• No results found

Effect preventie op huisvuilproductie

4 Algemene beginselen

1 GFT- en groenafval

1.2.6 Evaluatie preventie

1.2.6.3 Effect preventie op huisvuilproductie

Essentieel in de evaluatie van preventie is het kwantitatieve aspect, namelijk hoeveel afval wordt minder aangeboden door preventie. Dit is een moeilijke vraagstelling aangezien omtrent preventie geen exacte cijfers, zoals voor

selectieve inzameling, beschikbaar zijn. Via een benadering is getracht toch een beeld op te maken van de hoeveelheid organisch afval die kan worden vermeden.

a Methode

Aan de basis van de berekening liggen twee types van onderzoeken, namelijk een sorteeranalyse-onderzoek en een enqu•te-onderzoek. Deze onderzoeken zijn uitgevoerd in de provincie Vlaams-Brabant (4578) en in enkele regioÕs van de provincie West-Vlaanderen (29). De gegevens van de sorteeranalyses en de enqu•tes werden gecombineerd om kwantitatieve gegevens over huisvuilreductie te verkrijgen.

Uit de enqu•te-onderzoeken kan worden afgeleid :

− welk percentage van de bevolking aan thuiscomposteren doet

− hoeveel procent organisch materiaal de thuiscomposteerders minder met de huisvuilzak meegeven in vergelijking met de niet-thuiscomposteerders Uit de sorteeranalyses kan worden afgeleid :

− hoeveel organisch materiaal gemiddeld voor een bepaalde intercommunale of regio nog in de huisvuilzak aanwezig is, uitgedrukt in kg per inwoner en per jaar

De combinatie van deze gegevens resulteert in de hoeveelheid organisch materiaal, uitgedrukt in kg per inwoner en per jaar, die zich nog in de huisvuilzak van de thuiscomposteerders bevindt en de hoeveelheid in de huisvuilzak van de niet-thuiscomposteerders. Het verschil van beide hoeveelheden geeft aan met hoeveel kg per inwoner en per jaar de hoeveelheid organisch materiaal in de huisvuilzak kan verminderen door thuiscomposteren.

Voor de intercommunales en regioÕs van Vlaams-Brabant is er uiteraard

interferentie met de selectieve inzameling van GFT-afval. Daarom wordt in punt c de opsplitsing gemaakt naar regioÕs met en zonder selectieve inzameling van GFT-afval. Hoewel in de regioÕs Haviland 1 en Haviland 2 respectievelijk slechts 60 en 25 % van de gemeenten kunnen deelnemen aan de selectieve inzameling van GFT-afval, is ervoor geopteerd om deze regioÕs bij de regioÕs met selectieve inzameling in te delen. Bij de besluiten zal er rekening mee worden gehouden dat slechts een deel van deze regioÕs selectief GFT-afval kan aanbieden.

Onder 1.3.1.2c.2 wordt voor alle intercommunales en regioÕs van Vlaams-Brabant de combinatie van thuiscomposteren en selectieve inzameling verder onderzocht.

b Randvoorwaarden

In een onderzoek heeft OVAM (10) getracht een typologie en classificatie op te maken van de Vlaamse gemeenten in relatie met de huisvuilproductie op basis van een indeling naar verstedelijking. Daaruit blijkt dat er slechts een zeer vaag verband bestaat. Tal van factoren in allerlei combinaties hebben een belangrijker effect op de huisvuilproductie dan de graad van landelijkheid of stedelijkheid.

Enerzijds zijn dit algemene invloedsfactoren, die de Ômanier van levenÕ of de

ÔleefstijlÕ en dus ook de mentaliteit ten aanzien van het milieu kunnen bepalen. Het gaat meestal om min of meer kwantificeerbare parameters :

− gezins- en bevolkingsdichtheid

− bewoningsdichtheid

− inkomensniveau

− beroepssituatie

− opleidingsniveau

− overwegende leeftijdsklasse

− É

Daarnaast zijn er ook specifieke invloedsfactoren, die meestal niet of minder kwantificeerbaar zijn en die onder meer veroorzaakt worden door :

− beleidsmaatregelen van intercommunales en gemeenten in verband met selectieve inzameling, retributies, enz.

− de aanwezigheid van belangengroepen en de impact ervan op de bevolking

− een sociaal-geografische differentiatie tussen verschillende streken in Vlaanderen

Door een wisselwerking tussen deze verschillende mogelijke invloedsfactoren is het haast onmogelijk de Vlaamse gemeenten te classificeren.

Dit maakt ook dat een vergelijking tussen intercommunales of regioÕs steeds met deze randvoorwaarden in het achterhoofd moet gebeuren.

Bovendien geven de onderzoeken in feite enkel een momentopname weer.

