• No results found

“Leren Ondernemen”

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "“Leren Ondernemen”"

Copied!
117
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)
(3)

“Leren Ondernemen”

Inventarisatie van projecten en initiatieven binnen het HBO- en MBO-onderwijs in Noord-Nederland die erop gericht zijn te leren ondernemen.

Auteur: Wouter de Groot

Studentnummer: 1227467

Datum: 30-12-2006

E-mailadressen: wgroot@leeuwarden.kvk.nl

s1227467@student.rug.nl wouterdg@hotmail.nl

Vak: Master Thesis

Begeleiders: Dhr. prof. dr. P. S. Zwart (RUG)

(4)

Voorwoord

Dit rapport is het resultaat van onderzoek en inventarisatie naar projecten en initiatieven binnen het HBO- en MBO-onderwijs in Noord-Nederland. Deze projecten en initiatieven zijn specifiek gericht op het leren ondernemen. Vanuit mijn eigen ervaringen als afgestudeerd student HBO was ik nieuwsgierig naar de initiatieven en mogelijkheden binnen het HBO- en MBO-onderwijs met betrekking tot leren ondernemen, omdat ik deze mogelijkheden in mijn eigen afgeronde HBO opleiding heb gemist.

Het behandelde onderwerp is tegenwoordig een veel besproken begrip. Vooral vanuit de overheid probeert men het “leren ondernemen” in het onderwijs te ondersteunen en te stimuleren. In de vorm van een partnership probeert het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het ministerie van Economische Zaken het Ondernemerschap binnen het onderwijs te stimuleren. Dit partnership is te vinden op de website: www.lerenondernemen.nl. De titel “leren ondernemen” is door mij bedacht, in een later stadium ontdekte ik dat dit ook de naam is van het partnership. Scholieren en studenten die geïnteresseerd zijn in onderwijsinstellingen die veel initiatieven en projecten ontplooien voor leren ondernemen verwijs ik naar bijlage III. Betrokkenen en beleidsmakers binnen onderwijsinstellingen worden verwezen naar hoofdstuk 3 en 4, waar de analyses, conclusies en aanbevelingen te vinden zijn. Ook wil ik een aantal personen bedanken voor hun medewerking. Zonder iemand tekort te doen wil ik in het bijzonder Anna, mijn ouders, Annemarije, Floris, Margriet, Agnes en Jeanine van de Kamers van Koophandel Friesland, Drenthe en Groningen, Ronald en Ritzo van `de Ondernemers´ en Prof. Dr. P. Zwart van de Rijksuniversiteit Groningen bedanken voor de steun, aanbevelingen en gegeven feedback.

(5)

Samenvatting

Nederland heeft nog steeds geen dynamisch ondernemersklimaat. Belangrijkste oorzaken hiervoor zijn de belastingen, administratieve lastendruk en de wet- en regelgeving (EIM, 2003) waar een ondernemer mee te maken krijgt. Na deze drie oorzaken staat de opleiding van de ondernemer op de vierde plaats.

De overheid is al geruime tijd bezig om de eerste drie oorzaken aan te pakken en te verlichten. De vierde oorzaak, de opleiding van de ondernemer, is vrij recent.

Deze oorzaak kan door de overheid aangepakt worden, door middel van het aanbieden van een goed onderwijsklimaat met betrekking tot ondernemerschap. Doel van dit onderzoek is het inventariseren van projecten en initiatieven, met betrekking tot “leren ondernemen” voor studenten binnen het HBO- en MBO-onderwijs in Noord-Nederland en op basis van literatuur en diepte-interviews bij directe betrokkenen conclusies en aanbevelingen doen voor verbetering van het `leren ondernemen´. De vraagstelling die daarbij gesteld is, is: Welke initiatieven, met betrekking tot “leren ondernemen” zijn er in het HBO- en MBO-onderwijs in Noord-Nederland? En hoe kan het `leren ondernemen´ aan die onderwijsinstellingen, worden bevorderd?

De onderstaande deelvragen zijn daarbij beantwoord:

• Wat is ondernemerschap?

De literatuur geeft verschillende definities van het begrip `ondernemerschap´. Omdat er geen uniforme mening bestaat over de definitie van ondernemerschap, zijn de meeste definities complementair aan elkaar. De definitie die binnen dit onderzoek gebruikt wordt is:

Ondernemerschap is `open minded´ je eigen kansen en risico´s overzien. Het inzicht en de wil om eigen ideeën, in economische zin, te verwezenlijken. Deze ideeën kunnen zowel bestaand als innovatief zijn, als je er maar volledig achterstaat en ervoor gaat. Het ondernemerschap draait vooral om passie en plezier in dat wat je doet!

• Is ondernemerschap te leren?

(6)

competenties en karaktereigenschappen bepaald voor succesvol ondernemerschap. Uit de dataverzameling blijkt dat dit standpunt overeenkomt met de literatuur. Van de geïnterviewde personen vindt 53% dat ondernemerschap gedeeltelijk is aan te leren. Daarnaast is 21% ervan overtuigd dat ondernemerschap absoluut is aan te leren en 26% is van mening dat het niet te leren is. Hieruit kan geconcludeerd worden dat binnen de onderwijsinstellingen de helft van de direct betrokkenen het eens is met het standpunt dat ondernemerschap gedeeltelijk is aan te leren.

• Wat zijn de competenties en eigenschappen waarover een ondernemer moet beschikken?

De literatuur verbindt veel competenties en karaktereigenschappen aan succesvol ondernemerschap. Binnen dit onderzoek is gekozen voor de aan te leren competenties: businessplanning, ondernemend management, markt- en klantgericht denken, onderhandelingsvaardigheden, goed financieel beheer en kennis van ICT-middelen en de bijbehorende karaktereigenschappen: durf, doorzettingsvermogen, daadkracht, betrouwbaar, vastbesloten, doelmatig, ambitieus, creatief, inlevingsvermogen, kritisch en overtuigend.

De data uit de interviews geven aan dat de meeste aan te leren competenties aanwezig zijn binnen de projecten en initiatieven, maar dat de karaktereigenschappen vaak onderbelicht zijn. De conclusie is dat veel onderwijsinstellingen het begrip `ondernemerschap´ wel hebben opgenomen in het curriculum van de opleiding, maar dat inhoudelijk niets gezegd wordt over eventuele competenties en vooral karaktereigenschappen die bij het begrip horen. • Welke manieren en vormen van onderwijs zijn er met betrekking tot

“leren ondernemen”?

De manieren van onderwijs zijn in de literatuur opgesplitst in: kennis, kunde en attitude. De vormen komen niet duidelijk naar voren uit de literatuur, maar komen voort uit de praktijk. Er is onderscheid gemaakt tussen: major, minor, projectvorm, leerbedrijf, vak en adviesopdracht.

(7)

De vormen zijn meestal vrij gekozen; alleen de majors en minors zijn van bovenaf opgelegd als onderwijsvorm. Binnen deze majors en minors zijn de onderwijsinstellingen vrij om eigen keuzes te maken in andere vormen.

De conclusie is: het `leren ondernemen´ kan het beste onderwezen worden in kunde. Hoe dit plaats vindt is niet belangrijk, als studenten maar in aanraking komen met de praktijk. De manier van kunde wordt alleen niet gemeten binnen de onderwijsinstellingen, het is gebaseerd op veronderstellingen en meningen. • Welke projecten en initiatieven zijn ontwikkeld binnen de te onderzoeken

onderwijsinstellingen?

Uit de data blijkt dat binnen het HBO-onderwijs het `leren ondernemen´ vooral onderwezen wordt in majors en minors. Binnen het MBO-onderwijs krijgt het `leren ondernemen´vooral aandacht in projectvormen en leerbedrijven. Projecten en initiatieven, die goed verlopen zijn de onderwijssystemen op het Drenthe College en de opleiding CMD van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden.

De conclusie is dat een aantal onderwijsinstellingen inhoudelijk en qua vorm goed bezig is met betrekking tot het aanbieden van `leren ondernemen´ en andere onderwijsinstellingen nog worstelen met de inhoud en de vorm.

Deze tendens kan gezien worden als intern ondernemerschap binnen een onderwijsinstelling. Immers ondernemerschap gaat met vallen en opstaan. Er vinden veel personeelswisselingen plaats binnen de onderwijsinstellingen en daardoor is de informatie over `leren ondernemen´ vaak versnipperd en onduidelijk. Er ontstaat onduidelijkheid bij buitenstaanders en studenten. Het ondernemerschap is een relatief nieuw begrip binnen de onderwijsinstelling, waardoor het ontbreekt aan beleid over leren ondernemen.

Daarnaast is informatie snel verouderd, omdat onderwijsinstellingen veel nieuwe initiatieven en projecten zelfstandig en ad-hoc ontplooien.

Algemene conclusies:

• De projecten en initiatieven, binnen de onderwijsinstellingen, vinden te versnipperd en ad-hoc plaats.

(8)

• Ondernemerschap is een nog nieuwe trend binnen het onderwijs. Het is structureel nog niet ingebed in bepaalde opleidingen. Er bestaat geen echt beleid voor ondernemerschap binnen de onderwijsinstellingen. Daarnaast hebben veel onderwijsinstellingen geen actief alumnibeleid gericht op afstudeerders die een eigen onderneming starten. Het begrip `ondernemerschap´ op een onderwijsinstelling is hierdoor moeilijk meetbaar.

