• No results found

Effectief leren ondernemen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Effectief leren ondernemen"

Copied!
83
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Effectief leren ondernemen

Een onderzoek naar de denk- en leerstijlen van

(potentiële) ondernemers.

(2)

Effectief leren ondernemen

Een onderzoek naar de denk- en leerstijlen van

(potentiële) ondernemers.

Rijksuniversiteit Groningen

Master of Science in Business Administration

Small Business & Entrepreneurship

Auteur:

Jeroen Veneman

Studentnummer:

1346741

(3)

Voorwoord

Tijdens de afgelopen maanden heb ik onderzoek gedaan naar de denk- en leerstijlen van (potentiële) ondernemers. Dit onderzoek deed ik in opdracht van Entrepreneur Consultancy BV teneinde dit bedrijf te kunnen adviseren over hoe zij hun cliënten op effectieve wijze kunnen leren ondernemen. Het rapport dat resulteerde uit dit onderzoek ligt nu voor u. Met dit onderzoek sluit ik mijn studie Bedrijfskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen af.

Ik wil professor Zwart bedanken voor de begeleiding, de adviezen en het geduld dat hij getoond heeft tijdens het onderzoeksproces. Verder wil ik Martijn Driessen bedanken voor het interessante onderwerp waarop hij mij heeft gewezen en de data die hij geleverd heeft voor dit onderzoek. Het moet een hele klus geweest zijn! Laura en Heleen dank voor jullie specifieke adviezen en ingebrachte kennis! Tot slot wil ik mijn familie en vrienden bedanken voor hun interesse, adviezen en ondersteuning.

Lijnden, 16 februari 2010

(4)

Samenvatting

Voor een land als Nederland is ondernemerschap erg belangrijk, want we kunnen opkomende landen als China, India en Brazilie alleen competitie blijven bieden met ondernemender mensen. Het bedrijf Entrepreneur Consultancy BV heeft hierop ingespeeld en biedt de E-scan ondernemerstest aan. De E-scan ondernemerstest is een wetenschappelijk gevalideerde internettest welke ondernemerskwaliteiten in kaart brengt en deze relateert aan die van succesvolle branchegenoten. De test geeft inzichten in sterke en zwakke punten met betrekking tot ondernemerschap. Voor dit onderzoek is met name relevant dat de E-scan inzicht geeft in de ondernemersdenkstijlen.

Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Entrepreneur Consultancy BV omdat zij hun activiteiten willen uitbreiden met een platform waarbinnen (potentiële) ondernemers niet alleen inzicht in hun ondernemerschapskwaliteiten krijgen, maar ook verder worden begeleid in het ondernemersproces. Om dit op effectieve wijze te kunnen doen, is het van belang om het leren van ondernemerschap aan te bieden op een manier die past bij de cursist, oftewel bij de leerstijl die een cursist gebruikt.

(5)

De centrale vraag van dit onderzoek luidt: “In hoeverre is er een verband tussen denk –en leerstijlen van (potentiële) ondernemers en hoe kan de E-scan ondernemerstest bijdragen aan het effectief leren van ondernemerschap? Om tot een antwoord op deze vraag te komen zijn de volgende deelvragen beantwoord:

Welke theoretische noties zijn er over ondernemerschap en ondernemers, denk- en leerstijlen?

Er zijn vele theorieën en definities over de begrippen ‘ondernemerschap’ en ‘ondernemer’. Een aantal belangrijke definities zijn meegenomen in een zelf geconstrueerde definitie van het begrip ‘ondernemerschap’. “Ondernemerschap is het proces van doelbewust leren en ontwikkelen van je eigen competenties om kansen in de markt of binnen een bestaand bedrijf te zien en te kunnen benutten en zodoende waarde voor jezelf en de maatschappij te creëren”. Dit geldt ook voor het begrip ‘ondernemer’. “Een ondernemer is iemand die met eigen inspanning, met behulp van zijn eigen capaciteiten en voor eigen risico innoveert en kansen benut”.

Denkstijlen zijn de manieren om te denken die mensen het meest tevreden stellen op een bepaald punt in hun leven. Denkstijlen beschrijven de patronen waaraan individuen aandacht verkiezen te besteden en waaraan niet. De vier denkstijlen genoemd in het Whole Brain Model (Herrmann, 1996) zijn: De Analyticus, de Organisator, de Communicator en de Creator. Een leerstijl daarentegen kan worden beschouwd als de consistente manier waarop iemand stimuli gebruikt en daarop reageert in de context van het leren. Volgens de leerstijltheorie van Kolb (1984) kan leren het best worden gezien als een continu proces van opdoen van ervaringen. De leerstijltheorie van Kolb noemt vier leerstijlen (onze voorkeuren). Dit zijn: De Dromer, de Denker, de Beslisser en de Doener.

Welke denkstijlen hebben ondernemers?

(6)

“Vakman”, de “Manager”, de “Verkoper” en de Pionier”. Volgens eerder onderzoek gebruiken mannelijke ondernemers met name de denkstijl van de pionier. Vrouwelijke ondernemers zijn naast pioniers ook verkopers. Voor het succesvol starten van een onderneming zijn alle denkstijlen van belang. De resultaten uit dit empirisch onderzoek naar de denkstijlen van (potentiële) ondernemers tonen aan dat er gemiddeld genomen een voorkeur bestaat voor de denkstijl van de Manager en de Vakman. Er wordt minder hoog gescoord op de denkstijlen van de Pionier en de Verkoper.

Welke leerstijlen worden gebruikt door ondernemers?

Popta heeft in 2002 al onderzoek gedaan naar de leerstijlen van ondernemers op basis van de leerstijltheorie van Kolb (1984). Zijn voornaamste conclusie was dat alle leerstijlen aanwezig zijn bij ondernemers in Nederland. Nederlandse ondernemers gebruiken in veel gevallen meerdere leerstijlen tegelijkertijd. Hierbij geldt wel dat een ondernemer niet tegelijkertijd een Dromer en een Beslisser kan zijn. Ook vond Popta dat er onderscheid gemaakt kan worden in de leerstijlen van mannelijke en vrouwelijke ondernemers. Mannelijke ondernemers zijn relatief vaak Doeners en Beslissers. Vrouwelijke ondernemers daarentegen gebruiken vaker de leerstijl van de Dromer.

Voor dit onderzoek hebben 1824 Nederlandse (potentiële) ondernemers een leerstijlentest op basis van de leerstijltheorie van Kolb ingevuld. Het blijkt dat alle leerstijlen aanwezig zijn en dat ondernemers meerdere leerstijlen tegelijkertijd kunnen gebruiken. De meest gebruikte leerstijl onder ondernemers is die van de doener.

In hoeverre is er een verband tussen de denkstijlen en de leerstijlen van (potentiële) ondernemers?

Voor het beantwoorden van deze deelvraag zijn bij aanvang van dit onderzoek de volgende hypotheses geformuleerd met betrekking tot de relatie tussen de leer- en de denkstijlen van (potentiële) ondernemers.

(7)

Denker ook onderling dermate met elkaar correleren dat niet gezegd kan worden of de vakman daadwerkelijk meer de leerstijl Denker dan de leerstijl Dromer gebruikt. Hypothese 1 kan daarom deels worden bevestigd.

2. De manager gebruikt de leerstijl van de beslisser. Voor de Manager is een positieve correlatie gevonden voor alle leerstijlen behalve de leerstijl doener. De Manager had de sterkste correlatie met de Dromer, gevolgd door die van Beslisser. De hypothese kan daarom slechts deels worden bevestigd. Er is een zeker verband tussen de Manager en het gebruik van de leerstijl Beslisser, maar er is een sterker verband gevonden met de Dromer.

3. De verkoper gebruikt de leerstijl van de doener. Voor de Verkoper geldt dat er slechts 1 leerstijl is waar een positieve correlatie voor is gevonden, en dat is de leerstijl Doener. Hypothese 3 kan daarom worden bevestigd.

4. De pionier gebruikt de leerstijl van de dromer. Voor de Pionier is er met betrekking tot de voorkeur voor de leerstijl Dromer een licht negatief verband gevonden. De Pionier correleert alleen positief met de leerstijl Doener. Hypothese 4 wordt daarom verworpen.

