• No results found

4 EEN SYSTEMATISCH DIACHROON-SYNCHROON OVERZICHT

4.1.1 De vorming van het voltooid deelwoord: regels voor het voorvoegsel

ge-De E-ANS geeft een duidelijke beschrijving van de vorming van het voltooid deelwoord waarbij speciale aandacht wordt geschonken aan de regels voor het gebruik van het prefix ge-. Het voltooid deelwoord wordt bij de onregelmatige en regelmatige werkwoorden (of met de termen uit de historische taalkunde: zwakke en sterke) werkwoorden eigenlijk volgens hetzelfde patroon gevormd. In beide gevallen wordt de werkwoordstam aan de ene kant voorzien van het voorvoegsel ge- (dat in bepaalde gevallen echter van plaats kan veranderen of wegblijven), aan de andere kant van een bepaalde uitgang. Bij de zwakke werkwoorden hebben we te maken met een dentale uitgang, die in een abstracte (met andere woorden: “onderliggende”) vorm als D kan worden aangegeven (Booij-Van Santen 1998:103). Deze D wordt in het schrift over het algemeen als <d> weergegeven, behalve als de (abstracte) werkwoordstam eindigt op t, k, f, s, ch of p103dan is de schrijfwijze <t>104, vgl.

103

Vgl. het bekende ezelbruggetje 't kofschip of ’t fokschaap dat veel taalgebruikers in hun schooljaren hebben geleerd (E-ANS) om de uitzonderingen gemakkelijker onder de knie te krijgen, maar dat ook gebruikelijk is in het onderwijs van het Nederlands voor anderstaligen.

geschrobd (stam: schrob-), gedood (dood-)75, gezegd (zeg-), geleefd (leev- en niet

leef-), gereisd (reiz- en niet reis), maar gewerkt (werk-) en gezet105(zet-) enz.106Bij de sterke werkwoorden is de uitgang over het algemeen –en107 en kunnen we te maken hebben met klinkerwisseling (ablaut) in de stam, vgl. (wel klinkerwisseling)

gegrepen (van grijpen), geholpen (van helpen) resp. (geen klinkerwisseling) gegraven (van graven), gelezen (van lezen)108enz.

VOORVOEGSEL STAM UITGANG (geschreven)

altijd

-D

, behalve van zwakke werkwoorden bij stam op t, k, f, s, ch, p, dan

-T

GE-van sterke werkwoorden

(± ablaut)

-EN

Tabel 5

104

Achter de keuze tussen –d en –t gaat in eerste instantie een fonologisch verschijnsel schuil, namelijk progressieve assimilatie: de uitgang kunnen we met het foneem /d/ weergeven dat in alle gevallen als [d] wordt gerealiseerd behalve als de stam van het regelmatige werkwoord op een stemloze medeklinker eindigt, dan wordt /d/ als [t] gerealiseerd: wat de stem betreft assimileert /d/ zich aan de voorafgaande stemloze slotmedeklinker van de stam. Gezien het feit dat er in het Nederlands ook een regel in werking is die stelt dat de stemhebbende medeklinkers – zo ook de d – aan het eind van een woord stemloos worden (vgl. Auslautverscherping), komen de twee manifestaties van /d/ ([d] en [t]) in de werkelijkheid alleen maar tot uiting als het voltooide deelwoord in adjectivisch gebruik met een buigings-e voorzien wordt (d.w.z. wanneer de dentale uitgang niet meer in auslautspositie is), vgl. gedode [Äədoùdə] vs. gezette [Äəzetə]. Als de voltooide deelwoorden niet voorzien zijn van een buigings-e, d.w.z. als de dentale uitgang in auslautpositie staat, kunnen de twee manifestaties van /d/ vanwege de Auslautverscherping niet tot hun recht komen: de uitspraak van de dentale uitgang is altijd stemloos, d.w.z. [t], vgl. gedood [Äədoùt] en gezet [Äəzet]. Dat we de uitgang in deze woorden toch op verschillende manieren schrijven, berust op het beginsel van vormovereenkomst dat stelt dat eenzelfde woord, stam, voor- of achtervoegsel zo veel mogelijk op dezelfde wijze wordt geschreven (gelijkvormigheid). Zo wordt gedood ondanks het feit dat we aan het eind een t horen met een d geschreven naar analogie van gedode, waarin we inderdaad een d horen (zie ook Booij 2002:73 en Booij 2005:145).

