• No results found

MICROVORM : SIGNATUUR

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "MICROVORM : SIGNATUUR"

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

SIGNATUUR

MICROVORM :

SHELF NUMBER MICROFORM:

MMETA 0 239

BIBLIOGRAFISCH VERSLAG BIBLIOGRAPHIC RECORD

MOEDERNEGATIEF OPSLAGNUMMER:

MASTER NEGA TlVE STORAGE NUMBER:

I MM69L-OOO ~.9

Kaal,H.

Jong Batakbloed / door H. Kaal; geillustreerd door Menno van Meeteren Brouwer. - 2e dr. - Delft: W.O. Meinema, [I 93XJ. - 92 p. :

m.,

krt.; 21 cm Brinkman vermeldt: Ie dr. 1938, geen vermelding 2e dr. - Oorspr. uitg. 1938. - Jeugdlektuur.

Signatuur an origineel / Shelf number of original copy:

M cc 293

ignatuur microvorm / helfnumber microform:

MMETA0239

Filmsoort / Size offtlm : 16 mm

Beeldplaatsing / Image placemellt :

Reductie moederfilm / Reductioll master film:

Startdatum verfilming / Dateftlmi1lg began : Camera-operateur / Camera operator:

COMIC / 118

I

B :

1

2000

~Q

(2)
(3)

11111~1~11111 1~'~lrI[flmrl]I~1111111111111111

00044568

11111~ JONG BATAKBLOED

(4)

.. . . EN .. .. IN EEN PAAR GLINSTEREND-GROENE TIJGEROGEN STAARDE! (Blz. 9).

JONG BATAKBLOED

DOOR

H. KAAL

GEILLUSTREERD DOOR MENNO VAN MEETEREN BROUWER

TWEEDE DRUK

[ IjS}]

NAAMLOZE VENNOOTSCHAP W. D. MEINEMA - DELFT

(5)

INHOUD

I. Een angstig onVNaken ..........•.. 7

Il. De school en bet internaat.. . . 12

lIL De verrassing . .. . .. . . . .. .. . .. . . .. 17

IV. De tocht naar de grot... 23

V. De vondst ..........•.... 34

VI. Wat het was ...•. . . . . 47

VII. De held ..•......•. " '" ..... .•.. 51

VIII. De vertelling in de kampong .... " 62 IX. Grootvaders thuisvaart ... 67

X. De brief. . . . • . . . .. 76

XI. Besluit.... 88

Bijschrift .. . . 91

Kaart van Noord-Sumatra ... " ... .. .. 95

Kaart van het Toba-meer ......•.... 96

HOOFDSTUK I.

Een angstig ontwaken.

0, inang 1), O!

Inaaaang!

Met een schok schoot Masintan overeind in zijn bed.

Slaperig, met de ogen nog knipperend tegen het felle, binnenvallende zonlicht, keek hij rond. Zijn dunne moltonnen deken lag in een dikke doedel aan het voeteneind van het rood geverfde ijzeren ledikant. En naast het zijne stond nog een hele rij andere bedden, waartussen de klasgenoten van Mas, zoals hij kortweg

1) inang = moeder.

(6)

genoemd werd, zich onder luid gebabbel en vro- lijke plagerijtjes beûg waren te kleden voor de bad- kamer. Dat wil zeggen, ze trokken hun pyama's uit en hun donkerblauwe broekjes aan, zodat hun bruine bovenlijf geheel onbedekt bleef. Schoenen of kousen droegen ze niet.

Andere jongens, die de vroegbel niet gehoord hadden, sliepen nog rustig door en schenen in het minst geen hinder te hebben van het rumoer.

Ineens drong het tot Masintan door, dat hij in het school internaat was.

Hij had dus gedroomd!

Gelukkig maar 1

Het was, of hij die vreselijke greep nog in zijn nek voelde. Oei, wat een angstige droom was dat geweest!

Slaapdronken bleef Mas nog even zitten en overdacht de vreselijke droomtaferelen .•.•

Hij was met vacantie thuis en druk beûg komkom- merzaadjes in de lange, rolronde tuinbedjes te poten.

Moeder zat op de vloer van de sopo 1) te weven. Het werd een prachtige oelos 2) met gouddraad er door- heen. Zijn kleine zusje Tio hing in een doek op Moe- ders rug. Ze schreide zacht. Moeder zong een Bataks slaapliedje en onbewust neuriede Mas mee.

Toen opeens een geritsel in het struikgewas!

Masintan keek op, maar zag niets.

"Zeker een voge!/' dacht hij. "Of een varken 1" En rustig werkte hij verder.

Even later ritselde het opnieuw, nu wat dichterbij.

Spiedend keek Masintan weer rond, maar het bleef stil.

En weer pootte hij ijverig verder. Hij schoot al prach- tig op.

1) sopo = een Batakse rijstschuur.

8

2) oelos = een Batakse, handgeweven doek.

Tot hij kort daarop zich oprichtte en •..• in een paar glinsterend-groene tijgerogen staarde!

Als verlamd bleef hij staan .. .•

Schreeuwen kon hij niet. En zijn voeten schenen stijf geworden.

Het ondier stond achter de haag, die de tuin van h t alang-alangveld scheidde.

Masintan zag, hoe de tijger zich kromde voor de sprong. Dan plotseling, voelde hij de klauwen in zijn nek, het gewicht van het roofdier op zich.

