• No results found

Verwerking en afzet voor gebruik als veevoeder

2 Organische bedrijfsafvalstoffen

2.3.2 Verwerking Ð afzet

2.3.2.1 Verwerking en afzet voor gebruik als veevoeder

Veel organische stromen uit de voedings- en distributiesector (zie 2.3.1) komen als veevoeding in de varkens- en rundveehouderij terecht. Het gebruik als veevoeder is daarmee een belangrijke recuperatievorm. In deze paragraaf is ingegaan op het gebruik van organische stromen uit deze sectoren die rechtstreeks (van producent naar boer) of onrechtstreeks (via foeragehandelaars en gespecialiseerde

bedrijven) terechtkomen in de veehouderij. Het gaat hier veelal om natte organische afvalstromen. De gegevens zijn gebaseerd op een studie die in opdracht van de OVAM is uitgevoerd door de KUL (40).

De organische stromen (bijvoorbeeld sojaschroot, tarweproducten, É) die de mengvoederindustrie verwerkt tot droge voeders, zijn niet opgenomen in de analyse.

Een onderscheid is gemaakt tussen keukenafval en plantaardige organische stromen. Keukenafval is gedefinieerd als Ôafval van dierlijke of plantaardige producten in rauwe of gekookte toestand, voortkomend van herbergen, kazernes, kloostergemeenschapskeukens, ziekenhuizen, hotels, refters, restaurants en andere gemeenschapskeukens en van kampeerterreinenÕ (koninklijk besluit

24.01.1969). Met plantaardige organische stromen zijn alle stromen bedoeld uit de voedings- en distributiesector die geen vis of vlees bevatten.

Omdat bij het gebruik van organische stromen als veevoer sprake is van een internationale markt zijn in de paragrafen waar dit relevant is tevens de belangrijkste ontwikkelingen in Nederland en Duitsland opgenomen.

Het vervoederen van keukenafval aan runderen is verboden op basis van de EG-beschikking 94/381/EG waarin is opgenomen dat geen zoogdiereiwitten gevoederd mogen worden aan runderen.

Zowel in Vlaanderen, Nederland als Duitsland komt het rechtstreeks en

onrechtstreeks vervoederen van natte organische stromen voor. Per land zijn er echter specifieke regelgevingen die het vervoederen van bepaalde stromen (bijvoorbeeld keukenafval) al dan niet mogelijk maken (zie ook 4 - Instrumenten en f - Regelgevende aspecten).

a Situering

Organische bedrijfsstromen worden rechtstreeks en onrechtstreeks vervoederd.

Bij ÔrechtstreeksÕ vervoederen ondergaat de stroom geen omvorming (41) voor de vervoedering aan het dier (bijvoorbeeld groenten aan runderen).

De meeste organische stromen worden echter onrechtstreeks vervoederd. Veelal worden de organische stromen onderling gemengd en/of vermengd met meel of stro. Aardappelstoomschillen, bierdraf, enz. worden na inmenging met stro gevoederd aan rundvee. De grootste stroom gaat naar de brijvoeding in de varkenshouderij. Deze brijvoeders worden praktisch altijd op het varkensbedrijf zelf aangemaakt. Soms levert een veevoederbedrijf een finaal brijvoeder bij de varkenshouders af, maar dit gebeurt alleen op zeer beperkte schaal.

De verwerking van keukenafval na sterilisatie door lokale varkenshouders is in Vlaanderen toegelaten en wordt geregeld door het koninklijk besluit 24.01.1969 (cf.Ê4 - Instrumenten). Aangezien het echter om afvalstoffen gaat, moet er een regeling worden uitgewerkt in het kader van het Afvalstoffendecreet.

De hoeveelheid keukenafval die op deze manier wordt vervoederd bedraagt ongeveer 6.300 ton per jaar en zou kunnen worden uitgebreid tot 10.000 ton/jaar.

De varkenshouder vermengt het keukenafval met andere organische stromen en meel.

Er bestaan geen exacte gegevens over de hoeveelheden afval die terechtkomen in de dierlijke voeding. Naar schatting wordt aan zoÕn 200.000Êvarkens in Vlaanderen brijvoeding verstrekt. Met de bijkomende (kleine) 7.000 varkens die met

keukenafval gevoederd worden, geeft dit een totaal van ongeveer

207.000Êvarkens. Op een totaal van 10-11 miljoen slachtingen per jaar (2,5 rondes per jaar) betekent dit dat ± 5 % van de totale varkensstapel (4ʈÊ4,4Êmiljoen) met brijvoeding wordt gevoederd.