105

Vgl. ge- +dood+ -d resp. ge- +zet +-t, de vorm zou dus gedoodd resp. gezett moeten zijn, maar er is een regel die zegt dat medeklinkers aan het eind van een woord niet worden verdubbeld, daarom is de vorm gedood resp. gezet.

106

Een probleem bij het kiezen tussen -d en -t vormen veel deelwoorden van aan het Engels ontleende werkwoorden, zoals racen, choken en timen. Ook hier moeten we uitgaan van de laatste klank van de stam: bij racen en leasen is dat de -s, bij choken de -k, waarna volgens de regels van de Nederlandse grammatica de -t volgt, dus: geracet, geleast, gechookt. Bij timen is de slotklank van de stam een -m, hier moeten we dus de stemhebbende variant, de -d gebruiken: getimed. Als de laatste klank van de stam zowel stemloos als stemhebbend uitgesproken kan worden, dan kunnen we zowel –d als –t als voltooid-deelwoordsuitgang bezigen, vgl. gebridged of gebridget. Bij de voltooide deelwoorden van skiën, kanoën en bingoën wordt de klinker in de spelling aan de geldende regels aangepast. Zo schrijven we geskied, gekanood, gebingood (vgl. E-ANS).

107

In geval van gaan, staan en zien echter slechts –n, vgl. gegaan, gestaan, gezien. 108

Vermeld dient te worden dat deze werkwoorden in tegenstelling tot hun voltooid-deelwoordsvormen in het preteritum wel klinkerwisseling ondergaan, vgl. groef en las.

Bij de vorming van het voltooid deelwoord ligt het verschil tussen de zwakke en sterke werkwoorden dus niet in de voorvoeging van het prefix ge-, maar in de aard van de uitgang. Ge- wordt in het voltooid deelwoord aan de stam van beide soorten werkwoorden toegevoegd en de regels die vastgesteld kunnen worden voor het van plaats veranderen of wegblijven van ge- zijn ook dezelfde bij beide soorten werkwoorden:

a) Het voorvoegsel ge- wordt in de meeste gevallen aan het begin van de werkwoordsvorm geplaatst, zo bij alle ongelede werkwoorden (vgl. bijv. leven -geleefd, reizen - gereisd, grijpen - gegrepen enz.) en bij alle onscheidbaar samengestelde werkwoorden waarbij de klemtoon op het eerste lid valt (vgl. bijv. 'raadplegen - geraadpleegd, 'stofzuigen – gestofzuigd).

b) Ge- wordt vóór het oorspronkelijke werkwoord geplaatst, d.i. het komt tussen het eerste lid en het werkwoord te staan als we met scheidbaar samengestelde werkwoorden te maken hebben, waar de klemtoon op het eerste lid (een voorzetsel, bijwoord, substantief of adjectief) valt, vgl. bijv. 'aanbranden - aangebrand, 'doorlopen - doorgelopen, 'goedkeuren - goedgekeurd, 'vastmaken - vastgemaakt, 'ademhalen – ademgehaald, 'pianospelen - pianogespeeld. Dat het prefix ge- direct voor het werkwoord staat en niet voor het eerste lid (vgl. *geopbeld enz.), laat zien dat de scheidbaar samengestelde werkwoorden een zeker woordgroepkarakter vertonen (Booij-Van Santen 1998:164).

c) Verder zijn er goed definieerbare gevallen waarin het prefix ge-vervalt109, waarvan de oorzaak in een algemene tendens in het Nederlands moet gezocht worden, namelijk in een verbod op een sequentie van onbeklemtoonde prefixen en bijwoorden (De Haas 1990:2). Ge- verschijnt daarom niet (oftewel: manifesteert zich niet in een zichtbare vorm) in de voltooide deelwoordsvormen110: 1) van onscheidbaar samengestelde werkwoorden, waar de klemtoon niet op het eerste lid, d.i. niet op het bijwoord valt: door'lopen doorlopen, weer'leggen

-weerlegd, mis'bruiken - misbruikt, vol'doen – voldaan111.

