• No results found

Papier-, karton- en pulpindustrie‘n

2 Organische bedrijfsafvalstoffen

2.3.1.18 Papier-, karton- en pulpindustrie‘n

a Beschrijving sector

In 1999 zijn er in Vlaanderen zeven papier- en kartonfabrieken, waarvan er twee pulp produceren (33). De organische afvalstroom afkomstig uit deze sector die voor de analyse van belang is, is het slib.

b Aanbod

Bij de fabricage van papier, karton en pulp komen twee soorten slib vrij :

ontinktingsslib door het ontinkten van oud papier en waterzuiveringsslib. Samen met het ontinktingsslib komt ook grof recyclageresidu vrij, zogenaamde rejects. Dit bestaat uit nietjes, plastiek, kaften, hout, e.d. Dit afval wordt gestort.

In 1992 bedroeg de hoeveelheid ontinktingsslib 27.000 ton en waterzuiveringsslib 68.000 ton (34). Er wordt een toename tot respectievelijk 80.000 ton en 100.000 ton in 2000 voorspeld. De productie van pulp neemt door een overschakeling naar meer oud papier verbruik af.

Het slib van de waterzuivering (zowel primair als secundair) bevat weinig zware metalen. Het ontinktingsslib bevat wel zware metalen.

Het droge stofgehalte van het slib ligt meestal boven 30 %. Verontreinigingen boven de Vlarea-normen doen zich voor bij de zware metalen Cu en Zn, monocyclische aromatische koolwaterstoffen.

c Verwerking

Ontinktingsslib afkomstig uit de papierindustrie is te verontreinigd met onder meer organische verontreinigingen voor gebruik in de landbouw. In de praktijk wordt het meeste ontinktingsslib gestort op een categorie-1-stortplaats. Verbranding vergt eerst een sterke droging met energieverbruik, hetgeen de eventuele

energierecuperatie zeer sterk relativeert.

Van het waterzuiveringsslib uit deze sector wordt een deel gestort en een ander deel gemengd met boomschors en afgezet in de landbouw. Het

afvalwaterzuiveringsslib dat ontstaat bij de productie van nieuw papier voldoet na behandeling aan Vlarea en kan worden toegepast in de landbouw.

2.3.1.19 Slachterijsector

a Beschrijving sector

Een slachterij is een gebouw waarin dieren voor consumptiedoeleinden worden geslacht. Naast grootvee (bijvoorbeeld runderen en varkens) wordt ook kleinvee (bijvoorbeeld schapen en geiten) en pluimvee (bijvoorbeeld kippen) geslacht. De laatste jaren is er in de slachterijsector een trend van schaalvergroting waarbij het slachtproces werd gerationaliseerd en kwaliteitsbeheer een belangrijke plaats kreeg. De werking van een slachterij vereist behalve de nodige hulp- en grondstoffen een belangrijke hoeveelheid water en energie. De output van het productieproces beperkt zich niet tot het voor consumptie geschikte vlees, maar brengt ook afvalstoffen mee. De grootste stroom bestaat uit dierlijk afval zoals ingewanden, beenderen, vetten, bloed, huiden en haren. Voor dierlijk afval geldt er een specifieke reglementering, namelijk het besluit van de Vlaamse regering van 24.05.95 betreffende de ophaling en de verwerking van dierlijk afval. Deze stroom komt dan ook niet verder ter sprake in dit plan.

Belangrijke afvalstromen voor deze analyse zijn het waterzuiveringsslib en de maag- en darminhoud. Deze worden niet beschouwd als dierlijk afval en mogen dan ook niet verwerkt worden in een verwerkingsbedrijf van dierlijk afval. Vet- en vleesdeeltjes opgevangen door roosters worden wel beschouwd als dierlijk afval mits de roosters op regelmatige tijdstippen geledigd worden.

b Aanbod

De maag- en darminhoud van varkens en runderen komt vrij in de darmwasserij en wordt ofwel verzameld als mest ofwel weggespoeld naar de waterzuivering. Bij herkauwers (rund, schaap en geit) is de maaginhoud vrij groot omwille van het specifieke magensysteem (onder andere pens). De maag- en darminhoud van pluimvee blijft meestal in de maag en darmen achter en gaat zo mee met de ophaler van dierlijk afval.

