• No results found

Blokkering door een morfologische categorie met dezelfde vorm: de improductievedeverbalege-afleiding(hettypegebouw)naderbekeken

In deze paragraaf hebben we de woordvormingspatronen bekeken volgens welke substantieven worden gevormd die – net als de ge-afleiding – een (abstracte)

7.1.2.2.2 Blokkering door een morfologische categorie met dezelfde vorm: de improductievedeverbalege-afleiding(hettypegebouw)naderbekeken

Nadat we de mogelijke gevallen van blokkering hebben besproken, waarbij een nieuwvorming van de ge-afleiding door een bestaande morfologische categorie met dezelfde betekenis gehinderd wordt, gaan we in deze paragraaf de andere vorm van blokkering bekijken, welke niet uit synonymie-, maar uit homonymiegevaar voortvloeit. We gaan onderzoeken of het tot stand en in gebruik komen van nieuwvormingen van de ge-afleiding door een bestaande morfologische categorie met dezelfde vorm geblokkeerd kan worden. Over de improductieve188deverbale189

ge-afleiding van het type gebouw werd in 3.1 gezegd dat die sterke

vormovereenkomst vertoont met de ge-afleiding en daarom niet onder de improductieve ge-afleidingen aan de orde komt, waar ze thuis zou horen, maar samen met de afleiding wordt behandeld. De improductieve deverbale ge-afleiding (in het vervolg –gemakshalve en ter onderscheiding van onze ge-ge-afleiding – aangeduid met ‘improductieve ge-afleiding’ of ‘improductief ge-substantief’) wordt hier als mogelijke blokkerende factor bij de ge-afleiding onder de loep genomen. Hierbij moeten we in eerste instantie nagaan in hoeverre de naar beide woordvormingsprocédés gevormde woorden in morfologische (maar ook in andere eigenschappen) met elkaar overeenkomen, d.i. in welke mate voldaan wordt aan de voorwaarden van blokkering.

Wat de morfologische eigenschappen van de improductieve ge-afleiding betreft, ze is net als de ge-afleiding neutrum en selecteert daarom het lidwoord het (De Haas-Trommelen 1993:63). We hebben in 7.1.1 gezien dat de ge-afleiding

188

Dat dit type afleiding improductief is, blijkt uit het feit dat nieuwvormingen als *gebrei, *gedruk, *geschilder niet (kunnen) voorkomen (Taeldeman 1985:34).

189

Genoemd moet worden dat er volgens het WNT een klein aantal substantieven van dit type ge-afleiding is, dat – hoewel we daarnaast ook wel werkwoorden vinden –van semantisch verwante substantieven lijkt afgeleid te zijn, vgl. bijv. gebraad is waarschijnlijk afgeleid van mnl. braet (mhd. brât) (en niet van braden) en gebroed van mnl. broet (hd. brut) (en niet van broeden). Ik zou dit liever zo formulieren dat het in geval van deze voorbeelden niet eenduidig op te maken is of we met reguliere vormingen te maken hebben of met uitzonderingen die de regel (d.i. dat het grondwoord een werkwoord is) bevestigen.

vanwege haar betekenis (‘abstracte handeling’) over het algemeen geen meervoudsvorming en geen diminutiefgebruik toelaat. Ook in geval van de improductieve ge-afleiding is de meervoudsvorming en het diminutiefgebruik afhankelijk van de betekenis, maar hier is de betekenis moeilijker om onder één noemer te brengen. Tot deze morfologische categorie behoren namelijk abstracte niet-telbare substantieven als geduld, abstracte telbare substantieven als gebod, stofnamen als gebak, voorwerpsnamen als gebit, gebouw en verzamelnamen als

gehoor (‘toehoorders’), vgl. De Haas-Trommelen 1993:85, De Vooys 1967:222 en

WNT. De abstracte niet-telbare substantieven, de stof- en verzamelnamen nemen natuurlijk net als onze ge-afleiding geen meervoudsuitgang aan, maar de telbare abstracte substantieven en de voorwerpsnamen laten de meervoudsvorming wel toe, vgl. geboden resp. gebitten, gebouwen enz. (De Haas-Trommelen 1993: 83). De substantieven die in het meervoud kunnen staan, kunnen ook in het diminutief190 worden gebruikt, vgl. gebodje resp. gebitje, gebouwtje enz.