2) van afgeleide werkwoorden, die beginnen met de onbeklemtoonde voorvoegsels

be-, er-, ge-, her-, ont- of ver-112, vgl. bijv. be'delen ‘iemand iets als zijn deel toewijzen’ – bedeeld113, er'kennen erkend, ge'lasten gelast, her'roepen

-109

Booij-Van Santen 1998:103 spreekt hier van allomorfie: ge- kan volgens dit boek een nul-allomorf hebben omdat het deelwoord-karakter toch hoorbaar blijft door de aanwezigheid van een suffix, -t/d of -en (en bij de sterke werkwoorden ook door de klinkerwisseling in de stam).

110

In een reeks artikelen (de Rooij-Bronkhorst 1980:159-203, en naar aanleiding hiervan: Smith 1982:269-273, De Haas 1990:2-18) wordt uitgebreid aandacht besteed aan de gevallen van wegblijven van ge- bij de voltooid-deelwoordsvorm.

111

De aan- resp. afwezigheid van het prefix ge- bij de samengestelde werkwoorden wordt gedetailleerd behandeld in Vanden Wyngaerd 1994.

112

„It is crucial that the first unstressed syllable of the stem has the status of prefix, otherwise the prefix ge- is added. In this respect, Dutch differs from German where the only condition for the absence of the participial prefix ge- is that the first syllable does not bear the main stress of the verb [vgl. Ndl. stud΄eren – gestudeerd vs. Du. stud΄ieren – studiert (stud- is een onbeklemtoonde syllable, maar heeft niet de status van een prefix)].” (Booij 2002:74)

113

Als be- geen onbeklemtoond prefix is, maar gewoon de eerste lettergreep van het werkwoord (uitgesproken met [bE:]), dan vervalt ge- natuurlijk niet, vgl. 'bedelen ‘aalmoezen vragen’ - gebedeld).

herroepen, ont'raadselen - ontraadseld, ver'delen – verdeeld114; alsook bij scheidbare werkwoorden, waar het oorspronkelijke werkwoord met een dergelijk prefix begint, vgl. afgelasten – (hij gelastte af) – afgelast (en niet *afgegelast),

onderverdelen – (hij verdeelde onder)onderverdeeld (en niet

*ondergeverdeeld)115.

DE PLAATS

VAN GE- TYPE WERKWOORD VOORBEELD

vooraan

in de meeste gevallen

(in concreto: ongelede ww-en, onscheidbaar samengestelde ww-en met klemtoon op het eerste lid)

gereisd, geraadpleegd

tussenin scheidbaar samengestelde ww-en goedgekeurd

onscheidbaar samengestelde ww-en met klemtoon op een

ander lid dan het eerste weerlegd

geen zichtbare manifestatie

(d.w.z. ge- vervalt)116 van be-, er-, ge-, her-, ont-, ver- afgeleide ww-en verdeeld

Tabel 6

In de E-ANS worden de werkwoorden apart behandeld die met het beklemtoonde voorvoegsel her- (vgl. ook Booij 2002:74) beginnen (die in getal weliswaar veel minder zijn dan de werkwoorden met het onbeklemtoonde her-).