• Er zijn bepaalde projecten en initiatieven die succesvol zijn opgezet, waaronder: - Onderwijssysteem en leerbedrijven bij het Drenthe College in

samenwerking met de Hogeschool Drenthe en regionale bedrijfsleven (uitleg zie pagina 103 en 113).

- Onderwijssysteem bij Communication and Multi Media Design (NHL)

(uitleg zie pagina 92 en 93). Aanbevelingen voor de onderwijsinstellingen:

• Versnipperd en ad-hoc

 Opzetten van een zogenaamd ondernemerschapscentrum.

 Samenwerking tussen onderwijsinstellingen onderling op het gebied van leren ondernemen.

• Docenten zijn niet opgeleid om ondernemerschap te onderwijzen  Docenten op docentstages sturen in het regionale bedrijfsleven.  Ondernemers uitnodigen op de onderwijsinstellingen.

• Beleid onderwijs en ondernemerschap

 Ondernemerschap en een ondernemende houding structureel inbedden in het curriculum van een opleiding, met duidelijke geformuleerde inhoud.

 Actief alumnibeleid per opleiding, die ook gericht is op studenten die een eigen onderneming starten. Hierdoor blijft de onderwijsinstelling in contact met nieuwe ondernemers die inhoudelijk iets kunnen betekenen voor het onderwijs.

• Meetbaarheid van ondernemerschap

(9)

Inhoudsopgave

Voorwoord 3 Samenvatting 4 Inhoudsopgave 8 Overzicht Figuren 10 Overzicht Tabellen 11 Hoofdstuk 1. Inleiding 12 1.1 Introductie………..12 1.2 Probleemstelling………..15 1.2.1 Doelstelling……….15 1.2.2 Vraagstelling……….15 1.2.3 Deelvragen……….15 1.2.4 Randvoorwaarden……….15 1.3 Afbakening………17 1.4 Onderzoeksmethode……….18 1.4.1 Onderzoeksmodel……….19 1.4.2 Onderzoeksmateriaal……….20

1.4.3 Bronnen voor onderzoek……….21

1.5 Opbouw rapport……….22

Hoofdstuk 2. Literatuurstudie 23

2.1 Inleiding……….23

2.2 Wat is ondernemerschap? ……….25

2.2.1 Historie ondernemerschap………25

2.2.2 Belang van ondernemerschap………27

2.2.3 Definitie ondernemerschap………..30

2.3 Is ondernemerschap te leren? ……….34

2.3.1 Leren ondernemen………..34

2.3.2 Competenties en karaktereigenschappen……….………..36

2.4 Ondernemerschap en onderwijs………..43

2.4.1 Manieren van onderwijs voor leren ondernemen………..43

2.4.2 Vormen van onderwijs voor leren ondernemen……….44

(10)

Hoofdstuk 3. Dataverzameling en Analyse 48

3.1 Inleiding……….48

3.2 Leren Ondernemen……….50

3.3 Manieren van onderwijs voor leren ondernemen………..53

3.4 Vormen van onderwijs voor leren ondernemen………..56

3.4.1 Hoger Beroeps Onderwijs………..56

3.4.2 Middelbaar Beroeps Onderwijs………..58

3.5 Competenties en karaktereigenschappen per onderwijsvorm…62 3.5.1 Hoger Beroeps Onderwijs………..62

3.5.2 Middelbaar Beroeps Onderwijs………..65

3.6 Conclusie………70

Hoofdstuk 4. Conclusie en aanbevelingen 72

4.1 Conclusie………72

4.2 Aanbevelingen……….76

Referenties 79

Bijlagen 85

Bijlage I: Contactpersonen onderwijsinstellingen………..87

Bijlage II: Contactpersonen extern………89

Bijlage III: Projecten en initiatieven per onderwijsinstelling……….90

- Noordelijke Hogeschool Leeuwarden………91

- Van Hall Instituut……….93

- Christelijke Hogeschool Nederland………...95

- Hanze Hogeschool Groningen……….97

- Hogeschool Drenthe……….100 - Friesland College……….104 - Friese Poort……….105 - Noorderpoortcollege……….107 - Alfa College……….109 - Drenthe College………111

(11)

Overzicht Figuren:

Figuur 1: Onderzoeksmodel 19

Figuur 2: Entrepreneurship 26

Figuur 3: Aantal starters, 1995-2004 27

Figuur 4: U-vorm, verhouding Ondernemerschap en Welvaart 28

Figuur 5: Verhouding Innovatief ondernemerschap en Onderwijs 29

Figuur 6: De ondernemer 36

Figuur 7: Het kernkwadrant 39

Figuur 8: Creatieve spanning 39

Figuur 9: Onderwijsmanieren 43

Figuur 10: Major – minor structuur RUG 44

Figuur 11: Uitslag leren ondernemen in de praktijk 50

Figuur 12: Uitslag leren ondernemen in de praktijk HBO 51

Figuur 13: Uitslag leren ondernemen in de praktijk MBO 51

Figuur 14: Uitslag manieren van onderwijs 53

Figuur 15: Uitslag manieren van onderwijs HBO 54

(12)

Overzicht Tabellen:

Tabel 1: Overlevingskans starters 13

Tabel 2: Verhouding geïnterviewde personen – bruikbare interviews 52

Tabel 3: Overzicht onderwijsvormen HBO, in absolute aantallen 56

Tabel 4: Doelstellingen onderwijsvormen HBO 57

Tabel 5: Resultaten onderwijsvormen HBO 58

Tabel 6: Overzicht onderwijsvormen MBO, in absolute aantallen 59

Tabel 7: Doelstellingen onderwijsvormen MBO 60

Tabel 8: Resultaten onderwijsvormen MBO 61

Tabel 9: Competenties en karaktereigenschappen NHL 62

Tabel 10: Competenties en karaktereigenschappen Van Hall 63

Tabel 11: Competenties en karaktereigenschappen CHN 64

Tabel 12: Competenties en karaktereigenschappen Hanze Hogeschool 64

Tabel 13: Competenties en karaktereigenschappen Hogeschool Drenthe 65

Tabel 14: Competenties en karaktereigenschappen Friesland College 66

Tabel 15: Competenties en karaktereigenschappen Friese Poort 67

Tabel 16: Competenties en karaktereigenschappen Noorderpoort College 67

Tabel 17: Competenties en karaktereigenschappen Alfa College 68

(13)

Hoofdstuk 1. Inleiding

1.1

Introductie

• “Slechts negen procent van de studenten overweegt om een eigen onderneming te beginnen, maar uiteindelijk start maar 3 procent een eigen bedrijf. Dat is wereldwijd een extreem laag cijfer.” Dit baart Rutte zorgen: “Want het midden- en kleinbedrijf is de motor van onze economie. Daar wordt het geld verdiend. Dat betekent dat het de hoogste tijd wordt dat onderwijsinstellingen meer gaan doen aan het stimuleren van ondernemerschap.” (`Rutte dwingt tot ondernemerschap´, UK, Rijksuniversiteit Groningen, 11 mei 2006).

• Volgens het ministerie van sociale zaken zijn de komende acht jaar 120.000 nieuwe ondernemers nodig om een bestaand bedrijf over te nemen. Dat ziet er somber uit. Hoe graag we ook de lof zingen van de Hollandse koopmansgeest, werken voor een baas is de norm. Vergeleken met andere Europese landen en zeker met de VS beginnen in Nederland weinig mensen een eigen zaak. Ondernemer worden is een uitzondering. Het is vooral een kwestie van mentaliteit. Jongeren zien op tegen het harde werken en het risico dat ze lopen als zelfstandige. Het onderwijs kan jongeren met durf extra helpen. (Bewerking uit: `Ondernemers´, Dagblad van het Noorden, Groningen, 27 mei 2006).

• Ondernemertje spelen wordt steeds populairder op scholen. Het afgelopen jaar werden op ruim 600 mbo- en hbo-scholen bedrijfjes opgericht door scholieren en studenten. In 1990 waren dat er nog maar tien. Deze week houden de ministeries van Economische Zaken en Onderwijs weer hun jaarlijkse campagne om scholieren en studenten enthousiast te maken voor het ondernemerschap. En dat is hard nodig. In Nederland denkt 30 procent van de mensen wel eens over het starten van een eigen bedrijf. In het buitenland is dat 50 procent. (Bewerking uit: `Ondernemer spelen populair´, Leeuwarder Courant, Leeuwarden, 31 mei 2006).

(14)

Uit deze recente artikelen blijkt dat het fenomeen ondernemerschap een `hot item´ is. Veel politieke partijen hebben het ook neergezet als één van de speerpunten van hun nieuwe regeringsbeleid. Al jaren wordt erover gesproken en nog steeds is het stimuleren van ondernemerschap niet structureel ingebed in onze samenleving. “Ondernemerschap binnen de samenleving draagt steeds meer bij tot economische groei van een land. De economische groei in Amerika, in de late jaren ´90, kan voor een groot deel toegeschreven worden aan vele nieuwe, opstartende bedrijven. Door de snelle groei van die bedrijven, ontstaan er veel nieuwe arbeidsplaatsen. Zelfs na de “ict - crash” en de achteruitgang in de ICT-wereld, blijkt toch dat de werkgelegenheid en de creatie van nieuwe banen, nog steeds groter is dan de groei van “grote bedrijven” (Leren Ondernemen, 2001). Het overgrote deel van deze startende bedrijven wordt opgestart door jonge, enthousiaste studenten en onderzoekers, met als resultaat dat er zowel direct en indirect veel arbeidsplaatsen ontstaan. Van de Nederlanders staat 80% positief tegenover ondernemerschap (Economische Zaken, 2001), waardoor het steeds eenvoudiger zou moeten zijn om een eigen onderneming op te starten”.