De improductieve ge-afleiding lijkt dus allerlei betekenistoepassingen te bevatten en mede daaruit vloeit voort dat deze substantieven in tegenstelling tot de

ge-afleiding geen uniform morfologisch profiel hebben. De verschillende betekenistoepassingen lijken op het eerste gezicht weinig met elkaar te maken te hebben. In Taeldeman 1985:39-40 werd echter toch geprobeerd om een systematische beschrijving te geven van de verschillende betekenistoepassingen, wat in de volgende classificering heeft geresulteerd:

Effectobjecten: afleidingen die het resultaat van de in het werkwoord genoemde

handeling aanduiden, vgl. bijv. gebak, gebouw, gedicht

Affectobjecten: afleidingen die het object aanduiden dat passief bij de (door het

werkwoord uitgedrukte) handeling betrokken is, vgl. bijv. geschenk

Onafhankelijke objecten: afleidingen die een object noemen waaraan zich iets

voltrekt. Er is hier geen agens in het spel, vgl. bijv. gewas, gevolg (‘dat wat uit iets volgt’)

Instrumentalis: afleidingen die het object aanduiden waarmee de (door het

werkwoord uitgedrukte) handeling uitgevoerd wordt, vgl. bijv. gehoor (‘zintuig’),

geweer

Agentief: afleidingen die levende wezens aanduiden die actief bij de (door het

werkwoord genoemde) handeling betrokken zijn, vgl. bijv. gehoor (‘zij die toehoren’) en misschien ook gevolg (‘zij die volgen’)

Zoals we zien, hebben alle betekenisgroepen met elkaar gemeen dat ze (en dit in tegenstelling tot onze ge-afleiding) geen actie uitdrukken. De betekenisgroepen zijn verder – met uitzondering van de laatste groep – allemaal aan het begrip ‘object’ gerelateerd (waarin de in het werkwoord genoemde handeling resulteert / waaraan of

190

Vermeld dient te worden dat de stofnamen – ondanks het feit dat ze niet in het meervoud kunnen worden gebezigd –de diminutiefuitgang toch toelaten, vgl. gebakje (en het kan dan ook in het meervoud worden gebruikt: gebakjes).

waarmee iets verricht wordt / waaraan zich iets voldoet)191. Verder moet vermeld worden dat de ‘resultaat’-betekenis (d.w.z. het door Taeldeman als ‘effectobject’-aangeduide betekenisaspect) niet voor niets als eerste in de classificering staat. Deze betekenis is namelijk de prominentste betekenis van de improductieve ge-substantieven (vgl. de meeste voorbeelden) en tevens ook – zoals we in het diachrone overzicht zullen zien – de oorspronkelijke; de andere betekenistoepassingen zijn door metonymimische betekenisuitbreiding ontstaan met het resultaat dat we bij de improductieve ge-afleidingen met polysemie rekening moeten houden (vgl. 1.2.2). Willen we de betekenis van onze ge-afleiding en die van de improductieve ge-afleiding met elkaar contrasteren, dan kunnen we dat op de volgende manier doen: onze ge-afleiding heeft – zoals meermalen behandeld – een ‘voortdurende/zich herhalende handeling’-lezing, terwijl de improductieve ge-afleiding een ‘resultaat’-lezing heeft.

Gaan we van de eigenschappen van de improductieve ge-afleiding over naar de eigenschappen van hun grondwoorden, dan zien we dat het prefix ge- – in tegenstelling tot onze ge-afleiding, waarbij het zich uitsluitend aan de “gewone”(ongemodificeerde) stam van het werkwoord192 hecht – zowel aan de ongemodificeerde als aan de (door ablaut, umlaut of verkorting) gemodificeerde werkwoordstam gehecht kan worden. Het eerste geval doet zich voor bij als grondwoord fungerende zwakke werkwoorden (a), het laatste bij als grondwoord fungerende sterke werkwoorden (b), vgl.

(

a) duld- – geduld, hoor- – gehoor, schenk- – geschenk, welf- – gewelf, zwel- –

gezwel enz.

