• No results found

Gedeeltelijke uitschakeling van de herkwalificatie onder scharnierartikel 37 WIB

In document Auteursrecht : een fiscale analyse (pagina 43-46)

2. FISCALE BEHANDELING VAN AUTEURSRECHTEN NA DE WET VAN 16 JULI 2008

2.1. Wet van 16 juli 2008 tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en tot

2.1.2. Vereenvoudiging wat betreft de kwalificatie: roerend inkomen minstens tot een

2.1.2.2. Gedeeltelijke uitschakeling van de herkwalificatie onder scharnierartikel 37 WIB

60. Het doel van de belastingregeling voor inkomsten verkregen uit de (con)cessie van auteursrechten was om deze inkomsten onder te brengen in één categorie. Nochtans is het gunstregime finaal niet onbeperkt van toepassing voor auteursrechten die een beroepsmatig karakter hebben169.

Krachtens scharnierartikel 37 WIB 1992 worden inkomsten van roerende goederen en kapitalen als beroepsinkomsten aangemerkt wanneer die goederen en kapitalen worden gebruikt voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid van de verkrijger van de inkomsten170. Anders gezegd,

165 Amendement (G. DALLEMAGNE) op het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de

Inkomstenbelastingen 1992 en tot instelling van een forfaitaire belastingregeling inzake auteursrechten en naburige rechten, Parl.St. Senaat 2007-08, nr. 4-119/2.

166 Amendement (P. MONFILS) op het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen

1992 en tot instelling van een forfaitaire belastingregeling inzake auteursrechten en naburige rechten, Parl.St. Senaat 2007-08, nr. 4-119/3.

167 Art. 17, §1, 5° WIB 1992. 168 Art. 171, 2°bis WIB 1992.

169 X, “Gedeeltelijk bevrijdende R.V. op auteursrechten”, Fiscoloog 2008, afl. 1117, 1. 170 Art. 37, eerste lid WIB 1992.

32 als men inkomsten uit roerende goederen (zoals auteursrechten) behaalt en deze goederen gebruikt voor de beroepsactiviteit, dan wordt het inkomen geherkwalificeerd als een beroepsinkomen. Vanwege dit artikel zag een auteur die beroepsmatig auteursrechtelijk beschermde werken maakt en nadien de auteursrechten hierop overdraagt tegen een vergoeding voor de wet van 16 juli 2008 dit inkomen al snel volledig belast als een beroepsinkomen.

61. Na invoering van de wet van 16 juli 2008 wordt het scharnierartikel echter gedeeltelijk uitgeschakeld. In afwijking van artikel 37, eerste lid WIB 1992 behouden de inkomsten bedoeld in artikel 17, § 1, 5°, hun hoedanigheid van roerende inkomsten, behalve indien en in zover zij hoger liggen dan 37 500 euro (niet-geïndexeerd, 62 090 euro AJ 2021)171. Tot dit plafondbedrag worden

de inkomsten verkregen uit de (con)cessie van auteursrechten dus onweerlegbaar vermoed een roerend inkomen te zijn, ongeacht of de auteursrechten worden gebruikt voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid van de verkrijger van de inkomsten. Dit is het onweerlegbaar vermoeden van niet-professionele aanwending voor de inkomsten uit auteursrechten die de limiet niet overschrijden172. Er dient te worden opgemerkt dat een eventuele overschrijding van het

grensbedrag wordt bepaald voor aftrek van de werkelijke of forfaitaire kosten.

62. Het plafond werd ingesteld omdat “voor de echte beroepsschrijvers, die schrijven als enige beroepsactiviteit hebben, de inkomsten deels de aard van beroepsinkomsten moeten bewaren.173” Men wil dus de inkomsten uit auteursrechten van auteurs in hoofdberoep nog steeds

een deel als beroepsinkomsten kunnen belasten, terwijl deze inkomsten voor een auteur in bijberoep volledig als roerend inkomen belast moeten kunnen worden. Omdat de begrippen ‘hoofdberoep’ en ‘bijberoep’ niet concreet genoeg zijn, koos men ervoor om dit te objectiveren via de instelling van een plafondbedrag. Dit plafond moet dus de grens aangeven tussen een hoofdactiviteit en een nevenactiviteit174. Zonder het plafondbedrag, zouden professionele

171 Art. 37 WIB 1992.

172 Rb. Luxemburg (afd. Marche-en-Famenne) (fisc.) (12e k.) 8 januari 2020, nr. 19/183/A, monkey.be

173 Amendement (P. MONFILS) op het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen

1992 en tot instelling van een forfaitaire belastingregeling inzake auteursrechten en naburige rechten, Parl.St. Senaat 2007-08, nr. 4-119/4.

174 Amendement (P. MONFILS) op het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen

1992 en tot instelling van een forfaitaire belastingregeling inzake auteursrechten en naburige rechten, Parl.St. Senaat 2007-08, nr. 4-119/4.