Hieruit blijkt dat het dus eenvoudiger zou moeten zijn om een onderneming op te starten. Nederland heeft nog steeds geen dynamisch ondernemersklimaat. Belangrijkste oorzaken hiervoor zijn de belastingen, administratieve lastendruk en de wet- en regelgeving (EIM, 2003) waar een ondernemer mee te maken krijgt. Na deze drie oorzaken staat de opleiding van de ondernemer op de vierde plaats. De meeste ondernemers schieten als individu, qua opleiding tekort, om een succesvolle onderneming op te starten. Door deze oorzaken heeft maar 55% van de startende ondernemingen een overlevingskans van 5 jaar (EIM, 2004).

Bron: EIM: over cohorten 1988 - 1997

Aantal jaren: Overlevingskans in %

1 93 2 79 3 69 4 61 5 55 6 50 8 45 10 39

(15)

De overheid is al geruime tijd bezig om de eerste drie oorzaken aan te pakken en te verlichten. De vierde oorzaak, de opleiding van de ondernemer, wordt pas sinds enkele jaren onderzocht. Deze oorzaak kan door de overheid aangepakt worden door middel van het aanbieden van een goed onderwijsklimaat met betrekking tot ondernemerschap. Leerlingen, scholieren en studenten moeten op vroege leeftijd in aanraking komen met de inhoud van het begrip `ondernemerschap´. De bewustwording om ondernemer te worden is tegenwoordig nog niet aanwezig binnen het huidige onderwijssysteem. Er wordt nog te veel vanuit “beroepskeuzes” gedacht, veilig werken onder een baas is en blijft het motto.

`Ondernemer worden´ wordt nog steeds gezien als een risicovol en onzeker bestaan. Om de regering te helpen het `leren ondernemen´ op Mbo-instellingen en Hbo-instellingen te stimuleren is onderzoek gedaan naar relevante projecten en initiatieven in Noord-Nederland. Deze inventarisatie geeft conclusies en aanbevelingen met betrekking tot leren ondernemen, waardoor het `leren ondernemen´ gestimuleerd kan worden. Aan de hand van dit onderzoek moeten relevante vervolgonderzoeken opgezet worden voor stimulatie van `leren ondernemen´ binnen het onderwijs.

(16)

1.2

Probleemstelling

1.2.1 Doelstelling

Doel van dit onderzoek is het inventariseren van projecten en initiatieven, met betrekking tot “leren ondernemen” voor studenten, binnen het HBO- en MBO-onderwijs in Noord-Nederland en op basis van literatuur en diepte-interviews bij directe betrokkenen conclusies en aanbevelingen doen voor verbetering van het `leren ondernemen´.

1.2.2 Vraagstelling

Welke initiatieven, met betrekking tot “leren ondernemen”, zijn er in het HBO- en MBO-onderwijs in Noord-Nederland? En hoe kan het `leren ondernemen´, aan die onderwijsinstellingen, worden bevorderd?

1.2.3 Deelvragen

• Wat is ondernemerschap?

• Is ondernemerschap te leren?

• Wat zijn de competenties en eigenschappen waarover een ondernemer moet beschikken?

• Welke manieren en vormen van onderwijs zijn er met betrekking tot “leren ondernemen”?

• Welke projecten en initiatieven zijn ontwikkeld binnen de te onderzoeken onderwijsinstellingen?

• Welke mogelijkheden tot verbetering zijn er met betrekking tot leren ondernemen?

1.2.4 Randvoorwaarden

Het onderzoek is binnen bepaalde randvoorwaarden uitgevoerd. Deze zijn:

o het onderzoek is gericht op het HBO- en MBO-onderwijs in Noord-Nederland

(zie 1.3: Afbakening);

o binnen het HBO- en MBO-onderwijs wordt alleen gekeken naar de `grotere´

(17)

o de onderwijsprojecten binnen de onderwijsinstellingen worden getoetst op

3 verschillende manieren (zie 1.4.1: Onderzoeksmodel);

o het onderzoek, evenals het eindrapport heeft als richtlijn 20 november 2006

(18)

1.3

Afbakening

Dit onderzoek richt zich alleen op de HBO- en MBO-onderwijsinstellingen in

Noord-Nederland (Friesland, Groningen en Drenthe). De te onderzoeken

onderwijsinstellingen zijn: Hogescholen (HBO):

• Noordelijk Hogeschool Leeuwarden

• Van Hall Instituut

• Christelijke Hogeschool Nederland

• Hanze Hogeschool Groningen

• Hogeschool Drenthe

Regionale Opleidingscentra (ROC’s = MBO): • Friesland College

• Friese Poort

• Noorderpoortcollege • Alfa College

• Drenthe College

- Er wordt niet onderzocht of de uitkomsten uit dit onderzoek ook generaliseerbaar zijn voor andere onderwijsinstellingen (Universiteiten, HBO, MBO, VO en BO) buiten Noord-Nederland. Deze zullen moeten blijken uit een eventueel vervolgonderzoek (zie paragraaf 4.2).

- Bij de onderwijsinstellingen is getracht de leidinggevenden van de verschillende opleidingen en de directe betrokkenen bij de projecten te interviewen (zie ook paragraaf 3.1).

- De onderzochte opleidingen binnen de onderwijsinstellingen zijn gekozen

(19)

- Binnen de te onderzoeken onderwijsinstellingen is alleen gekeken naar de `grotere´ projecten met betrekking tot “leren ondernemen” voor studenten. Deze `grotere´ projecten met betrekking tot “leren ondernemen” kunnen gedefinieerd worden als onderwijsvormen die veelal hogeschoolbreed of met meerdere opleidingen en klassen worden uitgevoerd.

- De Agrarische Opleidingscentra zijn bij dit onderzoek buiten beschouwing gelaten, omdat het onderzoek anders te groot en breed werd. Deze moeten eventueel bij een vervolgonderzoek meegenomen worden.

1.4

Onderzoeksmethode

1.4.1 Onderzoeksmodel

(20)

19 Bestaande projecten en initiatieven in het onderwijs m.b.t. leren ondernemen Is ondernemerschap te leren? Competenties,

aan te leren eigenschappen Karakter Manieren van onderwijs

(21)

Uitleg onderzoeksmodel

Het onderzoeksmodel bestaat uit vier gedeeltes. Deze gedeeltes worden ieder apart behandeld.

Het eerste gedeelte beslaat het onderwerp `ondernemerschap´. Hierbij is gekeken naar de historische achtergrond en de inhoud van ondernemerschap. Centrale vraag hierin is: “Wat is ondernemerschap?”

Het tweede gedeelte beslaat het onderwerp `leren ondernemen´. Hierbij is onderzoek gedaan naar de vraag: “is ondernemerschap te leren”? Daarbij is onderscheid gemaakt tussen aan te leren competenties (bijvoorbeeld ondernemingsplannen schrijven) en karaktereigenschappen (bijvoorbeeld durf en doorzettingsvermogen).

Daarnaast beslaat het tweede gedeelte het onderwerp `manieren en vormen van onderwijs´ voor ondernemerschap. Hierbij is gekeken naar de al bestaande manieren (kennis, kunde en attitude) en onderwijsvormen (bijvoorbeeld, major en minor) waarin ondernemerschap onderwezen wordt.

Het derde gedeelte inventariseert de bestaande projecten en initiatieven in het onderwijs met betrekking tot `leren ondernemen´. Hierbij zijn per onderwijsinstelling diepte-interviews afgenomen, waarin de aan te leren competenties en karaktereigenschappen zijn getoets aan de aanwezige onderwijsvormen.

Het laatste gedeelte is concluderend over het “leren ondernemen” binnen het HBO- en MBO-onderwijs in Noord-Nederland. Aan de hand van conclusies uit het onderzoek zijn er aanbevelingen ter verbetering van leren ondernemen in het HBO en MBO-onderwijs in Noord-Nederland geformuleerd.

1.4.2 Onderzoeksmateriaal

Om een goed theoretisch kader voor het onderzoek te vormen zijn er vanuit de literatuur onderzoeken en rapporten gebruikt om het begrip ondernemerschap goed te definiëren.

(22)

1.4.3 Bronnen voor het onderzoek

- Literatuur, die een goed beeld geeft van het begrip ondernemerschap. - Om de juiste empirische data boven tafel te krijgen, zijn de relevante

opleidingen opgespoord. Binnen deze opleidingen is gesproken met verantwoordelijke personen (directeur, opleidingscoördinator), die zorgen voor de juiste informatie (zie paragraaf 3.1). Er is hiervoor gekozen, omdat deze personen het best een overzicht kunnen geven van de activiteiten, met betrekking tot “leren ondernemen”, binnen de eigen opleiding of onderwijsinstelling. Met de betrokken personen worden afspraken gemaakt voor het afnemen van een gestructureerd diepte-interview. Dit, omdat via een persoonlijk gesprek meer informatie naar voren komt dan via de telefoon of e-mail. De diepte-interviews zijn allen apart uitgewerkt en teruggestuurd naar de geïnterviewden. Hierdoor ontstaat een verificatie van het diepte-interview en kan de verkregen informatie als juist worden beschouwd en gebruikt worden voor het onderzoek.