Veel Belgische varkenshouders staan voor de levering van veevoeder onder contract bij mengveevoederbedrijven en zijn aan dat bedrijf verbonden. Het aandeel van brijvoeding in de markt van varkensvoeding is hierdoor in vergelijking met Nederland en Duitsland beperkt.

Een deel van het organisch bedrijfsafval komt rechtstreeks bij de boer terecht zonder tussenkomst van foeragehandelaars of gespecialiseerde bedrijven. Bij

kleine hoeveelheden gebeurt de ophaling bij de producent van het organisch afval door de plaatselijke veehouders.

De varkenshouders die hun dieren voederen met brij moeten zekerheid hebben over de aanvoer van hun basisproducten en doen hiervoor beroep op

gespecialiseerde foeragehandelaars/bedrijven (regelen verkoop van natte

plantaardige organische afvalstromen) of op de producenten van de afvalstof zelf.

In tegenstelling tot de varkenshouder die keukenafval vervoedert, halen deze boeren zelf praktisch geen ladingen op. Ze zijn hoofdzakelijk afgestemd op continu vrijkomende organische bedrijfsafvalstromen. De enkelvoudige stromen worden opgeslagen in siloÕs en opslagruimtes bij de varkenshouder.

Knelpunt

− De markt van brijvoeding in Vlaanderen is beperkt door de ÔvoedertraditieÕ (verwevenheid van varkensbedrijven met mengveevoederfirmaÕs). In Nederland is de brijvoedingmarkt meer uitgebouwd, ongeveer 20-25 % van de Nederlandse varkensstapel krijgt brijvoeding. Deze marktsituatie kan bepalend zijn voor eventuele verdere uitbreiding van brijvoeding in de toekomst (afzetgebied van organische reststromen). De bedrijfsgrootte is van groot belang voor de rendabiliteit van brijvoeding.

− Omtrent de vervoedering van keukenafval dient een consistente regelgeving te worden uitgewerkt (OVAM Ð Ministerie van Landbouw).

b Technieken

Het rechtstreeks vervoederen van organische bedrijfsstromen heeft geen specifieke technieken nodig.

Bij onrechtstreekse vervoedering worden de stromen onderling gemengd en/of ingemengd met droge voeders. De verwerkingstechniek (bij de boer zelf of in gespecialiseerde bedrijven) hangt af van de organische stroom die ingemengd wordt in het voeder. Zo wordt het keukenafval gekookt en gemengd door de varkenshouders. Daarnaast zijn er de plantaardige organische bedrijfsstromen uit de distributiesector en voedingsindustrie die, indien nodig, ontpakt, gemalen, gemengd, aangezuurd en/of gedroogd worden. De meeste organische stromen worden, in tegenstelling tot het keukenafval, niet verwarmd v——r gebruik in de dierlijke voeding.

b.1 Verwerking van keukenafval

De locaties van de producenten van het keukenafval liggen in een straal van ongeveer 30 km rond het bedrijf van de varkenshouder. Het gaat hier veelal om ziekenhuizen, rustoorden, gehandicapteninstellingen, jeugdinstellingen,

restaurants, scholen en vakantieoorden.

De opslag van het keukenafval bij de producent gebeurt in plastieken of ijzeren tonnen/rolcontainers van 100, 200 of 240 liter, al dan niet met deksel. De varkenshouder haalt deze tonnen/rolcontainers met een hiervoor bestemde vrachtwagen 1 tot 3 maal per week op en laat op hetzelfde moment gereinigde lege tonnen/rolcontainers achter.

Het keukenafval is gescheiden van papier, plastiek, grote beenderen, enz. . Het afval wordt eerst gemalen en gemixt en dan gekookt in een stoomketel. De verwerkingscondities zijn variabel van bedrijf tot bedrijf, de temperatuur schommelt

tussen 90 en 160 ¡C en de tijdsduur tussen 1 en 4 ˆ 5 uur. In een enkel geval worden biofilters gebruikt om geurhinder te beperken.

Na verhitting wordt het keukenafval veelal gemengd met andere producten in een andere silo of bak. De ingemengde stoffen worden niet aangezuurd om de houdbaarheid te verlengen. Noch ondergaan zij een hittebehandeling, tenzij om de verteerbaarheid (bijvoorbeeld tarwezetmeel) te verhogen.