(8)

Inhoudsopgave

Samenvatting... 4

1 Inleiding ... 10

1.1 Achtergrond en aanleiding van het onderzoek ... 10

1.2 Doelstelling en vraagstelling ... 12

1.3 Onderzoeksopzet ... 12

1.4 Opbouw van deze scriptie ... 13

2 Theoretisch kader ... 14

2.1 Ondernemerschap en ondernemer ... 14

2.1.1 Ondernemerschap in historisch perspectief ... 15

2.1.2 Definitie ondernemerschap ... 17

2.1.3 Typering van ondernemers ... 19

2.1.4 Definitie ondernemer ... 24

2.2 Denkstijlen ... 25

2.2.1 Theorie over denkstijlen... 25

2.2.2 Denkstijlen van ondernemers ... 27

2.3 Leren ondernemen ... 30

2.3.1 Is ondernemerschap aan te leren? ... 30

2.3.2 Belang van leren ondernemen. ... 32

2.3.3 Theorie over leerstijlen ... 34

2.3.4 Leren door ondernemers ... 43

2.4 Conceptueel model... 44

3 Methoden van onderzoek ... 48

3.1 Literatuurstudie ... 48

3.2 Empirisch onderzoek ... 49

3.2.1 Afbakening... 49

3.2.2 Uitleg E-scan en Leerstijlentest ... 49

3.2.3 Dataverzameling ... 51

3.2.4 Validatie ... 51

3.2.5 Statistische verwerking ... 52

4 Empirische resultaten ... 55

4.1 Denkstijlen van de onderzochte (potentiële) ondernemers ... 55

4.2 Leerstijlen van de onderzochte (potentiële) ondernemers ... 56

4.3 Verband tussen denkstijlen en leerstijlen ... 56

4.4 Samenvatting ... 60

5 Conclusies en discussie ... 61

5.1 Resultaten en discussie ... 61

5.2 Beperkingen en Aanbevelingen ... 67

5.2.1 Aanbeveling voor Entrepreneur Consultancy BV ... 67

(9)

Literatuurlijst ... 70

Bijlage 1: Volledige vragenlijst E-scan ... 75

Bijlage 2: Volledige vragenlijst leerstijlentest ... 79

Bijlage 3: Berekening leerstijlscores ... 82

(10)

1

Inleiding

In dit hoofdstuk wordt allereerst uitleg gegeven over de achtergrond en aanleiding van dit onderzoek. In paragraaf 1.2 wordt de doel- en vraagstelling weergegeven. Vervolgens wordt in paragraaf 1.3 de gebruikte methoden van dit onderzoek besproken en tenslotte wordt in paragraaf 1.4 de opbouw van deze scriptie uitgelegd.

1.1 Achtergrond en aanleiding van het onderzoek

Ondernemerschap is belangrijk voor Nederland. Want willen we de slag met landen als Brazilië, India en China winnen, dan hebben we ondernemender mensen nodig. Bovendien geeft ondernemerschap ook plezier in werk en is dat niet wat ons land nodig heeft?

Ondernemer of ondernemender word je niet vanzelf, daar moet je voor werken. Ondernemen moet je leren . Niemand stapt als volwaardig ondernemer uit de wieg. Je kunt ondernemen leren in de praktijk, met vallen en opstaan, of op school, lekker veilig.

Kennis over het leren van ondernemen is nog in beperkte mate ontwikkeld. Bovendien wordt de beschikbare kennis hierover niet optimaal gedeeld. Wel heeft het Nederlandse bedrijf Entrepreneur Consultancy B.V. een test ontwikkeld waarmee mensen inzicht krijgen in hun sterke en zwakke punten met betrekking tot ondernemerschap, de E-scan ondernemerstest.

De E-scan ondernemerstest is een wetenschappelijk gevalideerde internettest van Entrepreneur Consultancy B.V. De test brengt ondernemerskwaliteiten in kaart en relateert die aan succesvolle branchegenoten. De test geeft inzichten in sterke en zwakke punten met betrekking tot ondernemerschap. De E-scan geeft ook inzicht in de ondernemersdenkstijlen.

(11)

Momenteel is Entrepreneur Consultancy B.V. bezig met het opzetten van een platform

waarbinnen (potentiële) ondernemers niet alleen inzicht in hun

ondernemerschapskwaliteiten krijgen, maar ook verder worden begeleid in het ondernemersproces. Om dit op effectieve wijze te kunnen doen, is het van belang om het leren van ondernemerschap aan te bieden op een manier die past bij de cursist, oftewel bij de leerstijl die een cursist gebruikt.

Om iets over leerstijlen van ondernemers te kunnen zeggen wordt gebruik gemaakt van de leerstijlentheorie van Kolb. Volgens Kolb zijn er vier verschillende leertypen. Dit zijn de Dromer, de Beslisser, de Doener en de Denker.

Voor dit onderzoek zullen de E-scan en een leerstijlentest op basis van de theorie van Kolb van een groot aantal (potentiële) ondernemers met elkaar worden vergeleken om zodoende te ontdekken welke leerstijl verschillende soorten ondernemers hanteren. De verwachte uitkomsten van de verbanden tussen de E-scan en de leerstijlentest zijn de volgende:

- De leerstijl van de Pionier is die van de “Dromer”(Diverger). - De leerstijl van de Manager is die van de “Beslisser” (Converger). - De leerstijl van de Verkoper is die van de “Doener” (Accomodator). - De leerstijl van de Specialist is die van de “Denker” (Assimilator).

(12)

1.2 Doelstelling en vraagstelling

Doelstelling van dit onderzoek is:

Inzicht krijgen in het verband tussen denk –en leerstijlen van (potentiële) ondernemers teneinde te kunnen adviseren over de wijze waarop ondernemen op effectieve wijze aangeleerd kan worden.

De centrale vraag luidt:

In hoeverre is er een verband tussen denk –en leerstijlen van (potentiële) ondernemers en hoe kan de E-scan ondernemerstest bijdragen aan het effectief leren van ondernemerschap?

Uit de centrale vraag vloeien de volgende deelvragen voort:

1. Welke theoretische noties zijn er over ondernemerschap en ondernemers, denk- en leerstijlen?

2. Welke denkstijlen hebben (potentiële) ondernemers?

3. Welke leerstijlen worden gebruikt door (potentiële) ondernemers?

4. In hoeverre is er een verband tussen de denkstijlen en de leerstijlen van (potentiële) ondernemers?

(Potentiële) ondernemers zijn personen die eerder en E-scan ondernemerstest hebben voltooid. Dit zijn voor een groot deel ondernemers. Aangenomen wordt dat iedere deelnemer aan de E-scan interesse heeft in het starten van een eigen onderneming.

1.3 Onderzoeksopzet

(13)

(potentiële) ondernemers gekeken of er sprake is van een relatie tussen bepaalde denkstijlen en leerstijlen. Dit onderzoek wordt gedaan aan de hand van de E-scan en de leerstijlentest van Kolb.

Een uitgebreide beschrijving van de methode waarop het empirisch onderzoek is opgezet is te vinden in hoofdstuk drie.

1.4 Opbouw van deze scriptie

(14)

2 Theoretisch kader

In dit hoofdstuk worden de belangrijkste theoretische elementen welke relevant zijn voor dit onderzoek behandeld. In paragraaf 2.1 staan de begrippen ‘ondernemerschap’ en ‘ondernemer’ centraal. De vragen die in deze paragraaf beantwoord worden zijn: 1) Hoe ziet de geschiedenis van het ondernemerschap eruit? 2) Wat is ondernemerschap en hoe kan dit begrip gedefinieerd worden? en 3) Wat is een ondernemer en hoe kan dit begrip gedefinieerd worden? Paragraaf 2.2 heeft betrekking op de verschillende denkstijlen – en meer specifiek denkstijlen van ondernemers - die in de theorie worden onderscheiden. Hierbij wordt antwoord gegeven op de vraag: 4) Welke ondernemersdenkstijlen kunnen worden onderscheiden. In paragraaf 2.3 wordt ingegaan op het leren van ondernemerschap. Vragen die hierbij beantwoord worden zijn: 5) In hoeverre kan ondernemerschap aangeleerd worden? 6) Wat is het belang van leren ondernemen? en 7) Wat zegt de theorie over leren in het algemeen en meer specifiek de leerstijlen van ondernemers? Dit hoofdstuk wordt afgesloten met het conceptueel model en een samenvatting.

2.1 Ondernemerschap en ondernemer

Alvorens in te gaan op de denk –en leerstijlen van ondernemers, is het nodig om inzicht te krijgen in de begrippen “ondernemerschap” en “ondernemer”. Iedereen heeft wel een idee bij deze begrippen. In de wetenschap zijn er echter vele beschrijvingen en er is geen consensus over de betekenis van deze termen.

(15)

2.1.1 Ondernemerschap in historisch perspectief

De vroegst bekende theorie over ondernemerschap dateert van 1755 en komt van de Ierse wetenschapper Richard Cantillon (Murhey, 1986). Cantillon wordt door velen beschouwd als de eerste grote econoom. Zijn reputatie is gestoeld op zijn opmerkelijke boek: “Essai Sur la Nature du Commerce en Général”. Cantillon heeft niet alleen als eerste zaken als inkomensbalans en marktmechanisme beschreven, ook de vroegst bekende definitie van ondernemerschap is van hem afkomstig (Murphy, 1986):

Ondernemerschap is het dragen van risico van het kopen tegen zekere prijzen en het verkopen tegen onzekere prijzen.

Cantillon (1755)

In zijn definitie draagt de ondernemer het prijsrisico bij transacties tussen de landeigenaar en loonwerkers. Het belangrijkste onderscheid tussen landeigenaren en loonwerkers aan de ene kant en ondernemers aan de andere kant, is dat de ondernemer het risico draagt doordat zijn inkomen niet contractueel is vastgelegd.