114

Hier moet opgemerkt worden dat er enkele werkwoorden zijn waar het onbeklemtoonde prefix samengesmolten is met het werkwoord, en het werkwoord dus niet meer als geleed gevoeld wordt. Zo nemen deze werkwoorden ge- aan in de voltooid-deelwoordsvorm, vgl. b[e]lussen – geblust, g[e]unnen – gegund en v[e]reten – gevreten enz. (vgl. De Vooys 1967:166, Schönfeld 1970:160, 244). In dit opzicht is verder ook het werkwoord eten interessant. Dit werkwoord is – in tegenstelling tot de zojuist genoemde voorbeelden – weliswaar altijd ongeleed geweest, maar de oorspronkelijke voltooid-deelwoordsvorm ervan, geëten, is door samentrekking (contractie) tot geten geworden, dat in het Middelnederlands de gewone vorm was. Het prefix ge- van het voltooid deelwoord was niet duidelijk meer te herkennen. Naar analogie van de andere voltooide deelwoorden kreeg geten daarom nogmaals ge-: gegeten. Historisch gezien bevat het voltooide deelwoord van eten, gegeten, dus tweemaal het (participiaal) prefix ge- (Van Bree 1996a:105, Verdenius 1946:210). Waarom deze ontwikkeling zich slechts bij de voltooid-deelwoordsvorm van eten, en niet bij de voltooid-voltooid-deelwoordsvorm van eren, eerd, en/of evenaren, ge-evenaard, enz. die in principe er eveneens voor vatbaar zouden zijn, heeft afgespeeld, ligt waarschijnlijk aan het feit dat deze werkwoorden en hun voltooid-deelwoordsvormen veel minder frequent worden gebruikt dan eten en zijn voltooid-deelwoordsvorm. De hoge frequentie betekende in dit geval dus dat de voltooid-deelwoordsvorm van eten meer blootgestaan heeft aan vervormingen dan de minder gebruikte voltooide-deelwoordsvormen van eren, evenaren enz. (Verdenius 1946:210)

115

Genoemd moet worden dat de oorzaak van het wegblijven van ge- bij deze werkwoorden in De Vooys 1967:166 en Schönfeld 1970:160 niet in een fonologisch verbod wordt gezocht, maar in de perfectiviteit: de onscheidbaar samengestelde werkwoorden met onbeklemtoond eerste lid nemen vermoedelijk geen ge- aan, omdat ze in oorsprong perfectief zijn. Dit kan vroeger wel gegolden hebben, toen men nog meer “gevoel” had voor perfectiviteit, maar synchroon gezien kunnen we het wegblijven van dit voorvoegsel uitsluitend vanuit de bovengenoemde algemene klemtoontendens van het Nederlands verklaren.

116

Vermeld dient te worden dat het feit dat het prefigeren van ge- afhankelijk is van de interne morfologische structuur van de werkwoordelijke stam, ook relevantie heeft voor een zeker theoretisch voorstel. Dit feit is namelijk een tegenvoorbeeld voor de zgn. „A-morphous Morphology”, voorgesteld door Anderson (1992), welke theorie beweert dat „[...] once a derived word has been formed, its internal morphological structure is no longer visible to further morphological operations.” (geciteerd naar Booij 2002:32 en vgl. ook Booij 2002:74)

Deze vormen het voltooid deelwoord in principe met ge- dat óf – volgens a) – vóór

her- wordt geplaatst (vgl. gehercatalogiseerd, geherdefinieerd, geherstructureerd),

óf – volgens b) – tussen de samenstellende delen van het werkwoord (vgl.

heringedeeld, heruitgegeven). Als het beklemtoonde her- voorafgaat aan een van de

onbeklemtoonde voorvoegsels, vervalt ge-: herbegraven, herontgonnen (vgl. c)1)). De E-ANS vermeldt echter dat in de praktijk onzekerheid bestaat over de beklemtoning van de her-werkwoorden (vgl. 'hertrouwen naast her'trouwen) – en zo ook over de vorming van het voltooid deelwoord, vgl. geherkapitaliseerd naast

herkapitaliseerd en geherwaardeerd naast herwaardeerd117. De bestaande onzekerheid heeft – zo de E-ANS – tot gevolg dat de voltooide deelwoorden van de

her-werkwoorden vermeden worden118.

