• No results found

Gebruik van eigen tuinafval en van snoeihout

4 Algemene beginselen

1 GFT- en groenafval

1.2.3 Gebruik van eigen tuinafval en van snoeihout

1.2.3.1 Evolutie

Gras en bladeren kunnen rechtstreeks als bodembedekker tussen bomen, struiken en vaste planten worden uitgestrooid, zodat een mulchlaag ontstaat die verdere groei van onkruid belemmert. Snoeihout dient, vooraleer het als mulchlaag kan worden aangewend, eerst te worden versnipperd.

Bij tuinafval, zoals gras en bladeren, moet het tuinafval afkomstig zijn van de eigen tuin en daar rechtstreeks opnieuw worden gebruikt. Voor snoeihout geldt echter dat het via derden mag worden verhakseld, vooraleer het in de tuin wordt

aangewend. Het snoeihout hoeft bijgevolg niet afkomstig te zijn uit de eigen tuin.

Nagenoeg alle gemeenten in Vlaanderen kunnen beschikken over een eigen of intercommunale hakselaar of verkleiner. Sommige gemeenten versnipperen het snoeihout op aanvraag huis-aan-huis, terwijl andere gemeenten de voorkeur geven aan verhakselen op een centrale plaats zoals het containerpark of de

composteringsinrichting. Het gehakselde snoeihout wordt, al dan niet gratis, weer ter beschikking gesteld aan de inwoners van de gemeente. Gemeentelijke groendiensten, maar ook tuinaanleggers, wenden meer en meer het eigen snoeihout na verhakselen aan voor eigen gebruik.

Een kwantificering van de hoeveelheid tuinafval die op deze manier wordt gebruikt, is uiteraard niet te maken.

De hoeveelheid snoeihout die na verhakselen weer bij de bevolking of de gemeente terechtkomt, wordt geraamd op 12 kg per inwoner voor 1997 (1). In 1993 werd deze hoeveelheid nog op 20 kg per inwoner geschat. Een verklaring voor deze daling is moeilijk te vinden.

Het gebruik van verhakseld snoeihout is goed gekend, maar wordt nog niet voldoende (en blijkbaar minder dan vroeger) toegepast. Het rechtstreekse gebruik van gras en bladeren ondervindt meer weerstand en de goede eigenschappen als bodembedekker zijn onvoldoende bekend bij de bevolking.

Openbare diensten kunnen een voorbeeldfunctie uitoefenen.

Een enqu•te-onderzoek in West-Vlaanderen (2) leert dat gemiddeld een vijfde van de bevolking versnipperd snoeihout gebruikt. Meestal is het snoeihout afkomstig uit eigen tuin.

De totale hoeveelheid organisch afval die door preventie niet voor ophaling of centrale verwerking wordt aangeboden is berekend in 1.2.6.3.

1.2.3.2 Knelpunten

− Indien het snoeihout wordt verhakseld en rechtstreeks gebruikt, blijft het weg van de groencomposteringsinrichtingen, terwijl deze juist veel

structuurmateriaal nodig hebben om het overige groenafval (fijner tuinafval) te kunnen composteren.

1.2.4 Thuiscomposteren

1.2.4.1 Evolutie

Bij de amateur-tuinier, en dan vooral in de ecologische sector, is het

thuiscomposteren al jaren goed ingeburgerd. Dankzij de jaarlijkse informatieacties van de OVAM sinds 1994 en lokale sensibiliseringscampagnes van gemeenten en intercommunales, breidt het thuiscomposteren verder uit. Hierna volgt de evolutie van enkele kwantificeerbare parameters die betrekking hebben op

thuiscomposteren.

a Compostvaten

Een belangrijk instrument zijn de compostvaten geweest, die de OVAM door het subsidi‘ringsbesluit (3) in de periode 1994-1995 met 60 % subsidieerde en in de periode 1996-1998 met 40 %, op een maximaal aankoopbedrag van 1.200ÊBEF (excl. BTW) per compostvat. Boven op deze subsidie gaven een aantal

gemeenten nog een extra subsidie.