Na Cantillon heeft Jean-Baptiste Say (1767 – 1832) zich in ondernemerschap verdiept. Deze Franse econoom en industrieel schreef in 1803 het boek: ‘Traité d'économie politique’. Zijn meest bekende theorie is ‘de wet van Say’. Bij deze theorie komt het erop neer dat de totale koopkracht per definitie gelijk is aan de totale productie. Een belangrijk kenmerk van de ondernemer was volgens Say dat deze zich niet bezig hield met het onderzoeken en ontwerpen van nieuwe technieken, maar er wel voor zorgde dat nieuwe technieken werden geïmplementeerd in het productieproces. Volgens Say was de ondernemer indirect verantwoordelijk voor de welvaart van de maatschappij.

(16)

zeggen dat ondernemerschap zorgt voor creatieve innovaties in markten en industrieën. Creatief omdat nieuwe producten en diensten worden ontwikkeld. Destructief omdat oude producten, diensten en technologieën worden verdreven. Creative destruction zorgt voor dynamiek in markten en industrieën, en leidt uiteindelijk tot economische groei.

Frank Knight (1961) en Peter Drucker (1986) leggen in hun theorieën over ondernemerschap meer nadruk op het nemen van risico’s. Het gedrag van de ondernemer kenmerkt het type persoon dat bereid is zijn of haar carrière en financiële zekerheid op het spel te zetten en risico’s te nemen voor een idee, en daarmee veel tijd en geld te investeren voor een onzekere onderneming. Volgens Knight dient een succesvol ondernemer te beschikken over: visie, zelfvertrouwen, het kunnen inschatten van de eigen capaciteiten en die van anderen en beslissingskracht.

De Oekraïense Amerikaan Harvey Leibenstein (1968) beschrijft het belang van efficiency in ondernemerschap. Dit concept noemt Leibenstein ‘X- efficiëntie’. X- efficiëntie is de effectiviteit waarmee een gegeven hoeveelheid input leidt tot een bepaalde uitkomst. Wanneer een bedrijf de maximale hoeveelheid produceert, met een beperkte hoeveelheid bronnen zoals werknemers en machines, dan is dit bedrijf X-efficiënt.

Volgens Kirzner (1973) ligt de essentie van het ondernemen in het zien van kansen. De neiging om dat te dragen is eerder afhankelijk van de visie, creativiteit en het doorzettingsvermogen van een ondernemer dan van de neiging tot het nemen van risico’s.

(17)

Figuur 2.1: Belangrijke economen en hun werk in de geschiedenis van het ondernemerschap

2.1.2 Definitie ondernemerschap

In de literatuur is geen consensus over de precieze betekenis van het begrip ondernemerschap. Het is dan ook een veelomvattend begrip dat op velerlei manieren is geïnterpreteerd door verschillende auteurs.

Voordat definities van ondernemerschap worden behandeld is het belangrijk om het verschil tussen de termen ‘ondernemerschap’ en ‘entrepreneurship’ aan te geven. Deze twee termen worden in de praktijk vaak door elkaar gebruikt, terwijl ze in de literatuur niet exact dezelfde betekenis hebben. Dit blijkt wel uit de definitie van het begrip ‘ondernemerschap’ in het Nederlandse woordenboek de van Dale.

Hoedanigheid van ondernemer te zijn. (van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal, 2005)

(18)

kan dan ook gezien worden als het simpelweg starten, runnen en bezitten van een eigen onderneming. Entrepreneurship daarentegen heeft veel meer een innovatief en baanbrekend karakter.

Hieronder worden een aantal uit de literatuur afkomstige definities van het begrip ondernemerschap gegeven. Per definitie worden de nuttige elementen uitgelicht die in de definitie voor dit onderzoek worden gebruikt.

The creation of a new organization, regardless of its ability to sustain itself, let alone make a profit. (Drucker, 1986)

Bovenstaande definitie laat zien dat ondernemerschap niet altijd succesvol hoeft te zijn. Ondernemerschap kan ook bestaan zonder dat er winst wordt gemaakt.

Kansen zien en benutten door middel van een eigen bedrijf of binnen een (groter) bedrijf waarmee je waarde creëert voor jezelf en je omgeving. (Driessen, 2006)

In deze definitie komt duidelijk naar voren dat ondernemerschap niet per definitie de start van een nieuw bedrijf inhoudt. Volgens Driessen kan ondernemerschap ook plaatsvinden binnen een bestaand bedrijf. Dit wordt ook wel ‘corporate entrepreneurship’, ‘intrapreneurship’ of ‘intern ondernemerschap’ genoemd.

The practice of starting new organizations or revitalizing mature organizations, particularly new businesses generally in response to identified opportunities. (Onuoha, 2007)

Deze definitie geeft aan dat nadat er een kans is geïdentificeerd ook het vernieuwen van bestaande organisaties gezien kan worden als ondernemerschap. Er hoeft niet per definitie een nieuw bedrijf gestart te worden. Ook dit kan gezien worden als een vorm van intern ondernemerschap.

(19)

Interessant aan deze laatste definitie is dat Kao aangeeft dat er waarde voor de maatschappij wordt gecreëerd door ondernemerschap. Ondernemerschap wordt steeds meer gezien als katalysator voor economische groei en welvaart.

Profits from bearing uncertainty and risk. (Knight, 1921)

In deze zeer beperkte definitie komt wel naar voren dat het dragen van risico een belangrijk element is bij het definiëren van ondernemerschap.

While entrepreneurship has to do with a process of change, emergence and the creation of new value, it is also a process of change and creation for the entrepreneur. (Bruyat & Julien, 2000)

Volgens deze definitie betekent ondernemerschap dus ook dat er een verandering in de ondernemer zelf teweeg wordt gebracht door het starten van de onderneming.

Op basis van bovengenoemde belangrijke elementen uit de definities van ondernemerschap is getracht om een bruikbare definitie van ondernemerschap te geven voor dit onderzoek:

Ondernemerschap is het proces van doelbewust leren en ontwikkelen van je eigen competenties om kansen in de markt of binnen een bestaand bedrijf te zien en te kunnen benutten en zodoende waarde voor jezelf en de maatschappij te creëren.

2.1.3 Typering van ondernemers

(20)

Smith maakt als een van de eersten onderscheid tussen de vakmatige en de opportunistische ondernemer. Hij spreekt van ‘Craftsman’ en ‘Opportunistic type’. Deze tweedeling is gebaseerd op verschillende vormen van scholing, sociale achtergrond, sociale competentie en competitie. De vakmatige ondernemer komt meestal uit een arbeidersomgeving. Over het algemeen heeft hij weinig opleiding en leidinggevende ervaring. Hij voert liever technische werkzaamheden uit dan administratieve taken en probeert door middel van het ondernemerschap een comfortabel leven te leiden. De opportunistische ondernemer wordt juist gekarakteriseerd door een goede opleiding en meer ervaring. Hij kijkt verder vooruit, heeft meer vertrouwen in de omgang met de omgeving en is flexibeler. Vaak gaat de opportunistische ondernemer innovatief te werk en zijn bedrijf groeit in veel gevallen in een hoger tempo dan die van de vakmatige ondernemer. (Driessen, 2005).

Smith & Miner (1983) behoorden tot de eersten die verschillende types ondernemers onderscheidden, dit zijn:

- De prestatiegerichte ondernemer - De empathische verkoper

- De echte manager - De ideeën generator

- De prestatiegerichte ondernemer (personal achiever)

Deze heeft een grote ambitie, is gedreven door zelfactualisatie - wat door Smith & Miner wordt gedefinieerd als het ten volle benutten van de eigen talenten - neemt graag initiatief, wil graag feedback op prestaties, zet doelen uit, heeft sterke persoonlijke betrokkenheid bij de organisatie, is leergierig, heeft een groot geloof in zijn eigen kunnen, is individualistisch georiënteerd en hecht weinig waarde aan het werken in groepen.

- De empathische verkoper (emphatic supersalesperson)

(21)

- De echte manager (real manager)

Deze heeft een grote bekwaamheid tot leiding geven, is zelfverzekerd, heeft sterke behoefte aan promotie en zelfactualisatie, is besluitvaardig, heeft een sterke behoefte zichzelf te bewijzen en macht uit te oefenen, is uit op competitie en wil afwijken van de norm.

- De ideeën generator (expert idea generator)

Deze heeft een sterk vermogen tot innoveren, geniet van het oplossen van problemen, is intelligent, mijdt risico’s en ziet productontwikkeling als het belangrijkste element van een organisatie.

Bovenstaande typen sluiten elkaar niet uit. Bij een en dezelfde persoon kunnen verschillende typologieën voorkomen, en volgens Smith & Miner komen bij een derde van de ondernemers twee typologieën voor.

Sinds het begin van de jaren zestig is er veel onderzoek gedaan naar kenmerken van

succesvolle ondernemers. Denk hierbij aan leeftijd (Cooper (1973), Howell (1972), Mayera & Goldstein (1961) of waarden (DeCarlo & Lyons (1979), Hornadaay & Aboud, (1971) , Hull, Bosley & Udell (1980), Komives (1972).