De maag- en darminhoud van een varken bedraagt ongeveer 3,06 kg, voor een rund en een kalf is dit respectievelijk 79,04 kg en 25,24 kg. Rekening houdend met het feit dat in Vlaanderen in 1996 10.249.899 varkens, 443.211 runderen en 278.740 kalveren werden geslacht (Landbouwstatistieken, NIS, 1997), resulteert dit in 73.416 ton maag- en darminhoud in het jaar 1996.

Om te beantwoorden aan de lozingsnormen voor afvalwater in oppervlaktewater en door de stijgende milieuheffing hebben vele slachterijen ge•nvesteerd in een eigen waterzuiveringsinstallatie. De meest aangewende technieken om

organische stoffen zoals vlees- en vetdeeltjes of bloedresten te verwijderen uit het proceswater bestaan uit een voorzuivering (zeven, flotatie, flocculatie) en een biologische zuivering (veelal a‘roob actief slib). Als gevolg van de bouw van waterzuiveringsinstallaties is de hoeveelheid slib de laatste jaren toegenomen. De hoeveelheid wordt geraamd op 50.000 ton. In de PRESTI-studie (35) wordt voor de toekomst een lichte stijging van het slib voorspeld, tot 60.000 ton, door verdere uitbouw van de waterzuivering.

Tabel 40. Aanbod organisch afval van slachterijsector (in ton per jaar)

Afvalstroom Aanbod Opmerkingen

Onverpakte niet voor consumptie geschikte producten

655

Maag- en darminhoud 73.416

Slib 50.000 − DS = afhankelijk van geslacht dier :

varkensÊ<Ê5 %, runderen >Ê5Ê%

− slib van varkens ( 41.500 ton) : mogelijk verontreinigd met Cu, Cd en Zn

Totaal 124.071

Bron : PRESTI - sectori‘le studie slachthuissector (1997) - Fevia (1998) - OVAM Het slachtafval blijft hier buiten beschouwing, omdat dit in speciale verwerkingsinrichtingen moet worden verwerkt. In totaal bedraagt het slachtafval in Vlaanderen circa 578.600 ton per jaar.

c Verwerking

De maag- en darminhoud wordt veelal samen met de mest verspreid op

cultuurgrond. Soms wordt de maag- en darminhoud meegegeven met het dierlijk afval. Eventuele verontreinigingen bestaan uit voorwerpen die de dieren

accidenteel hebben opgegeten (bijvoorbeeld metaal). Ongeveer 1.300 ton gaat naar wormkwekerijen.

Het waterzuiveringsslib werd tot op heden veelal aangewend in de akkerbouw als meststof of bodemverbeterend middel. Deze afzetmogelijkheden worden echter meer en meer beperkt (cf. Vlarea en Mestdecreet).

Vaak ook ÔverbergenÕ de slachterijen het waterzuiveringsslib onderaan in de containers van dierlijk afval. Dit is echter niet toegelaten : het KB van februariÊ1999 laat geen slibs van waterzuivering toe in diervoeders..

Alternatieven zijn storten (duur), co-verwerking met dierlijk afval (toelating van Ministerie van Landbouw nodig), verbranding of vergisting. Dit laatste biedt in de toekomst wellicht de meeste perspectieven. Een vorm van preventie van maag-en darminhoud is het uitvastmaag-en van de diermaag-en alvormaag-ens ze te slachtmaag-en.

d Knelpunten

− De afzetmogelijkheden van maag- en darminhoud en waterzuiveringsslib als meststof of bodemverbeterend middel in de landbouw worden beperkt. Er moet gezocht worden naar alternatieve verwerkingsmogelijkheden.

− Vermenging van maag- en darminhoud en waterzuiveringsslib met het dierlijk afval moet worden vermeden. De verwerking samen met dierlijk afval is immers niet toegestaan, gebruik van waterzuiveringslib als veevoeder evenmin.