O . ,

, mang, o.

En meteen was hij wakker.

"Gelukkig niet waar," dacht hij nog eens, met zijn hand door zijn nek wrijvend.

Meteen voelde hij daar een lichte kriebeling. Hij draaide zich om en daar stond Kawat, zijn vriend, lachend achter zijn bed, met een dun bamboestokje in zijn hand.

Kawat sliep in het bed naast dat van Masintan.

"Ajo luilak, sta op!" grinnikte hij.

In een wip stond Mas naast zijn bed. Hij nam de bokshouding aan en Kawat, die de bedoeling begreep, zette zich ook in postuur.

Een ogenblik later rolden de jongens over de vloer van de slaapzaal.

En het duurde niet lang, of er stond al een heel stelletje jongens rondom de beide worstelaars.

"Toe maar, toe maar, kss, kss," moedigden ze de beide vechtersbazen aan.

"Laat je niet overwinnen, Mas," schreeuwde Bin- sar zijn bankgenoot in echt boeken-Hollands toe.

Binsar zat, evenals de andere jongens van deze slaap- zaal, in de zevende klas. Hij was de grootste, en wat het leren betreft, ook de beste.

9

(7)

Meneer had gezegd: "Jullie moeten onder elkaar geen Bataks praten, nu je in de zevende klas zit. Bataks kèn je wel, maar Hollands moet je nog leren. Lees daarom veel Hollandse boeken en spreek het zoveel mogelijk.tt En de meeste jongens hielden zich daar trouw aan.

Alleen als ze met vacantie thuis waren, praatten ze natuurlijk hun moedertaal. En soms, in het vuur van hun spel, sloegen ze nog wel eens over van het Hollands in het Bataks. Toch bleef het Hollands altijd nog erg moeilijk. En ze waren nog lang niet zover, dat ze in het Hollands droomden.

"En als jullie dàt nog niet doen,tt zei meneer altijd,

"ken je het nog niet goed:'

De beide vechtersbazen rolden nog altijd over de grond. Geen van beiden was nog "monang" 1) of

"taloett 2). Nu eens lag Mas onder, dan weer Kawat.

En geen van beiden wilde zich gewonnen geven.

De jongens er om heen schreeuwden en dansten en moedigden de beide jongens aan om toch vooral vol te houden. Ieder koos partij.

Toen, opeens, riep er iemand waarschuwend:

"Toean! Toean!" 3)

En - meteen was het spel uit!

Masintan en Kawat sprongen overeind. Alle jongens keken naar de deur. Daar stond in de opening, groot en breed, meneer Van de Poll.

Een beetje verlegen bleven de jongens staan. Ook degenen, die alleen maar toeschouwers waren geweest.

Enkelen deden, alsof ze druk bezig waren, zich te kleden.

I} monang = gewonnen.

"} taloe = verloren.

S} Toean = meneer.

10

Even was het stil .•.•

Meneer keek rond •...

"Morgen jongens,tt klonk toen zijn stem opgewekt.

"Goede morgen, meneer'" was het antwoord van allen. Ze begrepen, dat meneer de zaak niet zo ernstig opnam.

"Zo, goed geslapen, jongens ?" vroeg meneer.

"Ja, meneer!"

"Masintan en Kawat ook ?"

"Ja meneert" zeiden de beide jongens, terwijl ze hem wat verlegen aankeken. Maar toen zagen ze zijn nauw merkbaar glimlachje en glimlachten ook.

Meneer vervolgde:

"Nou jongens, gauw de kamer in orde: ledikanten in rechte rijen, koffers er netjes onder, dekens keurig ge- vouwen, vuil wasgoed in de mand, vloer vegen en luiken op de haken. En dan gauw baden, hè!"

De jongens, die "de beurt" hadden, pakten al aan.

"Wie moeten het erf vegen ?" vroeg meneer nog.

"Moela en Wismar, meneer!"

"En waar is de mentor?" 1)

"Hier meneer," kwam Hoempoel al aanlopen. Hij was al naar de badkamer geweest en stond juist een prachtige scheiding in zijn gitzwarte haar te kammen, daarbij gebruik makend van een gebarsten zakspiegeltje en een halve kam. Maar ondanks deze gebrekkige in- strumenten was het toch een keurige scheiding.

"Jij zorgt, dat straks alles tot in de puntjes in orde is, Hoempoel!tt

"Ja meneer!" was het antwoord.

Toen verdween meneer naar een andere kamer om daar inspectie te houden.

I} De jongen. die het toezicht heeft en verantwoordelijk is. dat zijn makkers de boel in orde hebben.

(8)

HOOFDSTUK Il.

De school en het internaat.

Al meer dan zes jaar was Masintan nu op de Hollands- Batakse Zendingsschool te N aroemonda in het T obaland.

Maar och, wat herinnerde hij zich de dag nog goed, dat hij voor het eerst naar school ging. Vader was eerst met hem naar de pasar gegaan, om nieuwe kleren voor hem te kopen: een paar broekjes, een paar witte kielen en een echte deukhoed.

Toen zei Vader: "Nu breng ik je naar de Hollandse school. Daar is het erg prettig. En daar kun je veel leren."

Maar Masintan was beginnen te huilen. "Ik wil niet naar de "sikolah holandat', 1)" had hij gezegd.