Hoewel het moeilijk statistisch is te bewijzen, blijkt toch dat gemeenten met een prijs beneden 750ÊBEF/vat relatief veel compostvaten kunnen verkopen. In een aantal gemeenten ontstond zelfs een wachtlijst.

In totaal zijn er subsidies aangevraagd voor 230.000 compostvaten. Eind 1997 zijn meer dan 180.000 compostvaten ter beschikking van de bevolking. Dat wil zeggen dat bijna een half miljoen inwoners of ongeveer 8 % van de bevolking in

Vlaanderen door middel van een compostvat kan thuiscomposteren.

De verkoop van compostvaten kan uiteraard geen maat zijn voor het thuiscomposteren. Voor compostvaten bestaan tal van alternatieven :

composthoop, compostbak of wormenbak. In 1.2.6.2 wordt een analyse gemaakt van alle manieren van thuiscomposteren.

b Compostmeesters

Sinds 1995 organiseert de OVAM, in samenwerking met ComitŽ Jean-Pain, opleidingen voor compostmeesters. Compostmeesters vervullen een belangrijke taak in de begeleiding van de individuele burgers bij het thuiscomposteren.

De eerste compostmeesters studeerden af in de gemeente Dilbeek. Een oproep aan de overige gemeenten leidde tot de start van ongeveer 15 opleidingen voor compostmeesters, die afstudeerden in het voorjaar van 1996. Naar aanleiding van

het afstuderen van de eerste 100 compostmeesters werden de diplomaÕs uitgereikt tijdens een persconferentie, die ruime persaandacht (zelfs een bijdrage in het VTM-nieuws) kreeg. In 1996 gingen opnieuw 18 groepen met de opleiding voor compostmeester van start, in 1997 nog eens 40 en in 1998 opnieuw 30 groepen.

Eind 1997 telde Vlaanderen ongeveer 1.500 gediplomeerde compostmeesters ofwel 25Êcompostmeesters op 100.000Êinwoners.

Op 13 en 14 juni 1998 werd het eerste compostweekend georganiseerd, met als doel :

− de compostmeesters beter bekend te maken bij het grote publiek

− gemeenten en/of intercommunales waar opleidingen tot compostmeester zijn georganiseerd, aan te zetten tot actie

− het composteren nog eens extra onder de aandacht te brengen

− de kringloopgedachte te promoten door het openstellen van de tuinen van compostmeesters

Op 12 en 13 juni 1999 werd deze activiteit herhaald.

Tijdens het 1ste weekend werden ruim 100 activiteiten georganiseerd, verspreid over 60 gemeenten. In het 2de weekend waren er reeds 140 acties gepland in bijna 70 gemeenten.

Er wordt vanuit gegaan dat op intercommunaal niveau ŽŽn actieve

compostmeester op 2.500 inwoners beschikbaar moet zijn. Rekening houdend met deze referentie kan worden gesteld dat in een aantal intercommunales nog (aanvullende) opleidingen tot compostmeester nodig zijn.

In de gebieden Interza, IVRO, Knokke-Heist en Voeren zijn er geen

compostmeesters. Enkele gemeenten van de regioÕs IVIO, IVLA en Haviland hebben voldoende compostmeesters, maar de overige gemeenten hebben er geen. De intercommunale Interleuven heeft te weinig compostmeesters om de hele bevolking te bedienen. De betrokken intercommunales moeten worden aangespoord om compostmeesters op te leiden en te blijven begeleiden.

c Compostpaviljoen

In de gemeente Dilbeek is in het kader van een afvalvoorkomingsproject in het najaar van 1995 een compostpaviljoen geopend. De bedoeling is de bewoners van een hoogbouwwijk een alternatief te bieden voor het GFT-afval.

Thuiscomposteren is in appartementsgebouwen doorgaans moeilijk realiseerbaar omwille van plaatsgebrek en geurhinder.

In het najaar van 1996 is de OVAM gestart met een evaluatie-onderzoek (45), waarbij onder andere specifiek de samenstelling van het huisvuil van de hoogbouwwijk werd bepaald en de gezinnen van de hoogbouwwijk werden ge‘nqu•teerd.