Deze manier van brijvoedering kent in Vlaanderen geen doorgedreven procesautomatisatie op het varkensbedrijf.

De verwerking van keukenafval samen met producten uit de distributie- en voedingsnijverheid gebeurt in Duitsland al op grotere schaal in gespecialiseerde bedrijven. Het organisch afval wordt na malen en menging, gestoomd in gespecialiseerde ketels. In het ene bedrijf wordt gesteriliseerd op 90 ¡C gedurende 1Êuur. In een ander bedrijf verwerkt men keukenafval aan

destructienormen : 133 ¡C bij 3 bar gedurende 20 minuten. Dit verhittingsproces is geautomatiseerd waardoor een continue procescontrole mogelijk is. In de

bedrijven en bij het transport is er een strikte opvolging van de hygi‘nisch-sanitaire voorwaarden die de wet oplegt. De samenstelling en voederwaarde van het brijvoeder zijn vaak per partij bepaald zodat de landbouwer de nodige informatie krijgt om een voederschema op te stellen.

Het verschil tussen deze verwerking en die bij de Vlaamse varkenshouders ligt in het feit dat verschillende afvalstromen samen worden gemengd en gestoomd, terwijl bij de Vlaamse varkensboeren alleen keukenafval wordt gekookt. In Duitsland gebeurt de verwerking van keukenafval hoofdzakelijk in grootschalige installaties, ook nog wel door de landbouwer zelf. In Vlaanderen zijn het enkel de individuele varkenshouders die keukenafval verwerken.

Knelpunt

− De productie en het gebruik van brijvoeder vragen om technische aanpassingen en investeringen in het bedrijf.

b.2 Verwerking van plantaardige organische bedrijfsstromen.

Zowel in Vlaanderen, Nederland als Duitsland wordt de afzet van plantaardige organische bedrijfsstromen in de dierenvoeding meestal geregeld door een foeragehandelaar of door gespecialiseerde bedrijven. De levering van een

organische stroom bij de varkenshouder gebeurt soms ook door de producent zelf.

Indien de hoeveelheden kleiner zijn, gebeurt de ophaling door plaatselijke veehouders.

Meestal wordt het finale brijvoeder op het varkensbedrijf zelf gemengd met behulp van een computergestuurde brijvoederinstallatie.

In Vlaanderen ontpakken een aantal varkenshouders zelf melkproducten via een maalsysteem met schroef.

De gespecialiseerde bedrijven oefenen verschillende activiteiten uit. Er zijn bedrijven die zich richten op het drogen van organische afvalstromen. Vloeibare stromen uit de voedingsnijverheid zoals vetten, enzymen, deeg, mosterdzaad of eiwithydrolysaten worden na menging opgeslagen in siloÕs of gewoon op de grond.

Daarnaast zijn er bedrijven die zich richten op droge organische producten uit koekjesfabrieken, industri‘le bakkerijen, enz. . Na een maalproces worden deze

als droge producten geleverd voor de brijvoeding. De enkelvoudige grondstoffen kunnen ook in het verwerkende bedrijf verder gemengd en gepelletiseerd worden.

Er zijn in Nederland een aantal gespecialiseerde bedrijven/handelaars gericht op de verwerking en distributie zowel van vloeibare organische stromen als van droge stromen zoals koekjes, brood of wafels. De laatste ontwikkelingen situeren zich op het gebied van het ontpakken van voedingswaren uit de distributiesector en de verwerking/afzet ervan in de varkensbrijvoeding. Anno 1999 komt organisch afval uit Belgische distributieketens terecht in Nederland en wordt het verkocht aan Nederlandse varkenshouders.

In deze bedrijven worden groenten en fruit voorgebroken en vermoest tot een vloeibare pap. Verpakte producten zoals yoghurt en verpakte groenten worden geperst om de inhoud en verpakking van elkaar te scheiden. Verpakkingen zoals plastiekfolie en karton komen via een luchtsysteem in aparte bunkers terecht.

Glazen flessen met melk, limonades, fruitsappen, enz. (dun vloeibaar) worden gebroken. Het glas komt terecht in een container. Het product wordt van de verpakking gescheiden via een zeef. Tetrapak en blik worden geperst waardoor een terugname van de verpakking mogelijk is.

