2. FISCALE BEHANDELING VAN AUTEURSRECHTEN NA DE WET VAN 16 JULI 2008
2.2. Materieel toepassingsgebied van de wet van 16 juli 2008
2.2.3. Derde stap: inkomsten voortvloeiend uit de cessie of concessie van auteursrechten
2.2.3.1. Verhouding auteursrecht/prestatie
2.2.3.1.2. Circulaire nr 36/2014
201. Het onduidelijke standpunt uit het bericht van 4 december 2008 dat hetgeen gisteren als een beroepsinkomen werd belast, niet zou kunnen geherkwalificeerd worden in een deel roerende inkomsten uit overgedragen auteursrechten was dan ook niet houdbaar in het licht van het gemeenrechtelijk auteursrecht. Volgens VAN DYCK wekt de minister op die manier de indruk een eigen, restrictieve, interpretatie te geven aan wat voor fiscale doeleinden de vergoeding voor de (con)cessie van een auteursrecht zou kunnen zijn551. In circulaire nr. 36/2014 wordt er ingegaan
op deze problematiek. Eerst en vooral wordt extra duiding gegeven bij deze stelling van de toenmalige minister van Financiën: “Bijgevolg heeft de W 16.07.2008 niet als doel om inkomsten die tot nu toe werkelijke beroepsinkomsten waren om te zetten in auteursrechten. Daarentegen is het sinds de inwerkingtreding van die wet niet meer mogelijk om, ongeacht de feitelijke omstandigheden, inkomsten uit auteursrechten te belasten als beroepsinkomsten, ten belope van ten minste 37.500 EUR (bedrag te indexeren).552” Hiermee wordt dus terecht verduidelijkt dat de
vergoeding die geldt als tegenprestatie voor het werk zelf nog steeds belast moet worden als een beroepsinkomen en dat de inkomsten uit overdragen auteursrechten minstens tot aan het plafondbedrag niet meer als beroepsinkomsten kunnen gekwalificeerd worden.
547 B. SPRINGAEL en L. MASSON, “Wat verstaat de fiscus onder ‘auteursrechten’?”, Fiscoloog 2009, afl. 1144, 1. 548 Bericht van 4 december 2008 aan de schuldenaars van auteursrechten en naburige rechten in de loop van het
jaar 2008, BS 9 december 2008, 65.483, err., BS 18 december 2008.
549 B. SPRINGAEL en L. MASSON, “Wat verstaat de fiscus onder ‘auteursrechten’?”, Fiscoloog 2009, afl. 1144, 1. 550 B. SPRINGAEL en L. MASSON, “Wat verstaat de fiscus onder ‘auteursrechten’?”, Fiscoloog 2009, afl. 1144, 1. 551 J. VAN DYCK, “Voordelige fiscale regeling auteursrechten: ook voor werknemers?”, Fiscoloog 2010, afl. 1195,
1.
97 202. De circulaire heeft specifiek betrekking op de kwalificatie van de inkomsten die zijn verkregen door een natuurlijke persoon die een cessie of concessie van auteursrechten heeft verleend in het kader van zijn beroepswerkzaamheid553. “Wanneer de activiteit die aan de basis ligt van de
inkomsten van die aard is dat zij voor een gedeelte bijdraagt tot de originele creatie die de persoonlijkheid van de auteur weergeeft, rijst de vraag of en in welke mate de inkomsten die zijn verkregen, belastbaar zijn als inkomsten uit de cessie of de concessie van auteursrechten, of als baten.554”
203. Vervolgens wordt benadrukt dat in functie van de juridische en feitelijke gegevens eigen aan elk geval, zoals de overeenkomst, het statuut, facturen of bestelbons, een onderscheid moet gemaakt worden tussen de twee soorten vergoedingen: enerzijds de vergoeding voor de prestatie van de auteur, zijnde een vergoeding voor de uitoefening van zijn beroep die belastbaar is als beroepsinkomen en anderzijds de vergoeding voor de (con)cessie van auteursrechten die belast wordt als roerend inkomen555. Omdat er geen enkele tabel of referentie bestaat om vast te stellen
welk deel van de vergoeding gekwalificeerd moet worden als auteursrechten en het niet aan de administratie is om de partijen een verdeelsleutel op te leggen556, wordt de contractuele vrijheid
voorop gesteld. “De eventuele uitsplitsing tussen roerende inkomsten en beroepsinkomsten zal a
priori op basis van de bepalingen van de overeenkomst, die de wil van de partijen weergeven,
worden uitgevoerd.557” Zoals hierna zal blijken, wijkt dit standpunt af van de rulingpraktijk.