Misschien wel de meest gebruikte methode voor het in kaart brengen van persoonlijke karaktereigenschappen van ondernemers, is die van McClelland (1987). McClelland heeft specifiek onderzoek gedaan naar karaktereigenschappen van succesvolle ondernemers. De volgende drie karaktereigenschappen werden als belangrijkste van succesvolle ondernemers gedefinieerd:

- Prestatiedrang (Need for achievement):

(22)

- Verantwoordelijkheidsgevoel (Internal locus of control):

Succesvolle ondernemers ervaren dat uitkomsten aan hun eigen daden toe te schrijven zijn. Ze willen veel alleen doen en nemen zelf de verantwoordelijkheid voor het wel of niet bereiken van een doel. Deze eigenschap geldt niet specifiek voor succesvolle ondernemers, maar ook voor succesvolle managers.

- Risicobereidheid (Risk-taking propensity):

Men denkt vaak dat ondernemers echte risiconemers zijn. Volgens McClelland is dit een misvatting. Een ondernemer is geen gokker, maar gaat normale risico’s niet uit de weg. Als het bereiken van een doel het nemen van risico’s vereist, zal een ondernemer dit niet nalaten.

Een andere veel gebruikte benadering voor het in kaart brengen van de persoonlijkheid van de ondernemer is die van Manfred Kets de Vries (1986). Volgens hem komen bepaalde kenmerken en behoeften bij ondernemers vaker voor dan bij andere groepen mensen. Kets de Vries stelt dat ondernemers naast prestatiegericht, energiek en creatief, ook moeilijk in de omgang kunnen zijn omdat ze alles willen controleren. Verder wantrouwen ze anderen, hebben ze een grote behoefte aan applaus en ze zien alles erg zwart/wit. Het advies aan investeerders is om, rekening houdend met bovenstaande beschrijving, een goede relatie met ondernemers op te bouwen op basis van vertrouwen en respect voor de typische eigenaardigheden van ondernemers.

Niet alleen karaktereigenschappen, maar ook aangeleerde competenties kunnen een belangrijke invloed hebben op het succes van ondernemers. Volgens Stoof (2000) zijn competenties op te vatten als succesvol gedrag in praktijksituaties, waarbij kennis, vaardigheden en houding gericht en in samenhang worden ingezet door de ondernemer om dit gedrag te bewerkstelligen.

(23)

Kennis Motivatie

Ondernemingsgebied Leerstijlen Intern gedreven Extern gedreven

 Markt  Omgeving  Mensen  Productie  Financiën  Dromer  Doener  Beslisser  Denker

 Need for Autonomy

 Need for Achievement

 Need for Power

 Werkloosheid  Gat in de markt  Vakinteresse  Klantzekerheid Kwaliteiten Persoonskenmerken bedrijfslevenscyclus

Volwassen fase Pioniersfase Eigenschappen Denkstijlen

 Leidinggeven  Motiveren  Organiseren – plannen  Financieel beheren  Marktgerichtheid  Creativiteit  Flexibiliteit  Prestatiegerichtheid  Zelfstandigheid  Dominantie  Sociale oriëntatie  Effectiviteit  Doorzettingsvermogen  Risicobereidheid  Pionier  Verkoper  Manager  Vakman

Figuur 2.2: Ondernemers competentie model (Driessen, 2005)

Wennekes (2001) heeft onderzoek gedaan naar competenties bij succesvolle ondernemers. De volgende competenties komen naar voren komen bij succesvolle ondernemers:

- Onderhandelingsvaardigheden - Communicatieve vaardigheden - Leidinggevende kwaliteiten

- Inzicht in de externe markt/organisatie - Inzicht in marketing

- Inzicht in financiële zaken - Strategische houding

(24)

2.1.4 Definitie ondernemer

Er is een grote verscheidenheid aan definities van de begrippen ondernemer en entrepreneur. In Nederland wordt een ondernemer strikt genomen gezien als de eigenaar van een bedrijf. Ben je ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, dan ben je een ondernemer. Dit zegt alleen nog niets over de verantwoordelijkheid en het ondernemende karakter van de ondernemer. De dikke van Dale neemt hier dan ook een ander standpunt over in:

Een ondernemer is degene die iets onderneemt, die een zaak van enig gewicht op zich neemt. Persoon die in een tak van handel of bedrijf zelfstandig, voor eigen rekening en risico, werkt, op grond van het bezit van productiemiddelen en met vreemde arbeidskracht. (van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal, 2005)

Tussen de termen ‘ondernemer’ en ‘entrepreneur’ kan hetzelfde onderscheid gemaakt worden als tussen de termen ‘ondernemerschap’ en ‘entrepreneurship’. Een entrepreneur is naast ondernemer ook een vernieuwer met bepaalde capaciteiten. De Amerikaan Leibenstein (1968) geeft de volgende definitie van het begrip entrepreneur.

One who applies "innovation" within the context of the Business to satisfy unfulfilled market demand. (Leibenstein, 1968)

Uit bovenstaande definities blijkt wel dat een entrepreneur niet alleen een ondernemer, maar ook een vernieuwer is. Meredith (1982) voegt hieraan toe dat een ondernemer een bekwaam persoon is:

An entrepreneur is someone who has the “ability to see and evaluate business opportunities; gather the necessary resources to take advantage of them, and initiate appropriate action to ensure success. (Meredith et al., 1982)

(25)

Shumpeter (1934) noemt een entrepreneur:

“Someone who carries out new combinations. (Schumpeter, 1934)

Deze definitie van Shumpeter lijkt erg kort, maar is veelzeggend waar het gaat om het innovatieve karakter van het ondernemen. Een ondernemers is een “Innovator”.

De kern van het onderscheid tussen de begrippen ondernemer en entrepreneur, is het belang van ‘ondernemend gedragen’ naast ‘ondernemer zijn’. Dit wordt ook tot uitdrukking gebracht in de definitie van de ondernemer die tijdens dit onderzoek gebruikt zal worden:

Een ondernemer is iemand die met eigen inspanning, met behulp van zijn eigen capaciteiten en voor eigen risico innoveert en kansen benut.

2.2 Denkstijlen

In deze paragraaf wordt ingegaan op de denkstijlen die mensen, en meer specifiek ondernemers, gebruiken.

2.2.1 Theorie over denkstijlen

Herrmann (1996) ontwikkelde het Whole Brain Model. Dit is een techniek die kan worden gebruikt voor het analyseren van persoonlijke en organisatorische denkstijlen.

Mensen hebben verschillende manieren waarop zij waarnemen en informatie assimileren, besluiten nemen en problemen oplossen. Wanneer een individu zijn of haar denkstijl begrijpt, staat de deur open voor betere communicatie, leiderschap, management, problemen oplossen, besluitvorming en andere aspecten van persoonlijke en inter-persoonlijke ontwikkeling, aldus Herrmann.

(26)

Het Whole Brain Model is een mentaal model dat denkstijlen beschrijft. Denkstijlen zijn de manieren om te denken die mensen het meest tevreden stellen op een bepaald punt in hun leven. Deze manieren van denken kunnen veranderen, vaak als resultaat van significante emotionele ervaringen, levensovergangen en andere belangrijk inzichten. Denkstijlen beschrijven de patronen waaraan individuen aandacht verkiezen te besteden en waaraan niet.

Figuur 2.2 geeft een overzicht van de door Herrmann benoemde denkstijlen.

Figuur 2.2 Denkstijlen van Herrmann (Driessen 2005, aangepast door Jeroen Veneman 2010) De vier denkstijlen in het Whole Brain Model zijn:

A-kwadrant: De Analyticus. Deze denkt logisch, rationeel, kritisch en realistisch. De Analyticus vraagt naar het 'wat'.

B-kwadrant: De Organisator. Hij denkt plan- en procesmatig, structureert gegevens en maakt gedetailleerde overzichten. De Organisator vraagt naar het 'hoe'.

C-kwadrant: De Communicator. Denkt intuïtief, expressief en communicatief en heeft aandacht voor gevoelens. De Communicator vraagt naar het 'wie'.

Cerebrale Cortex Onafhankelijkheid en verstand Logisch redenerend Analyserend Kritisch Realistisch A Creatief Intuïtief Nieuwsgierig Beziet het geheel C

(27)

D-kwadrant: De Creator. Deze denkt in grote lijnen en concepten, improviseert en is creatief. De Creator stelt de vraag 'waartoe?'

Volgens Herrmann zijn alle vier de denkvoorkeuren even belangrijk. Ieder mens maakt in meer of mindere mate gebruik van de vier denkvoorkeuren. Echter, bij de meeste mensen domineren twee voorkeuren. De combinatie van denkvoorkeuren maakt ieder mens uniek. Afhankelijk van de situatie waarin iemand verkeert, levert een bepaalde combinatie van denkvoorkeuren het meeste rendement op. In een technisch-wetenschappelijke omgeving werpt een combinatie van de analytische en organiserende denkvoorkeur de meeste vruchten af. Op de toneelacademie daarentegen levert een combinatie van de creatieve en communicatieve denkvoorkeur meer op.