- Via het internet worden extra data verzameld over de initiatieven en

projecten die de geïnterviewden genoemd hebben. Hierdoor ontstaat een breder beeld van die initiatieven en projecten en kunnen exacte beschrijvingen en doelstellingen achterhaald worden.

- Uit informatiefolders en studiegidsen van de betrokken opleidingen is extra

(23)

1.5 Opbouw rapport

Hoofdstuk 1 geeft de inleiding en introductie weer van het gehele onderzoek. Hierin zijn de probleemstelling, afbakening en onderzoeksmethode opgenomen.

Hoofdstuk 2 behandelt de literatuurstudie achter het begrip ondernemerschap, “wat ondernemerschap nu precies inhoudt?”. Daarbij is onderzocht of ondernemerschap daadwerkelijk aan te leren is. Hierbij zijn verschillende competenties onder de loep genomen, welke opgesplitst zijn in aan te leren competenties en karaktereigenschappen. Daarnaast zijn de verschillende manieren en vormen van onderwijs voor `leren ondernemen´ geïnventariseerd.

Met deze competenties en karaktereigenschappen is de praktijk onderzocht. De lopende initiatieven binnen het HBO- en MBO-onderwijs in Noord-Nederland zijn hierbij onderzocht en geanalyseerd. Dit is weergegeven in hoofdstuk 3.

(24)

Hoofdstuk 2. Literatuurstudie

2.1

Inleiding

Aan de hand van literatuuronderzoek komen de verschillende vragen uit het onderzoeksmodel naar voren. Deze vragen worden hieronder apart behandeld.

In paragraaf 2.2 wordt de volgende deelvraag behandeld: 1) Wat is ondernemerschap?

Uit de literatuur is informatie verzameld over het begrip ondernemerschap. Het begrip ondernemerschap is in een historisch perspectief geplaatst. Hierbij is gedacht aan de basis die gelegd is door Say en Schumpeter. Daarna volgt het belang van ondernemerschap voor zowel de economie als het onderwijs. Vanuit de literatuur en deskundigen komen een aantal definities naar voren. Uiteindelijk volgt mijn eigen definitie over het begrip ondernemerschap.

In paragraaf 2.3 komen deelvraag twee en drie aan de orde. 2) Is ondernemerschap te leren?

Deelvraag twee is aan de hand van literatuur behandeld. Zowel voor- als tegenstanders over aan te leren ondernemerschap komen aan het woord. Aan de hand van de uitkomsten bij deelvraag twee is een conclusie getrokken. 3) Welke competenties en karaktereigenschappen komen naar voren voor

ondernemerschap?

(25)

Paragraaf 2.4 behandelt deelvraag vier.

4) Welke manieren en vormen van onderwijs zijn er met betrekking tot “leren ondernemen”?

Uit de literatuur en empirische data komen manieren en vormen van onderwijs over ondernemerschap naar voren. De manieren en vormen van onderwijs zijn vaak voor iedere onderwijsinstelling net iets anders. Over de manier waarop het ondernemerschap het best onderwezen kan worden verschillen de meningen. Vanuit de literatuur worden de verschillende manieren en vormen binnen de onderwijsinstellingen inhoudelijk behandeld.

(26)

2.2

Wat is ondernemerschap?

2.2.1 Historie ondernemerschap

Het ontstaan van het begrip “Ondernemerschap” kent geen lange traditionele geschiedenis. In de Middeleeuwen bestond het begrip niet. Er werd handel gedreven, maar het echte ondernemen was door de kerk verboden. De kerk zag handelaars die veel winst wilden maken als woekeraars (Mulder en ten Cate, 2006). De wetenschappers uit die tijd besteden ook geen aandacht aan het begrip “ondernemerschap”. Hierdoor is er weinig op schrift bekend over de denkwijze van `ondernemerschap´.

De eerste wetenschappers die `ondernemerschap´ onderzochten en er over schreven, waren Cantillion en Say. Cantillion spreekt over Entrepreneurship in zijn “Essai sur la nature du commerce en general” (Cantillion, 1755) waarbij hij de term in economische zin gebruikt. Hij maakt onderscheid tussen ondernemers, landeigenaren en arbeiders. Cantillion was ook de eerste die een definitie formuleerde voor het begrip `ondernemerschap´: `Ondernemerschap is het dragen van risico van het kopen tegen zekere prijzen en het verkopen tegen onzekere prijzen´.

Deze definitie werd later door Say gebruikt en verder uitgebreid. In zijn “Traite d´economie politique” (Say, 1803) wordt entrepreneurship gekenmerkt als het bij elkaar brengen van alle middelen voor productie, waarbij het dragen van verantwoordelijkheid en risico hoort.

(27)

De eerste wetenschapper, die op zoek ging naar het karakter van een entrepreneur, was McClelland (1961). In zijn onderzoek kwam naar voren dat Need for Achievement een kenmerkende eigenschap is van een ondernemer (Kleverlaan, 2002). Na dit onderzoek ontstaat een duidelijk onderscheid tussen een economische, psychologische en sociologische benadering van `ondernemerschap´.

Frank H. Knight (1967), één van de oprichters van de Chicago-school, en Peter Drucker (1970) beschouwen entrepreneurship, in economische zin, als het nemen van risico. Het gedrag van de entrepreneur wordt gekenmerkt door het lef om een carrière en financiële zekerheid op het spel te zetten voor het risico van een idee met een onzekere toekomst (Knight, 1921).

Een andere kijk op entrepreneurship, in economische zin, komt van Timmons en Stevenson. Zij zeggen dat entrepreneurship het ontdekken, evalueren en exploiteren van kansen is, welke omgezet worden in nieuwe ondernemingen. Een entrepreneur wordt gezien als iemand die reageert met ambities buiten de resources die op dat moment voorradig zijn (Timmons e.a., 1987).

Ondernemerschap en entrepreneurship zijn sterk aan elkaar verwant, echter er bestaat onderscheid tussen (zie 2.2.3. Definitie ondernemerschap). Entrepreneurship bestaat ook uit verschillende vormen. Zo kwam Pinchot (1985) met de term intrapreneurship, wat entrepreneurial activiteiten binnen een organisatie inhouden.

Bron: Sharma en Chrisman, 1999

Het belang van entrepreneurship in economische zin volgt in de volgende paragraaf, de rest van het rapport gaat uit van entrepreneurship (ondernemerschap) in de psychologische zin. Dat betrekking heeft op competenties en karaktereigenschappen van een persoon voor het leren ondernemen.

Entrepreneurship

Independent

Entrepreneurship Corporate Entrepreneurship

Internal corporate venturing External corporate venturing Corporate

Venturing Innovation Strategic Renewal

(28)

2.2.2 Belang van ondernemerschap voor economie en onderwijs Economie

Het belang van ondernemerschap is voor de economie zeer groot. De managementeconomie van de vorige eeuw heeft zich langzaam omgevormd tot een ondernemerschapseconomie. De afgelopen twintig jaar is de belangstelling voor ondernemerschap in het midden- en kleinbedrijf sterk toegenomen (Handboek Ondernemers en Adviseurs, 2003).

Na de daling van het aantal starters in 2001, 2002 en 2003 steeg het aantal starters in 2004. Nederland telde in 2004 48.300 starters. De stijging is mede het gevolg van 'push'-factoren zoals (dreigende) werkloosheid en anticiperen op economisch herstel. In 2004 ontstonden bijna 120.000 nieuwe banen als gevolg van de creatie en oprichting van nieuwe bedrijven. Deze creatie van 120.000 nieuwe banen is 54% van het totale aantal nieuwe banen in 2004 (Verhoeven e.a., 2005). Hiermee wordt aangegeven dat meer dan de helft van de nieuwe banen ontstaat bij nieuwe startende bedrijven. Daarnaast prikkelen nieuwe ondernemers met nieuwe inzichten bestaande bedrijven alert te blijven ten koste van marktverlies of zelfs beëindiging van de werkzaamheden. Dit komt overeen met de theorie van Schumpeter, welke uitging van creatieve destructie.

(29)

Bedrijfsbeëindigingen zijn niet op voorhand slecht voor de economie. Beëindigingen creëren ruimte voor anderen om weer productiever te produceren, wat weer een positieve groei in werkgelegenheid oplevert. Ondernemerschap zorgt voor nieuwe bedrijven en deze nieuwe bedrijven creëren een positieve groei in werkgelegenheid. Het grote voorbeeld hiervan is Sillicon Valley in de Verenigde Staten, waar door middel van innovatief ondernemerschap een regio is ontstaan met veel werkgelegenheid. Uit onderzoek blijkt dat er 4000 nieuwe bedrijven zijn ontstaan, welke een werkgelegenheid van 1,1 miljoen arbeidsplaatsen gecreëerd hebben (Steffenson e.a., 1999).