Tot slot kunnen ook flessen met een kroonkurk machinaal ontkurkt worden waardoor een 100 % recyclage kan gebeuren van zowel fles als inhoud.

De stromen komen in aparte opslagtanks waar ze, indien nodig, verder worden aangezuurd. De enkelvoudige stromen worden afgeleverd aan de varkenshouders die hun brijvoeder mengen op het bedrijf zelf.

Knelpunten

− Het ontpakken van verpakte producten uit de distributiesector vergt gespecialiseerde, dure machines.

− De samenstelling van natte organische stromen en vooral van keukenafval is niet altijd constant. Vooral het voederen van keukenafval aan varkens kent weinig tot geen standaardisatie betreffende de formulering van de samenstelling en voedingswaarde van de brij in Vlaanderen. De varkenshouder zelf ziet hier echter geen probleem. In de moderne varkensbedrijven waar brijvoeding van plantaardige organische stromen geautomatiseerd is, stelt deze formulering geen probleem door de deskundige begeleiding van de veevoederfirmaÕs die raad geven over het samenstellen en mengen van het brijvoeder. Hierbij is het nodig de

chemische samenstelling van de enkelvoudige stoffen te kennen. Het is ook wenselijk om te werken met goed ÔloopbareÕ stromen om problemen te voorkomen bij de opslag, inmenging en het transport van de brij door de leidingen.

− De varkenshouder die zijn dieren met brij voedert is sterk afhankelijk van de producenten van de organische stromen, zowel qua hoeveelheden

(seizoenproductie) als qua kwaliteit (bijvoorbeeld verontreiniging met een reinigingsproduct).

c Acceptievoorwaarden

Voor de vervoedering van organische stromen aan dieren zijn er geen

milieuhygi‘nische eisen opgelegd. Wel kunnen er eisen worden gesteld vanuit hygi‘nisch-sanitair standpunt om risicoÕs voor dier- en volksgezondheid zo veel mogelijk uit te sluiten. In het verleden was wettelijk vastgelegd welke stoffen

toelaatbaar waren in de dierlijke voeding. Sinds 1999 wordt echter gewerkt met een negatieve lijst van producten die niet in de veevoeding worden toegelaten.

c.1 Keukenafval

In Vlaanderen en Duitsland is het voederen van keukenafval aan dieren onder bepaalde voorwaarden toegelaten (zie 4 - Instrumenten en f - Regelgevende aspecten)

Het binnenkomende keukenafval op het verwerkende bedrijf moet vrij zijn van plastiek, glas, papier, folie, bestek, grote beenderen, enz. . Een goede scheiding van het keukenafval en niet-eetbare producten is dan ook een eerste vereiste.

Daarenboven mag er geen microbieel bederf zijn van het keukenafval.

Het gesteriliseerde keukenafval wordt verwacht vrij te zijn (of niet-schadelijke dosissen te bevatten) van bepaalde bacteri‘n (Enterobacteri‘n, Salmonella, Coliformen), virussen (bijvoorbeeld varkenspestvirus), toxines, schimmels, antibioticaresiduen, enz. .

c.2 Plantaardige organische bedrijfsstromen

Tot begin 1999 werd gewerkt met een positieve lijst van producten die toelaatbaar waren als grondstof in de dierlijke voeding. Deze lijst was gevoegd als bijlage bij het koninklijk besluit van 10.09.87 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding. Voor 80 % waren het organische stoffen (zowel plantaardig als dierlijk) in droge vorm.

Vanaf mei 1999 is er echter een nieuw koninklijk besluit van 08.02.99 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding van kracht, dat het koninklijk besluit van 10.09.87 opheft. In het nieuwe koninklijk besluit van 08.02.99 wordt algemeen aangegeven welke stoffen niet als of in dierlijke voeding mogen gebruikt worden of aanwezig zijn. Fecali‘n, urine, huishoudelijk afval, onbehandeld afval van eetgelegenheden en slib van waterzuiveringsinstallaties waarin afvalwater wordt behandeld, zijn niet toegelaten. Verder behandelt het koninklijk besluit het in verkeer brengen en de etikettering van stoffen bestemd voor dierlijke voeding. Via het ministerieel besluit van 12.02.99 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding worden deze ongewenste stoffen en producten vastgesteld. Voor een aantal ongewenste stoffen en producten worden maximumgehaltes bepaald. De toegelaten toevoegingsmiddelen zijn eveneens in het ministerieel besluit opgenomen.