Maar Vader zei: "Daar in Naroemonda mag je in een groot huis wonen. En daar zijn veel kinderen waar je mee spelen kunt. Je vriend Kawat is er ook.':

Masintan was hoe langer hoe harder beginnen te huilen.

"Ik wil niet naar Naroemonda, ik wil niet," had hij geschreeuwd. En tOf.'~ Vader gevraagd had, waarom hij dan niet wilde, had Mas geantwoord: "Ik ben bang voor een "toean", want de mensen in de kampong hebben gezegd, dat een "toeant l de kinderen opeet.'t . Vader :vas beginnen te lachen en had gezegd: "Dat

IS heus met Wdar, hoor. De meneer in Naroemonda is

1) Hollandse school.

12

erg lief en ik ken hem heel goed. Hij zal erg vriendelijk met je praten en hij zal goed op je passen. En als het vacantie is, mag je weer naar huis."

En zo was Mas dan toch maar met zijn vader mee- gegaan.

En daar in Naroemonda had hij voor het eerst van zijn leven een "toean" gezien. Hij had de hand van zijn Vader stijf vastgehouden van bangheid, want die

"toean" was groot en sterk en droeg een gouden bril.

Maar hij was toch ook erg vriendelijk tegen Mas ge- weest. En de school was erg mooi en de slaapkamers ook. En Kawat was er ook met zijn vader en nog veel andere kleine kinderen.

Zo was hij daar gebleven en vond het er dadelijk prettig. Maar 's avonds was hij toch nog wel even erg geschrokken, toen de lampen zo maar begonnen te branden, zonder dat iemand ze aangestoken had. Won- derlampen waren dat.

En het slapen in een bed was eerst ook niet zo prettig geweest. Thuis had hij, evenals de meeste andere kin- deren, altijd zo maar op een matje op de vloer geslapen.

En nu moest hij in dat hoge bed.

Hij kon maar niet in slaap komen, was telkens bang, dat hij er uit zou rollen. Daarom had hij na een poosje z'n matje maar gepakt en was onder het bed op de vloer gaan liggen, welk voorbeeld al gauw door andere kleine peuters werd nagevolgd.

De volgende dag was het in de klas echter verboden.

En na die tijd gebeurde het niet zo veel meer. . Maar toch, als een jongen jarig was, en hij mocht van den onderwijzer kiezen, wat hij het liefste wilde, gebeurde het nog wel eens, dat een jongen zei: "Van- nacht onder het bed slapen."

En dat mocht dan ook wel.

13

(9)

En nu,. n~ meer dan zes jaar, .. vond Masintan het nog erg prettig In Naroemonda. HIJ had leuke makkers in zijn klas en leerde graag. Het internaat, waar de meeste jongens in verbleven, was groot en gezellig.

Alles zag er keurig uit.

De school zelf stond aan een groot plein. Er tegen- over lag het mooie huis van meneer Van de Poll. In het verlengde daarvan lagen dan de woningen van de Inlandse onderwijzers. Verderop stonden de inter- naatsgebouwen, die in hoefijzervorm gebouwd waren.

In het midden bevond zich een uitgestrekt speelterrein met dikke, zware schaduwbomen, een flink voetbal- veld, dat druk gebruikt werd en nog een open speel- terrein, waar schommels, wipplanken en enkele boeg- sprieten stonden.

Er waren in 't geheel acht slaapzalen met dertig bedden elk en twee aparte clubhuizen voor klas zeven en zes, waar de jongens uit die klassen konden studeren, lezen en schaken of andere spelletjes doen.

Verder was er nog een ziekenhuisje op het terrein, waarin niet-ernstige zieken werden opgenomen en ver- zorgd door den verpleger van de school.

. De er~stige p~tlënten gingen naar het Zendings- ZiekenhUIS te Baltge, dat ongeveer achttien kilometer van Naroemonda ligt.

Beneden, bij de rivier, die achter langs de internaten stroomde, bevond ûch de grote badkamer, met twaalf douches.

Daar werd elke dag een druk gebruik van gemaakt.

De Batakse jongens doen niets liever dan zich baden en het heerlijk frisse water over hun bruine lichamen laten stromen.

De meeste jongens van de school kwamen van heel ver, zodat ze alleen in de vacanties naar huis konden.

14

Sommigen zelfs maar één- of tweemaal in een jaar. Er waren jongens van Noord-Sumatra, van Zuid-Sumatra, van de eilanden Nias en Mentawei.

In het internaat heersten orde en netheid. Wat dat betreft, was meneer Van de Poll erg streng. Hij duldde geen wanorde. Alles moest tip-top zijn.

En alles ging op de klok, of liever: op de bel.

's Morgens om kwart vóór zes ging de eerste bel:

dat was opstaan!

Om zes uur moesten de kamers geveegd zijn en gingen de jongens baden.

Om half zeven luidde de schoolbel. Dan kwamen allen, klas bij klas, voor het schoolgebouw staan en werd er gezamenlijk gezongen en gebeden.

Om tien over half zeven begonnen dan de lessen.

Die duurden tot acht uur. Dan was het etenstijd. Om tien over half negen begon de school weer tot kwart over elf. Dan twintig minuten speeltijd. En ten slotte tot één uur school. 's Middags na het eten een uurtje rusten, daarna een uur studeren in het internaat onder toeûcht van een onderwijzer, dan vrij spelen. Om half vijf weer baden, om vijf uur eten en daarna spelen tot zes uur.