De mate van ondernemerschap staat altijd in verhouding met de welvaart in een economie (zie figuur 4: U-vorm Ondernemerschap en Welvaart). Een hoge welvaart stimuleert (pull) mensen om zelf een bedrijf te starten, een lage welvaart dwingt (push) mensen om zelf een bedrijf te starten. De begrippen `ondernemerschap´ en `welvaart (economie)´ zijn onafscheidelijk met elkaar verbonden (Zwart 2005). Als we uitgaan van de signalen van de huidige regering, dan zit Nederland in een positieve lijn omhoog qua welvaart (economie) (figuur 4: 1.). Dit betekent dat de welvaart (economie) de komende jaren zal toenemen en daarmee ook indirect de mate van ondernemerschap.

Onderwijs

Het ondernemerschap in het onderwijs, en vooral het innovatieve ondernemerschap, speelt een belangrijke rol in de toekomstige economie van Nederland. Nederland wil zich positioneren als kenniseconomie in de toekomstige wereldeconomie. Voor zo´n kenniseconomie is het creëren van een bovengemiddeld kennisniveau essentieel. Om dit kennisniveau in de toekomst te bereiken moet geïnvesteerd worden in het onderwijs. Door het creëren van een bovengemiddeld kennisniveau wordt het

push pull - + Welvaart + Ondernemerschap -

(30)

ondernemerschap ook gestimuleerd. Immers er zullen innovatieve ideeën en producten ontstaan, waarmee Nederland zich kan onderscheiden in de wereld (Jansen, 2002). De verhouding tussen innovatief ondernemerschap en het niveau van onderwijs wordt weergegeven in de onderstaande figuur. Indien het onderwijsniveau kwalitatief beter wordt, zal het innovatieve ondernemerschap onder scholieren en studenten toenemen (de Groot, 2006).

In het huidige hogere onderwijssysteem is het ondernemerschap nog niet structureel ingebed. Steeds meer onderwijsinstellingen zijn met het onderwerp bezig, maar dit vindt te ad-hoc en te versnipperd plaats (Economische Zaken, 2006).

Uit onderzoek blijkt dat ook het voortgezet onderwijs (HAVO en VWO) te weinig aandacht besteed aan ondernemerschap. In de vakken Economie en Management, komt het minimaal aan de orde. Dit ligt vooral aan de docenten, die te weinig ruimte en vrijheid krijgen om aandacht te besteden aan ondernemerschap. De overheid moet het ondernemerschap als een apart vak zien en het inbedden in het curriculum van het voortgezet onderwijs. Hiervoor moeten eerst de juiste leermiddelen en methoden ontwikkeld worden om het structureel aan te kunnen bieden (Minnema, 2006). Het stimuleren en vastleggen van ondernemerschap in het onderwijs betekent niet dat alle scholieren en studenten later een eigen onderneming dienen te starten. De scholieren en studenten dienen bewust te worden van het begrip ondernemerschap, waardoor ze later, eventueel binnen een onderneming als werknemer, beschikken over ondernemerschapsvaardigheden, houding en kennis. “Ondernemerschapsonderwijs draagt niet alleen bij aan economische groei, maar zeker ook aan de kwaliteit van menselijk kapitaal door persoonlijke ontwikkeling en uitbreiding van vaardigheden” (Economische Zaken, 2006).

- + Onderwijsniveau + Innovatief Ondernemerschap -

(31)

2.2.3 Definitie ondernemerschap

Ondernemerschap vs. Entrepreneurship

Ondernemerschap is een zeer breed en veelzijdig begrip. De betekenissen met betrekking tot ondernemerschap staan als volgt in de Dikke van Dale omschreven:

o on-der-ne-men (ov.ww.)

1. op zich nemen, beginnen te doen 2. [econ.] speculeren

o on-der-ne-mer-schap (het ~)

1. het ondernemer zijn

o on-der-ne-mer (de ~ (m.))

1. iem. die in een tak van handel of bedrijf zelfstandig, voor eigen rekening en risico, werkt => entrepreneur

“Ondernemerschap heeft dus iets te maken met het zelfstandig beginnen van een onderneming, voor eigen rekening en risico” (Zwart, 2005).

Naast het begrip ondernemerschap bestaat ook het begrip entrepreneurship. Entrepreneurship is een vorm van ondernemerschap. In de wetenschap hebben ondernemerschap en entrepreneurship allebei een andere betekenis.

“Entrepreneurship is een proces van verandering door het creëren van een organisatie of het vernieuwen van een bestaande organisatie en wordt beïnvloed door zes belangrijke dimensies, (entrepreneur, concept, creatieproces, omgeving, resources en organisatie context) met als doel om rijkdom te creëren voor het individu en waarde toe te voegen aan de samenleving als geheel” (Morris M.H. e.a., 2001).

(32)

Het onderscheid tussen ondernemerschap en entrepreneurship bestaat in wetenschappelijke zin, maar is veelal niet bekend bij de `gewone mens´op straat. In dit rapport en onderzoek is het onderscheid tussen ondernemerschap en entrepreneurship niet gebruikt. Het begrip “ondernemerschap” bevat hier zowel de kenmerken van het `gewone ondernemerschap´ als de kenmerken van entrepreneurship. De gebruikte definitie in dit onderzoek staat vermeld aan het einde van deze paragraaf.

Vanuit de literatuur en van deskundigen op het gebied van ondernemerschap worden hieronder een aantal definities weergegeven van ondernemerschap en entrepreneurship:

Literatuur:

- “Profits from bearing uncertainty and risk”

(Knight, 1921)

- “Carrying out of new combinations of firm organization –new products,

new services, new sources of raw material, new methods of production, new markets, new forms of organization”

(Schumpeter, 1921)

- “Entrepreneurial profit opportunities exist where people do not know what

they do not know, and do not know that they do not know it” (Kirzner, 1982)

- “The process of doing something new and something different for the

purpose of creating wealth for the individual and adding value to society” (Kao, 1995)

- “A process of innovation and new venture creation through four major

dimensions – individual, organization, environment and process – and aided by collaborative networks in government, educations and institutions”

(33)

Deskundigen:

- “Voor mij is ondernemen en ondernemerschap `s morgens wakker worden

en zeggen: ik wil voor mezelf beginnen. Het is een houding dat iemand geen zin heeft om ergens als een carbonpapiertje te liggen en dat anderen hem beschrijven. Het is een houding van: ik wil vooral zelf initiatief nemen. Het wordt extra leuk wanneer mensen een eigen bedrijf starten en het risico nemen. Hier hoort lef hebben bij, risico durven nemen, maar ook een aantal praktische vaardigheden zoals het mee hebben van je omgeving. Je moet mensen ervan overtuigen dat jouw idee een goed idee is, investeerders vinden en realiseren dat het belangrijk is dat jouw omgeving het je gunt.

(Mark Rutte – (ex)Staatssecretaris van Onderwijs, Ondernemersplein, 2006)

- “Ondernemerschap betekent voor mij het volgen van een passie of idee en

daar volledig voor gaan! Het risico durven te nemen en het aankunnen van tegenslagen. Zo gepassioneerd en gelovig zijn en altijd maar doorzetten. Energie uit het idee halen. Maar het komt vooral neer op passie!”

(Karien van Gennip – Staatssecretaris van Economische Zaken, Ondernemersplein, 2006)

- “Ondernemerschap is kansen zien en benutten door middel van een eigen

bedrijf of binnen een (groter) bedrijf, waarmee waarde wordt gecreëerd voor het individu en de omgeving. Het gaat dus om een ondernemende houding.”

(Martijn Driessen – Directeur Entrepreneur Consultancy BV, Ondernemersplein, 2006)

(34)

Uiteindelijk is het niet éénduidig formuleren van een definitie voor ondernemerschap ook geen probleem, omdat alle definities elkaar aanvullen en dus complementair zijn (Bull, 1992). Aangezien binnen dit onderzoek gebruik gemaakt is van een combinatie van zowel ondernemerschap als entrepreneurship is gekozen voor de onderstaande definitie:

Eigen definitie:

(35)

2.3

Is ondernemerschap te leren?

2.3.1 Leren ondernemen

De vraag: “of ondernemerschap te leren is?” speelt al lange tijd een belangrijke rol. Wetenschappers en deskundigen zijn het niet eens over de onderwijsbaarheid van ondernemerschap. Zo zijn er voor- en tegenstanders over het aanleren van ondernemerschap.

Voorstanders:

• “De succesvolle ondernemer heeft zich specifieke ondernemerscompetenties eigen gemaakt die hem/haar in staat stelt persoonlijke en organisatiedoelstellingen op elkaar af te stemmen en te realiseren…”

(NIPOS Examens, 2003).

• “Vaste gedachtengang van mensen, ondernemerschap is nu nog onbekend en

valt daardoor niet te leren, zoals management twee decennia geleden nog een vrij onbekend begrip was en toen ook absoluut niet te leren viel. Nu is management een vastgeroest begrip, wat vanzelfsprekend te leren is. De vergelijking met management kan opgaan voor ondernemerschap, ondernemerschap zit nu nog in een beginstadium…”

(Harlaar en Droste, 2004).

