• No results found

Het is onduidelijk welke invloed het ontbreken van de gevaarlijke stakeholder bij beide organisaties heeft

- De aanwezigheid van de vragende stakeholder en non-stakeholder speelt geen rol van betekenis bij de totstandkoming van de elektronische gegevensuitwisseling tussen overheidsorganisaties. Bij de analyse over alle casestudies naar overeenkomsten, verschillen of een patroon van interne stakeholders bij alle elektronische gegevensuitwisselingen zijn de volgende aanvullende inzichten aangetroffen:

- De aanwezigheid van de slapende stakeholders bij de totstandkoming van de elektronische gegevensuitwisseling tussen overheidsorganisaties een minimale invloed heeft.

- Het ontbreken van de willekeurige stakeholder als ontvanger er mogelijk sprake is van een negatieve invloed op de totstandkoming van de elektronische gegevensuitwisseling tussen overheidsorganisaties.

- Het ontbreken van de willekeurige stakeholder als zender er mogelijk sprake is van een negatieve invloed op de totstandkoming van de elektronische gegevensuitwisseling tussen overheidsorganisaties.

- De aanwezigheid van dominante stakeholders bij de totstandkoming van de elektronische gegevensuitwisseling tussen overheidsorganisaties een positieve invloed heeft.

- Dat het ontbreken van de gevaarlijke stakeholders (macht en urgentie) geen zichtbare invloed heeft op de totstandkoming van de elektronische gegevensuitwisseling tussen beide overheidsorganisaties. Het is echter wel denkbaar dat de aanwezigheid van de gevaarlijke stakeholder een (negatieve) invloed heeft .

- Dat de definitieve stakeholders (macht en legitimiteit en urgentie) bij alle gegevensuitwisselingen voorkomt. Dit wijst erop dat de definitieve stakeholder bij de totstandkoming van de elektronische gegevensuitwisseling tussen overheidsorganisaties een belangrijke invloed heeft.

- Dat er onderscheid is tussen aantallen per typering tussen de zenders en de ontvangers.

- Er geen aanleiding is om een relatie tussen classificatie en het aantal stakeholders te veronderstellen.

- Dat vanuit het onderzoek ook geen relatie tussen classificatie en invloed is aangetroffen.

Het doel van het onderzoek was om inzicht te krijgen in de invloed van stakeholders op de elektronische gegevensuitwisseling tussen overheidsorganisaties (vanuit het perspectief van interne stakeholders). Het onderzoek heeft duidelijk een aantal inzichten opgeleverd over de invloed van de interne stakeholder op de totstandkoming van de elektronische gegevensuitwisseling tussen overheidsorganisaties.

Ten eerste dat het identificeren en typeren van interne stakeholders met behulp van het gebruikte “Stakeholder-salience”-model van Mitchell een herkenbaar beeld geeft van typeringen van de betrokken interne stakeholders bij de totstandkoming van elektronische gegevensuitwisselingen. Op basis van dit beeld is echter moeilijk een invloed op de totstandkoming van de elektronische gegevensuitwisseling bij overheidsorganisaties te bepalen.

Ten tweede dat het beeld van typeringen van betrokken interne stakeholders van beide organisaties bij een elektronische gegevensuitwisseling wel goed te gebruiken is. Vooral de aanwezigheid van de dominante en definitieve stakeholders bij beide organisaties hebben een positieve invloed op de totstandkoming van de elektronische gegevensuitwisseling tussen overheidsorganisaties. Het ontbreken van de dominante stakeholder bij een of beide organisaties draagt negatief bij aan de totstandkoming van de elektronische gegevensuitwisseling tussen overheidsorganisaties. De aanwezigheid van de slapende stakeholder bij een of beide organisaties is mogelijk een extra (negatief) risico. Ook de aanwezigheid van een groot aantal definitieve stakeholders bij één of beide organisaties mogelijk een bedreiging kan vormen voor de besluitvorming en hierdoor een negatieve invloed heeft op de totstandkoming van de elektronische gegevensuitwisseling tussen overheidsorganisaties. De mate van overeenkomst van de typeringen van de interne stakeholders van beide organisaties draagt mogelijk bij aan de totstandkoming van de elektronische gegevensuitwisseling tussen overheidsorganisaties, een grote mate tot positieve invloed, een beperkte mate tot negatieve invloed. Tenslotte heeft het ontbreken van sommige stakeholders (slapende en gevaarlijke) bij een of beide organisaties geen negatieve invloed op de totstandkoming van de elektronische gegevensuitwisseling tussen overheidsorganisaties.