Eveneens vermeld moet worden dat er ook leenwerkwoorden zijn die in de taal waaraan ze ontleend zijn, als afgeleid of samengesteld gelden, maar in het Nederlands niet als zodanig behandeld worden. Ten opzichte van de voltooid-deelwoordvorming is dit vooral van belang voor leenwerkwoorden die een uitheems prefix of bijwoord enz. bevatten en op –eren eindigen. Bij deze werkwoorden ligt de klemtoon op –'eren, het prefix of het bijwoord enz. is dus onbeklemtoond. Zo zouden deze werkwoorden onder c) moeten vallen en dus geen ge- moeten aannemen, maar gezien het feit dat die in het Nederlands niet als afgeleid of samengesteld worden beschouwd119, worden hun voltooide deelwoorden er toch mee gevormd, vgl. excommuniceren - geëxcommuniceerd, transcriberen -getranscribeerd, componeren - gecomponeerd, modificeren – gemodificeerd120. Als

117

De E-ANS vermeldt deze voorbeelden op basis van de Woordenlijst Nederlandse taal, waarin bij herkapitaliseren en herwaarderen beide voltooide-deelwoordsvormen staan aangegeven. In een artikel van het tijdschrift Onze Taal (bron: http://www.onzetaal.nl/advies/herroepen.html) wordt geadviseerd om de vormen met ge- (geherkapitaliseerd en geherwaardeerd) te gebruiken, omdat die aansluiten bij de andere werkwoorden van het type her-+ -eren (vgl. gehercatalogiseerd enz.). Verder worden in het artikel vraagtekens gezet bij het werkelijke bestaan van deze dubbele vormen, vgl.

De vormen zonder ge- worden ook niet in Van Dale (1999/2000) genoemd, en komen volgens ons in de praktijk niet of nauwelijks voor. Waarom ze in het Groene Boekje [=populaire naam voor de Woordenlijst Nederlandse Taal] staan, is ons dan ook niet duidelijk.

Doen we een streekproefje op www.google.nl, dan blijkt dat de vormen geherkapitaliseerd (ongeveer 290 vindplaatsen) en geherwaardeerd (ongeveer 38100 vindplaatsen) inderdaad duidelijk de voorkeur krijgen in het taalgebruik, maar dat de vormen herkapitaliseerd (ongeveer 50 vindplaatsen) en herwaardeerd (ongeveer 510 vindplaatsen) ook voorkomen. Ze zijn dus in de Woordenlijst Nederlandse Taal terecht opgenomen.

118

Voor een gedetailleerde behandeling van de her-werkwoorden verwijs ik naar De Haas-Trommelen 1993:89-94, Van Haeringen 1962, Schultink 1964 en Pauwels 1979.

119

D.w.z. het in deze werkwoorden voorkomende vreemde prefixen/bijwoorden in het Nederlands niet als zodanig worden herkend.

120

Genoemd moet worden dat de vreemde prefixen ex-, trans- en co- in andere contexten (d.i. als ze geen deel uitmaken van werkwoorden) ook wel in het Nederlands als zodanig herkend worden, al wijken ze van de inheemse prefixen in die zin af dat ze „[...] form prosodic words of their own [...], have a word-like apperance” (Booij 2002:100), vgl. GVD, de betreffende lemma’s:

ex- in substantieven als ex-burgemeester, ex-vriend enz. ter aanduiding dat de genoemde de in het tweede

lid genoemde hoedanigheid niet meer bezit;

trans- in geografische namen als Trans-Jordanie enz. (om aan te geven dat het bedoelde aan gene zijde ligt

van het door het tweede lid genoemde) resp. in adjectieven als transatmosferisch enz. (die betekenen: dwars door het door het tweede lid genoemde gaand) resp. in adjectieven als Trans-Atlantisch enz. (die betekenen: het door het tweede lid genoemde overschrijdend, overstijgend) resp. in scheikundige

de leenwerkwoorden echter voorzien worden van een inheems voorvoegsel of bijwoord enz., dan worden ze wel als afgeleide resp. samengestelde werkwoorden beschouwd en worden hun voltooide deelwoorden volgens de bovenvastgestelde regels gevormd, vgl. uitbalanceren - uitgebalanceerd, vastsolderen vastgesoldeerd, maar beconcurreren – beconcurreerd (vgl. ook De

Haas-Trommelen 1993:61).