Dan was het donker.

De hoogste klassen moesten dan nog een uurtje studeren, waarna in het grote recreatie-gebouw 1), dat midden tussen de slaapzalen lag, de "aandacht" 2) ge- houden werd, waarmee de dag werd besloten.

De internaatsonderwijzer las dan een kort gedeelte voor uit de Bijbel, vertelde soms een verhaal, waarna allen samen nog enkele Batakse liederen zongen. Dan baden ze en gingen naar de slaapzalen.

1) Gebouw, waar de jongens zich vermaken met lezen, spelen enz.

I) Kone Godsdienstoefening.

(10)

De bel luidde. En de jongens kropen "onder de wol", d.w.z. onder hun moltonnen dekens. De e1ectrische lampen werden uitgeschakeld en spoedig was alles in diepe rust.

Zo was de gehele dag precies ingedeeld. En elke onderwijzer had één maal per week zo'n internaatsdag.

Juist die geregelde opeenvolging van werkzaamheden, die orde en netheid vonden de jongens op den duur erg prettig, hoewel het in het begin wel eens moeilijk was er aan te wennen.

't Was zo heel anders dan bij hen thuis. Daar was het leven zo ongeregeld ••..

Als het lichte maan was, speelden de kinderen in de dorpen vaak tot ver na middernacht buiten. En dan waren er nog zo veel andere dingen, die thuis niet prettig waren •••.

Op school was het zo heerlijk veilig ••••

16

HOOFDSTUK lIl.

De verrassing.

Het liep tegen de Paasvacantie.

De hele week waren de jongens in het internaat druk geweest met hun repetities. Er bleef eigenlijk geen tijd over voor sport of spel. "Met een goed rapport naar huis !" dat was het parool voor de meesten. En de enkele luien en tragen, werden in de repetitietijd door de anderen als vanzelf meegesleept, om toch ook nog eens het beste beentje voor te zetten.

Ja, ze hadden werkelijk hun best gedaan, die jon- gens van klas zeven.

Het scheen, dat meneer Van de Poll ook erg te- vreden was. Dat bleek heel duidelijk, toen hij op Vrijdag- morgen de klas binnenkwam.

De meeste jongens waren er al, om hun boeken in de bank te bergen.

"Morgen meneer!" klonk het vrolijk.

"Morgen jongens," was het opgewekte antwoord.

En meneer vervolgde: "Gauw naar buiten jongens.

Dan gaan we zingen. En dan straks heb ik een aardig nieuwtje voor jullie !"

De jongens keken hem vol verwachting aan.

"Ja, ja, een aardig nieuwtje!" herhaalde meneer nog eens.

"Wat dan, meneer?" waagde Mas te vragen.

"Dat zeg ik nog niet. We zullen eerst beginnen,"

was het antwoord.

2 Jong Batakbloed. 17

(11)

De' jongens vlogen naar buiten.

"Een verrassing! - Een verrassing! tt riepen ze elkaar opgewonden toe.

Kawat pakte Mas om zijn hals en maakte met hem een rondedansje.

Moela gooide zijn fluwelen muts in de hoogte en ving hem handig op zijn uitgestoken voet weer op.

En aan de jongens, die nog uit het internaat kwamen aanlopen, werd door roepen en armzwaaien duidelijk gemaakt, dat ze moesten voort maken.

Vlugger dan gewoonlijk stonden de klassen nu voor het schoolgebouw opgesteld, keurig in .de rij.. .

Binsar, de hoofdmentor, telde tot dne. En UIt dne- honderd monden klonk het in koor:

G d l"

" oe e morgen.

"Morgen jongens 1" groetten de onderwijzers, die allen in de hal van de school stonden.

Toen trad meneer Van de Poll naar voren. Het was nu doodstil.

"We zullen vanmorgen zingen, lied no. 35 uit ons zangboekje." Meneer las het vers voor, langzaam en duidelijk.

En toen klonk daar in de vroege morgen het mooie lied:

Dit is:

18

Ise do ale-alenta, Na so 010 moeb-a i?

Ale-ale na soemoeroeng, I ma Toehan Jesus ij Ai torop pe ale-ale Na di hasiangan on, Saloehoetna i mansadi, Molo mate daging on.

Welk een vriend is onze Jezus, Die in onze plaats wil staan!

Welk een voorrecht, dat ik door Hem Altijd vrij tot God mag gaan!

Dikwijls derven wij veel vrede, Dikwijls drukt ons zonde neer.

Juist, omdat wij 't al niet brengen In 't gebed tot onzen Heer.

Dan sprak meneer een kort woord in het Bataks. Zo konden ook de kleine jongens uit de lagere klassen het begrijpen.

"Dat is het heerlijke, jongens, van ons Christen zijn.

Dat wij met al onze zorgen, met al onze noden, met al onze zonden tot den Heere Jezus mogen gaan. Hij wil ons helpen, ons vergeven. En er is niemand, die ons zó goed begrijpt als Hij. Hij is onze trouwste Vriend. En Hij vraagt ons alleen maar, dat we Hem ons vertrouwen geven, dat we Hem liefhebben en dienen."

Toen een kort gebed van een der onderwijzers. En rij aan rij gingen de klassen elk naar hun eigen lokaal.

De jongens van de hoogste klas zaten al netjes, toen meneer binnenkwam. En Wismar, die nog in zijn kastje zat te peuteren, kreeg een lelijk gezicht van Moela.