2.3.1.20 Suikerproductiesector

a Beschrijving sector

Bij het fabricageproces van suiker worden de suikerbieten in zeer kleine stukjes geraspt, die vervolgens in een warme vloeistof gedompeld worden. De suiker dringt doorheen de celwanden door osmose. De uitlogingsvloeistof - rijk aan suiker - wordt gezuiverd door kalk en koolzuurgas te injecteren, waarbij de onzuiverheden gefixeerd en neergeslagen worden met het gevormde

calciumcarbonaat. Het calciumcarbonaat wordt door filtratie verwijderd. Om de suikerconcentratie van het gezuiverde sap te verhogen, wordt dit ingedampt. In het daaropvolgende kookproces gaat de verdamping van de stroop voort. In de kookapparatuur ontstaat ten slotte een oververzadiging, wat de vorming van suikerkristallen veroorzaakt.

b Aanbod

Het productieproces van suiker levert een aantal organische stromen op - met name schuimaarde, pulp en melasse Ð die vrijkomen bij het reinigen, vermalen en raffineren. Cichoreipulp komt vrij bij de productie van caloriearme suiker uit cichorei.

Tabel 41 vermeldt de organische stromen die zowel als meststof of

bodemverbeterend middel op het land worden gevaloriseerd, als in de veevoeding worden gebruikt.

Tabel 41. Aanbod organische stromen in de suikersector (in ton per jaar)

Organische stromen Aanbod Opmerkingen

Schuimaarde 120.000 − OS : 9,4 %

Pulp 100.000 (in ton ds)

Melasse 70.000

Totaal 290.000

Bron : Fevia (1998)

c Verwerking

Als er verontreiniging optreedt tijdens het productieproces van suiker of indien de kristallisatie van suiker slecht verloopt, wordt het product, dat niet aan de

kwaliteitseisen voldoet, opnieuw gesmolten en ingezet in een eerdere fase van het productieproces. Productieafval van suiker komt dus nooit voor. Bovendien is suiker als eindproduct, verpakt of onverpakt, perfect houdbaar.

De suikerindustrie heeft geen slib waarvan het zich moet ontdoen. Het overtollige slib van de ana‘robe waterzuivering gaat naar de decanteringsvijvers, waar het samen met bijvoorbeeld bietenaarde wordt gefermenteerd. Omwille van de lange verblijftijd (ongeveer 5 jaar) in de decanteringsvijvers zijn de (eventuele)

fytosanitaire problemen bij het verlaten van de vijvers onder controle. Het aanwezige organisch materiaal wordt tijdens het verblijf volledig gemineraliseerd.

De organische stromen van de suikerindustrie, zoals pulp, melasse, bladeren en bietenstaartjes, worden aangewend in de veevoeding.

Bietenpulp blijft ÒeigendomÓ van de boer en wordt gebruikt als veevoeder, eventueel na persing en droging. De ÒAlgemene voorwaarden van aankoop en levering van suikerbietenÓ regelen de afname van pulp door de planters van de fabrikant.

Van de melasse gaat slechts een klein gedeelte naar de veevoeding. Gezien het hoge drogestofgehalte (60Ê%) wordt het gebruikt in gemengd droog krachtvoer.

Circa 5Ê% van het krachtvoer kan uit melasse bestaan. Het saldo wordt gebruikt in de gist-, alcohol- en citroenzuurproductie. De Belgische productie aan melasse is onvoldoende om aan de vraag te voldoen.

De schuimaarde wordt toegepast in de landbouw als bodemverbeteraar. De suikerindustrie heeft er een eigen merknaam aan verbonden, namelijk Neutrafertil en voert promotionele campagnes. Bovendien voert ze onderzoek uit naar nieuwe producten op basis van schuimaarde en naar andere afzetmogelijkheden.

Voor de suikerindustrie is het duidelijk dat ze zelf maatregelen neemt naar aanleiding van gestelde problemen. Een belangrijk deel van de organische stromen tracht zij te commercialiseren. Voor probleemstromen tracht ze reducties te realiseren. Dit is uiteraard enkel mogelijk indien er binnen de sector een goede samenwerking en verstandhouding bestaat.

d Knelpunten

− De afzet van schuimaarde als kalkmeststof aan de landbouw zal in de toekomst problemen kennen omwille van het mestbeleid.