33 inkomsten immers zeer laag belast worden in vergelijking met de progressieve belasting van andere inkomstencategorieën en beroepen175.

63. In het verslag namens de Commissie voor de financiën en de begroting wijst de minister van Financiën er echter op dat deze kwalificatiewijziging moeilijk formeel kan worden verantwoord. De minister was niet zeker of dit de juridische toetsing zou doorstaan indien een voorziening ingesteld zou worden bij het Grondwettelijk Hof176. Het fiscaal stelsel wordt immers enkel

vereenvoudigd tot deze inkomensgrens.

64. OVERSCHRIJDING PLAFONDBEDRAG: HERKWALIFICATIE NAAR BEROEPSINKOMSTEN – Een overschrijding van het plafond van 37 500 euro (niet-geïndexeerd, 62 090 euro AJ 2021) kan enerzijds tot gevolg hebben dat de inkomsten uit auteursrechten – voor het bedrag dat het plafond overschrijdt – belast worden als beroepsinkomsten aan de progressieve tarieven van de personenbelasting. Dit zal het geval zijn wanneer de inkomsten voortkomen uit goederen, in casu auteursrechten, die bestemd zijn voor de beroepsactiviteit van de verkrijger van de inkomsten177. Hierbij moet worden

opgemerkt dat ook op het hogere gedeelte nog steeds roerende voorheffing moet worden ingehouden. Artikel 37 WIB 1992 bepaalt immers dat de herkwalificatie van een roerend inkomen naar een beroepsinkomen gebeurt “onverminderd de toepassing van de voorheffingen.178

Bovendien lijkt de wetgever zelfs te hebben geanticipeerd op een dergelijke herkwalificatie, gezien voor het hogere gedeelte 30 procent roerende voorheffing moet worden ingehouden179. Omdat

het hogere gedeelte onderworpen wordt aan de progressieve tarieven, ontstaat er een verschil tussen de ingehouden roerende voorheffing van 30 procent en het belastingpercentage van de inkomstenschijf in de personenbelasting.

175 Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en tot instelling van een

forfaitaire belastingregeling inzake auteursrechten en naburige rechten, Verslag namens de commissie voor de financiën en voor de economische aangelegenheden, Parl.St. Senaat 2007-08, 4-119/5.

176 Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en tot instelling van een

forfaitaire belastingregeling inzake auteursrechten en naburige rechten, Verslag namens de commissie voor de financiën en de begroting, Parl.St. Kamer 2007-08, 1188/03; J. VAN DYCK, “Auteursrechten : is de nieuwe regeling 'probleemloos' ?”, Fiscoloog 2008, afl. 1123, 1.

177 J. KEUSTERMANS, P. BLOMME en E. D’HAUWE, “Auteursrechten en inkomstenbelastingen Beschouwingen

vanuit de auteursrechtpraktijk”, TFR 2016, afl. 494, 63.

178 Art. 37 WIB 1992.

179 S. WATELET, “Auteursrechten : roerende inkomsten en niets anders dan roerende inkomsten”, Fisc. Week.,

34 65. OVERSCHRIJDING PLAFONDBEDRAG: VOLLEDIG ROEREND INKOMEN – Anderzijds is het mogelijk dat de inkomsten die het plafond overschrijden hun roerend karakter behouden180. Wanneer de roerende

goederen, in casu de rechten, niet worden gebruikt voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid van de verkrijger van de inkomsten, kan artikel 37 WIB 1992 immers niet toegepast worden. Ook dan wordt er op de inkomsten die het plafond overschrijden roerende voorheffing aan het normale tarief van 30 procent ingehouden181. De ingehouden roerende

voorheffing is ook dan echter niet gelijk aan de uiteindelijk verschuldigde personenbelasting. In de personenbelasting blijven de inkomsten immers in zijn geheel belastbaar aan een afzonderlijke aanslagvoet van 15 procent. Dit heeft tot gevolg dat de ingehouden roerende voorheffing hoger zal zijn dan de uiteindelijk verschuldigde personenbelasting, waardoor het teveel aan ingehouden roerende voorheffing moet terugbetaald worden door de Staat182.

66. Merk op dat er in beide gevallen dus een verhoogde bronheffing is op het gedeelte van de auteursrechten dat het plafond overschrijdt, in afwachting van de inkohiering van de uiteindelijk verschuldigde personenbelasting. Die laatste bedraagt voor het hogere gedeelte ofwel nog steeds 15 procent ofwel wordt dit gedeelte onderworpen aan de progressieve tarieven183. In wat volgt

wordt besproken wanneer een dergelijke herkwalificatie kan plaatsvinden.

2.1.3.

Bewijslast inkomsten uit auteursrechten

In document Auteursrecht : een fiscale analyse (pagina 43-46)