• No results found

3.2 Status

Dit Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval bevat concrete projecten en acties in verband met preventie, recuperatie en verwijdering van organisch afval, conform art. 35, ¤ 2 van het Afvalstoffendecreet.

Het opmaken en uitvoeren van een Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval is opgenomen in het MINA-plan 2 en in het Uitvoeringsplan Huishoudelijke

Afvalstoffen 1997-2001. Het vervangt het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval en tegelijk wordt het uitgebreid met organisch bedrijfsafval. Om het verwijderen van organisch afval verder te verminderen worden de doelstellingen voor preventie, selectieve inzameling en verwerking van GFT- en groenafval verscherpt en is er aanvullend beleid voor organisch bedrijfsafval (vooral van grootkeukens, veilingafval, agrarisch afval en afval van de voedingsindustrie) waarvoor geen directe afzetmogelijkheden als secundaire grondstof voorhanden zijn. Het vormt het kader waarbinnen de overheid de komende vijf jaar haar afvalstoffenbeleid uitvoert. Tweejaarlijks wordt gerapporteerd over de voortgang van de uitvoering.

Het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval geldt voor de administratieve overheden van het Vlaamse Gewest, de provincies, de intercommunales, de gemeenten en de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke instellingen die belast zijn met taken van openbaar nut inzake het milieubeleid (artikel 36, ¤ 6 van het

Afvalstoffendecreet). De bepalingen zijn bindend voor deze actoren. Er kan slechts van worden afgeweken bij beslissing van de Vlaamse regering, wanneer daar gewichtige redenen voor zijn en een behoorlijke motivering wordt

aangebracht. Bepalingen van het plan die strijdig zijn met een gewestelijk plan van latere datum met verordenende of verbindende kracht, verliezen hun geldigheid (artikel 36, ¤ 7 van het Afvalstoffendecreet).

De bepalingen van het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval zijn overgenomen door het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001 en aangevuld met nieuwe evoluties. Het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval zet zowel het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval als het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001 verder.

Dit Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval vervangt het Uitvoeringsplan GFT-en groGFT-enafval. Dit laatste wordt dus opgehevGFT-en.

De principes uit het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001 blijven behouden. De bepalingen rond GFT-, groenafval en organisch bedrijfsafval worden in het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval verder uitgewerkt, voor zover er nieuw en aanvullend beleid is. Indien bepalingen van het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001 vervangen moeten worden, staat dit duidelijk vermeld in het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval.

Indien door nieuwe ontwikkelingen in het afvalveld nieuwe, nog op te stellen Uitvoeringsplannen weer een stap verder gaan inzake doelstellingen, dan vervallen de bepalingen uit dit plan, volgens het principe dat een latere wet een vroegere opheft (Ôlex posterior derogat prioriÕ).

Lidstaten van de Europese Unie zijn verplicht een plan op te stellen inzake het beheer van afvalstoffen op grond van Richtlijn 75/442/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 91/456/EEG. Met dit Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval voldoet Belgi‘ voor het Vlaamse Gewest aan deze verplichting voor het beheer van

organisch afval. Het Uitvoeringsplan vormt het toetsingskader voor het beleid ten aanzien van de import en export van afvalstoffen.

3.3 Functie en taken

Het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval is het beleidskader voor alle betrokken partijen. De taken van de betrokken partijen zijn opgenomen in het Afvalstoffendecreet :

− De taken voor de OVAM staan opgenomen in de artikels 39 tot en met 44.

− De rol van de provincies is afgebakend in het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001.

− De taken van de gemeenten staan opgenomen in artikels 15 en 16 van het Afvalstoffendecreet en betreffen de zorgplicht voor de inzameling.

− In artikel 16, ¤ 5 van het Afvalstoffendecreet is vastgesteld dat wanneer een gemeente de door dit Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval opgelegde verplichtingen niet nakomt binnen de door de Vlaamse regering bepaalde termijn en hierdoor het algemeen belang schaadt, de Vlaamse regering na ingebrekestelling bij een met redenen omkleed besluit, in de plaats kan treden van de gemeente in kwestie voor de uitvoering van alle maatregelen die nodig zijn om de voorvermelde verplichtingen na te komen. Het Vlaamse gewest kan de kosten van de bedoelde maatregelen verhalen op de gemeente.