Denkstijlen kunnen verschillen van iemands vaardigheden of van de inhoud van zijn werk of van gedrag, afhankelijk van de situatie. Wanneer iemand anders denkt of functioneert dan zijn voorkeur, dan is het, zelfs wanneer die persoon uitstekende vaardigheden bezit, waarschijnlijk dat hij het enigszins ongemakkelijk zal vinden.

Herrmann stelt dat naargelang de dominantie van één of meerdere denkstijlen, een individu een bepaalde voorkeur heeft voor vormen van leren, kennis verzamelen en het komen tot beslissingen.

2.2.2 Denkstijlen van ondernemers

In zijn boek “The whole brain business book” beschrijft Herrmann (1996) ook denkstijlen die samenhangen met ondernemerschap. Een beschrijving van ondernemersdenkstijlen geeft hij echter niet. Aangezien de E-scan ondernemerstest denkstijlen van ondernemers behandelt, heeft Driessen (2005) zelf een beschrijving van iedere denkstijl gegeven. Hij definieert ondernemersdenkstijlen als volgt:

Denkstijl A: De analytische ‘ik’ of Vakman

(28)

ervaring en vakkennis waardoor hij onafhankelijk en rationeel tot de juiste beslissing komt. Hij weet altijd de beste alternatieven voor te schotelen. De vakman is individualistisch en realistisch ingesteld. Hij onderscheidt zich door de wens de beste te zijn, in elk geval in zijn vakgebied. Hij stelt zich vaak kritisch op en moet eerst zelf overtuigd zijn dat iets werkt voordat hij het vertrouwt. Hij gaat er prat op het beter te weten of te kunnen. Hij neemt de realiteit als gegeven en probeert daarin zo goed mogelijk te presteren. Nadeel van dit type is dat hij een perfectionistische en soms ook autoritaire houding kan aannemen. Als het over zijn vak gaat schuwt hij de discussie niet. Het leveren van kwaliteit is voor de vakman topprioriteit. Communiceren en omgaan met mensen gaan hem minder gemakkelijk af en daarmee is verkopen ook niet zijn sterkste kant. In zijn overtuiging verkoopt een goed product zich zelf wel.

Denkstijl B: De behoudende ‘ik’ of Manager

De manager is als geen ander in staat op de zaak te passen. Door zijn zoektocht naar zekerheden hecht hij groot belang aan regels en procedures. Gericht op de korte termijn houdt hij het overzicht in een anders chaotische situatie. Graag houdt hij de touwtjes in handen en streeft hij naar orde. Hij structureert het bedrijf tot een efficiënt opererende onderneming en voor de kleinste details wordt een planning opgesteld. Weinig wordt aan het toeval overgelaten. Hij structureert het werk tot een vlekkeloos verlopende zaak, waar iedereen zijn taken en bevoegdheden kent. Echter, wanneer veranderingen opdoemen, weet de manager zich geen raad omdat de regels opeens niet meer bruikbaar zijn. Hij maakt namelijk graag gebruik van regels die hun succes hebben bewezen en houdt daar strak aan vast. Hij houdt niet van verandering en hecht er aan dat iedereen zich aan de regels houdt. Zo niet, dan volgt onherroepelijk een opmerking. Hij accepteert dat de dingen gedaan moeten worden zoals ze altijd al gedaan worden, ook al strookt dat niet met zijn eigen idee. Hij heeft verantwoordelijkheidsgevoel. Zaken worden tot in de puntjes geregeld. Dat maakt de manager loyaal en integer.

Denkstijl C: De gevoelige ‘ik’ of Verkoper

(29)

begrijpt als geen ander de behoeften van de klant. Zijn grote drijfveer is acceptatie door de omgeving. Het is juist dit type dat gericht is op de ander. Zolang de anderen het naar hun zin hebben, heeft hij dat ook. Verkoop van producten of diensten betekent aansluiting bij de behoeften van de klant. Hij functioneert goed in harmonische situaties. Daarin zoekt hij voortdurend naar win-win situaties. De verkoper wil graag wat voor anderen doen, want dat verhoogt de kans op acceptatie. Dat maakt dit type loyaal, flexibel en enthousiast. Het komt voor dat anderen misbruik van hem maken. Conflicten gaat hij liever uit de weg en kritiek kan hij slecht verdragen; hij zal het zich persoonlijk aantrekken. Dit leidt ertoe dat hij ongeschikt is om snelle, harde of rationele beslissingen te nemen. Hij maakt zich eerder druk voor wie de gevolgen ervaart, in plaats van zich te realiseren wat de beste beslissing is.

Denkstijl D: De experimentele ‘ik’ of Pionier

De gedachten van de pionier worden gedomineerd door mogelijkheden. Hij ‘leeft’ in de toekomst en heeft een lange termijn visie. Door zijn sterke verbeeldingskracht ziet hij vaak het hele plaatje al voor zich, terwijl anderen nog geen benul hebben. De pionier denkt speels, snel en vaak buiten gestelde kaders. Hij valt op door een gepassioneerde, optimistische, maar soms ook naïeve stijl. Hij heeft het vermogen om een situatie in chaos te veranderen of juist uit de chaos te redden. Dit komt doordat hij bestaande zaken in een nieuw daglicht kan zetten en ogenschijnlijk onlogische problemen transformeert in oplossingen. De pionier kan tot grote hoogtes komen in chaossituaties, maar verliest zich zelf in situaties van orde en de dagelijkse praktijk. Hij raakt snel verveeld door routine en heeft weinig aandacht voor details. Zijn grote drijfveer is het krijgen van erkenning. Hij onderscheidt zich door anders te zijn. In situaties van chaos krijgt hij die kans. Waar anderen de onmogelijkheden of routine van de situatie accepteren, vraagt de pionier zich voortdurend af waarom de dingen gaan zoals ze gaan en waarom het niet anders kan. Zijn ideeën over anders of beter, worden enkel begrensd door zijn fantasie.

(30)

pionier. Vrouwelijke ondernemers zijn meer communicatief, dus naast pioniers ook verkopers.

Herrmann komt tot de conclusie dat ware ondernemers geïnteresseerd zijn in het najagen van kansen op een unieke manier (Driessen, 2005). Hierbij gaat het niet eens echt om het investeringsrisico dat wordt gelopen, maar met name om de opwinding van de kans op realisatie van een persoonlijke droom. De ondernemersdenkstijl van de pionier wordt dan wel het meest gevonden bij ondernemers, voor het succesvol starten van een onderneming zijn alle denkstijlen nodig. Dit blijkt uit het multidominante profiel dat nodig is voor ondernemers (Herrmann, 1996).

Aangezien ondernemers over iedere denkstijl dienen te beschikken, is het van belang dat ontbrekende of beperkt aanwezige denkstijlen zo goed mogelijk worden aangevuld.

2.3 Leren ondernemen

Leren ondernemen is een steeds populairder wordend thema in de wetenschap. In deze paragraaf wordt eerst onderzocht of ondernemerschap volgens de literatuur überhaupt aangeleerd kan worden. Vervolgens wordt het belang van ondernemen in de moderne maatschappij onderzocht. Tot slot worden een aantal theorieën en modellen belicht over hoe mensen – en dus ook ondernemers – leren.

2.3.1 Is ondernemerschap aan te leren?

(31)

Volgens Murphey & Young (1995) kan leren ondernemen worden gekarakteriseerd als onbewust en toevallig, hetgeen twijfel lijkt te zaaien over de vraag of ondernemerschap kan worden aangeleerd.

Dus hoewel er nog wel discussie is over de vraag of ondernemerschap kan worden aangeleerd of dat je ermee geboren wordt, gaan de meeste moderne onderzoekers ervan uit dat sommige aspecten van het ondernemerschap wel kunnen worden aangeleerd en andere eenvoudigweg niet. Om deze reden suggereren Jack & Anderson (1998) dat het leren van ondernemerschap een mysterie is. Het ondernemersproces bevat aspecten van ‘kunst’ en aspecten van ‘wetenschap’. De ‘wetenschap’ van ondernemen bevat management vaardigheden. Deze zijn aan te leren via conventionele methoden. De ‘kunst’ van het ondernemen, aan de andere kant, refereert naar de creatieve en innovatieve aspecten van het ondernemen. Deze aspecten van het ondernemen lijken niet aan te leren te zijn via conventionele methoden.

Ook anderen zoals Miller (1987), Shepherd & Douglas (1996) en Rae & Carswell (2001), hanteren een vergelijkbare mening waarbij zij onderscheid maken tussen leerbare en niet-leerbare elementen van de discipline.

Driessen (2006) spreekt over de ondernemerscompetentie, welke bestaat uit de elementen: Motivatie, Persoonskenmerken, Kwaliteiten en Kennis. De elementen ‘Kwaliteiten’ en ‘Kennis’ zijn gemakkelijker aan te leren dan de elementen ‘Motivatie’ en ‘Persoonskenmerken’. Competenties kunnen worden ontwikkeld, maar tot op zekere hoogte. De ‘grenzen’ aan je intelligentie en persoonlijkheid zijn vanaf je geboorte gegeven.

