Onze Taal en zijn Belgische tegenhanger, de Vereniging Algemeen Nederlands, alsmede van de redacties van beider periodieken. Voorts kunnen we noemen: het Instituut voor Naamkunde en Dialectologie in Leuven, het Algemeen Nederlands Verbond te Den Haag, diverse hoogleraren Nederlands en/of hun instituten,

woordenboekredacteuren (van de grote Van Dale en Verschueren), en verschillende pers- en omroepmedewerkers. Ten slotte betuigden ook vele tientallen particulieren

Het ABN gaat gesterkt voort met zijn werk. Er is inmiddels contact gelegd met de Taalunie; op het moment dat u dit stuk leest, is de eerste afspraak al achter de rug. We houden u van de ontwikkelingen op de hoogte.

Diverse briefschrijvers leverden ook inhoudelijk interessante bijdragen. Sommigen vestigden onze aandacht op de spelling van buitenlandse steden op verkeersborden; al ver voor de grens moeten we daarop Köln, Aacben e.d. lezen. Het ligt niet helemaal op onze weg om daartegen te ageren, al geeft de ANWB hiermee wel blijk van dezelfde betreurenswaardige mentaliteit als het ANP met zijn blauwe boekje. De ruimte ontbreekt ons om nader op de inhoud van de reacties in te gaan, maar we zullen er zeker ons voordeel mee doen.

Antwoord aan het ANP

We vervolgen met het plaatsen van enige kanttekeningen bij het artikel van de heer Van Groesen.

- In het stuk wordt de suggestie gewekt dat wij de bestaande spelling-chaos zouden willen handhaven. Niets is minder waar. Zoals uit ons manifest blijkt, zijn wij het met het ANP op één punt helemaal eens: ook wij willen uniformiteit in en een duidelijke norm voor de schrijfwijze van buitenlandse namen. Maar uniformering is

op zichzelf geen bijdrage aan bescherming van de Nederlandse taal; het gaat om de

manier waarop. De manier van het ANP is: beperking van het aantal exoniemen, terugdringing van vernederlandste spellingen en vermijding van Nederlandse omzettingssystemen voor talen met een niet-Latijns alfabet. En dat moeten we dan

taalbescherming noemen?

- Over de kwestie Atjeh-Aceh: als Indonesië zijn spelling verandert, hoeven wij de bij ons ingeburgerde en goed begrijpelijke spelling niet ook te wijzigen. Het omgekeerde geldt eveneens. Stel, wij Nederlanders besluiten voortaan ‘Zutfen’ te gaan schrijven. De Indonesiërs mogen dan rustig ‘Zutphen’ blijven gebruiken, maar als zij het praktischer vinden om ‘Sutfen’ te spellen, dan is daar evenmin iets op tegen. Spelling is immers vóór alles een systeem om de uitspraak van woorden weer te geven, en ieder taalgebied heeft het recht om de schrijfwijze te kiezen die het best aan dat doel beantwoordt.

- ‘Inconsequenties’ in de afleidingen van landennamen (Cuba - Cubaan versus Angola - Angolees) zijn van een geheel andere orde dan de inconsequenties die wij op het oog hebben. Wie het verschil tussen spelling en woordvorming niet ziet, getuigt pas echt van ‘onbegrip van de materie’.

- Een van de meest tendentieuze opmerkingen van de heer Van Groesen is dat wij een consequente ‘fonetische vernederlandsing’ van buitenlandse namen zouden bepleiten (‘Wosjington’, ‘Rotsachtige Bergen’). Die veronderstelling is onzinnig: ingeburgerde spellingen willen wij - in tegenstelling

54

tot het ANP - juist zoveel mogelijk handhaven.

- Dat wij aan de belangen van de Nederlandse taalgebruikers meer waarde hechten dan aan de wensen van ‘ambtenaren in een ver land’, is juist. De prioriteiten van het ANP zijn anders, getuige twee uitspraken van Van Groesen in de Volkskrant van 10-12-87:

‘Dat veel Nederlanders moeite hebben met de spelling “Kuwayt”, kan ik me voorstellen, maar ik ben ervan overtuigd dat de Kuwayti's zelf dat heel leuk vinden.’

En: ‘Als Indonesië beslist dat Atjeh voortaan als Aceh gespeld moet worden, dan vind ik dat we dat moeten doen. Wie is Nederland dat het uitmaakt hoe andere landen hun namen moeten spellen?’

Bepaald geen indrukwekkende argumenten. De laatste zinsnede geeft bovendien blijk van een vreemde misvatting: alsof Nederland, door voor eigen gebruik vast te houden aan een bepaalde spelling, aan het buitenland die schrijfwijze zou opleggen! - De CBAN-lijst van landennamen is bepaald niet ‘gezaghebbend’, maar integendeel massaal genegeerd. In de laatste drukken van belangrijke woordenboeken (grote Van Dale, Hedendaagse Van Dale, Grote Koenen) en grammatica's (o.a. de ANS) is er niets van terug te vinden. De Bosatlas wijkt er op diverse punten van af; met name zijn de koppeltekens (als in Zuid-Korea) gehandhaafd. Overigens vermeldt Bos bij grote steden vaak twee namen, de oorspronkelijke en de Nederlandse: Paris (Parijs), Soul (Seoel), Beijing (Peking) e.d. In het register worden zulke dubbelvormen op voet van gelijkheid behandeld, en op overzichts- en thematische kaarten wordt meestal alleen de Nederlandse vorm vermeld. Kortom, de spelling van Bos spoort minder met de ANP-schrijfwijze dan Van Groesen ons wil doen geloven.

- Zeer sceptisch staan wij tegenover de opmerking dat het ANP ‘op afzienbare termijn’ met de Nederlandse Taalunie overeenstemming verwacht te bereiken. Hoe de Taalunie denkt over de Schrijfwijze werd verwoord door haar algemeen secretaris, Oscar de Wandel, in een brief aan NRC Handelsblad (10-9-87): ‘De ANP-Schrijfwijze van buitenlandse namen is inconsequent en leidt tot verwarring. Zij knoopt bovendien aan bij de Lijst van Landennamen (...) die hoegenaamd geen weerklank heeft gevonden.’

Kennelijke incompetentie

Opmerkelijk in Van Groesens betoog is dat hij het spellingbeleid van het ANP in feite nauwelijks verdedigt. Hij onderstreept wel telkens het belang van uniformiteit (onnodig, want daarover zijn we het eens), maar gaat niet in op de kern van de zaak. Volgens ons is die kern het conflict tussen twee tegengestelde uitgangspunten.

ANP: ‘Buitenlandse namen moeten zo buitenlands mogelijk gespeld worden.’ ABN: ‘Buitenlandse namen moeten zo Nederlands mogelijk gespeld worden’ (met inachtneming uiteraard van eisen betreffende herkenbaarheid en aanvaardbaarheid).

in het artikel van Van Groesen vinden we althans geen enkele onderbouwing van het ANP-beleid.

Een instituut dat keuzen maakt die het niet kan of wil funderen; een instituut dat alleszins redelijke bezwaren beantwoordt met ontoereikende of irrelevante

tegenargumenten; een instituut dat er nu pas achter komt dat er zoiets als een Taalunie bestaat - zo'n instituut mist de competentie om de spelling van buitenlandse namen te beregelen. Geen wonder dat het ‘blauwe boekje’ zo'n wanprodukt is geworden.

In document Onze Taal. Jaargang 57 · dbnl (pagina 121-124)