Net als voor keukenafval zijn er geen milieuhygi‘nische eisen opgelegd.

Een goede scheiding van verpakkingsmateriaal en het beperken van schadelijke bacteri‘n, schimmels, virussen, enz. is essentieel.

Ook in Nederland staan alle producten die niet zijn toegelaten in de dierlijke voeding op een negatieve grondstoffenlijst; al de overige producten zijn dus wel toegelaten. Er mogen geen vleesproducten verwerkt worden tot veevoeding, tenzij onder de speciale voorwaarden voor de verwerking van dierlijk afval. In de

Nederlandse GMP-regeling is geformuleerd aan welke voorwaarden het brijvoeder moet voldoen (bijvoorbeeld vervuilingsgrens van verpakking < 1 %).

d Sanitaire aspecten d.1 Keukenafval

Het koninklijk besluit van 24.01.1969 geeft de bepalingen weer voor de verwerking en het gebruik van keukenafval in de veevoeding. De varkenshouders verwarmen het keukenafval tot een temperatuur tussen 90 en 160 ¡C gedurende 1 tot 4 ˆ 5 u.

Ongeveer 3 maal per jaar nemen de provinciale diergeneeskundige diensten stalen van het voeder op het varkensbedrijf. De varkenshouders zelf zijn ervan overtuigd dat varkenspest niet door het vervoederen van keukenafval wordt veroorzaakt mits een goede warmtebehandeling gerespecteerd wordt.

De reiniging en ontsmetting van tonnen en vrachtwagens wordt goed toegepast zowel bij de varkenshouder als in het bedrijf. De hygi‘nische bewaring van het keukenafval in goed gereinigde tonnen vermindert de kans op

schimmelontwikkeling en microbieel bederf.

Knelpunten

− In het koninklijk besluit van 1969 staan geen concrete voorwaarden (temperatuur, tijdsduur, druk) voor de sterilisatie van het keukenafval. Het besluit definieert niet wat ÔsterilisatieÕ inhoudt (normen).

− Het varkenspestvirus dat potentieel aanwezig kan zijn in keukenafval, zou verdwijnen onder de huidig aangewende verwerkingscondities (42). Het verdwijnen van het eventueel aanwezige BSE prion onder de huidige verwerkingsmethode wordt echter in vraag gesteld (43).

− Voor de verwerking van keukenafval zouden in de toekomst dus eerder dezelfde destructienormen (133 ¡C, 3 bar, 20 min) moeten gelden als voor Ôdierlijk afvalÕ (44). Om deze normen te halen zijn extra investeringen in de installatie nodig. Deze normen veroorzaken echter een vermindering van de voedingswaarde (bijvoorbeeld afbraak van vitaminen) van het keukenafval.

Destructienormen zijn bij de lokale varkenshouders met hun huidige infrastructuur waarschijnlijk niet haalbaar.

d.2 Plantaardige organische bedrijfsstromen

In tegenstelling tot het keukenafval, worden de meeste plantaardige organische bedrijfsstromen niet verwarmd. Dit verhoogt de kans op aanwezigheid van microbi‘le entiteiten, residuen, enz. indien de stromen langere tijd bewaard moeten worden. Om snel bederf tegen te gaan, worden bepaalde stromen aangezuurd. De sanitaire controle op brijvoeder is in Vlaanderen beperkt. In Duitsland is er regelmatig controle.

De meeste mengveevoederbedrijven in Vlaanderen zijn niet uitgerust om brijvoeding te maken.

Het mengen van verschillende natte en droge ingredi‘nten tot een brijvoeder is daarom meer aangewezen bij de varkenshouder zelf en wordt vergemakkelijkt indien de nodige automatisatie en computersturing aanwezig zijn op het

varkensbedrijf. Dit vergt investeringen en een deskundige aanpak. Daarenboven moet de varkenshouder snel kunnen reageren om een oplossing te vinden als er iets mis gaat met een bepaalde organische stroom die ingemengd wordt in de brij.