(32)

Volgens Miller (1987) kan ook iemand die niet geboren wordt met alle karakteristieken van de typische ondernemer, nog succesvol worden met zijn onderneming. Hierbij geldt wel dat een persoon met de juiste karaktereigenschappen het gemakkelijker krijgt dan een persoon die deze aangeboren eigenschappen niet bezit.

2.3.2 Belang van leren ondernemen.

Dat het onderwerp ‘ondernemerschap’ steeds meer aandacht krijgt, lijkt meer te zijn dan alleen een rage. Fiet (2000) verklaart de toegenomen interesse in dit onderwerp als volgt:

“this interest accurately reflects an “emerging economic environment created by the confluence of changes in the corporate world, new technology and emerging world markets”. (Fiet, 2000)

Ook het leren en trainen van ondernemerschap heeft de afgelopen jaren steeds meer aandacht gekregen. Ook onderzoek op dit gebied wordt steeds groter (Garavan & O’Cinne´ide, 1994). Dit blijkt wel uit de internationale groei in het aantal en soorten programma’s, met name op universiteiten en ander onderwijs instellingen.

Onderstaand figuur van Gibb en Cotton (1998) laat het belang van ondernemerschap in de door Fiet (2000) beschreven situatie zien.

(33)

- Op globaal niveau zorgen de vervaging van handelsbarrières, de komst van de Euro en de vooruitgang in telecommunicatie, techniek en transport voor meer kansen, maar ook meer onzekerheden in de wereld.

- Op sociaal niveau dragen deregulatie, privatisering, toenemende milieuzorgen en de toenemende erkenning voor minderheden bij aan een complexere samenleving met meer onzekerheden.

- Op organisatie niveau dragen decentralisatie, downsizing, strategische allianties, overnames en de toenemende vraag naar flexibiliteit in het arbeidspotentieel allemaal bij aan een onzeker klimaat.

- Op individueel niveau tenslotte, wordt men tegenwoordig geconfronteerd met een grotere verscheidenheid aan banen, meer verantwoordelijkheid op het werk en meer stress. Daarbij komt dat men tegenwoordig alleenstaand ouder kan zijn hetgeen extra (financiële) verantwoordelijkheden met zich meebrengt. (Hill e.a., 2005).

Bovenstaande maakt duidelijk dat er op alle niveaus grotere behoefte is aan mensen met ondernemende kwaliteiten om zodoende om te kunnen gaan met uitdagingen en een onzekere toekomst. Ongeacht een keuze voor een bepaalde carrière of persoonlijke situatie, zullen individuen profiteren van het leren van een innovatieve benadering voor het oplossen van problemen, om beter om te kunnen gaan met verandering, om zelfstandiger te worden en om creativiteit te ontwikkelen door het leren van ondernemerschap. Er bestaat geen twijfel over dat in ieder economisch klimaat deze bekwaamheden leiden tot belangrijke voordelen voor de maatschappij. Om deze reden zou beargumenteerd kunnen worden dat de behoefte aan educatie en training op het gebied van ondernemerschap nog nooit zo groot is geweest als nu (Hill e.a., 2005).

(34)

“While many entrepreneurial characteristics, like self-confidence, persistence and high energy levels, cannot easily be acquired in the classroom, entrepreneurship educators and trainers have a key role to play in the entrepreneurial process by providing an understanding of the rigorous analytical techniques required to set up a new business”.

(Miller, 1987)

2.3.3 Theorie over leerstijlen

In deze paragraaf worden de belangrijkste theoretische modellen over leerstijlen behandeld. Een leerstijl kan worden gezien als de consistente manier waarop iemand stimuli gebruikt en daarop reageert in de context van het leren. Keefe (1997) definieert leerstijlen als:

"composite of characteristic cognitive, affective, and physiological factors that serve as relatively stable indicators of how a learner perceives, interacts with, and responds to the learning environment”

Stewart & Felicetty (1992) definiëren leerstijlen als:

“Those educational conditions under which a person is most likely to learn."

Bij leerstijlen is dus niet relevant wat er wordt geleerd, maar wel hoe mensen graag leren.

(35)

De leerstijltheorie van Kolb noemt vier leerstijlen (onze voorkeuren), welke zijn gebaseerd op een leercyclus met vier fasen. Deze leercyclus presenteert Kolb als het centrale element in zijn leerstijltheorie. De (logisch op elkaar volgende) leerfasen zijn:

- Concreet ervaren (Voelen)

- Waarnemen en overdenken (Kijken) - Abstracte begripsvorming (Denken) - Actief experimenteren (Doen)

Het ‘concreet ervaren’ vormt een basis voor ‘waarnemen en overdenken’. Deze observaties worden gedistilleerd tot ‘abstracte concepten’ welke weer zorgen voor mogelijk acties die getest kunnen worden door ‘actief experimenteren’.

Volgens Kolb vormt dit proces in een ideale situatie een leercyclus, waar bij de persoon die iets leert alle fasen doormaakt. Figuur 1.4 laat een grafische weergave van de hierboven genoemde leercyclus zien.

Figuur 2.4 Het cyclisch leermodel (Kolb, 1984)

(36)

nadenkt, inzichten worden pas echt bruikbaar als je ze uitprobeert (experimenteren) en toetst (ervaring, reflectie).

In het voorgaande werd gesteld dat men zich het leerproces kan voorstellen als een cyclisch proces van vier fasen die idealiter altijd in dezelfde volgorde (maar niet altijd vanuit hetzelfde beginpunt) worden doorlopen. Mensen hebben echter voorkeuren voor bepaalde fasen uit de cyclus: ze beginnen bij voorkeur in één bepaalde fase of besteden er de meeste tijd aan. Een mathematicus zal veel tijd besteden aan abstracte begripsvorming, terwijl een bedrijfsleider zich eerder zal richten op het in de praktijk toetsen van ideeën.

Volgens Kolb hebben mensen de neiging om vooral de leerfase te ontwikkelen waarin zij toch al sterk zijn. Hij pleit er voor dat mensen ook aandacht besteden aan manieren van leren waarin ze minder goed zijn. De leercyclus kan dan meer volledig en evenwichtig doorlopen worden, waarbij elke fase voldoende aandacht krijgt.

De voorkeur voor een bepaalde leerstijl ontstaat door twee variabelen, welke Kolb presenteert als dimensies waarop verschillen in leren geconstateerd kunnen worden. De eerste dimensie loopt van concreet ervaren naar abstract theoretiseren. De tweede dimensie loopt van actief experimenteren naar reflectief observeren.

Belangrijk om te vermelden is dat de uiteinden van de dimensies met elkaar conflicteren. Dit wil zeggen dat iemand niet tegelijkertijd ‘concreet kan ervaren’ en ‘abstract kan theoretiseren’. Ook kunnen we niet tegelijkertijd ‘actief experimenteren’ en ‘reflectief observeren’. Dit lossen we op door een keuze te maken in iedere leersituatie. Bij elke leersituatie kiezen we ervoor om te ‘denken’ of te ‘voelen’ en tegelijkertijd kiezen we om te ‘doen’ of om te ‘kijken’.

(37)

Leerstijl: Dromer (Diverging)

Deze mensen zijn in staat om dingen vanuit verschillende perspectieven te bekijken. Ze zijn gevoelig. Ze kijken liever dan dat ze iets doen en hebben de neiging informatie te verzamelen en hun fantasie gebruiken om problemen op te lossen. Dromers kunnen een concrete situatie het best vanuit verschillende oogpunten zien. Ze hebben een brede culturele interesse en houden ervan om informatie te verzamelen. Ze zijn geïnteresseerd in mensen, zijn emotioneel en zijn vaak creatief. Dromers hebben een voorkeur voor het werken in groepen, kunnen goed luisteren en ontvangen graag feedback.

Leerstijl: Denker (Assimilating)

De denker hanteert een precieze en logische aanpak. Ideeën en concepten zijn belangrijker dan mensen. Voor deze mensen is een duidelijke uitleg belangrijker dan een praktische mogelijkheid. Ze blinken uit in het begrijpen van brede informatie en het organiseren daarvan in een concreet concept. Denkers zijn minder gefocust op mensen en meer geïnteresseerd in ideeën en abstracte concepten. Ze worden meer aangetrokken tot logische theorieën dan tot praktische benaderingen. Denkers zijn belangrijk voor effectiviteit in informatie en de wetenschap.

Leerstijl: Beslisser (Converging)

Mensen met een beslissende leerstijl kunnen problemen oplossen en gebruiken het geleerde om oplossingen te vinden voor praktische problemen. Ze hebben een voorkeur voor technische taken en hebben niet zo veel met mensen en inter-persoonlijke aspecten. Beslissers zijn het best in het vinden van praktische toepassingen voor ideeën en theorieën. Ze kunnen problemen oplossen en beslissingen maken door het vinden van oplossingen voor vragen en problemen. Deze leerstijl creëert met name specialistische en technologische mogelijkheden. beslissers houden van experimenteren met nieuwe ideeën en van werken met praktische toepassingsmogelijkheden. De werkwijzen van de beslisser is doelgericht en planmatig.