(b) bid- – gebed, bijt- – gebit, dring- – gedrang, schiet- – geschut, spreek- –

gesprek, zing- –gezang enz. (vgl. De Haas-Trommelen 1993:86)193

Als blokkerende factor komen natuurlijk slechts de woorden van groep (a) (waarbij de vorm van de stam dus niet aangetast wordt) in aanmerking, gezien het feit dat alleen maar dan sprake is van volledige vormovereenkomst met potentiële nieuwvormingen van onze ge-afleiding. Bij de substantieven van groep (b) en de

191

Hieraan moeten we toevoegen dat tot de laatste groep uitsluitend zulke substantieven behoren die in een andere betekenis in een van de „object”-groepen zijn ingedeeld. Die betekenis is hun oorspronkelijke betekenis, het agentieve betekenisaspect is later door betekenisuitbreiding tot stand gekomen, vgl. gehoor ‘het horen, het vermogen om te horen’ > ‘het aanhoren’ > ‘dat wat men hoort’ > ‘het handelen als reactie op wat men hoort’ > ‘degenen die toehoren, d.w.z. de toehoorders’ resp. gevolg ‘wat volgt’ > ‘zij die volgen’ (vgl. EWN). De laatste groep is daarom ook slechts „schijnbaar” een uitzondering.

192

Hier laten we de ten opzichte van blokkering door de improductieve deverbale ge-afleidingen niet relevante (periferie-)gevallen buiten beschouwing, waarbij het prefix ge- zich aan andere woordsoorten of hele woordgroepen of zinnen hecht.

193

Deze verschillen tussen de werkwoordstam en de daarvan gevormde afleiding zijn overigens niet specifiek voor dit type prefigering, maar ze worden ook bij andere vormen van substantivering aangetroffen, vgl. bijv. (stam – gesubstantiveerde stam) dring – drang, schiet – schot enz. (vgl. De Haas-Trommelen 1993:86 en voetnoot 180). Genoemd moet echter worden dat ablaut, umlaut en rekking die een werkwoordstam kunnen modificeren, in het Nederlands lang niet meer actief zijn. Zo ontstaan er door middel van substantivering van werkwoorden met behulp van ablaut, umlaut en rekking geen nieuwe woorden meer zoals opbraak voor een opgebroken staat.

betreffende potentiële nieuwvormingen van de ge-afleiding hebben we te maken met duidelijke vormverschillen, vgl. bijv. gebed vs. gebid ‘voortdurend bidden’, gebit vs.

gebijt (‘voortdurend bijten’) enz.

Bij onze ge-afleiding hebben we gezien dat die zowel ongelede (vgl. bijv.

fluiten) als gelede werkwoorden (vgl. in eerste instantie van het type stofzuigen) als

basis kan hebben (vgl. gefluit resp. gestofzuig), waarbij het niet uitmaakt of het werkwoord inheems of uitheems is, vgl. bijv. aarzelen geaarzel resp. anticiperen

-geanticipeer. De improductieve ge-afleiding neemt daarentegen alleen maar

ongelede inheemse werkwoorden als grondwoord, vgl. bijv. bouwen – gebouw en

dulden – geduld enz. Niet alleen de gelede werkwoorden zijn uitgesloten die door

middel van een toevoegsel194van werkwoorden zijn afgeleid en die dus vanwege de aanwezigheid van het toevoegsel qua vorm duidelijk verschillen van de ongelede werkwoorden. Ook zijn werkwoorden uitgesloten die zonder toevoegsel (d.i. door impliciete transpositie) van een ander woordsoort (vooral van substantieven) tot stand zijn gekomen. In dit kader moet genoemd worden dat de meeste ongelede werkwoordstammen eenlettergrepig zijn en dat de stammen van de werkwoorden die van eenlettergrepige substantieven (of eventueel een andere woordsoort) afgeleid zijn, qua vorm helemaal overeenkomen met de “gewone” ongelede werkwoord(stam)men, gezien het feit dat de transpositie (subst.  ww.) impliciet is. In De Haas-Trommelen 1993:84 wordt de aandacht er expliciet op gevestigd dat het prefix ge- – in tegenstelling tot onze ge-afleiding (het deel – delen – gedeel ‘voortdurend delen’) – ook aan zulke, qua vorm met de ongelede werkwoordstammen helemaal overeenkomende, denominale werkwoordstammen niet kan worden gehecht (vgl. het deel – delen - *gedeel ‘het resultaat van delen’).