− De verschillende taalversies van de EAC leiden tot interpretatieverschillen wat betreft de status van schuimaarde. Enkel in de Nederlandstalige versie wordt schuimaarde gecatalogeerd als afvalstof.

2.3.1.21 Tabakssector

a Beschrijving sector

Deze sector vervaardigt tabaksproducten zoals sigaretten, sigaren, (gehomogeniseerde en gereconstitueerde) tabak en snuif.

b Aanbod

De afvalstoffen worden in OVAM-meldingen algemeen omschreven als snijresten van de tabaksindustrie.

Tabel 42. Aanbod organisch afval in de tabakssector (in ton per jaar)

Afvalstroom

Aanbod

Afval van snijresten van de tabaksindustrie 800

Totaal 800

Bron : OVAM-meldingen (1995)

In de toekomst zal het aantal bedrijven in deze sector wellicht afnemen.

c Verwerking

Het grootste deel van het tabaksafval wordt gerecupereerd in de landbouw of als veevoeder. Tabaksbladeren worden ook gecomposteerd.

2.3.1.22 Textielsector

a Beschrijving sector

De textielsector kan worden opgesplitst in vijf subsectoren :

− Kledingtextiel

Omvat weefsels en breigoederen voor sportkleding, vrijetijdskleding, regenkleding, nachtkleding, werkkledij, É

− Interieurtextiel

Omvat tapijt, meubelstoffen, decoratiestoffen, huishoudlinnen, matrastijk, dekens en dekbedden, passementerie, É

− Technisch textiel

Omvat textiel voor geo en bouw, agro, tuinbouw en visvangst, defensie, bescherming en veiligheid, voertuigen, medische doeleinden, transport en verpakking, industri‘le toepassingen, É

− Spinnerij en voorbereiding

Omvat de voorbereiding en de productie van filament, vezels, garens, katoen, wol, vlas, É

− Veredeling

Wast, bleekt, verft, bedrukt en coat vezels, garens en stoffen; maakt tapijten, breigoed, weefsels, enz. vuilafstotend, krimpvrij, brandvertragend, É

b Aanbod

In de textielindustrie komen nogal wat afvalstromen vrij die grotendeels of uitsluitend uit organisch materiaal bestaan (zie Tabel 43).

Tabel 43. Aanbod organisch afval van de textielsector (in ton per jaar)

Sector Aanbod

Jute-industrie

Stof + opruimafval 1.000

Plantenvezel 100

Katoen-industrie

Stof + opruimafval 6.000

Plantenvezel 2.300

Katoenvezels 300

Stofresten 1.400

Verpakking van katoenvezels 100

Linnen-, hennep- en ramee-industrie

Plantenvezel 3.500

Tapijtindustrie

Plantenvezel 2.400

Wolafval 400

Tricotindustrie

Wol 3.300

Wolindustrie

Wolafval 800

Plantenvezel 1.300

Zijde-industrie

Plantenvezel 200

Totaal 23.100

Bron : OWS (1996)

c Verwerking

Volgens de OVAM-meldingen wordt het meeste organische textielafval gerecupereerd.

Katoenvezels worden ge‘xporteerd naar Frankrijk en verwerkt in laagwaardige producten (onder andere dweilen). Het is niet zeker of dit een optie blijft voor de toekomst. Op dat ogenblik zou deze stroom een echte afvalstroom kunnen worden.

De verpakking van katoenvezels wordt nu samen met het katoenstof gestort.

In het kader van COBA is er onderzoek uitgevoerd naar de vergistbaarheid van het organisch textielafval (24). De resultaten waren vrij goed, zodat dit mogelijk een optie voor de toekomst kan bieden, indien het organisch afval selectief wordt ingezameld.

d Knelpunten

− Alternatieve mogelijkheden naar veevoeding of landbouw schijnen niet of nauwelijks te bestaan.

