• No results found

Resultaten en discussie

In document Effectief leren ondernemen (pagina 61-67)

5 Conclusies en discussie

5.1 Resultaten en discussie

De centrale vraag van het onderzoek luidt:

In hoeverre is er een verband tussen denk –en leerstijlen van (potentiële) ondernemers en hoe kan de E-scan ondernemerstest bijdragen aan het effectief leren van ondernemerschap?

Deze onderzoeksvraag wordt beantwoord aan de hand van de volgende deelvragen.

1. Welke theoretische noties zijn er over ondernemerschap en ondernemers, denk- en leerstijlen?

Ondernemerschap en ondernemer

Richard Cantillon wordt door velen beschouwd als de eerste grote econoom. Hij omschreef ondernemerschap in 1755 als het dragen van risico van het kopen tegen zekere prijzen en het verkopen tegen onzekere prijzen. Na Richard Cantillon zijn vele definities van de term ondernemerschap in de wetenschappelijke literatuur genoemd. De volgende definitie van ondernemerschap verenigt verschillende elementen uit veelgebruikte definities van ondernemerschap:

Ondernemerschap is het proces van doelbewust leren en ontwikkelen van je eigen competenties om kansen in de markt of binnen een bestaand bedrijf te zien en te kunnen benutten en zodoende waarde voor jezelf en de maatschappij te creëren.

De wijze waarop wij tegenwoordig over het begrip ondernemerschap nadenken is voor een belangrijk deel beïnvloed door het werk van de Oostenrijkse econoom Joseph Schumpeter (1934). Volgens Schumpeter is een ondernemer iemand die bereid en in staat is om een nieuw idee of een uitvinding te transformeren in een succesvolle innovatie. Hij benadrukt het belang van het zoeken naar creatieve oplossingen.

De belangrijkste karaktereigenschappen van ondernemers die in de literatuur genoemd worden, zijn prestatiedrang, verantwoordelijkheidsgevoel en risicobereidheid. Naast karaktereigenschappen, is door een aantal wetenschappers ook een typering van ondernemers gemaakt. Smith & Miner (1983) noemen de prestatiegerichte ondernemer, de empathische verkoper, de echte manager en de ideeëngenerator.

Ook voor het begrip ondernemer geldt dat hier allerlei definities van genoemd worden in de literatuur. In de volgende definitie zijn de belangrijkste elementen uit definities die in de literatuur te vinden zijn over een ondernemer te vinden:

Een ondernemer is iemand die met eigen inspanning, met behulp van zijn eigen capaciteiten en voor eigen risico innoveert en kansen benut.

Denkstijlen

Denkstijlen zijn de manieren om te denken die mensen het meest tevreden stellen op een bepaald punt in hun leven. Denkstijlen beschrijven de patronen waaraan individuen aandacht verkiezen te besteden en waaraan niet. De vier denkstijlen genoemd in het Whole Brain Model (Herrmann, 1996) zijn: De Analyticus, de Organisator, de Communicator en de Creator.

Alle vier de denkvoorkeuren zijn even belangrijk. Ieder mens maakt in meer of mindere mate gebruik van de vier denkvoorkeuren. Echter, bij de meeste mensen domineren twee voorkeuren.

Leerstijlen

Een leerstijl kan worden beschouwd als de consistente manier waarop iemand stimuli gebruikt en daarop reageert in de context van het leren. Volgens de leerstijltheorie van Kolb (1984) kan leren het best worden gezien als een continu proces van opdoen van ervaringen. De leerstijltheorie van Kolb noemt vier leerstijlen (onze voorkeuren). Dit zijn: de Dromer, de Denker, de Beslisser en de Doener.

De meeste mensen ondervinden een sterke voorkeur voor één bepaalde leerstijl, aldus Kolb. Mensen met zo’n voorkeur hebben de neiging om effectiever te leren wanneer het leren is georiënteerd volgens hun voorkeur. ‘Denkers’ vinden het bijvoorbeeld onprettig om in een bepaalde situatie in het diepe gegooid te worden zonder van te voren duidelijke instructies te hebben gekregen. Aan de andere kant vinden ‘doeners’ het frustrerend als zij veel instructies en regels moeten lezen om een bepaalde taak te kunnen volbrengen.