De improductieve ge-afleiding is dus slechts in die gevallen in staat om (potentiële) nieuwvormingen van de ge-afleiding te blokkeren, wanneer ge- zich aan een ongelede inheemse verbale stam hecht, die tijdens het procédé ongemodificeerd blijft (d.w.z. die tijdens het procédé geen ablaut, umlaut of rekking ondergaat) (De Haas-Trommelen 1993:83-84, Taeldeman 1985:37, Booij-Van Santen 1998:68). In andere gevallen is de blokkering niet mogelijk. Hier moeten we opnieuw benadrukken dat er bij blokkering geen sprake is van een absolute werking: we kunnen slechts van een algemene hinderende tendens speken. Een bestaande improductieve ge-afleiding als gebouw, waarvan de gevestigde, gangbare betekenis ‘bouwwerk’ is, kan het tot stand komen van een gelijkvormige nieuwvorming van de ge-afleiding, vgl. gebouw in de abstracte lezing ‘het voortdurend bouwen’ weliswaar bemoeilijken, maar helemaal uitgesloten is het niet dat gebouw ook in de abstracte lezing gebezigd wordt. In dat geval moeten we het woord gebouw als polyinterpretabel beschouwen. Gebouw ‘bouwwerk’ en gebouw ‘het voortdurend bouwen’ zijn homoniemen. (De Haas-Trommelen 1993:84).

In verband met de improductieve ge-afleiding moet nog genoemd worden dat deverbale be-, ge-, ver- en ont-afleidingen, waarvan de relatie tot de semantisch

194

Toevoegsel vat ik op als een element dat vóór of achter de werkwoordstam wordt geplaatst. Onder ‘toevoegsel’ vallen dus niet alleen affixen, maar ook bijwoorden als af-, bij- en op- enz. (vgl. afwerken, bijkomen, opmaken enz.), zelfs andere woordsoorten die als eerste lid optreden bij samengestelde werkwoorden (bijv. het adjectief goed in goedkeuren of het substantief raad- in raadplegen).

verwante werkwoorden niet uitgedrukt wordt met een fonetisch zichtbaar prefix195, er – op basis van opvallende overeenkomsten – onder de naam ‘impliciete ge-afleidingen’ vaak ook bij worden gerekend (vgl. De Haas-Trommelen 1993, Don 1989, 1990). De opvallende overeenkomsten kunnen in de volgende punten worden samengevat (vgl. De Haas-Trommelen 1993:63-64, 84):

- beide types zijn improductief

- beide types zijn neutra, vgl. het gebed, het gebit enz. resp. het verzoek, het

ontwerp enz.196

- bij beide types kan het prefix zowel aan de ongemodificeerde (a) als aan de (door

ablaut, umlaut of verkorting) gemodificeerde (b) stam van het werkwoord gehecht

worden, vgl.

(a) (de al geciteerde voorbeelden) duld- – geduld, hoor- – gehoor enz. resp. begin-– begin, geloof- begin-– geloof enz.

(b) (de al geciteerde voorbeelden) bid- – gebed, bijt- – gebit enz. resp. bedraag- –

bedrag, begrijp- – begrip enz.

- bij geen van beide types kan het prefix gehecht worden aan denominale verbale

stammen, vgl. het al geciteerde voorbeeld van de improductieve ge-afleiding: het deel, delen, *het gedeel resp. het bos, bebossen, *het bebos; het huis, verhuizen,

*het verhuis enz.

- beide types drukken geen actie uit, maar verder is het bij beide types moeilijk om de verschillende betekenisaspecten op één noemer te brengen.

De afwezigheid van het prefix ge- bij de be-, ge-, ver- en ont-afleidingen moeten we waarschijnlijk verklaren vanuit het bij de voltooide deelwoorden (vgl. 4.1.1) genoemde algemene verbod op een sequentie van onbeklemtoonde prefixen en bijwoorden. Het is een sterke algemene tendens197 dat twee onbeklemtoonde

195

vgl. (werkwoord - afleiding): besluiten – besluit, geloven – geloof, verzoeken – verzoek, onthalen – onthaal enz.

