• No results found

FELIX TIMMERMANS

In document OVER LITERATUUR (pagina 116-121)

A

LS men hier in Holland over Timmermans spreekt, spreekt men over „PaMeter". Dit boek heeft onlangs een tienden druk beleefd, misschien wel omdat dominee's en pastoors tegen de strekking van het werk zich luidruchtiglijk hebben verzet. „PaMeter" werd door velen een gemeen en een sensueel werk genoemd, een zeer zinnelijk-realistisch product, een voortbrengsel van den overstelpenden en over-wulpschen Vlaamschen geest. Doch wij kunnen niet anders dan volhouden, wat wij Bens als karakteristiek gaven: in Pallieter leeft alles van de natuur. Wij kunnen ons er uren vergapen aan het zien groeien van het gras en broeien der wolken. Wij ademen er tusschen het geelrijpende koren, tusschen de voorovergebogen, zwaar-gouden aren en tusschen de blond-gerijde schooven. Wij ademen er tusschen het hevige en levende licht van veld en akker, en wij slurpen mee pinten smakelijk-geel bier en wij dansen met Pal-lieter tusschen de bloemekens een luchtige polka.

En wij lachen om de comisch-waggelende heupen der boerinnen en de pretkreten die zij uitgieren op hun feestdagen. Dit boek van Felix Timmermans

112

is zelf een hoog-opgetaste korenwagen, die onder den stralenden zonnehemel zwaar, geurig en ge-weldig over den donkeren grond schokt. De avonden doemen er in op met een wonderroode, na-schijnende lucht en gloeien duister weg over maaiers, spitters en landwerkers. Alle diepten van de hemelen vallen voor ons open, omdat Pallieter een oer-natuur-genieter is en een zoete, bijna be-zwijmende inslurper van het brandende natuur-genot. Pallieter is een brok symbool en een brok mensch. In het menschelijke dartelt de dichterlijke fijnheid der visie en aandoeningen van den schepper, in het symbolische grijpt de droomer, de natuur-ontroerde naar de oneindigheid . van de waereld. In de azuren avonden van zijn land volgt hij met zoete ontzetting het korte leven van de vallende sterren, en in de blinkende morgens be-loert hij het leven der boomen en de overvloeiende weelderigheid van able planten. Hij beluistert de wiegelende en kwinkeleerende muziek van tallooze vogelen. Het gonzen van een vlieg of van een bij ontroert hem even hevig als het wonder van zijn eigen bestaan. Geen aarde-dier is hem vreemd, hagedis noch rups, slak noch spinkop, duizendpoot noch mot, pier noch kikvorsch, pad noch mol. Ze behooren bij Pallieter.

„Pallieter" is een knap boek, een boek gistend van leven en van bloei. Pallieter beziet de opgaande zon, hij volgt de zwaluwen, in de versche lucht duizelig aan het zwieren. Pallieter peinst nabij houten molens en naievelijk oreert hij zelfs: „Vader zon bevrucht Moeder aarde". 0, Timmermans kent de algoedheid van de oude aarde en hij zingt met

8 113

wijze stem, als de oude wijsgeeren: gaat terug tot de natuur en al uw kwalen genezen. „Pallieter"

is niet het diepzinnigste werk dat de Vlaamsche literatuur heeft voortgebracht. Streuvels' visie op het landleven is soms magistraler, en toch niet minder bloedwarm. Doch ook bij „Pallieter" huist men voortdurend onder het geurende lommer van een zomersch bladerengewelf. Het spat en roert aan alle kanten in het boek. Het bezit dezelfde openheid en argelooze zinnelijkheid van de natuur, dezelfde broeische hitte, dezelfde geweldige saampersing van immanente groeikrachten. Zeker, er gaat door dit boek een sensueele liefdedrang, maar als men deze veroordeelt, dan vonnist men mede het magistrale en monumentale van een Rubens, van een Jordaens en van alle Vlaamsche groote dichter-realisten in de schilderkunst. Zoolang er blauwe hemelen zullen zijn, waar zich de eeuwige stilte in uitstrekken kan en zoolang er menschen zullen leven, boeren, dorpelingen en schepselen van steden en van landen, zoolang zal er door dichterzielen als Timmermans met geestdrift geschreven worden over lucht-avondbrand van hei en vlakte, over het roze lijfke van een lief en over de zoete geuren van de omgeploegde aarde; zoolang zal er door hen geschreven worden over alle uitspruitselen van de bloeiende natuur, over het verschijnen en ver-dwijnen der Bingen; zoolang zullen er Pallieters zijn die hun meidekens zorgeloos, kommerloos omprangen en kussen op de malsche kaken, en natuur zijn met de natuur.