Verwachting stond op aller gezichten te lezen. Wat zou meneer voor bijzonders te vertellen hebben?

Dat ze een schoolwandeling zouden maken misschien, naar het Toba-meer? Of naar de Asahan-rivier om te baden? Of naar de bergen van Sitorang?

Zo'n wandeling werd nogal eens gemaakt, vlak voor de vacantie. En de jongens vonden 't heerlijk. 't Was een welkome afwisseling van de gewone dagelijkse bezigheden.

Maar neen! 't Was toch wat anders!

(12)

Zo'n wandeling werd nogal eens gemaakt.

Meneer knipoogde eens tegen de kleine Amintas, die op de voorste bank zat en begon:

"Jongens, ik houd er niet van iemand te prijzen, waar hijzelf bij is. Maar nu moet ik toch zeggen, dat jul- lie dit kwartaal heel goed je best hebt gedaan. Dat be- wijzen de proefwerken wel. Ik ben heus, op een enkele uitzondering na, erg tevreden over jullie. Daar ben ik blij om. En nu wil ik jullie ook graag een plezier doen.

Daarom gaan we morgen, ja, dat moet je nou eens raden .••• "

"Zwemmen," ried Masintan dadelijk.

N " .

" een, zet meneer.

"Wandelen," ried een ander.

"Boksen," riep een grappenmaker.

"Neen," zei meneer, "we gaan niet zwemmen, niet wandelen, niet boksen, maar ..•• rijden!

Ik heb voor morgen twee autobussen besteld en dan gaan we naar Lagoeboti/'

20

"Fijn, fijn," riepen de jongens in koor.

Maar daar kwam opeens Kawat, die in Lagoeboti woonde en zei: "Daar is niets te zien, meneerl"

Meneer Van de Poll glimlachte.

"Zo, dat dacht je maar," zei hij. "Ben je wel eens op de grote Zendingswerkplaatsen geweest, waar die prach- tige Europese meubelen gemaakt worden van dat mooie sapinoer-dennenhout en dat prachtige djatihout?"

"Nee meneer," antwoordde Kawat.

"En op de Zendingsambachtsschool en de Zendings- drukkerij ?"

"Nee," schudde Kawat, die een kleur kreeg.

"En ben je wel eens in die grote berggrot geweest, waar je eigen voorvaderen nog geen veertig jaar ge- leden hun geheime bijeenkomsten hielden, toen ze onder leiding van den groten priestervorst Singaman- garadja in opstand waren tegen het Hollandse gezag?

Je grootvaders kunnen je er nog van vertellen. Die hebben het nog meegemaakt."

Neen, dat wist Kawat niet.

"Nu," zei meneer, "die grot is het doel van onze reis. Hoe vinden jullie dat?"

"Mooi, mooi!" riepen de jongens.

En Wismar, die graag mocht plagen, zei:

"Je kent je eigen kampong nog niet, Draadje!"

De jongens lachten.

"Draadje" was de bijnaam voor Kawat.

Dat was zo gekomen:

Toen Kawat geboren werd, was ook juist de telefoon- leiding naar hun woonplaats klaargekomen en Kawats vader, die ambtenaar bij het Gouvernement was, had de eerste aansluiting gekregen.

Daarom had hij zijn zoon nu maar Kawat genoemd, wat "Draad" betekent.

21

(13)

Maar Kawat repliceerde op de geestigheid van Wis- mar: "Och, jij bent niet eens een Batak. Jij bent een Duitser."

leder wist wel, dat Wismar een Batakse verbaste- ring van de Duitse naam Bismarck is.

Door de Duitse Zending, die in de Bataklanden werkt, hoorden de Bataks die voor hun zo vreemde namen van beroemde mannen. En ze dachten: Als we onze kinderen zo'n naam geven als Luther, of Calvijn, of Bismarck, of Wilhelm of Hindenburg, dan zullen ze ook vroom of knap of beroemd worden.

Maar met de uitspraak hadden ze vaak moeilijkheden.

Zo werd Bismarck: Wismar.

Meneer ging verder: "Nu, we gaan morgen dus naar de grot, pic-nieeen daar en rijden dan, als we nog tijd over hebben even naar Balige, om daar te zwem- men."

"Ja, ja!" juichten de jongens in koor ...•

Het is begrijpelijk, dat er die dag over weinig anders gepraat werd dan over de voorgenomen tocht. En 's middags, toen de school uit was, begonnen de jon- gens reeds dadelijk allerlei toebereidselen te maken voor de reis.

Er werd hout gehakt en in bundeltjes gebonden.

Pannen en potten werden nog eens extra geschuurd, rijst, gedroogde vis, thee en pisangs ingepakt.

De jongens zouden zelf koken. Dat was natuurlijk een van de grootste pretjes.

's Avonds lagen ze al vroeg onder de wol. Maar het duurde nog geruime tijd, voor ze in slaap vielen .•.•

22

HOOFDSTUK IV.

De tocht naar de grot.

De volgende morgen om vier uur waren ze al wakker.

En spoedig stonden ze in de badkamer onder de stro- mende douches te plassen.

Heerlijk, dat koude water!

Half vijf, daar klonk motorgeronk.

"Motor, motor!" schreeuwden de jongens.

En ze renden, sommigen alleen in een haastig aan- geschoten broekje, naar de hoofdingang om het grote ijzeren hek te openen.

