• No results found

IISG ARCH00859-342 52 AGA 3(107)42.08808,15.

In document Dictatuur en geschiedschrijving (pagina 173-175)

TERUGBLIK VAN AUTEURS EN CENSOREN

51 IISG ARCH00859-342 52 AGA 3(107)42.08808,15.

53 IISG ARCH00859-342. Het vonnis van de Franse rechter bevindt zich in het IISG-archief. De inhoud van het vonnis van de Spaanse rechter moet worden afgeleid uit de pleitnota van de advocaat van Hedilla.

5

sluiten. Hij had immers noch van de ambassade noch van García Venero de middelen en materialen gekregen om een bodemprocedure op te starten.54 Zo kwam er een roemloos

einde aan pogingen van de Spaanse overheid een buitenlandse uitgeverij gericht het zwijgen op te leggen. Intimidatie en manipulatie van verschillende, al dan niet in her buitenland vertoevende, onderdanen maakten er deel van uit evenals een creatief gebruik van de rechterlijke macht of die nu in het binnenland dan wel buiten de grenzen gevestigd was.

Het ministerie bleek bereid en in staat de kaders van de censuurwetgeving te negeren, als er hem veel aan gelegen was publicatie van een zeer onwelgevallig werk te voorkomen. Overigens had het die kaders al opgerekt door in de beginfase het werk een niet in de wet beschreven officieuze beoordeling te geven.

Auteur García Venero kwam intussen zwaar gebutst uit de strijd naar voren. Om inkomsten te verwerven was hij een onzeker avontuur aangegaan, waar hij zich alleen nog maar uit kon redden door stroman van de Spaanse overheid te worden en in het verkeer met zijn Franse uitgever afstand te doen van zijn intellectuele integriteit. Hij deed het immers voorkomen dat hij om inhoudelijke redenen af wilde zien van publicatie bij Ruedo Ibérico en hield voor zijn uitgever verborgen dat hij onder druk werd gezet en gechanteerd door de Spaanse overheid.

De materialen over de kwestie García Venero die aanwezig zijn in het archief van Ruedo Ibérico en het archief van de Verbindingsafdeling maken duidelijk hoezeer de reguliere censuurdossiers in het archief van de Archivo General de la Administración soms het zicht op de werkelijkheid benemen. Gebrek aan een goed overzicht speelde ook historicus Rojas Claros parten. In Dirigismo Cultural y disidencia editorial en España (1962-1973) besteedde ook hij aandacht aan de perikelen rondom het werk van García Venero.55

Op basis van reguliere censuurfiles kwam hij tot de conclusie dat het ministerie pas in november 1965 tot actie was overgaan; toen zou er vanuit uitgeverij Planeta een officieel beoordelingsverzoek van Garcia Venero’s werk hebben voorgelegen.56 Auteur en uitgever

zouden de publicatie hebben ingetrokken vanwege de zware druk die het ministerie op hen had uitgeoefend. Vervolgens zou het ministerie juridische wegen hebben gezocht om te voorkomen dat de publicatierechten bij Ruedo Ibérico terecht kwamen. Die wegen zocht het ministerie tevergeefs, zo voegde Rojas Claros daar nog aan toe; het werk zou bij Ruedo Ibérico worden uitgegeven. Rojas wist ook nog - abusievelijk - te melden dat Southworths Antifalange alleen daarom niet in één band met het werk van García Venero was gepubliceerd, omdat het geheel te omvangrijk was geworden.

Overigens intrigeert de door Rojas Claros aangedragen rol van uitgeverij Planeta wel. Wellicht hebben García Venero en het ministerie haar in eendrachtige samenwerking

54 AGA 3(107)42.08808,15.

55 Francisco Rojas Claros, Dirigismo cultural y disidencia editorial en España (1962-1973) (San Vicente del Raspeig: Universidad de Alicante, 2013), 123-125.

misbruikt of heeft zij zich bewust laten gebruiken als nieuwe rechthebbende, zodat het ministerie of een andere partij op een goed moment de publicatielicentie van Ruedo Ibérico juridisch zou kunnen aanvechten. Zoals we hierboven zagen zou deze kaart daadwerkelijk in juni 1967 bij het kort geding in Parijs worden uitgespeeld.57

Bovendien zou het niet de enige poging van het regime zijn geweest om een binnenlandse uitgeverij op te zetten tegen Ruedo Ibérico en haar uitgever. Zo klaagde Martínez in een brief aan Southworth van 4 februari 1974 over De la Cierva’s pogingen uitgeverij Ariel ertoe te verleiden bij Ruedo Ibérico auteurs weg te kapen.58 Zoals er een - bijzonder te

noemen - verwevenheid was tussen de Spaanse censuur en de Spaanse historische wereld, was die er zo ook tussen het ministerie en de wereld van de uitgeverij.

Overigens merkte Rojas Claros op dat Ricardo de la Cierva met een bespreking in het

Boletín de Orientación Bibliográfica nog de nodige moeite heeft gedaan zowel het boek

van García Venero als dat van Southworth in diskrediet te brengen. Dat De la Cierva de anonymus was die het artikel schreef, had hij afgeleid uit hem ter beschikking staande medewerkeroverzichten van het Boletín.

Nu is het in de eerste plaats opmerkelijk dat Rojas Claros geheel voorbij gaat aan het feit dat het Boletín de Orientación Bibliográfica pas in 1969, twee jaar na dato, tijd vond voor het bespreken van beide publicaties.59 Hij had tenminste de vraag kunnen opwerpen of

de inhoud daarvan in 1967 wellicht ook voor het in beperkte kring circulerende Boletín nog te heikel was of dat het ministerie in dat jaar nog teveel in zijn maag zat met de mislukking van de pogingen publicatie van García Venero’s werk te voorkomen. Verder is het maar de vraag of De la Cierva met zijn recensie van 1969 in de eerste plaats de bedoeling had beide boeken in diskrediet te brengen. Zo werden beide werken waardevolle bijdragen genoemd, ook al zouden ze deels propagandistische doelen hebben gediend en niet altijd de historische waarheid dichterbij hebben gebracht. Verder citeerde De la Cierva Ruedo Ibérico’s José Martínez die erover had gesproken hoezeer de censuur García Venero’s werk had dwarsgezeten en ging hij tevens in algemene termen in op de uitgeefgeschiedenis van beide boeken. Zo werden, aldus de la Cierva, enkele rechtbanken tot hun verbazing bij de publicatie betrokken. Verder wist hij nog te melden dat ‘ondergrondse zones van de Spaanse politiek (betrokken waren) en zei hij ervan af te zien min of meer gefundeerde geruchten en stellingen over de ontstaansgeschiedenis van beide publicaties in kaart te brengen’.

57 Wellicht beschikt uitgeverij Planeta nog over de nodige archieven die een licht kunnen werpen op haar vooralsnog schimmige rol en vooral de vraag of een gerenommeerde binnenlandse uitgeverij zich ervoor leende ten gerieve van de Spaanse overheid een buitenlandse concurrent te benadelen. Een juiste ingang om toegang te krijgen tot het archief van Planeta is vooralsnog niet gevonden.

In document Dictatuur en geschiedschrijving (pagina 173-175)