Leerstijl: Doener (Accommodating)

(38)

praktische, experimentele aanpak. Ze worden aangetrokken tot nieuwe uitdagingen en ervaringen en tot het uitvoeren van plannen. Over het algemeen functioneren zij vanuit hun instinct en niet vanuit logische analyses. Deze leerstijl is vooral nuttig wanneer er actie en initiatief nodig is. Mensen met deze leerstijl werken bij voorkeur in teams om taken te volbrengen. Zij stellen doelen, werken actief in het veld en proberen verschillende dingen om hun doel te bereiken.

In figuur 2.5 is een overzicht te vinden met leerstijlen van Kolb en de wijze waarop deze ontstaan.

Figuur 2.5 Kolbs leerstijlen (gebaseerd op Kolbs Learning Styles, 1984. Aangepast door Jeroen Veneman, 2010)

(39)

Simpel gezegd hebben mensen met een duidelijke voorkeur voor een bepaalde leerstijl de neiging om effectiever te leren wanneer het leren is georiënteerd volgens hun voorkeur. ‘Denkers’ vinden het bijvoorbeeld onprettig om in een bepaalde situatie in het diepe gegooid te worden zonder van te voren duidelijke instructies te hebben gekregen. Aan de andere kant vinden ‘doeners’ het frustrerend als zij veel instructies en regels moeten lezen om een bepaalde taak te kunnen volbrengen (businessballs.com).

Een ander veel gebruikt model voor het in kaart brengen van leerstijlen is de Myers-Briggs Type Indicator (MBTI). Met dit model wordt het functioneren van mensen verklaard. Het is het meest gebruikte - en best onderzochte - instrument om verschillen tussen persoonlijkheden en leerstijlen te begrijpen. Het model is ontwikkeld door Katharine Cook Briggs en haar dochter, Isabel Briggs Myers op basis van theorieën van Carl Gustav Jung (Myers, 1962).

Het basisidee van de MBTI is dat gedragsverschillen niet zo toevallig zijn als ze op het eerste gezicht lijken. Volgens de ontwikkelaars is gedrag een gevolg van een aangeboren voorkeur in de manier waarop mensen de wereld waarnemen en op basis waarvan beslissingen worden genomen. Hiermee verwijzen zij rechtstreeks naar de theorie van archetypen van Jung (Driessen, 2005).

(40)

Extraversion (E) of Introversion (I)

Geeft er de voorkeur aan om energie te putten uit de wereld buiten zichzelf, zoals activiteiten, mensen en dingen.

Geeft er de voorkeur aan om energie te putten uit de wereld van reflectie, gevoel en ideeën.

Sensing (S) of Intuition (N)

Geeft er de voorkeur aan om zich te richten op informatie verkregen via de vijf zintuigen en op praktische

toepassingen.

Geeft er de voorkeur aan om zich te richten op patronen, verbindingen en mogelijke

betekenissen.

Thinking (T) of Feeling (F)

Geeft er de voorkeur aan om beslissingen te baseren op logica en objectieve analyse van oorzaak en gevolg.

Geeft er de voorkeur aan om beslissingen te baseren op een waarderingsproces, en neemt daarbij in overweging wat belangrijk is voor anderen.

Judging (J) of Perceiving (P)

Houdt van een geplande, geordende benadering tot het leven en geeft er de voorkeur aan dat dingen beslist zijn.

Houdt van een flexibele, spontane benadering en geeft er de voorkeur aan om mogelijkheden open te houden.

(41)

Tabel 2.1: 16 MBTI types (Driessen 2005, aangepast door Jeroen Veneman 2009) Performer (ESFP) Spontaan Bemiddelaar Positief Supervisor (ESTJ) Praktisch Georganiseerd Nuchter

Field Marshal (ENTJ)

Dynamisch Resoluut Direct Teacher (ENFJ) Overredend Empathisch Behulpzaam Composer (ISFP) Gevoelig Loyaal Vriendelijk Inspector (ISTJ) Verantwoordelijk Objectief Gereserveerd Mastermind (INTJ) Autonoom Originele denker Innovatief Counselor (INFJ) Vastberaden Conceptueel Unieke bijdrage Promoter (ESTP) Actiegericht Situationeel Realistisch Provider (ESFJ) Betrokken Sociaal Zorgzaam Inventor (ENTP) Vindingrijk Creatieve denker Stimulerend Champion (ENFP) Energiek Warm Enthousiast Crafter (ISTP) Spontaan Onafhankelijk Concreet analytisch Protector (ISFJ) Geduldig Realistisch Toegewijd Architect (INTP) Onafhankelijk Conceptueel Creatief Healer (INFP) Idealistisch Flexibel Ideegericht

Er zijn een aantal belangrijke overeenkomsten te onderscheiden tussen de leerstijlen van Kolb en de Myers-Briggs Type Indicator. Zo gaf Kolb zelf aan dat de ‘Introversion – Etraversion’ dimensie in grote mate overeen komt met Kolb’s dimensie die loopt van actief experimenteren (doen) naar reflectief observeren (kijken). Verder correleert de ‘Feeling - Thinking’ dimensie van Myers en Briggs met de (verticale) dimensie van Kolb die loopt van concreet ervaren (voelen) naar abstracte begripsvorming (denken).

Ook de inventarisatie van leerstijlen (ILS) van Jan Vermunt (1994) is een instrument dat gebruikt kan worden om leerstijlen te meten. Deze methodiek is vooral gericht op leren in het onderwijs. Vermunt onderscheidt 3 leerstijlen:

De reproductiegerichte stijl:

De persoon die deze stijl gebruikt, houdt van ‘stampen’. Hij is gericht op het letterlijk reproduceren van de leerstof en houdt van toetsen.

De betekenisgerichte stijl:

(42)

De toepassingsgerichte stijl:

Deze persoon richt zich vooral op de toepassingsmogelijkheden van de leerstof. Hij wil weten of de leerstof relevant is voor de praktijk en heeft vooral behoefte aan concrete informatie en voorbeelden.

De leerstijl volgens Vermunt zegt iets over de richting die een persoon geeft aan zijn leren. Zo kan men leren vanuit persoonlijke interesse, om een diploma te halen of om een beroep te leren

Een belangrijk verschil tussen de theorie van Kolb en de theorie van Vermunt is dat de theorie van Kolb uitgaat van verschillen in leerstijl bij het functionele leren, dat wil zeggen iets leren om er ook iets mee te kunnen doen. In de theorie van Vermunt wordt het begrip leerstijl meer benaderd vanuit de invalshoek van het schoolse leren, dat wil zeggen: welke leerstijl hanteert de leerling bij voorkeur om zich de stof eigen te maken.

Naast individuen kunnen ook organisaties op verschillende manieren informatie verwerken en leren. Shrivastava (1983) ontwierp een typologie van 6 verschillende leerstrategieën voor organisaties. Uit zijn onderzoek komen de volgende leerstijlen van organisaties naar voren:

- “One-man institution”

- “Information seeking culture” - “Participative learning system” - “Formal management system” - “Bureaucratic learning system” - “Mythological learning system”

(43)

2.3.4 Leren door ondernemers

Voor dit onderzoek is vooral relevant hoe ondernemers leren. Diverse auteurs hebben hun mening over dit thema gepresenteerd. Volgens Copa & Watts (2000) leren ondernemers door kritische leermomenten. Bij een klein bedrijf dat wil groeien, moet de ondernemer zich constant aanpassen afhankelijk van de fase van de levenscyclus waarin een onderneming zich bevindt. Ondernemers passen zich aan en leren door het managen van crises.

Van Popta (2002) deed onderzoek naar leerstijlen van ondernemers. Dit onderzoek deed hij specifiek voor ondernemers in Nederland en aan de hand van de leerstijltheorie van Kolb.

Allereerst heeft hij met zijn empirische studies aangetoond dat de Kolb leerstijlentest een geschikt instrument is voor het analyseren van leeractiviteiten van ondernemers. Verder blijkt uit zijn onderzoek dat alle leerstijlen aanwezig zijn bij ondernemers. Hierbij geldt wel dat een ondernemer niet tegelijkertijd een Dromer en een Beslisser kan zijn. Hij zegt hierover:

“The four types of learning were found in the Dutch entrepreneurial context. Two types were found in a single factor. These were on one end the diverger type and on the other end the converger type. These findings are in accordance with the theory of Kolb. Regarding the assimilator and the accommodator no evidence was found for a negative correlation between these types. These findings endorse the use of Kolb’s typology for this kind of research. The results make clear that this typology is a useful tool for entrepreneurial learning research.”

(44)

Concluderend kunnen we stellen dat er verschillende leerstijltheorieën zijn, die onderling meer met elkaar overeenkomen dan dat ze van elkaar verschillen. Het oudste en meest bekende model is de leerstijltheorie van Kolb. Veel latere leerstijltheorieën werden dan ook op de leerstijlen van Kolb gebaseerd. De leerstijlentest van Kolb is een nuttig instrument voor het beoordelen van leerstijlen van ondernemers. Ook in dit onderzoek is daarom gebruik gemaakt van de Kolbtest om de voorkeur voor bepaalde leerstijlen van ondernemers vast te stellen. Uit eerder onderzoek blijkt al dat ondernemers alle vier de leerstijlen gebruiken. Mannelijke ondernemers zijn relatief vaak Doeners en Beslissers. Vrouwelijke ondernemers daarentegen gebruiken vaker de leerstijl van de Dromer dan hun mannelijke equivalent.