De koplampen brandden nog, want het was nog flink donker. Eerst tegen zessen zou het licht worden.

Als apen klommen de jongens, toen het hek geopend was, op de beide wagens. En toen reden ze juichend iangs het huis van meneer en langs de school naar het internaat.

Dadelijk werd begonnen met het versieren van de autobussen. Vlaggen en slingers van groen werden kwistig gebruikt en voorop kwam de grote Naroemonda- clubvlag.

Het duurde niet lang of de beide voertuigen hadden een recht feestelijk aanzien.

Toen werd alles ingeladen, ook de bekers en de borden.

Ondertussen hadden de kokkies, die om drie uur 's nachts bij het licht van de grote stormlampen al aan 't koken en braden waren gegaan, de rijst met gebakken vis en eieren klaar gezet in de eetzaal.

23

(14)

De sintoea's 1) konden nu onder leiding van den goeroe-verpleger al beginnen met aan ieder een portie warme, droge rijst op zijn bord te geven.

Dat moest altijd erg vlug gebeuren, want de jongens hadden een hekel aan koude rijst. Die vindt een Batak niet lekker.

Spoedig zaten allen rustig te eten. Het was aardig om te zien, hoe netjes de jongens met hun sierlijke, dunne vingers, de droge rijst tot een klein balletje kneedden en dit dan met een handige beweging naar de mond lieten verhuizen.

Ondertussen kwam meneer Van de Poll nog even kijken.

"Maar flink eten, jongens,t' zei hij, "anders houden jullie het vandaag niet vol.'t

Een poosje later was alles klaar en reden de autots onder vrolijk getoeter het schoolhek uit.

Het was fris buiten.

De nevels streken nog over het vlakke, donkere sawahland van Toba en het eerste morgenlicht schil- derde het Toba-meer als een blind oog.

Maar toen de zon van achter de bergen van Sitorang omhoog kwam, was plotseling alles veranderd.

Het leek wel, of een toverfee het landschap had aan- geraakt.

De rijstvelden, zoëven nog somber groen-zwart van kleur, waren nu van een vrolijk, fel fluwelen groen;

het meer kreeg een diep-blauwe glans en over de bergen aan de overkant trok een doorschijnend purper- blauw waas.

Het was prachtig!

De lucht was klaar als zilver en overal uit de hoge

1) sintoea = ondermentor.

24

bamboestoelen stegen kwinkelerende vogels. Maar de jongens zagen het niet!

Ze maakten grapjes onder elkaar en genoten echt van de heerlijke autotocht.

"Kijk toch eens, jongens!tt zei meneer, die naast den chauffeur zat en met volle teugen genoot van de ont- wakende natuur.

"Wat is jullie land toch mooi."

Dat gezegde streelde de jongens. Want, hoewel ze weinig oog hadden voor natuurschoon, waren ze toch erg trots op hun geboortegrond.

"Is Holland wel zo mooi als het Batakland, meneer?tt vroeg Masintan, die naast Kawat en achter meneer Van de Poll zat.

"Ja, even mooi, hoor

r'

antwoordde meneer lachend.

"Holland is ook een prachtig land. Maar het is er heel anders dan hier. Er zijn geen machtige, geweldige bergen. Hier is alles veel grootser.

Maar 0, die lente met zijn heerlijke bloesempracht, met zijn teer groen, de herfst met zijn schitterende, bonte kleuren, het witte winterlandschap, och, dat alles is zeker zo mooi als het hier is.

Maar zoals ik :11 zei, het is alles heel anders; veel kleiner, maar ook veel lieflijker.

Die afwisseling der jaargetijden mis je hier zo, als je uit Holland komt.

Het is hier altijd, haast altijd zonneschijn, alles blijft hier groen; in de droge, zowel als in de natte tijd. Maar dat maakt het in Indië dan ook veel eentoniger. tt

"Gaat U graag naar Holland toe?tt vroeg Mas, die er opeens aan dacht, dat meneer Van de Poll over een maand "met verlof' naar Holland zou gaan.

"Ja zeker, jongen. Jij gaat toch ook graag met va- cantie naar huis. Jij vindt het fijn om je vader en moe-

25

(15)

der weer te zien na een maand of drie. En denk nu eens even na: ik heb mijn familie in geen zes jaar gezien. Dan begrijp je toch wel, dat mijn vrouwen ik beiden hard verlangen naar ons land."

"Leeft Uw vader nog, meneer?" vroeg Mas.

"Ja, "antwoordde meneer. "Mijn beide ouders leven nog. En de moeder van mijn vrouw ook nog. Maar haar vader is een jaar geleden gestorven. Die ziet mijn vrouw dus niet weer terug.

Nu begrijp je wel, dat die oude mensen in Holland er ook hard naar verlangen, dat ze ons eens weer terug zien.

Ze hebben onze kinderen nog nooit gezien, dan op een foto.

Jan is hier geboren en Geertje ook."

"Hoe oud worden de mensen in Holland?" vroeg Mas weer.

,,0, dat is heel verschil1end. Gewoonlijk, als ze ge- zond zijn, zestig of zeventig jaar, maar soms ook wel tachtig, negentig en soms wel honderd jaar:'

"Oei/' zeiden de jongens, die hadden zitten luisteren naar het gesprek, "wat oud

r'

"Hoe oud worden de mensen hier?" vroeg meneer.