Ten derde zijn er patronen aangetroffen over de casestudies heen. De definitieve stakeholders (macht, legitimiteit en urgentie) komt bij alle gegevensuitwisselingen voor. Dit wijst erop dat de definitieve stakeholder bij de totstandkoming een belangrijke invloed heeft. De aanwezigheid van een dominante stakeholder bij de totstandkoming heeft een positieve invloed. Ook het ontbreken van de willekeurige stakeholder heeft mogelijk een negatieve invloed op de totstandkoming van de elektronische gegevensuitwisseling tussen overheidsorganisaties. Daarnaast heeft de aanwezigheid van de slapende stakeholders bij de totstandkoming van de elektronische gegevensuitwisseling tussen

overheidsorganisaties een minimale invloed. Dat er onderscheid is tussen aantallen per typering tussen de zenders en de ontvangers.

De gehanteerde theorie “Stakeholder-salience”-model van Mitchell om de invloed van interne stakeholders benoemen is in deze setting bruikbaar. Een organisatie kan het in eerste instantie gebruiken voor identificatie en typering van de interne stakeholders. Dit geeft een eerste beeld van de eigen organisatie. Vervolgens kan de eigen typeringen van stakeholders worden vergeleken met de typeringen van stakeholders van de andere organisatie. Wel moeten de resultaten met beleid en voorzichtigheid worden gebruikt.

Maatschappelijk gezien kunnen de inzichten een bijdrage leveren aan betere totstandkoming van elektronische gegevenuitwisselingen tussen overheidsorganisaties. Er is een beeld van de typering van interne stakeholders bij overheidsorganisaties beschikbaar, die afwijkt van eerdere beelden vanuit het bedrijfsleven. Een punt van aandacht is de validiteit van de uitspraken. De gegevens zijn verzameld bij een aantal rijksoverheidsorganisaties in Nederland. Aangeraden wordt om voor andere overheidsorganisaties in Nederland of overheidsorganisaties in het buitenland aanvullend onderzoek te doen. Bij elektronische gegevensuitwisseling tussen organisaties is sprake van samenwerking tussen autonome organisaties, waarbij er niet één de baas is. Samenwerking moet plaatsvinden op basis van overleg en overeenstemming (consensus). Hierbij kunnen de inzichten van de typeringen een rol spelen.

De verzamelde gegevens en de inzichten zijn vanuit wetenschappelijk perspectief een aanvulling op eerdere onderzoeken naar stakeholders. Met name het gebruik van de “Stakeholder-salience”-model van Mitchell voor interne stakeholders binnen een organisatie voegt waarde toe. Ook voegt de specifieke blik naar elektronische gegevensuitwisselingen bij overheidsorganisaties iets toe aan de theorieontwikkeling.

6.2 Ten slot

Het onderzoek roept ook nog vragen op. Een eerdere studie (Parent en Deephouse, 2007) gaf aan dat de meeste stakeholders definitieve, dominante en slapende stakeholders zijn. De andere vijf types waren zeldzaam. Dit onderzoek laat andere resultaten zien, die mogelijk met de specifieke situaties te maken hebben. Vooral het ontbreken van de slapende stakeholder is opvallend. Dit is mogelijk een punt voor vervolgonderzoek.

Daarnaast constateerden dezelfde onderzoekers dat macht de meest belangrijke invloed op stakeholder-salience heeft, gevolgd door urgentie en legitimiteit (Parent en Deephouse, 2007). In dit onderzoek is bij de onderzochte elektronische gegevensuitwissingen de dimensie Legitimiteit bijna altijd als hoogste score aangetroffen. Zeer opvallend is dat de dimensie Macht bijna altijd de laagste score heeft. Dit wijkt sterk af van de bevindingen van het onderzoek van Parent en Deephouse. Mogelijk dat de wijze van meten hier aanleiding toe geeft. Ook dit is een mogelijk punt voor vervolgonderzoek.

Een andere belangrijke vraag heeft betrekking op de dimensies macht, legitimiteit en urgentie. De vraag is in hoeverre deze dimensies objectief meetbaar zijn. De objectiviteit is getracht te borgen in de geschetste toelichting bij de interviews. Desondanks zijn de volgende opmerkingen te maken:

Bij macht is er een toelichting van macht, inclusief een aanvulling van Mintzberg (1983) naar formele, expertise, relationele en visionaire macht. Desondanks wordt bij macht snel een soort van onderlinge rangschikking/schaal gebruikt.

Bij legitimiteit is vooraf sociale aanvaardbaarheid toegevoegd. Maar

Legitimiteit

blijft echter