− De taken van de Vlaamse Milieuholding (VMH) staan opgenomen in artikelsÊ8 en 43 van het Afvalstoffendecreet en zijn er onder andere op gericht om, wanneer voor de uitvoering van het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval dit nodig is, de doelstellingen van het afvalstoffenbeleid zoals bedoeld in artikel 5 van het Afvalstoffendecreet en vorm gegeven in dit Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval mee te verwezenlijken.

Het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval is hiermee het kader waarbinnen de opgelegde taken uit het Afvalstoffendecreet voor zowel de OVAM, de

provincies, de intercommunales/gemeenten, de privŽ-sector en de VMH worden uitgevoerd.

3.4 Geldigheidsduur

Het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval blijft ten minste gelden tot eind 2003 en blijft gelden zolang het niet vervangen wordt door een ander plan (artikel 36, ¤ 6).

Een vervanging kan zich opdringen wanneer de doelstellingen en/of de concrete uitvoering moeten worden herzien door gewijzigde omstandigheden.

Het voorliggende Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval respecteert de beginselen van het milieubeleid, zoals vastgelegd in het ÒDecreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleidÓ, namelijk :

Voorkomingsbeginsel

Het voorkomingsbeginsel of het beginsel van preventief handelen betekent dat milieuschade dient te worden voorkomen. Een kraan dichtdraaien is veel effici‘nter dan de meest gesofistikeerde vorm van dweilen.

Voorzorgsbeginsel

Preventief beleid wint veel aan slagkracht door het voorzorgsbeginsel. Het houdt in dat men niet wacht op een wetenschappelijke consensus over het oorzakelijke verband tussen verontreiniging en effecten om een mogelijk probleem aan te pakken. Ernstige aanwijzingen moeten voldoende zijn om tot actie over te gaan.

Voorkeur voor brongerichte maatregelen

Door brongerichte maatregelen wordt het probleem aangepakt waar het ontstaat, namelijk aan de bron.

Stand-still-beginsel

Dit beginsel houdt in dat minimaal de bestaande kwaliteit behouden blijft.

Beginsel Ò de vervuiler betaaltÓ

Wie schade of verstoring veroorzaakt, moet ook instaan voor de (kosten van de) opruiming of voor de hersteloperatie. De toepassing van het beginsel mag er echter niet toe leiden dat elke betaalbare vervuiling toelaatbaar is.

Het afvalstoffenbeleid in het algemeen heeft tot doel de gezondheid van mens en milieu te vrijwaren tegen de schadelijke invloed van afvalstoffen en de verspilling van grondstoffen en energie tegen te gaan door :

− In de eerste plaats de productie van afvalstoffen te voorkomen of te verminderen en de schadelijkheid van de afvalstoffen te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken.

− In de tweede plaats de nuttige toepassing van afvalstoffen te bevorderen.

− Ten slotte de verwijdering te organiseren van die afvalstoffen die niet kunnen worden voorkomen of nuttig kunnen worden toegepast.

De eerste twee punten vormen ook de uitgangspunten voor het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval. Met betrekking tot de verwijdering wordt verwezen naar het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001.

Het voorgestelde beleid in het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval gaat uit van een aantal principes, specifiek voor organisch-biologische afvalstoffen :

Ladder van Lansink

Het uitgangspunt van een optimaal integraal ketenbeheer (IKB) in relatie tot afvalstoffen werd verwoord in de motie van Lansink (Ndl, 1979) en staat nu bekend als de ladder van Lansink.

ÒDilution is NOT the solution for pollutionÓ

Zowel bij het ontstaan als bij de verwerking van organisch-biologische afvalstoffen moet er zorg voor worden gedragen dat er geen verdunning kan worden toegepast.

Afwenteling naar andere milieucompartimenten tegengaan

Afvalstoffenproblemen kunnen niet worden opgelost door ze om te vormen tot andere milieuproblemen (bijvoorbeeld afvalwater- of luchtprobleem).

Sluiten van stofkringlopen

Integraal ketenbeheer is gericht op een besparing van grondstoffen door