• “Het begrip ‘ondernemerschap’ en ‘zelfstandig ondernemer’ wordt steeds vaker gepromoot en gebruikt. Mede hierdoor ontstaan er goede opleidingen en trainingen in het zelfstandige ondernemerschap, wat steeds meer als een bewust gekozen carrière mogelijkheid wordt gezien…”

(Economische Zaken, Ondernemerschap en Ondernemen, 2005). Tegenstanders:

(36)

• “Toch lijkt het er wel op dat succesvolle ondernemers vaak gemeenschappelijke karaktertrekken moeten hebben, althans volgens eerdere onderzoeken, modellen en tests…”

(http://www.planet.nl/planet/show/id=75346/contentid=90193/sc=8d5407, 2005).

Combinatie:

• “Succesvol Ondernemen: eerder een kwestie van karakter dan van kennis…”

(Nandram e.a., 2000).

• “Several authors agree that Entrepreneurial qualities can be developed through training at an early stage…”

(van der Kuip en Verheul, 2003).

Mijn mening komt overeen met de twee bovenstaande stellingen. Er kan geconcludeerd worden dat ondernemerschap aan te leren is, alleen is het afhankelijk van de persoon. Hiermee wordt aangegeven dat die persoon wel bepaalde karaktereigenschappen moet hebben voor succesvol ondernemerschap. Het wil echter niet zeggen dat een persoon zonder deze karaktereigenschappen het ondernemerschap moet laten. Een persoon met de juiste karaktereigenschappen en de aan te leren competenties voor ondernemerschap zal het misschien gemakkelijker hebben in vergelijking met een persoon die die karaktereigenschappen minder of niet heeft.

(37)

2.3.2 Competenties en karaktereigenschappen

Aan de hand van de conclusie: “ondernemerschap is deels aan te leren”, is gekeken naar de competenties en karaktereigenschappen, welke men vindt passen bij een succesvol ondernemer.

Bron: De succesvolle ondernemer, Wennekes, 2001

De competenties worden aangemerkt als aan te leren, dit zijn de kwaliteiten van de ondernemer in het schema van Wennekes (figuur 6). Deze kwaliteiten zijn onderverdeeld in vaardigheden en kennis, welke aan te leren zijn. De karaktereigenschappen die een individu vanuit zichzelf bezit, kunnen geschaard worden onder de persoonlijkheidskenmerken. De achtergrond van de ondernemer wordt in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten.

Competenties:

Het vinden van de juiste competenties en karaktereigenschappen kan vergeleken worden met het juist definiëren van het begrip ondernemerschap, omdat er vele onderzoeken naar zijn gedaan en geen éénduidigheid bestaat.

De psycholoog Miner introduceerde 4 typen ondernemers: 1) Personal achiever

2) Empathic supersalesperson 3) Real manager

4) Expert idea generator

(38)

Wennekes concludeert hieruit: “dat het mooi zou zijn als een ondernemer zich hierin kan identificeren, maar zo simpel zit een mens niet in elkaar en een ondernemer dus ook niet”.

Uit het onderzoek van Wennekes komen de volgende kwaliteiten (competenties) voor succesvol ondernemerschap naar voren:

- Onderhandelingsvaardigheden

- Communicatieve vaardigheden

- Leidinggevende kwaliteiten

- Inzicht in de externe markt/organisatie

- Inzicht in marketing

- Inzicht in financiële zaken

- Strategische houding

Deze kwaliteiten zijn onderzocht en naar voren gekomen uit interviews met succesvolle en minder succesvolle ondernemers uit de praktijk. Deze interviews zijn gedaan aan de hand van de KIT-methode (Kritische Incidenten Techniek). Dit houdt in dat de ondernemers is gevraagd kritische incidenten en bijbehorende handelingen te noteren, welke betrekking hebben op succes en falen.

De naar voren gekomen kwaliteiten uit het onderzoek van Wennekes zijn meegenomen in het onderzoek, maar er is gekozen voor andere benamingen. Voor de aan te leren competenties zijn de onderstaande kwaliteiten getoetst tijdens het onderzoek. Deze keuze is gemaakt om de competenties duidelijk en overzichtelijk te kunnen weergeven.

De toekomstige ondernemer moet kennis hebben van (Harlaar en Droste, 2004): • Businessplanning, visie, missie en doelstellingen

(39)

• Ondernemend management

De ondernemer moet een innovatieve visie hebben. Gebieden die invloed hebben op de doelstellingen en strategie van de organisatie, zoals kwaliteitszorg, maatschappelijk duurzaam ondernemen, verandermanagement en ethisch handelen.

• Markt- en klantgericht denken

De ondernemer moet een marketingplan kunnen schrijven en een goed klantenrelatie-beheersysteem kunnen opzetten. Daarnaast moet hij/zij aandacht schenken aan marktoriëntatie, public relations en naamsbekendheid.

• Onderhandelingsvaardigheden

De ondernemer moet bepaalde onderhandelingstechnieken aanleren. Daarnaast moet hij/zij communicatief vaardig zijn, mondeling en schriftelijk.

• Goed financieel beheer

De ondernemer moet een administratief en financieel plan kunnen opstellen, waardoor er inzicht in kosten, omzet en winst ontstaat.

• ICT-middelen

De ondernemer moet kunnen omgaan met verschillende ICT-middelen, waaronder het opzetten van een website voor de onderneming. Een goed inzicht in de mogelijkheden van ICT-middelen zorgt voor efficiëntie en winstgevendheid.

• Goede zelfperceptie

De ondernemer moet zijn sterke en minder sterke punten kennen. Hij/zij moet van eigen krachten uitgaan en van daaruit werken aan de minder sterke punten. Deze minder sterke punten kunnen gevonden worden in de zes bovengenoemde punten en zijn aan te leren. Een goede zelfperceptie heeft te maken met het kennen van je eigen karaktereigenschappen.

- De leidinggevende kwaliteiten zijn bij dit onderzoek buiten beschouwing

(40)

Karaktereigenschappen:

Er zijn talloze karaktereigenschappen voor een succesvolle ondernemer te noemen. Ofman spreekt over het kernkwadrant (Ofman, 2006).

Bron: Ofman, Bezieling en Kwaliteit in organisaties, 2006

Binnen het kernkwadrant moet een persoon de balans vinden tussen zijn kernkwaliteit en zijn uitdaging. De kernkwaliteiten zijn de eigenschappen die tot het wezen (de kern) van een persoon behoren (figuur 7). Het bewust worden van je eigen kernkwaliteiten levert creatieve energie op (Ofman, 2006).

Deze creatieve energie ziet Senge als persoonlijk meesterschap. Persoonlijk meesterschap houdt in dat iemand een persoonlijke visie en een helder beeld van de huidige werkelijkheid voor ogen houdt. Door dit voor ogen te houden ontstaat er “creatieve spanning”. Spanning zoekt automatisch “ontspanning”, naar een oplossing. De natuurlijke oplossing voor deze spanning is te zorgen dat de werkelijkheid en onze wensen dichter bij elkaar komen te liggen. Het is alsof de werkelijkheid en onze visie met een elastiekje verbonden zijn (figuur 8, Senge, 1995).

Bron: Senge, 1995

Figuur 7: Het kernkwadrant

(41)

Persoonlijk meesterschap is het persoonlijk groeien door te leren; het is een continu levenslang proces. Het leren betekent hierbij: hoe kunnen we creatieve spanning in ons leven genereren en in stand houden.

Het persoonlijk meesterschap en de “creatieve spanning” kan ook toegepast worden op de karaktereigenschappen van een ondernemer. In de gebruikte definitie van dit onderzoek: “Het inzicht en de wil om eigen ideeën te verwezenlijken” en “Het ondernemerschap draait vooral om passie en plezier in wat je doet!” komt dit terug. Er zijn vele onderzoeken gedaan naar de karaktereigenschappen voor succesvol ondernemerschap. McClelland (1961) was één van de eerste wetenschappers die onderzoek deed naar de eigenschappen van een succesvolle ondernemer. In zijn onderzoek zijn de volgende eigenschappen opgesteld: zelfvertrouwen, volharding, energie, toewijding, vindingrijkheid, creativiteit, vooruitziende blik, initiatief, veelzijdigheid en scherpzinnigheid. Na verschillende vervolgonderzoeken komen uiteindelijk 3 karaktereigenschappen altijd terug (Wennekes, 2001):

1) Need for Achievement

2) Het durven nemen van risico

3) Locus of control – controle hebben over de situatie

Wennekes voegt verschillende karaktereigenschappen toe aan de opgestelde kenmerken. Uit het onderzoek van Wennekes komen de volgende kenmerken voor succesvol ondernemerschap naar voren:

- Ideeënrijkdom - Waardevastheid - Dominantie - Zelfdiscipline - Betrouwbaarheid - Doeltreffendheid - Ambitie - Onkwetsbaarheid

(42)

taking, opportunity seeking, goal setting, self-awareness, internal locus of control, persistence.

Deze eigenschappen komen grotendeels overeen met de Entrepreneurshipscan van Driessen en Zwart (1999), welke voornamelijk aandacht besteden aan:

- Need for achievement

- Need for autonomy

- Need for power

- Social orientation - Self efficacy

- Endurance

Binnen dit onderzoek is gekozen voor een combinatie van de genoemde kenmerken van Wennekes (2001), van der Kuip en Verheul (2003) en Driessen en Zwart (1999). Deze komen voort uit het onderzoeksrapport: ‘Succesvol Ondernemen: eerder een kwestie van karakter dan van kennis’, Universiteit van Nyenrode, 2002.