− De afvalstoffen zijn, indien zij afkomstig zijn van sectoren die de stoffen bewerken, vaak verontreinigd met andere materialen die alleen kunnen worden verbrand of gestort.

− Het organisch afval van textielbedrijven bestaat meestal uit kleine

hoeveelheden waardoor het niet apart wordt ingezameld voor recuperatie in textielrecuperatiebedrijven.

2.3.1.23 Tuinbouwsector

a Beschrijving sector

De tuinbouwsector kan worden verdeeld in :

− de glastuinbouw

groenten (tomaten, komkommers, sla) en sierteelt. De tomatenteelt maakt 75% van de glastuinbouw uit en de komkommerteelt 10%. De sierteelt bestaat uit planten en snijbloemen.

− openluchtteelt

fruit (aardbeien) en groenten (augurken, sla)

Daarnaast zal in dit onderdeel ook de champignonteelt worden opgenomen aangezien in deze sector een belangrijke hoeveelheid ÔchampostÕ vrijkomt.

b Aanbod

De tuinbouwsector produceert een aanzienlijke hoeveelheid organisch materiaal (cf. Tabel 44).

Vaak is het organisch afval vermengd met niet-organisch materiaal, zoals folies, substraatmatten, enz. . In Tabel 44 is een raming weergegeven van de

hoeveelheid zuiver organisch materiaal die vrijkomt in de tuinbouw. Voor de tomatenteelt is het cijfer de som van de overgebleven plant, de clips en koorden.

De champignonteelt is toegevoegd omwille van de ÔchampostÕ die vrijkomt.

Champost is een verkorte afleiding van Ôafgewerkte champignoncompostÕ. Het is een mengsel van champignonsubstraat (samengesteld uit paardenmest, stro, slachtkuikenmest, gips en water) en dekaarde (voor 75 ˆ 80 % bestaande uit veen, gemengd met schuimaarde), dat op het einde van het teeltproces is

ÔdoodgestoomdÕ (= een warmtebehandeling heeft ondergaan om zowel de champignonschimmel als eventuele ziekten af te doden). Het mengsel wordt ÔafgewerktÕ genoemd omdat het voor de champignonteler niet meer bruikbaar is.

Tabel 44. Aanbod organisch afval van de tuinbouwsector (in ton per jaar)

Afvalstroom Aanbod

Openluchtteelt

Openluchtteelt van aardbeien 45.000

Organisch afval van de totale glastuinbouw

Organisch afval van de tomatenteelt 23.000

Andere 19.000

Champignonteelt

Champost 166.000

Totaal 253.000

Bron : COBA - Onderzoek afvalstromen land- en tuinbouw (36) Ð Champost (37)

De totale productie aan organisch afval voor de tuinbouwsector wordt geraamd op 253.000 ton op jaarbasis. Specifiek voor de aardbeienteelt is dat 45.000 ton, voor de tomatenteelt 23.000 ton per jaar en voor de champignonteelt 166.000 ton.

De tuinbouwsector legt grote nadruk op milieuvriendelijke teeltmethoden die gebruik maken van recycleerbare materialen. De introductie van de recycleerbare materialen zal echter nog wel enkele jaren duren.

c Verwerking

De huidige verwerking van het organisch afval uit de openluchtteelt en de

glastuinbouw geschiedt meestal door eigen ÔcomposteringÕ (op een hoop gooien) of verbranding (niet altijd legaal en/of vergund). Gezien de zware concurrentie en de zwakke positie van de sector is er geen bereidheid om over te schakelen op verwerkingssystemen met hogere kosten, bijvoorbeeld compostering in professionele installaties.

Bovendien is compostering niet altijd mogelijk als gevolg van bijvoorbeeld :

− de grote hoeveelheden monomateriaal

− aanwezigheid van niet-composteerbare elementen, zoals koorden en clips bij de tomatenplanten

− het gebruik van fytofarmaceutische producten

In het onderzoek (24), uitgevoerd voor COBA, is de vergistbaarheid van

tomatenplanten onderzocht. Hieruit is gebleken dat vergisten niet vlot verloopt, zeker niet voor de houterige planten uit de professionele tuinbouw die bovendien bespoten zijn. Onbespoten jonge planten geven een sneller biogasverloop, maar de afgisting is evenmin volledig.