Specifiek voor de organische fractie komt daar nog eens bij dat er niet in alle regioÕs potentieel evenveel organisch materiaal aanwezig is. Uit

massabalansanalyses (89) blijkt dat in sommige regioÕs tot tweemaal meer organisch afval per inwoner en per jaar aanwezig is dan in andere regioÕs.

Bij de beoordeling van onderstaande vergelijking dient rekening te worden gehouden met de vermelde randvoorwaarden. De weergegeven cijfers mogen bijgevolg enkel indicatief worden gezien. Ze geven als het ware een trend weer.

c Resultaten

In Tabel 5 zijn deze cijfers weergegeven voor de verschillende onderzochte intercommunales en regioÕs.

Het verschil tussen thuiscomposteerders en niet-thuiscomposteerders is vrij groot.

In de regioÕs zonder selectieve inzameling is het verschil nog meer uitgesproken dan in die met selectieve inzameling.

De hoeveelheid organisch materiaal in de huisvuilzak in de regioÕs zonder selectieve inzameling bedraagt 53 kg per inwoner en per jaar bij de thuiscomposteerders, tegenover 132 kg per inwoner en per jaar bij de

niet-composteerders ofwel een verschil van bijna 80 kg per inwoner en per jaar. Indien er selectieve inzameling is, ligt de hoeveelheid organisch materiaal bij de

thuiscomposteerders op 31 kg per inwoner en per jaar en bij de

niet-composteerders op 56 kg per inwoner en per jaar of een verschil van 25 kg per inwoner en per jaar.

Het aanzetten tot thuiscomposteren resulteert in de regioÕs zonder selectieve inzameling duidelijk in een groter effect dan in de regioÕs met selectieve inzamelingÊ: 80 tegenover 25 kg per inwoner en per jaar.

Tussen de regioÕs zonder selectieve inzameling springt voornamelijk Dilbeek in het oog. De hoeveelheid organisch materiaal in de huisvuilzak is zeer laag bij de thuiscomposteerders, namelijk nog slechts 25 kg per inwoner en per jaar. Ook bij de niet-composteerders is de hoeveelheid organisch materiaal vrij klein (98 kg per inwoner en per jaar).

Tabel 5. Hoeveelheid organisch materiaal in huisvuilzak bij thuiscomposteerders en bij niet-thuiscomposteerders en het verschil, uitgedrukt in kg per inwoner en per jaar

Intercommunale/regio Hoeveelheid organisch materiaal in huisvuilzak bij : (uitgedrukt in kg per inwoner en per jaar)

Thuiscomposteerders Niet-thuiscomposteerders Verschil

regio Haviland 1 38,7 70,0 31,3

regio Haviland 2 36,2 114,0 77,8

Incovo 56,3 101,9 45,6

Tussen de regioÕs met selectieve inzameling bestaan onderling ook grote verschillen.

Wat betreft de hoeveelheid organisch afval die nog in de huisvuilzak zit bij de thuiscomposteerders bestaat er een grote uniformiteit tussen de verschillende regioÕs. Enkel de intercommunale Incovo springt eruit : de thuiscomposteerders hebben nog 56 kg organisch materiaal in de huisvuilzak per inwoner en per jaar, wat vrij veel is.

Bij de niet-composteerders zit er echter meer variatie in, die hoofdzakelijk terug te brengen is tot een selectieve inzameling op beperkte schaal of een niet

succesvolle selectieve inzameling.

De grootste hoeveelheid organisch materiaal wordt gevonden bij de niet-composteerders in de regio Haviland 2 en de intercommunale Incovo,

respectievelijk 114 en 102 kg per inwoner en per jaar. Voor de regio Haviland 2 is dit waarschijnlijk te wijten aan het feit dat slechts 25 % van de gemeenten kan deelnemen aan de selectieve inzameling van GFT-afval. Voor Incovo ligt de verklaring mogelijk in de weinig succesvolle (kleine participatiegraad) selectieve inzameling.

Ook de intercommunale Interrand en de regio Haviland 1 zitten in vergelijking met de andere regioÕs met selectieve inzameling vrij hoog met het organisch materiaal in de huisvuilzak. Voor de intercommunale Interrand is dit mogelijk te verklaren door het beperkte succes van de selectieve inzameling en voor de regio Haviland 1

door het beperkt aantal gemeenten dat kan deelnemen aan de selectieve inzameling, namelijk 60 %.

Met de beperkingen van het onderzoek in het achterhoofd, wordt algemeen gesteld dat thuiscomposteren een reductie van de huisvuilzak met 25 tot 80 kg per inwoner en per jaar kan realiseren, naargelang er al dan niet selectieve inzameling

aanwezig is. De hoeveelheid organisch materiaal die in de huisvuilzak achterblijft bij de thuiscomposteerders varieert van 30 tot 50Êkg per inwoner en per jaar.

Hieruit dient te worden besloten dat ongeveer de helft van de totale hoeveelheid organisch materiaal uit de huisvuilzak wordt gehaald door het thuiscomposteren.