De karaktereigenschappen die geprikkeld dienen te worden zijn:

• Durf

`Durf´ kan vergeleken worden met het nemen van risico (`Risk taking´, van der Kuip en Verheul, 2003). Het lef hebben om, in onzekerheid, eigen ideeën na te streven en te verwezenlijken.

• Doorzettingsvermogen

Deze eigenschap kan vergeleken worden met het niet opgeven in `mindere´ tijden. Volhouden (`Endurance´, Driessen en Zwart, 1999).

• Daadkracht

De wil om te slagen, om iets te bereiken. Vergelijkbaar met `the Need for Achievement´ (Driessen en Zwart, 1999).

• Betrouwbaar

(43)

• Vastbesloten

De wil om je idee daadwerkelijk te verwezenlijken. Vergelijkbaar met `Persistence´ (van der Kuip en Verheul, 2003).

• Doelmatig

Doelen vaststellen wat je als ondernemer wilt bereiken. Dit komt overeen met `Goal setting´ (van der Kuip en Verheul, 2003).

• Ambitieus

De vastgestelde doelen najagen. De markt breed bekijken, niet afwachten. Kansen zien en benutten.

• Creatief

Het zien en creëren van nieuwe mogelijkheden. Creativiteit bestaat uit vier hoofdcomponenten: `fluency´, `originality´, `flexibility´ and `innovation´ (van der Kuip en Verheul, 2003).

• Inlevingsvermogen

Uitgaan van jezelf en de standpunten van een ander meenemen. Vanuit je eigen persoon handelen en meedenken met de handelspartner.

• Kritisch

Vanuit een kritisch oogpunt handelen, zowel naar jezelf als de handelspartner. Hoge kwaliteit van je product of service eisen. Niet te snel tevreden zijn.

• Overtuigend

(44)

2.4

Ondernemerschap en Onderwijs

2.4.1 Manieren van onderwijs voor leren ondernemen

Het ondernemerschap binnen het onderwijs kan op verschillende manieren onderwezen worden. De meest voorkomende onderwijsmanieren zijn gebaseerd op 3 niveaus: kennis, vaardigheden en houding (Economische zaken, 2006).

Bron: Economische zaken, notitie ondernemerschap binnen hoger onderwijs, 2006

Binnen dit onderzoek is gekozen voor dezelfde verdeling, er is echter gebruik gemaakt van een andere benaming: kennis, kunde en attitude (Mulder en ten Cate, 2006):

1) Kennis

Deze onderwijsmanier concentreert zich op de theorie achter het ondernemerschap. Deze kennis kan veelal opgedaan worden door het lezen van literatuur en het volgen van lessen (colleges) op het gebied van ondernemerschap. Voorbeelden hiervan zijn vakken die gespecialiseerd zijn in het schrijven van ondernemingsplannen, marketingplannen en financiële plannen. Daarnaast kunnen er ook algemene kennisvakken zijn over ondernemerschap, zoals: de MKB-economie, management van een eigen onderneming.

(45)

2) Kunde

Deze onderwijsmanier richt zich op de praktijkkant van het ondernemerschap. Deze kunde kan opgedaan worden door lering en ervaring in de praktijk als ondernemer. Voorbeelden van vakken zijn: `start eigen bedrijf´, marketinggame, handelen als een ondernemer, advisering van een MKB-ondernemer in de praktijk, reële businessplannen schrijven voor een startende ondernemer.

3) Attitude

De laatste manier van onderwijs heeft te maken met de houding, wat komt kijken bij `het ondernemer zijn´ en ondernemerschap. Het gaat hier voornamelijk om de houding / instelling van de `student´. Vakken die hierop betrekking kunnen hebben zijn bijvoorbeeld entrepreneurial skills en managementvaardigheden.

2.4.2 Vormen van onderwijs voor leren ondernemen

Sinds een paar jaar zijn de onderwijsinstellingen bezig om het onderwijssysteem om te vormen tot een bachelor- en mastersysteem. Binnen dit nieuwe systeem worden opleidingen, of delen van opleidingen, gekenmerkt als majors en minors. Binnen die majors en minors vallen allerlei verwante vormen (vakken) van onderwijs. Als voorbeeld is de major-minor structuur aan de RUG weergegeven.

Bron:De major-minor structuur aan de RUG, 2006 Major Minor

(46)

Binnen dit onderzoek is begonnen met de majors en minors, waarna er verder gegaan is met de volgende vormen: Projectvorm ondernemerschap, Leerbedrijf ondernemerschap, Vak ondernemerschap en Adviesopdracht ondernemerschap (ten Cate, 2006).

1) Major ondernemerschap

Een complete opleiding in het teken van ondernemerschap en `het ondernemer zijn´. Een major kan vergeleken worden met een gehele bacheloropleiding (180 EC) die zich specifiek richt op (eigen) ondernemerschap.

2) Minor ondernemerschap

Deze vorm van onderwijs bevindt zich vaak binnen een major. De minor kan vaak door de student zelf ingevuld worden. Dit is een samenhangend pakket van vakken rond een bepaald wetenschapsgebied of een bepaald thema. Er kan ook een keuze gemaakt worden uit het universiteitsbrede aanbod van vrije minoren (De major-minor structuur aan de RUG, 2006).

3) Projectvorm ondernemerschap

Deze onderwijsvorm vindt meestal plaats binnen een minor. De vorm kan vergeleken worden met een minor of een gewoon vak. Iedere onderwijsinstelling kan een eigen invulling geven aan een project. De student krijgt een bepaalde opdracht, die uitgevoerd moet worden. De student kan begeleiding vragen indien nodig, maar wordt veelal vrijgelaten. De opdracht en de tijd van het project staan alleen vast. Bijvoorbeeld `start eigen bedrijf´.

4) Leerbedrijf ondernemerschap

Docenten en studenten nemen plaats in een reële of fictieve onderneming, waarin alle aspecten van het ondernemerschap en `het ondernemer zijn´ naar voren komen. Dit is een praktijkgerichte onderwijsvorm. Deze leerbedrijven vinden veelal plaats in de vorm van een mini-onderneming en kunnen gezien worden als een soort project. 5) Vak ondernemerschap

(47)

6) Adviesopdracht ondernemerschap

(48)

2.5

Conclusie

Ondernemerschap kan verdeeld worden in meerdere onderzoeksgebieden. Er bestaat onderscheid tussen de economische- psychologische- en sociologische benadering. Binnen dit onderzoek wordt vooral gebruik gemaakt van de psychologische benadering en specifiek de psychologische benadering welke betrekking heeft op competenties en karaktereigenschappen van een persoon voor het leren ondernemen. Daarnaast vervult `het innovatieve ondernemerschap´ een belangrijke rol voor zowel de (kennis)economie als het onderwijs in Nederland. Ondernemerschap staat zowel in verhouding met de welvaart als het onderwijsniveau in een land. In Nederland is het ondernemerschap nog te weinig structureel ingebed in het onderwijssysteem. Aangezien er geen eenduidige mening bestaat over de definitie van ondernemer-schap, zijn de meeste definities complementair aan elkaar. De definitie die gebruikt wordt binnen dit onderzoek luidt:

Ondernemerschap is `open minded´ je eigen kansen en risico´s overzien. Daarnaast het inzicht en de wil om eigen ideeën, in economische zin, te verwezenlijken. Deze ideeën kunnen zowel bestaand als innovatief zijn, als je er maar volledig achterstaat en ervoor gaat. Het ondernemerschap draait vooral om passie en plezier in dat wat je doet!

Paragraaf 2.3 geeft aan dat ondernemerschap gedeeltelijk aan te leren is. Het is afhankelijk van de karaktereigenschappen van een persoon. Ondernemerschap is persoonsgebonden. Aan de hand van die conclusie zijn de competenties en karaktereigenschappen bepaald voor succesvol ondernemerschap.

De competenties die aan te leren zijn, hebben betrekking op kennis van: businessplanning, ondernemend management, markt- en klantgericht denken, onderhandelingsvaardigheden, goed financieel beheer, kennis van ICT-middelen en een goede zelfperceptie. De karaktereigenschappen die geprikkeld dienen te worden, zijn: durf, doorzettingsvermogen, daadkracht, betrouwbaar, vastbesloten, doelmatig, ambitieus, creatief, inlevingsvermogen, kritisch en overtuigend.

(49)

Hoofdstuk 3. Dataverzameling en analyse

3.1

Inleiding

In totaal zijn er 42 interviews afgenomen binnen tien onderwijsinstellingen in Noord-Nederland. Binnen de onderwijsinstellingen zijn één of meerdere personen geïnterviewd. Per onderwijsinstelling verschilt het aantal geïnterviewde personen, dit heeft te maken met de structuur en de wijze van informatievoorziening binnen die onderwijsinstelling. Sommige onderwijsinstellingen hebben één persoon/functie op het gebied van ondernemerschap voor de gehele onderwijsinstelling en andere onderwijsinstellingen hebben dit apart ondergebracht per opleiding. Alle geïnterviewde personen worden vermeld in bijlage 1. De vragenlijst, die is afgenomen, is terug te vinden in bijlage 4. De uitgewerkte interviews zijn niet toegevoegd in dit rapport, aangezien de bijlage bestaat uit 150 pagina´s. Deze bijlage kan eventueel opgevraagd worden bij de auteur.