204. Om een uitsplitsing te maken tussen het beroepsinkomen en de auteursrechtvergoeding moet de fiscus dus in beginsel het contract volgen. Deze volledige contractuele vrijheid is opmerkelijk, gezien in de fiscaliteit de werkelijkheid wordt belast en die stemt niet altijd overeen met wat op papier wordt overeengekomen558. De belastingadministratie zou dus niet enkel gebonden mogen
zijn door de bepalingen van de schriftelijke overeenkomst559. Met de verwijzing naar ‘die de wil
van de partijen weergeven560’, wordt wel een kleine opening gelaten om te benadrukken dat de
overeenkomst moet overeenstemmen met de realiteit (zie ook randnummer 238 e.v.).
553 Circ. nr. Ci.RH.231/631.675, 4 september 2014, fisconet.be.
554 Voorbeelden worden gegeven van een stylist, graficus of journalist; Circ. nr. Ci.RH.231/631.675, 4 september
2014, fisconet.be.
555 Circ. nr. Ci.RH.231/631.675, 4 september 2014, fisconet.be. 556 Circ. nr. Ci.RH.231/631.675, 4 september 2014, fisconet.be. 557 Circ. nr. Ci.RH.231/631.675, 4 september 2014, fisconet.be.
558 J. KEUSTERMANS, P. BLOMME en E. D’HAUWE, “Auteursrechten en inkomstenbelastingen Beschouwingen
vanuit de auteursrechtpraktijk”, TFR 2016, afl. 494, 76.
559 J. KEUSTERMANS, P. BLOMME en E. D’HAUWE, “Auteursrechten en inkomstenbelastingen Beschouwingen
vanuit de auteursrechtpraktijk”, TFR 2016, afl. 494, 77.
98 205. Hierbij dient opgemerkt te worden dat na de publicatie van circulaire nr. 36/2014, de minister van Financiën zelf ook aangaf dat er rekening moet gehouden worden met de feitelijke omstandigheden561. De minister merkt op dat de overeenkomst door de administratie aanvaard
wordt voor zover die “overeenstemt met de werkelijkheid562”. Uit een later antwoord blijkt dat ‘de
werkelijkheid’ niet slaat op de opsplitsing, maar op de (con)cessie van de auteursrechten: “Zodra er geen twijfel is over het feit dat auteursrechten worden overgedragen, kunnen de partijen vrij hun vergoeding omdelen of omslaan.563” Volgens de minister moet er dus eerst sprake zijn van een
werkelijke (con)cessie van auteursrechten en nadien zal de uitsplitsing van de vergoeding gebeuren op basis van de bepalingen in de overeenkomst564. De minister voegt hier nog aan toe
dat in de huidige stand van de wetgeving het hem niet toekomt om een redelijke verhouding te bepalen tussen de inkomsten uit auteursrechten en andere beroepsinkomsten voor eender welke beroepsactiviteit565. Kortom, de ‘overeenstemming met de werkelijkheid’ betekent voor de
minister dat het gunstregime maar van toepassing kan zijn als er effectief auteursrechten worden overgedragen. Indien dit het geval is, geldt de volledige contractuele vrijheid.