Het is onduidelijk hoe de verwerking van het organisch tuinbouwafval uit de glas-en opglas-enluchtteelt zich zal ontwikkelglas-en.

De afzetkanalen van champost zijn weergegeven in Grafiek 10. Bijna tweederde van de totale hoeveelheid wordt afgezet in de land- en tuinbouw. Iets meer dan eenderde wordt gebruikt in de sector van de tuinaanleg en de particuliere verkoop.

particulieren 10%

land- en tuinbouw 64%

diversen 26%

Grafiek 10. De afzet van champost in 1996.

d Knelpunten

− Het afval uit de glas- en openluchtteelt komt geconcentreerd vrij, meestal aan het einde van het groeiseizoen.

− Organisch afval uit de glas- en openluchtteelt wordt op eigen terrein zogenaamd gecomposteerd (vaak niet vergund), met het risico van onvoldoende afdoding van ziektekiemen.

− Organisch afval uit de glas- en openluchtteelt wordt op eigen terrein verbrand (soms illegaal).

− Organisch afval van de tomatenteelt is moeilijk vergistbaar.

− Afval afkomstig uit de tomatenteelt is verontreinigd. Afgezien van de substraatmatten vormen de plastic beugels en het touw een belangrijke verontreinigende fractie, die tot op heden moeilijk kan worden gescheiden van de tomatenplanten.

− De belangrijkste afzetkanalen van champost bevinden zich in de land- en tuinbouw waar reeds een grote concurrentieslag plaatsvindt.

2.3.1.24 Veilingafval

a Beschrijving sector

In een veiling voeren tuinbouwers tuinbouwproducten (groenten, fruit, planten en bloemen) aan. Ze verkopen de producten via het veilingsysteem aan de groot- en kleinhandel.

b Aanbod

− Interventies

Interventieafval van veilingen bestaat uit partijen groenten en fruit die bij overproductie uit de markt worden genomen om een betere prijs te

verkrijgen voor het verkochte product. Groenten die in interventie gaan zijn hoofdzakelijk tomaten (> 80 %) en bloemkolen (< 20 %). Voor fruit zijn dit hoofdzakelijk appelen (75 - 95 %) en peren (25- 5 %). Het interventieafval kan verpakt zijn.

− Ander organisch afval

Dit is voornamelijk het organisch afval dat vrijkomt bij het opruimen van de hallen, rotte groenten en fruit, omgevallen kisten en achtergebleven groenten en fruit in de retourkisten. Ondanks het feit dat hout, papier en karton zoveel mogelijk worden afgescheiden, kan het organisch afval zijn vervuild met onder meer papier, karton, touw en plastiek.

De aanbodcijfers voor interventieafval en het ander organisch afval verschillen van seizoen tot seizoen en van jaar tot jaar. De grootste hoeveelheid komt vrij in de oogstperiode en is afhankelijk van de productiehoeveelheid en de prijs van groenten en fruit op dat moment. Tabel 45 geeft een idee van de evolutie in hoeveelheden sinds 1992.

Tabel 45. Aanbod interventieafval van veilingen (in ton per jaar)

Aanbod

Ô91-Õ92 Ô92-Õ93 Ô93-Õ94 Ô94-Õ95 Ô95-Õ96 Ô96-Ô97 Ô97-Ô98 Ô98-Ô99 (¡)

bloemkolen 1.082 2.538 995 1.257 1.267 2.667 1.753 2.192

tomaten 312 6.543 5.952 7.531 12.545 565 810 1.304

appelen 33 100.465 75.149 16.470 203 5.242 4.849 12.755

peren 342 2.218 7.008 3.131 2.469 2.414 1.099 637

totaal 1.769 111.765 89.104 28.389 16.484 10.888 8.511 16.888

Bron : VBT (Jaarverslagen) (¡) Voor appelen en peren : toestand op 31.03.99

In de toekomst zal het interventieafval verder afnemen door een afname van het aantal interveni‘ringen. In een nieuwe EG-verordening op dit gebied (nr. 2200/96) worden de maximaal te interveni‘ren hoeveelheden afgebouwd. Tussen 1997 en 2001 (overgangsperiode) loopt de hoeveelheid die jaarlijks uit de markt mag worden genomen gelijkmatig af van 50 % naar 10 % van het verkochte product.