196

De improductieve ge-afleiding selecteert uitzonderingloos het bepaald lidwoord het. Van de impliciete ge-afleidingen kunnen vergiet en ontvang zowel met het lidwoord het als met het lidwoord de worden gebruikt. Verhuur, verkoop en verbouw lijken op het eerste gezicht uitzonderingen te zijn, omdat ze het lidwoord de kiezen. Bij deze substantieven kan echter zijn dat een verschil in uitspraak ons tot een derivationeel verschil brengt. Bij andere substantieven met ver- (vgl. bijv. verblijf, verband en vertier) wordt het prefix uitgesproken als [v«r]. Deze uitspraak is ook toegestaan bij de substantieven verbouw, verhuur en verkoop, maar de uitspraak [vEr] is gebruikelijker. In dit geval valt het hoofdaccent op het prefix (vgl. vérbouw, vérhuur, vérkoop). Het verschil in de accentuering van het prefix ver- wijst mogelijk op een derivationeel verschil tussen het type verblijf en het type verkoop. Wellicht zijn de substantieven van het type verkoop niet gevormd met het „impliciete” ge-, maar zijn ze gevormd volgens het in 7.1.2.2.1 behandelde beperkt productieve procédé volgens welk van werkwoordstammen eveneens substantieven worden afgeleid, vgl. de gesubstantiveerde werkwoordstammen van het type duik, loop, overloop en uitval enz. Deze gesubstantiveerde werkwoordstammen nemen wel altijd het lidwoord de. (vgl. De Haas-Trommelen 1993:83, 89) De betekenis van verhuur (‘het verhuren’), verkoop (‘het verkopen’) en verbouw (‘het verbouwen’) wijst ook in de richting van het type duik.

197

Bij de ge-afleiding hebben we in 7.1.2.1 gezien dat het – weliswaar niet gemakkelijk maar – in het hedendaags Nederlands weleens voor kan komen dat het prefix ge- aan een van een onbeklemtoond prefix

prefixen niet op elkaar kunnen volgen (vgl. besluit – *gebesluit, geloof – *gegeloof,

onthaal – *geonthaal enz.). Zo worden de morfologische en semantische

overeenkomsten tussen substantieven van het type geduld en besluit verklaarbaar en zo kunnen deze substantieven (de improductieve afleidingen en de impliciete ge-afleidingen) morfologisch onderscheiden worden van de gesubstantiveerde werkwoordstammen van het type de duik die veelal een actie uitdrukken en altijd het bepaald lidwoord de selecteren198.

Als we de impliciete ge-afleidingen dus ook tot de morfologische categorie van de improductieve ge-afleiding rekenen, moeten we – wat betreft het blokkerende effect van de improductieve ge-afleiding op onze ge-afleiding – nog een beperking aanbrengen: gezien het feit dat het prefix ge- bij de ge-afleiding altijd fonetisch zichtbaar is, kunnen de tot de improductieve ge-substantieven behorende impliciete

ge-afleidingen, waarbij het prefix ge- fonetisch niet zichtbaar is, geen blokkerende

invloed op de ge-afleiding uitoefenen. Er is namelijk nooit sprake van vormovereenkomst tussen een bestaand woord van de impliciete ge-afleidingen en een nieuwvorming van de ge-afleiding (vgl. besluit, geloof, verzoek resp. gebesluit,

gegeloof, geverzoek199, 200enz.).

voorzien werkwoord wordt gehecht, vgl. gebeweeg, geversier enz. Daarom kunnen we – tenminste synchroon gezien – slechts van een sterke algemene tendens speken en niet van een absoluut verbod op de opeenvolging van twee onbeklemtoonde prefixen.

198

Genoemd moet worden dat er ook een andere opvatting is omtrent de be-, ge-, ver- en ont-substantieven, volgens welke deze juist tot de gesubstantiveerde werkwoordstammen van het type duik worden gerekend (vgl. Booij-Van Santen 1998:32-33, 145). Deze opvatting gaat ervan uit dat beide types van werkwoordstammen door impliciete transpositie zijn ontstaan. Dat de afleidingen in dit geval niet allemaal een belangrijk vormelijk kenmerk (vgl. de keuze van het bepaald lidwoord) delen, wordt opgelost door te zeggen dat er een bepaalde systematiek in de keuze van het lidwoord ontdekt kan worden: de gesubstantiveerde werkwoordstammen (ongeleed (duik-) of schijdbaar samengesteld (uitleen-)) selecteren het lidwoord de, behalve als de werkwoordstam een onbeklemtoond prefix (be-, ge-, ver-, ont-) bevat (Booij-Van Santen 1998:33, Booij 2002:137-138). Accepteren we deze systematiek binnen de morfologische categorie van de gesubstantiveerde werkwoordstammen (die in dit geval overigens de enige morfologische categorie in het Nederlands zou zijn waarin de leden volgens een bepaalde systematiek voor het lidwoord de resp. het lidwoord het zouden kiezen – doorgaans kiezen de leden van één morfologische categorie namelijk óf het ene lidwoord óf het andere, hoogstens zijn er enkele uitzongeringen binnen de categorie zoals bijv. bij de substantieven op –nis het geval is die over het algemeen de-woorden zijn (duisternis, erfenis, kennis), maar we vinden een paar uitzonderingen: vuilnis kan bijv. zowel de- als het-woord zijn), dan blijft de vraag nog onopgelost hoe te verantwoorden is dat een deel van de categorie beperkt productief is, terwijl het andere deel (juist de be-, ge-, ver- en ont-substantieven) niet productief is. Om die reden kies ik persoonlijk voor de in de lopende tekst uiteengezette ‘impliciete ge-’-opvatting, wat be-, ge-, ver- en ont-substantieven betreft.