Naast de interviews bij de betrokken onderwijsinstellingen hebben er ook 8 gesprekken plaatsgevonden met externe betrokkenen. Aan deze externe betrokkenen is een speciale vragenlijst voorgelegd voor achtergrondinformatie over het opzetten van een ondernemerschapscentrum. Deze achtergrondinformatie is niet verwerkt in dit rapport, omdat het niet direct betrokken is bij het onderzoek. De uitgewerkte achtergrondinformatie kan gebruikt worden voor een vervolgonderzoek naar het opzetten van een ondernemerschapscentrum. De externe contacten worden vermeld in bijlage 2.

Paragraaf 3.2 behandelt de stelling: “is ondernemerschap te leren”? Deze stelling is voorgelegd aan de geïnterviewde personen binnen de onderwijsinstellingen. De uitkomsten zijn geanalyseerd en vergeleken met de literatuur van paragraaf 2.3. Daarnaast wordt in een tabel weergegeven hoeveel van de 42 afgenomen interviews bruikbaar zijn binnen dit onderzoek.

(50)

Aansluitend in paragraaf 3.4 de verschillende vormen van onderwijs waarin ondernemerschap onderwezen wordt. Daarbij is de vraag gesteld: “wat zijn de doelstellingen van deze vorm van onderwijs?” en “wat zijn de resultaten, behorende bij die vorm van onderwijs?”. De specifieke projecten en initiatieven, per onderwijsinstelling apart, worden niet in dit hoofdstuk vermeld. Deze komen aan de orde in bijlage 3.

Paragraaf 3.5 toetst de competenties en karaktereigenschappen uit de literatuur, met de genoemde vormen van onderwijs uit de interviews. Alle onderwijsvormen uit de afgenomen interviews worden hierbij meegenomen en getoetst.

(51)

3.2

Leren Ondernemen

Uit de literatuur blijkt dat ondernemerschap deels is aan te leren, het is afhankelijk van de wilskracht en karaktereigenschappen van ieder persoon. Ondernemerschap is persoonsgebonden.

Deze stelling is voorgelegd aan de geïnterviewde personen binnen de onderwijsinstellingen. Het is belangrijk dat direct betrokkenen binnen het onderwijs de stelling: `ondernemerschap is te leren´ overnemen. De direct betrokkenen moeten het `leren ondernemen´ aanbieden. Als zij er niet in geloven, waarom dan het `leren ondernemen´ binnen hun school of opleiding aanbieden?

Vraag 2: Wat is uw mening ten aanzien van de volgende stelling: `Ondernemerschap is te leren´?

Uitslag interviews (in aantallen personen):

Ja = 9

Nee = 11

Deels = 22

Enkele punten die naar voren komen na analyse van deze gegevens, zijn:

• Van de geïnterviewden zijn 9 personen (21%) overtuigd dat

ondernemerschap daadwerkelijk aan te leren is. Van die 9 personen zegt de meerderheid dat ondernemerschap alleen in de praktijk te leren is.

• 11 personen (26%) vinden dat ondernemerschap niet aan te leren is. De argumentatie achter die stelling komt overeen met de tegenstanders uit de literatuur. “Het moet in je bloed zitten, het moet vanuit de persoon zelf komen!”.

Figuur 11: Uitslag Leren Ondernemen in de praktijk

Le re n onde rne me n in de pra ktijk

(52)

• Het overgrote gedeelte, 22 personen (53%), zegt dat ondernemerschap deels te leren is. “Om een goede ondernemer te worden moet je wel iets in je hebben, maar veel basispunten kan iemand zich eigen maken, door te leren over ondernemerschap”. Dit komt overeen met mijn eigen visie en de literatuur.

Om na te gaan of verschil bestaat over het leren ondernemen in verschillende onderwijsinstellingen is er onderscheid gemaakt tussen het HBO en MBO.

Vraag 2: Wat is uw mening ten aanzien van de volgende stelling: `Ondernemerschap is te leren´?

HBO

Uitslag interviews (in aantallen personen):

Ja = 5

Nee = 8

Deels = 10

MBO

Uitslag interviews (in aantallen personen):

Ja = 4

Nee = 3

Deels = 12

Na analyse van deze gegevens is op te merken dat:

• Er zijn meer direct betrokkenen binnen het HBO niet overtuigd van het leren ondernemen binnen het onderwijs in vergelijking met het MBO.

• Binnen zowel HBO als MBO, vindt het grootste deel van de geïnterviewden dat ondernemerschap deels te leren is.

Figuur 12: Uitslag Leren Ondernemen in de praktijk HBO

Figuur 13: Uitslag Leren Ondernemen in de praktijk MBO

Le re n onde rne m e n in de pra ktijk HBO

22% 35% 43% JA NEE DEELS

Le re n onderne me n in de pra ktijk MBO

(53)

De 42 afgenomen interviews zijn niet alle bruikbaar binnen het onderzoek.

Binnen de te onderzoeken onderwijsinstellingen is alleen gekeken naar de `grotere´ projecten met betrekking tot “leren ondernemen” voor studenten. Deze `grotere´ projecten met betrekking tot “leren ondernemen” kunnen gedefinieerd worden als onderwijsvormen die veelal hogeschoolbreed of met meerdere opleidingen en klassen worden uitgevoerd. Deze `grotere projecten´ zijn in het vervolg van het onderzoek meegenomen. Vraag 3, binnen het interview, geeft de doorslag of een interview wel of niet is meegenomen. Van de 42 geïnterviewde personen hebben 30 personen positief gereageerd op vraag 3, wat betekent dat er `grotere projecten´ met betrekking tot “leren ondernemen” aanwezig zijn. De `kleinere´ projecten per onderwijsinstelling zijn vermeld in de bijlage. Voor het HBO zijn de `kleinere´ projecten voornamelijk projectvormen en vakken per opleiding, voor het MBO zijn de `kleinere´ projecten voornamelijk verschillende vakken per opleiding (zie bijlage 3).

Onderwijsinstelling: Geïnterviewde personen Bruikbare interviews

Noordelijke Hogeschool Leeuwarden 11 8

Christelijke Hogeschool Nederland 4 2

Van Hall Instituut 5 2

Hogeschool Drenthe 1 1

Hanze Hogeschool Groningen 2 2

Friesland College 7 5 Friese Poort 4 4 Noorderpoortcollege 2 1 Alfa College 5 4 Drenthe College 1 1 Totaal: 42 30

Deze 30 overgebleven interviews komen in aanmerking voor de analyse van de overige vragen.

(54)

3.3

Manieren van onderwijs voor leren ondernemen

Vanuit de literatuur komen drie manieren van onderwijs naar voren voor aan te leren ondernemerschap: Kennis, kunde en attitude. In de interviews is de volgende vraag voorgelegd:

Vraag 4: Waar wordt de meeste aandacht aan besteed binnen projecten /

initiatieven gericht op ondernemerschap voor studenten? (welke manier). 1) Kennis: theoriegericht, literatuur en lessen

2) Kunde: praktijkgericht, doen en ervaren

3) Attitude: andere houding, instelling van studenten

Uitslag (in gehele aantallen):

Kennis: 18

Kunde: 28

Attitude: 22

Hieruit valt op te maken dat:

• 30 geïnterviewde personen hebben 68 antwoorden gegeven over onderwijs voor

leren ondernemen. Hieruit blijkt dat meerdere antwoorden gegeven zijn. • De meeste aandacht gaat uit naar `Kunde´ (42%).

• Kennis (26%) krijgt de minste aandacht.

Figuur 14: Uitslag manieren van onderwijs

M aniere n van onderw ijs

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

This leads to the assumption that structural capital is bene ficial for the accumula- tion of relational capital ( Tsai and Ghoshal, 1998 ). To sum up, we assume that there is a

Dankzij dit onderzoek is meer bekend geworden over de activiteiten die startende ondernemers uitvoeren tijdens het starten van hun onderneming, de kennis die zij daarvoor

De focusgesprekken met vrouwelijke industrieel ingenieurs hebben, zoals vermeld, een exploratief karakter. Met focusgesprekken als bron van informatieverstrekking,

De ontwikkeling van nieuwe kennis én de verspreiding en toepassing van reeds bestaande kennis is evenzeer van belang, ook voor specifieke doelgroepen in de langdurige zorg..

Vanuit de vrouwenopvang, maatschappelijke opvang, beschermd wonen GGZ en LVG hebben wij herhaaldelijk aangegeven, dat de wachttijden lang zijn en/of dat woningen helemaal

In 88% van de onderzochte ondernemingen in de branche industrie geven in het jaarverslag een beschrijving van de opzet en werking van de interne risicobeheersings- en

Dit onderzoek tracht dan ook niet alleen inzichtelijk te maken hoe en welke vormen van e- commerce geschikt zijn voor een bedrijf als TIC, maar ook of en hoe e-commerce het beste in

In dit hoofdstuk worden de belangrijkste theoretische elementen welke relevant zijn voor dit onderzoek behandeld. In paragraaf 2.1 staan de begrippen ‘ondernemerschap’ en