Voor appels en peren wordt de maximale hoeveelheid 8,5 %. Deze afname komt overeen met het standpunt van de sector die de voorkeur geeft aan een

marktordening zonder interventiesysteem.

c Verwerking

De interventies worden aangeboden volgens de volgende prioriteitenvolgorde :

− liefdadigheid (voedselbank)

− sociale instellingen (instellingen als OCMWÕs, kloosters, ziekenhuizen en gevangenissen)

− scholen

− dierlijke voeding en jacht

In het verleden werden de interventies in de piekperioden eveneens gebruikt als groenbemesting (na denaturatie door behandeling met vismeel). Sinds de invoering van Vlarea is dit echter niet meer toegelaten.

Tabel 46. Bestemming van de ge•ntervenieerde producten - seizoen 1997/98 (in ton en %)

Veevoeding % Sociale

instellingen

% Ongeschikt voor verbruik

%

bloemkolen 568 40 79 6 771 54

tomaten 396 49 33 4 387 47

appelen 4.299 89 271 6 271 6

peren 911 83 14 1 174 16

Bron : VBT (Jaarverslag 1998)

Uit Tabel 46 blijkt dat ondanks de prioriteitstelling het meeste afval naar de veevoeding gaat. De reden hiervoor is dat de eerste drie prioriteiten de grote hoeveelheden die vaak in korte tijd vrijkomen, niet kunnen opnemen. In Tabel 46 zijn ook de voedselbanken nog niet opgenomen, omdat deze pas in 1997 zijn ingesteld.

Het overige organisch afval is zo zeer vervuild dat het wordt afgevoerd als gemengd afval en wordt gestort.

Vanaf 1997 wordt de hoeveelheid interventieafval gereguleerd volgens marktprincipes. De hoeveelheid die nog overblijft voor veevoeder en

groenbemesting is beperkt. Dit wordt mede veroorzaakt door de voedselbanken die sinds 1997 zijn ingesteld.

d Knelpunten

− Er is geen constant aanbod aan afval.

− Groenten en fruit, maar ook planten zijn vaak verpakt met papier en/of plastiek. Voor verwerking moet die verpakking worden verwijderd.

− Hoewel er verschillende verwerkingsmethodes bestaan, is het niet

uitgesloten dat op piekmomenten een gedeelte van het interventieafval moet worden gestort. In het studiesyndicaat COBA werd er vanuit gegaan dat maximaal 5 % van het interventieafval voor vergisting zou worden aangeboden.

2.3.1.25 Verzorgingssector

a Beschrijving sector

De verzorgingssector bestaat uit rust- en verzorgingstehuizen. Instellingen voor geneeskunde zijn uitgezonderd.

b Aanbod

In de verzorgingssector komen twee afvalstromen voor die in het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval aan bod komen, namelijk het keukenafval uit de keukens van de rust- en verzorgingstehuizen en het incontinentieafval.

Het keukenafval wordt onder 2.3.1.13 - Horeca behandeld.

Het incontinentieafval komt in de rust- en verzorgingstehuizen vrij in de vorm van luiers en onderleggers. Het incontinentiemateriaal kan op een vrij eenvoudige manier apart worden ingezameld, wat overigens in de praktijk grotendeels al gebeurt, en het vormt zo een relatief zuivere afvalstroom.

Het incontinentieafval komt in de rust- en verzorgingstehuizen vrij in de vorm van luiers en onderleggers. Het incontinentiemateriaal kan op een vrij eenvoudige manier apart worden ingezameld, wat overigens in de praktijk grotendeels al gebeurt, en het vormt zo een relatief zuivere afvalstroom.