199

Deze nieuwvormingen worden – zoals we in 7.1.2.1 hebben gezien – weliswaar niet vaak gevormd, maar als ze voorkomen dan is het prefix ge- in alle gevallen fonetisch zichtbaar. Gebesluit, gegeloof en geverzoek worden in het informele taalgebruik inderdaad weleens aangetroffen (vgl. www.google.nl) 200

In deze context moet nog genoemd worden dat de „impliciete ge-afleiding”-gedachte in Booij 2002:139 op basis van het feit afgewezen wordt dat prefigeren met ge- van een onbeklemtoond prefix voorzien werkwoord in bepaalde gevallen niet onmogelijk is:

The empirical problem for this analysis [d.i. „impliciete ge”-afleiding-gedachte] is that the prefix ge- is actually kept before prefixed verbs, [...]. For instance, a noun such as ge-belazer 'cheating' from the verbal stem be -lazer ‘to cheat’ is a well-formed noun.

Dit is echter een verkeerde redenering, want:

1) „de gevallen waarin prefigeren met ge- van een met een onbeklemtoond prefix voorzien werkwoord” niet onmogelijk is, horen allemaal tot het woordvormingsprocédé, waarbij onze afleidingen, d.i.

ge-Samenvattend kunnen we zeggen dat we in het synchrone overzicht – met behulp van de bestaande vakliteratuur – enerzijds de belangrijkste morfologische en semantische eigenschappen van de ge-afleiding hebben trachten te beschrijven. Anderzijds hebben we de productiviteitsgraad en de productiviteitsbeperkende factoren zo grondig mogelijk bekeken. Er bleek sprake te zijn van een hoogproductief procédé dat aan bepaalde beperkende inherente en niet-inherente talige factoren echter min of meer wel onderhevig is.

7.2 Diachroon overzicht

In een diachrone context kunnen – op basis van het zojuist gegeven synchrone overzicht – de volgende kwesties interessant zijn in verband met onze ge-afleiding:

1

Wat is de oorsprong van de ge-afleiding?

(Is het een oud afleidingstype of moeten we het als een nieuwe derivatiemogelijkheid beschouwen?)

2

Hoe ziet het netwerk van nomina actionis diachroon eruit en welke plaats neemt de ge-afleiding daarin in?

(Hebben er in het netwerk diachroon gezien zekere veranderingen, verschuivingen plaatsgevonden? Zijn de additionele betekeniselementen van de ge-afleiding (durativiteit/iterativiteit resp. negatieve connotatie) van begin af aanwezig, of heeft de ge-afleiding die er in de loop der tijd bij gekregen?

3 Bestaat er een historisch verband tussen de ge-afleiding en de improductieve ge-afleiding, die vanuit het synchrone perspectief

opvallende overeenkomst in vorm vertonen?

Tabel 15

+werkwoordstam-afleidingen in de ‘voortdurend of vervelend lang iets doen’-betekenis worden afgeleid. De „impliciete afleiding”-gedachte rekent de deverbale be-, , ver-, ont-afleidingen niet tot onze ge-afleidingen, maar tot een ander procédé, namelijk de improductieve deverbale ge-afleidingen die het resultaat van de handeling uitdrukken en waarbij prefigering met ge- van een onbeklemtoond prefix voorzien werkwoord – zoals gezien – niet mogelijk is. Het is dus volgens mij verkeerd de „impliciete ge-afleiding”-gedachte af te wijzen op basis van „mogelijkheden” die zich (ten minste synchroon gezien) in