2. Welke denkstijlen hebben ondernemers?

Er is tot op heden nog niet veel onderzoek gedaan naar denkstijlen van ondernemers. Een eerste stap is gezet door Herrmann (1996). Hij beschrijft denkstijlen die met ondernemerschap samenhangen, maar een omschrijving van ondernemersdenkstijlen geeft hij niet. Om deze reden heeft Driessen (2005) een eigen beschrijving van ondernemersdenkstijlen gegeven aan de hand van het Whole Brain Model van Herrmann. De genoemde ondernemersdenkstijlen zijn die van de “Vakman”, de “Manager”, de “Verkoper” en de “Pionier”. Volgens Herrmann hebben mannelijke ondernemers een uitgesproken denkstijl en vrouwelijke ondernemers gebruiken met name een combinatie van de C en D-denkstijl. Oftewel mannelijke ondernemers gebruiken met name de denkstijl van de pionier. Vrouwelijke ondernemers zijn meer communicatief, dus naast pioniers ook verkopers. De denkstijl van de pionier wordt dan wel het meest gevonden bij ondernemers, voor het

over iedere denkstijl dienen te beschikken, is het van belang dat ontbrekende of beperkt aanwezige denkstijlen zo goed mogelijk worden aangevuld.

De resultaten uit het empirisch onderzoek naar de denkstijlen van (potentiële) ondernemers tonen aan dat er gemiddeld genomen een voorkeur bestaat voor de denkstijl van de Manager en de Vakman. Er wordt minder hoog gescoord op de denkstijlen van de Pionier en de Verkoper.

Het blijkt dat de theoretische uitkomsten van deze deelvraag niet overeenstemmen met de uit empirisch onderzoek verkregen resultaten over denkstijlen van ondernemers. Dit zou verklaard kunnen worden uit het feit dat aan dit onderzoek alleen Nederlandse ondernemers hebben deelgenomen. Mogelijk zijn Nederlandse ondernemers behoudender dan hun buitenlandse collega’s. Tenslotte zorgt een vakman voor gedegen kennis alvorens ergens aan te beginnen en een manager is altijd op zoek naar zekerheden. In veel andere landen wordt het nemen van risico beter aanvaard en zelfs gestimuleerd. In de Verenigde Staten wordt het faillissement van een startende ondernemer gezien als een goede les, terwijl een faillissement in Nederland meer als “falen” wordt beschouwd.

3. Welke leerstijlen worden gebruikt door ondernemers?

Popta heeft in 2002 al onderzoek gedaan naar de leerstijlen van ondernemers op basis van de leerstijltheorie van Kolb (1984). Zijn voornaamste conclusie was dat alle leerstijlen aanwezig zijn bij ondernemers in Nederland. Nederlandse ondernemers gebruiken in veel gevallen meerdere leerstijlen tegelijkertijd. Hierbij geldt wel dat een ondernemer niet tegelijkertijd een Dromer en een Beslisser kan zijn. Ook vond Popta dat er onderscheid gemaakt kan worden in de leerstijlen van mannelijke en vrouwelijke ondernemers. Mannelijke ondernemers zijn relatief vaak Doeners en Beslissers. Vrouwelijke ondernemers daarentegen gebruiken vaker de leerstijl van de Dromer.

Voor dit onderzoek hebben 1824 Nederlandse (potentiële) ondernemers een leerstijlentest op basis van de leerstijltheorie van Kolb ingevuld. Het blijkt dat alle leerstijlen aanwezig zijn en dat ondernemers meerdere leerstijlen tegelijkertijd kunnen gebruiken. Uit het onderzoek

65 blijkt dat de meeste ondernemers een sterke voorkeur hebben voor de leerstijl van de doener. Voor de leerstijlen van de denker, dromer en beslisser hebben de meeste (potentiële) ondernemers een matige voorkeur. De meest gebruikte leerstijl onder ondernemers is dus die van de doener.