Bovendien, Timmermans is niet alleen Pallieter.

Hij is ook de vrome en voortreffelijke schrijver van 114

„Het kindeke Jezus in Vlaanderen”. Hierin open-baart zich iets van zijn Middeleeuwsch genie. Met innige argeloosheid is dit goddelijke gebeuren weergegeven. Dit is wezenlijke naieviteit. Het is een herschepping van het primitieve sentiment, zooals de heerlijke oude Vlamingen, de vroeg- en laat-Gothiekers reeds in realistische en in symboli-seerende vormen hebben uitgeleefd. Timmermans heeft nu eenmaal niet de levensdiepte van een Charles de Coster. De tragi-comische grootheid van De Coster's ,,Uilenspiegel" is in Vlaanderen door geen enkel werk overtroffen. Toch blijkt het talent van Timmermans veelzijdig. Zie weer een zijner laatste werken: „Anne-Marie". Het poppig-broze van dit smachtende liefde-wezentje, met haar zengenden hartstocht voor Corenhemel, — die niet slechts gehuwd is, doch ook in de Russische steppen een onvergeten minnaresje bezit, — haar in bijna mystieke vervaging wegzwijmend leven, blijft alles van een zoete pijnlijkheid en gebonden aan den onnoozelen verteltoon en aan de stame-lende ontroering van het zeggen der dingen.

Toch, boven het verhaal uit, boven de dramatische of speelsche of fijnzinnige ontwikkeling van hande-lingen en beroeringen, boven de leutige kleurigheid der vergane romantiek, staat de figuur van den bonkigen innigerd: de notaris Pirroen. Het is deie wonderlijke man, met zijn koppige, hardnekkige liefde, die dit .boek een karaktervolle plaats geeft in de moderne Vlaamsche letteren. Ook in dezen heroischen minnaar, in dezen fieren oolijkerd zijn enkele levens-tintelingen overgebracht van den grooten Thijl. Het is vooral deze Pirroen, met zijn 115

kostelijken liefdelust, met zijn pompeusheid en lief-talligheid, die bovenal getuigt van Timmermans' conceptie-vermogen. Ook in dit „Anne-Marie"-proza klinkt voor ons Noord-Nederlandsch gehoor de natuurlijke melodie van het zuidelijk idioom als een zang van onbewuste vinding. Er zijn Floren-tijnsche straatzangers, wier liedjes al bij de eerste tonen een geluksgevoel in ons doen opgloeien. Het is een timbre, dat het metaalklankige stem-orgaan van den Noordelijken concertzanger eerst na oneindige oefeningen kan verkrijgen. Timmermans' taal, ook in „PaMeter'', is niet overal mooi.

„PaMeter" is inderdaad door een psychiater be, schouwd, als een boek beheerscht door eroto-manische stemmingen. Men kan van „Anne-Marie"

met zekere vernuftige en slinksche zielkundige be-wijsvoering misschien hetzelfde beweren. Toch missen deze abstracte ontledingen van, en commen-taren op de scheppende werkzaamheid van een oer-gezond voortbrenger en natuurziener, hun comische uitwerkingen niet op den lezer. Ze zijn vaak zoo volslagen in strijd met het instinct van den kunstenaar, den doorgronder van zielen en dingen. Felix Timmermans is in zekeren zin een nabloei in de Vlaamsche literatuur-beweging, met het tijdschrift „Van nu en straks" zoo prachtig opgekomen. Onder de jongeren behoort 114 tot de meest-karakteristieken en begaafden.

116

In document OVER LITERATUUR (pagina 116-121)