2.4 Conceptueel model

In dit hoofdstuk zijn belangrijke theorieën en modellen behandeld, welke relevant zijn voor dit onderzoek. In deze paragraaf wordt de relatie tussen deze theoretische concepten gelegd door middel van een conceptueel model. Onderstaand figuur toont het conceptueel model welke gebruikt zal worden voor het empirisch onderzoek in deze scriptie. Dit model zal vervolgens verder toegelicht worden.

Figuur 2.6 Conceptueel model van het onderzoek naar het verband tussen denkstijlen en leerstijlen

Denkstijlen

Leerstijlen

Effectief leren ondernemen

Verkoper Vakman Pionier Manager

(45)

Het doel van dit onderzoek is inzicht krijgen in de wijze waarop ondernemen effectief kan worden geleerd. Met effectief leren wordt bedoeld dat de gebruikte leerstijl in overeenstemming is met de denkstijl van de persoon die iets wil leren. Voor dit onderzoek worden de volgende definities van “ondernemerschap” en “ondernemer” gebruikt:

Ondernemerschap is het proces van doelbewust leren en ontwikkelen van je eigen competenties om kansen in de markt of binnen een bestaand bedrijf te zien en te kunnen benutten en zodoende waarde voor jezelf en de maatschappij te creëren.

Een ondernemer is iemand die met eigen inspanning, met behulp van zijn eigen capaciteiten en voor eigen risico innoveert en kansen benut.

Mensen gebruiken verschillende leerstijlen. Deze leerstijlen zijn van invloed op het effectief leren van ondernemerschap. De leerstijlen die in dit onderzoek worden gebruikt zijn afkomstig van de “Learning Style Inventory” van Kolb. Hij noemt vier leerstijlen. De kracht van de Doener ligt bij het ‘Doen’. Deze persoon vertrouwd eerder op intuïtie dan op logica. De Doener gebruikt de analyse van een ander en geeft de voorkeur aan een praktische, experimentele aanpak. De Denker hanteert een precieze en logische aanpak. Ideeën en concepten zijn belangrijker dan mensen. Voor deze mensen is een duidelijke uitleg belangrijker dan een praktische mogelijkheid. Een Dromer is iemand die de nadruk legt op concrete ervaringen en een groot voorstellingsvermogen heeft. Zijn sterkte is de verbeeldingskracht en fantasie waarmee hij een concrete situatie vanuit verschillende gezichtshoeken kan bekijken en snel verbanden kan leggen tussen een aantal observaties. Een Beslisser is gericht op probleemoplossing en technologische toepassing van begrippen, modellen en theorieën. Hij wordt graag geconfronteerd met problemen waar één juiste oplossing voor gezocht kan worden.

(46)

46 Driessen zijn er vier ondernemersdenkstijlen. Ondernemers hebben alle vier de denkstijlen nodig, maar de ene denkstijl komt bij persoenen sterker naar voren dan de andere. De ondernemersdenkstijlen zijn: De Verkoper, deze houdt van mensen en is gericht op het aangaan van relaties. Hij gaat vaak af op zijn gevoel. De Vakman vormt zich een beeld van gebeurtenissen vanuit zijn ervaring en vakkennis waardoor hij onafhankelijk en rationeel tot de juiste beslissing komt. De gedachten van de Pionier worden gedomineerd door mogelijkheden. Hij ‘leeft’ in de toekomst en heeft een lange termijn visie. De Manager tenslotte, is als geen ander in staat op de zaak te passen. Door zijn zoektocht naar zekerheden hecht hij groot belang aan regels en procedures.

Door middel van empirisch onderzoek zal de relatie tussen denk- en leerstijlen van ondernemers worden onderzocht. Het vermoeden bestaat dat het volgende verband gevonden kan worden tussen de denkstijlen van Hermann en de leerstijlen van Kolb:

- De Verkoper gebruikt de leerstijl van de Doener. - De Vakman gebruikt de leerstijl van de Denker. - De Pionier gebruikt de leerstijl van de Dromer. - De Manager gebruikt de leerstijl van de Beslisser.

Onderstaand figuur toont het vermoedelijke verband tussen ondernemersdenkstijlen en leerstijlen.

(47)

Driessen (2005) zegt hierover:

“Niet verbazingwekkend passen de denkstijlen van Herrmann exact in de leerstijlen van Kolb. De vakman of adviseur leert door feiten en op een logische manier. De manager leert door het uittesten van theorieën en werkt graag volgens vaste procedures. De verkoper leert door te luisteren naar en het delen van ideeën en de pionier leert vooral door het zelf te ontdekken en eigen ideeën te vormen en houdt graag alle opties open”.

Voor het empirisch onderzoek worden de denkstijlen van de geselecteerde groep ondernemers gevonden door de scan ondernemersterst die zij hebben uitgevoerd. De E-scan wordt in dit onderzoek gedefinieerd als:

“Wetenschappelijk gevalideerde internettest waarmee ondernemerskwaliteiten in kaart worden gebracht en waaruit ondernemersdenkstijlen naar voren komen. De E-scan geeft inzichten in sterke en zwakke punten met betrekking tot ondernemerschap.”

Leerstijlen van de (potentiële) ondernemers worden gevonden met behulp van een vragenlijst welke is gebaseerd op de leerstijltheorie van Kolb. De definitie van de leerstijlentest van Kolb die voor dit onderzoek wordt gebruikt is:

“Vragenlijst waaruit de voorkeur voor een bepaalde leerstijl naar voren komt”.

(48)

3 Methoden van onderzoek

In dit hoofdstuk worden de gebruikte methodes voor dit onderzoek beschreven. De indeling van dit hoofdstuk is als volgt. In paragraaf 3.1 wordt de werkwijze voor het theoretisch onderzoek beschreven. Paragraaf 3.2 gaat in op de wijze waarop het empirisch onderzoek is verricht. In deze paragraaf wordt allereerst nader ingegaan op de afbakening van het onderzoek. Vervolgens worden de gekozen onderzoeksinstrumenten om de denk- en leerstijlen van (potentiële) ondernemers te meten beschreven. In paragraaf 3.2.3 staat de dataverzameling centraal. Hierin wordt beschreven hoeveel (potentiële) ondernemers hebben deelgenomen aan het empirisch onderzoek en op welke wijze zij zijn geselecteerd. Ook komt aan de orde hoe de afname van de E-scan en de leerstijlen is verlopen. Ten slotte wordt in paragraaf 3.2.5 aandacht besteed aan de wijze waarop de verzamelde data is geanalyseerd.

3.1 Literatuurstudie

In het eerste deel van dit onderzoek is relevante literatuur besproken, waarmee de eerste drie deelvragen van het onderzoek beantwoord worden. Vragen die centraal stonden bij de literatuurstudie waren: 1) Hoe ziet de geschiedenis van het ondernemerschap eruit? 2) Wat is ondernemerschap en hoe kan dit begrip gedefinieerd worden? 3) Wat is een ondernemer en hoe kan dit begrip gedefinieerd worden? 4) Welke ondernemersdenkstijlen kunnen worden onderscheiden. 5) In hoeverre kan ondernemerschap aangeleerd worden? 6) Wat is het belang van leren ondernemen? en 7) Wat zegt de theorie over leren in het algemeen en meer specifiek de leerstijlen van ondernemers?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op deze plaats wordt de antenne gezet die het licht moet opvangen.. Op deze manier komen alle lichtstralen die worden opgevangen door de schotel bij de

In dit geval is er maar één stroomkring en als één lampje wordt losgehaald, dan wordt deze stroomkring geopend en gaan dus alle lampjes uit.. 7 Dit is

Rond de 750m, hier gaat de grafiek plots minder steil lopen, dus hier neemt de snelheid opeens behoorlijk af.. Dit gebeurt door het openen van

4 De stroomsterkte staat voor de hoeveelheid lading die per tijdseenheid door een onderdeel in de schakeling stroomt.. In een parallelschakeling met twee lampjes zijn

3 Als de stuiterbal op de grond komt, dan moet de snelheid van richting veranderen en de snelheid moet met een factor 0,8 verkleint worden.. We

Een voorwerp vertraagt (minder steil) en gaat vooruit (x neemt toe), komt dan even tot stilstand (horizontaal) en versnelt dan achteruit (steiler en x neemt af).. Rond de 750m,

Als gevolg moet de persoon een grotere kracht uitoefenen om genoeg moment te genereren om het blok in evenwicht te houden.. In de rechter situatie oefent de persoon dus het

Op beide ballen werkt maar één kracht (de zwaartekracht) en deze werkt in beide gevallen verticale richting.. De beweging in de verticale richting is in beide gevallen