"Och," zei Masintan, "als ze vijftig jaar zijn, zijn ze al erg oud. Maar de meeste mensen weten niet precies, hoe oud ze zijn. Toen ze vroeger nog heidenen waren, werd het niet opgeschreven."

"Leeft je grootvader nog?" vroeg meneer aan Mas.

"Ja meneer/' zei deze. "Hij woont op Samosir."

"Is je grootvader ook Christen?"

"Nee meneer! Vader wel en moeder ook; maar grootvader nog niet •..• "

Het was even stil.

Maar toen vroeg Mas opeens: "Kunnen heidenen niet in de hemel komen, meneer?"

Er lag een stille angst in zijn stem.

Meneer dacht even na.

Toen zei hij: "Dat is een moeilijke vraag, Mas •.••

Je moet maar veel voor je grootvader bidden •.••

Bidden helpt!"

"Ja meneer," zei Mas zacht.

De auto's zwenkten nu om een grote bocht van de prachtige asfaltweg, die Medan met Sibolga verbindt, voor een groot deel langs het Toba-meer loopt en meer dan driehonderd vijftig kilometer lang is.

Plotseling werd meneer zijn aandacht getrokken door iets, dat hij nog nooit had gezien. Daar stond na- melijk een eindje van de weg af op een heuvel, een nog, naar het scheen, nieuw wit-gekalkt Bataks graf.

Maar dat was het bijzondere niet.

Die graven ziet men overal verspreid liggen in het Batakland, meestal op de heuveltoppen, vlak buiten de dorpen.

Het is de gewoonte, dat vooral de dorpshoofden reeds bij hun leven de plaats bepalen, waar hun licha- men eens zullen rusten. En het liefst kiezen ze daar- voor zulk een heuvel, dat men vandaar een vrij gezicht heeft op het dorp en het omliggende land. Zo meent men nog verbinding met de levenden te kunnen houden.

Dat graf was dus iets heel gewoons. Maar het bij- zondere, dat meneer Van de Poll zag, was een opgezette bok, die aan een lange bamboepaal boven het graf hing te bengelen.

"Kijk!" zei hij, erheen wijzend, "wat betekent die bok daar, jongens ?"

Niemand gaf antwoord.

"Nou, Mas?" vroeg meneer.

(16)

"Ik weet het niet, meneer 1" zei Masintan schouder- ophalend.

"Moela weet het misschien weJ/' zei Binsar, de hoofdmentor.

"Hoezo '?tt vroeg meneer.

"Die woont hier dichtbij, meneer/' antwoordde Binsar.

Moela zat wat naar achteren in de autobus, maar spoedig stond hij achter meneer, die hem naar de betekenis van die bok boven dat graf vroeg.

,,0," antwo~rdde .Moela, "dat is e

7

n heidens graf, meneer. Daar IS een man gestorven, dIe geen kinderen had. Dat is. een grote straf in het Batakland, als een man geen kinderen heeft. En nu heeft de familie een bok boven het graf gehangen, om de geesten vriendelijk te stemmen. Als de familie dat offer niet gegeven had, zouden de geesten misschien boos blijven of worden.

En dan zouden er misschien geen kinderen meer in de gehele familiestam geboren worden.tt

,,0, dus dat is een soort van afweermiddel tegen de invloed van die boze geesten?tt vroeg meneer belang- stellend.

"Ja, meneer 1" antwoordde Moela.

"Zou 't helpen, denk je '?" vroeg meneer toen.

. "Nee~!" schud.den de jongens. Maar meneer zag de sulle tWIJf~1 wel in d~ ogen van sommigen. Hij wilde er vO<?r10plg echt.er met meer over praten. Later, bij een BIjbelles welhcht, zou er nog wel gelegenheid zijn, er op terug te komen.

Z~ waren nu spoedig in Lagoeboti.

HIer werd midden in de kotta 1) stilgehouden. De

I) kott .. = stad (hier: dorpje).

28

jongens mochten even uitstappen en wat kopen. Ze waren ook al wat stijf geworden.

In een wip verdwenen ze in de kleine toko's en zoch- ten daar voor enkele centen iets van hun gading. Alleen het kopen zelf was al een genot.

In Naroemonda was niets te koop. Als de jongens na de vacantie op school kwamen, moesten ze al het van ~e

familie meegekregen zakgeld afgeven aan meneer, dIe het voor hen bewaarde. Hadden ze werkelijk iets nodig, dan konden ze het terugvragen.

Maar nu hadden ze allen een gedeelte van hun zak- geld bij zich, waarover ze vrij beschikken mochten.

Er was genoeg te koop: glazen knikkers, zakkamme- tjes, spiegeltjes, stl1:~jes zeep, ~ijstkoekjes, k.opjes koffie en bouillon, kleefrlJst met SUIker, gerold In een stuk pisangblad, gekookte eendeneieren en nog veel meer.

Meneer keek toe bij het benzine laden.

"Mogen we sigaretten kopen?" kwam plotseling Wismar aanlopen.

"Nee," zei meneer. En hij vervolgde: "Ik heb een paar pakjes sigaretten bij me. Jullie krijgen er straks allemaal een. Maar je mag ze zelf niet kopen. Dat doe je maar, als je zelf je kost kan verdienen."

"Dat duurt nog erg lang, meneer,tt lachte Wismar . Toen verdween hij weer in een lapo, tegenover de benzinepomp.