Uit het sorteeranalyse-onderzoek komt duidelijk naar voor dat het

compostpaviljoen zeer succesvol is voor de reductie van de hoeveelheid organisch materiaal in de huisvuilzak. In de wijk met het compostpaviljoen blijkt nog slechts 38 % van de huisvuilzak uit keuken- en tuinafval te bestaan, tegenover 47 % in de landelijke wijken van Dilbeek en 53 % in de stedelijke wijken.

Het enqu•te-onderzoek toont aan dat de helft van de inwoners van de

hoogbouwwijk gebruik maken van het compostpaviljoen. Ongeveer de helft van gebruikers brengt wekelijks een bezoek aan het compostpaviljoen.

1.2.4.2 Knelpunten

− Het campagnemateriaal van de OVAM moet worden vernieuwd en

geactualiseerd, enerzijds om de aandacht levendig te houden en anderzijds om in te spelen op de nieuwe evoluties. Een belangrijk deel van de

bevolking composteert reeds thuis. Naast het bestendigen van de trend dat meer en meer mensen thuiscomposteren, komt het er nu op aan om :

− de hoeveelheid afval die thuis wordt gecomposteerd te vergroten

− het afhaken van thuiscomposteerders te vermijden

− de kwaliteit van het thuiscomposteren te verbeteren

− De sensibilisering zal in de toekomst daarop gericht moeten zijn.

− De logistieke ondersteuning gebeurt centraal en wordt een te grote belasting voor de OVAM.

− Levering van een compostvat zonder toebehoren (bijvoorbeeld

beluchtingsstok), richtlijnen, gebruiksaanwijzing en/of opvolging, vergroot de kans dat beginnende composteerders fout van start gaan en al snel afhaken.

− Inwoners evenals gemeenten en intercommunales kampen vaak met te lange levertijden voor de compostvaten, meestal te wijten aan de procedure voor subsidi‘ring.

− Er zijn gevallen bekend van gemeenten/intercommunales die de

subsidi‘ring van de compostvaten niet in de kostprijs van de compostvaten aan de burgers doorrekenen.

− Omwille van het grote aantal opleidingen tot compostmeesters en het daarmee samenhangende budget, kan er niet flexibel genoeg worden ingespeeld op vragen van gemeenten en intercommunales die tijdens het jaar alsnog een opleiding wensen te organiseren.

− Na de opleiding dienen de compostmeesters blijvend ondersteund te worden door gemeente en/of intercommunale, zowel moreel als materieel.

− Een gunstig gelegen, goed uitgebouwde demonstratieplaats ontbreekt vaak.

− Thuiscomposteren wordt te vaak beschouwd als een manier om de

hoeveelheid afval te reduceren (omwille van de financi‘le prikkel), terwijl het zou moeten worden gezien als een manier om goede compost te

produceren en te gebruiken, wat de essenti‘le schakel is om de (korte) kringloop te sluiten.

1.2.5 Andere

1.2.5.1 Evolutie

EŽn van de nieuwste (en tegelijk ook oudste) trends op het vlak van preventie is de promotie van het houden van kippen.

In 1999 is de intercommunale IVVVA gestart met de promotie van kippen als verwerkers van organisch afval. De intercommunale Regionale Milieuzorg zet tegen eind 1999 een actie op touw met kant-en-klare pakketten, legbatterijkippen incluis. De gemeente Lichtervelde heeft in 1999 een kippenproject, namelijk ÒHet gouden afval-eiÓ gelanceerd, met drie gratis kippen per gezin.

Verder kunnen ook konijnen of ganzen of eenden dienst doen als afvalverwerkers.

1.2.5.2 Knelpunten

− Belangrijk voor deze dieren is uiteraard dat ze, behalve het keuken- en tuinafval, dagelijks ook een portie aangepast voeder krijgen, dat ze bijzondere zorgen krijgen en een aangepaste huisvesting. Al bij al vragen de dieren toch nog meer inzet dan een compostvat of Ðhoop. Daarom moet voorzichtig met de promotie worden omgesprongen, voor het welzijn van de dieren.