In Nederland en Duitsland wordt brijvoeder op veel grotere schaal toegepast. In Nederland betreft het zoÕn 2 - 2,5 miljoen (20 - 25 % van de varkensstapel) (45). De brijvoedermarkt kent nog een sterke opmars. Het gaat veelal om grote

varkensbedrijven (meer dan 5.000 varkens per bedrijf). In Nederland zijn de producenten van droge veevoeders vaak verbonden met foeragehandelaars om de brijvoedermarkt verder uit te bouwen en de varkenshouders optimaal te

begeleiden.

Knelpunten

− Voor aardappelproducten bestaat het probleem dat bruinrot mogelijk kan worden verspreid (en potentieel besmettingsgevaar inhoudt) via de mest.

− Er moet continu aandacht zijn voor de eventuele aanwezigheid van

ziektekiemen, ongewenste chemicali‘n zoals zware metalen, reinigings- en bestrijdingsmiddelen (pesticiden) en eventuele residuen (antibiotica of coccidiostatica). Bij foeragehandelaars blijkt soms weinig controle te zijn op microbi‘le entiteiten (bijvoorbeeld Salmonella).

− Organische stromen hebben een beperkte houdbaarheid. De

omloopsnelheid van de organische stromen, vormt een groot probleem omdat zij in tamelijk grote hoeveelheden worden geleverd (1 ton). Om de reststromen zo snel mogelijk te vervoederen is er een minimum van 1.000 -1.500 vleesvarkens en 400 zeugen per bedrijf nodig.

e Economische aspecten e.1 Keukenafval

Het keukenafval wordt In Vlaanderen ofwel gratis opgehaald door de

varkensboeren, ofwel krijgt de varkenshouder een vergoeding voor de ophaling (1.000 - 4.000 BEF/maand). In een enkel geval betaalt de boer 40.000 BEF/jaar voor het afhalen van het keukenafval bij een grootkeuken. In de meeste gevallen wordt de boer echter vergoed voor de ophaling van het keukenafval. Voor de producent is deze manier van ophaling een goedkoop alternatief. Het keukenafval wordt meestal gemengd met andere producten. Bijgemengde afvalstoffen zijn rechtstreeks afkomstig van mislukte producties uit de voedingsnijverheid of worden door een foeragebedrijf geleverd.

De gemiddelde voederkostprijs bedraagt (namelijk mengsel van keukenafval met andere producten) ongeveer 10 BEF/vleesvarken,dag afhankelijk van het in te mengen product en het groeistadium van het dier.

Tabel 52 bevat een raming van de totale voederkosten per dier over de hele mestperiode van een vleesvarken. Het vetmesten van varkens (tot 100 - 110 kg levend gewicht) met brijvoeding op basis van keukenafval kost gemiddeld

1.200ÊBEF/varken. Het voederen met droog voeder kost gemiddeld 2.100 BEF per varken. Hieruit blijkt dat er een sterke reductie is van de voederkosten per dier met brijvoeding waarin keukenafval is vermengd, ten opzichte van het traditionele droge voeder (± 40 % per dier). Dit brengt een economisch voordeel mee voor de varkenshouder. De voederkosten maken immers 40 ˆ 60 % van de totale kosten uit per dier.

Tabel 52. Raming van de totale voederkosten per dier (brijvoeding op basis van voeder per dier per dag

5 l 1,9 kg

Kostprijs per l of kg voeder 2 BEF (keukenafval met andere ingemengde stoffen)

10 BEF (*)

Duur van de mestperiode 110 - 130 dagen 100 - 120 dagen Totale kosten aan voeder

per dier (excl. investering en bewerking)

1.100 - 1.300 BEF 1.900 - 2.280 BEF

(*) Een kilo mestvarkenmeel/zeugenmeel kost 8 - 10 BEF; een kilo biggenmeel kost 10Ê-12ÊBEF (afhankelijk van de grondstoffenprijzen en de afgenomen hoeveelheid).

Men zou denken dat de kosten bij brijvoedering 900 BEF per varken lager liggen.

Er zijn echter extra kosten :

− voor de verwerking en vervoedering van keukenafval zijn bijkomende investeringen vereist

− langere mestperiode

− lagere prijs per kg (varkens zijn vetter indien er geen goede aangevulde voeding is)

De totale investering van een stoominstallatie en een meng- en verdeelsysteem voor brijvoeding met keukenafvalinmenging wordt geschat op 10 - 20 miljoen BEF

De totale investering van een stoominstallatie en een meng- en verdeelsysteem voor brijvoeding met keukenafvalinmenging wordt geschat op 10 - 20 miljoen BEF