Een belangrijke overeenkomst uit het door Popta uitgevoerde onderzoek en deze empirische studie is dat alle leerstijlen bij ondernemers aanwezig zijn en dat ondernemers meerdere leerstijlen tegelijkertijd kunnen gebruiken. Een opvallend verschil is dat uit dit onderzoek blijkt dat ondernemers een sterkere voorkeur hebben voor de leerstijl van de Doener dan voor de andere leerstijlen. In het onderzoek van Popta wordt geen voorkeur voor een bepaalde leerstijl vermeld. Dit zou dan ook een interessant onderwerp kunnen zijn voor verder onderzoek.

4. In hoeverre is er een verband tussen de denkstijlen en de leerstijlen van (potentiële) ondernemers?

Er zijn bij aanvang van dit onderzoek verschillende verwachtingen geformuleerd met betrekking tot de relatie tussen de verschillende leerstijlen en de verschillende denkstijlen. Voor de duidelijkheid wordt nogmaals schematisch aangegeven welke relaties werden verwacht. Tevens is nogmaals de Tabel weergegeven waar de correlaties tussen de leer-en denkstijlen in worden weergegeven, ditmaal respectievelijk als figuur 5.1 en Tabel 5.1.

Figuur 5.1 Schematische weergave van de verwachte relaties

Concreet ervaren Actief experimenteren Abstract theoretiseren Verkoper (C) Gevoelens (wie?) Doener Manager (B) Procedures (hoe?) Beslisser Vakman (A) Feiten (wat?) Dromer Pionier (D) Fantasie (waarom?) Abstract theoretiseren Concreet ervaren Denker Vakman (A) Feiten (wat?) Dromer Pionier (D) Feiten (wat?) Reflectief waarnemen

Tabel 5.1 Correlatiematrix leer- en denkstijlen

Pionier Verkoper Manager Vakman

Spearman's rho Doener .252 .233 -.246 -.227

Sig. .000 .000 .000 .000 Denker -.142 -.238 .101 .268 Sig. .000 .000 .000 .000 Dromer -.114 -.249 .239 .101 Sig. .000 .000 .000 .000 Beslisser -.001 -.114 .133 -.042 Sig. .981 .000 .000 .117

Hypothese 1 De vakman gebruikt de leerstijl van de denker.

Voor de Vakman geldt dat er inderdaad een positieve correlatie bestaat met de leerstijl Denker. Dit is tevens de leerstijl waar de Vakman het sterkst mee correleert. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat de leerstijlen Dromer en Denker ook onderling dermate met elkaar correleren dat niet gezegd kan worden of de Vakman daadwerkelijk meer de leerstijl Denker dan de leerstijl Dromer gebruikt. Deze hypothese kan dan ook deels worden bevestigd.

Hypothese 2 De manager gebruikt de leerstijl van de beslisser.

Voor de Manager is een positieve correlatie gevonden voor alle leerstijlen behalve de leerstijl doener. De Manager had de sterkste correlatie met de Dromer, gevolgd door die van Beslisser. De hypothese kan daarom slechts deels worden bevestigd. Er is een zeker verband tussen de Manager en het gebruik van de leerstijl Beslisser, maar er is een sterker verband gevonden met de Dromer.

Hypothese 3 De verkoper gebruikt de leerstijl van de doener.

Voor de Verkoper geldt dat er slechts 1 leerstijl is waar een positieve correlatie voor is gevonden, en dat is de leerstijl Doener. Hypothese 3 kan daarom worden bevestigd.

Hypothese 4 De pionier gebruikt de leerstijl van de dromer.

Voor de Pionier is er met betrekking tot de voorkeur voor de leerstijl Dromer een licht negatief verband gevonden. De Pionier correleert alleen positief met de leerstijl Doener. Hypothese 4 wordt daarom verworpen.

In document Effectief leren ondernemen (pagina 61-67)