• No results found

NICO VAN SUCHTELEN

In document OVER LITERATUUR (pagina 139-144)

A

RISTOCRAAT naar het bloed en naar den geest, in onze literatuur, deze Dr. Nico van Suchtelen. En opmerkelijk veelzijdig. Hij is een philosophisch doorvorscher van sociale pro-blemen. Hij is een voortbrenger van epische, dra-matische en lyrische poezie. Zijn epische poezie heeft zelfs Goethiaansche allures. Hij is roman-schrijver. Hij schrijft tooneelstukken. Hij is psycho-analyticus. Hij is bekend vertaler, bij voorkeur niet van onschuldige kereltjes. Hij zet tweede deelen van Goethes „Faust" over en hij vertaalt Dante en Spinoza, Heine en Goethe. Een bewonderens-waardig intellect dus en van alle markten thuis.

Zijn, eigenlijke bekendheid verkreeg hij door „Quia absurdum", in zijn soort een prachtboek, ondanks alle groote gebreken en fouten. „Quia absurdum"

is ten deele een meesterlijke satire en een ironisch-karakteristieke vertelling. Stuiptrekkend idealisme, hervormingsdrang, vlijmscherpe maatschappij-critiek, typeering en redeneering . . . alles wringt en woelt dooreen in dezen roman. Als roman echter zeldzaam gebrekkig. Zijn groote wijsgeerige be-schouwingen zijn onopgemerkt voorbijgegaan, en 135

toch ligt ook in zulken arbeid iets geniaals. Deze snerpende, verfijnde, ironische en hooghartige aristocraat bezit nochtans de zoete weekgestemd-held van den teedersten lyricus. Dit scherp-snijdend verstand, dat wel niet met overweldigende oor-spronkelijke denk-problemen naar voren schiet, heeft een groote, algemeen-polemische begaafdheid.

Hij vecht met de waereld en met de menschen.

Zijn hooghartigheid is soms van een duldelooze pretentieusheid. En toch bezit hij diepe deernis met al het levende. Nu en dan op het kantje van het gure en ongenietbare, een in eigen malle wroet-critiek verschrompelende betweter, slaat hij onver-hoed óm en grijpt hij naar het verhevene. Deze drang redt hem uit eigen voosheid en innerlijke ver-droging. Het is zijn binnenst.-menschelijke onstui-migheid en zijn passioneele verontwaardiging tegen alle maldoenerij, opgeschroefdheid, die hem zelf nu en dan dwaas laat losbreken tegen alles en ieder.

Hij is altijd nog de Odo uit „Quia absurdum" ge-bleven. In zijn boek „De stille lach" heet Odo, Joost Vermeer. Hij maakt zich in dit boek school-meester en veel vaker dan hij zelf misschien zich bewust is, blijkt hij een frik, in den ongunstigen zin. Toch gaat er een groote en hooge gedachte door het boek. Zijn verzetstem klinkt echt. „De stille lach" is het tweede groote succes geweest in de romanschrijversloopbaan van Van Suchtelen.

Het gaf het diepste wezen van dezen literator, dichter, wijsgeer. Ook hier bleek dat de figuren-scheppende verbeeldingsmacht bij dezen denker-voeler het zwakst ontwikkeld is. Een roman-schrijver in engeren zin, mag hij misschien niet eens 136

genoemd worden. Bijna alles werd vanuit eigen ikheid gezien in dit verbeeldingswerk. En toch is

„De stille lach" een boek van groote beteekenis, wijl een zuivere persoonlijkheid er zich in uitspreekt.

Voor ons zelf mogen wij wel vaststellen, dat worm noch behandeling, grondgedachte noch plastiek in de bevattingslijn der groote massa gaan. En toch is

„De stille lach" een populair succes. Wij kunnen dit verschijnsel ook alleen verklaren, door te wijzen op het hunkeren der menschen naar de kennis van den weg die leiden kan tot het innerlijk geluk. Nico van Suchtelen's laatste roman „Demonen" heeft een oneindig-geringer bijval gehad. En toch is dit boek, als roman-voortbrengsel, volstrekt niet minder dan het vorige werk. Integendeel. In

„Demonen" is het Nico van Suchtelen ook gelukt, buiten eigen ikheids-ontroeringen, andere wezens van een, aan eigen ikheid tegengestelde gevoels-en ontroeringsspheer, te latgevoels-en levgevoels-en. In „De stille lach" is hij de kunstenaar, de hekelaar en denker die vele wijsgeerige stelsels doorgrondt. In zijn verzen en in zijn proza is hij vaak een verbeelder en een schoonheidsgevoelige van hoogen rang.

Ook in „Demonen" blijft zijn pregnante en zijn sarcastisch-snijdende psychologie onaangetast.

Ook Victor Volkert, uit „Demonen" is de zwaar-moedige vergroding van den onstuimigen Odo uit

„Quia absurdum". En tot hoe groote teederheid en verheven innigheid deze liefdevoeler kan ge-raken blijkt uit zijn fraaie schepping van de Marga figuur in „Demonen".

Ook in zijn verzen is hij teeder peinzer. Het cere-brale element schiet door al zijn werk de door-137

schijnende kristallen van zijn geest. Hij is klaar van gedachte en toch zeer ontvankelijk voor het occulte.

Van nature eigenzinnig en vasthoudend, weet hij toch met groote intellectueele lenigheid zich in de zelfanalyse te bewegen. Ook dit auto-analytisch vermogen geeft het kunstenaarswezen van Nico van Suchtelen een typische bekoring. Ze is een gevolg van verdiepte zelfbezinning, gelouterd peinzen en een met stugge kracht toegepasten bijna hardvochtigen drang naar zelfonthulling.

De persoonlijkheid van Nico van Suchtelen in onze literatuur kan nog zeer groote verrassingen brengen, op allerlei gebieden. Hij is een verbluffend-vlijtige werker, die zijne verpoozing alleen zoekt in steeds meerderen arbeid. Wat hem onmiddellijk karak-teriseert is fijnheid, distinctie en een soort van innerlijke trots, die zich verzet tegen onder- en overschatting. Toch heeft deze fijnheid van geest een geheel eigene snit. Het is de fijnheid die de sarcastische trilling van de stem nooit smoort, noch de deernis, noch den haat, noch de lief de.

Het is de hoogere gemoedsfijnzinnigheid, die klaar-blijkelijk in hem een cultuur-bestanddeel van zijn ras mag worden genoemd. Het is de aangeboren innerlijke beschaving, die onder een zwierig scepti-cisme en een verkapte spotzuchtigheid, door hemzelf schijnt geduld te worden. Want deze aristocraat is door en door een gemeenschapsman, die slechts verlangt de massa op te voeden in geheel eigen trant. Hij lacht om alle suggesties, redenaars-phrazenmakerij, uiterlijk oratorisch ge-bluf en om het gewicht dat de menschen aan uiterlijke gebeurtenissen hechten. Hij is voor alles, 138

doorschouwer van het binnenste. Wat zij verbor-gen houden de ijdele menschen dat brengt hij aan het licht, vaak met to groote ironische bewustheid.

Deze zeer begaafde kunstenaar, sours gevangen in de eenzijdigheid van zijn eigen algemeenheid, is een der merkwaardigste figuren in onze letter-kunde.

139

In document OVER LITERATUUR (pagina 139-144)