Meneer keek vrolijk.

Spoedig weerklonk 'tfluitj~. Dat betekende.: instappen.

Van overal kwamen de Jongens aanstulven en na korte tijd reden ze verder.

Even buiten Lagoeboti sloegen ze linksaf van de grote weg en nu ging het langs een kronkelende zand- weg langzaam omhoog. Het was een prachtig landschap van sawahs, heuvel hellingen en grote grasvlakten, met 29

(17)

massieve bergketens op de achtergrond. Tot ze op een plaats kwamen, waar de autoweg ophield.

Ze moesten uitstappen en te voet verder.

De barang werd verdeeld, want nu begon het moei- lijke gedeelte van de tocht pas.

Langs een smal zig-zag-paadje ging het tegen de hellingen op, die soms erg steil waren. Ondertussen nam de zon toe in kracht en menige zweetdroppel vond zijn weg naar de aarde.

Dan weer daalden ze af naar de smalle vlakten tussen de zware bergruggen, die al hoger werden. Elk stukje grond, dat daar bevloeibaar was, werd door de bevol- king benut voor de rijstbouw.

Soms moesten de jongens over de smalle sawah- dijkjes lopen, wat nog al eens moeite opleverde voor hen, die een zware vracht te torsen hadden, maar wel- gemoed ging het voorwaarts en als volleerde kunste- naars balanceerden de lastdragers verder. Ze waren het van jongsaf gewend. Als een troep ganzen liepen ze achter elkaar en het leek wel een lange witte slang, die daar tussen de berghellingen voortkronkelde.

Meneer Van de Poll had meer moeite om niet uit te glijden. Hij had zijn spijkerschoenen niet aangetrokken en voelde daar nu toch wel spijt over.

Toch ging het nog wonderbest tot nu toe.

, Maar d,aar kwamen ze aan een bergstroompje, dat Zich vred1g naar het Toba-meer kronkelde. Het was niet bijzonder diep, maar tamelijk breed.

Doorwaden ging niet. En er lag slechts een dunne, rolronde boomstam als brug over.

Dat was voor de jongens niet zo'n bezwaar. Die liepen er vlug en vrij gemakkelijk over. Maar meneer Van de

~011 voelde er niet veel voor om het te proberen. Hij had hever geen nat pak.

30

"Ja, wat nu!" zei meneer tegen enkele jongens, die nog niet over "de brug" waren.

De jongens glimlachten. Ze begrepen de moeilijkheid en hadden pret in ' t geval.

"Probeert U 't maar 1" moedigde Binsar aan.

"En als ik er midden op ben en ik val? Haal jij mij er dan uit?" vroeg meneer lachend.

"Ja, meneer!" antwoordde Binsar flink.

"Nou, dat is erg vriendelijk van je, Binsar. Maar ik kom er toch liever droog over," vond meneer.

"Ik weet wat!" zei Masintan opeens.

"Zo, wat dan ?" vroeg meneer nieuwsgierig.

"Eerst ga ik er op, U houdt mij een beetje vast aan mijn kiel en dan komt Binsar achter U aan. Zo lopen we er met z'n drieën over."

"Dat is een goed plan, Mas," vond meneer. "Dat zullen we doen!"

Eerst stapte nu Mas op de boomstam, toen meneer en vervolgens Binsar .

Zo ging het voetje voor voetje verder.

Ze waren echter nauwelijks midden op de stam of Binsar verloor zijn evenwicht.

Hij gaf een schreeuw van schrik en .... plons ...•

daar lag hij al in het water te spartelen. Meneer balan- ceerde wat heen en weer, maar hij noch Mas konden hun evenwicht terug vinden en enkele seconden later lagen ook zij proestend in het water.

De jongens aan de overkant schaterden van de pret.

Ze vonden het prachtig.

Proestend en spartelend kwam het onfortuinlijke drietal naar de walkant. Ze waren natuurlijk doornat.

Maar meneer nam het geval van de vrolijke kant op en toen hij op de oever stond, lachte hij alweer. En de beide jongens, die eerst danig geschrokken waren, voor-

(18)

al voor meneer, hervonden ook spoedig hun vrolijkheid.

"Nou," zei meneer, "dat was een fris bad, hoor! Ge- lukkig, dat we niet van zout zijn. Maar we zullen ons nu toch eerst maar laten drogen."

In een wip waren de kleren zoveel mogelijk uit- getrokken en op het struikgewas gelegd en de drenke- lingen lieten de brandende zon op hun natte lichamen schijnen.

Meneer liet zich ondertussen '!cn sigaartje brengen en rookte dit met smaak op, terwijl de jongens er ge- zellig bijzaten en druk babbelden over het onverwachte bad.

Na een half uurtje waren de kleren geheel droog en werd de tocht voortgezet.

Het bergpad werd nu zeer steil en ze kwamen slechts met moeite vooruit.

Telkens moesten ze even uitblazen. En dan ging het weer vol moed verder.

Zo naderden ze eindelijk de grot.

"Ik zie hem a11" juichte Mas opeens. "Daar! Daar!"

Alle jongens keken hoopvol in de aangewezen rich- ting. En ja, hoor! Om de hoek van een bergwand zagen ze werkelijk de donkere spleetachtige opening van de grot, half verscholen achter neerhangend struikgewas, dat tegen de berghellingen groeide.

Enkele jongens, die niet zoveel te dragen hadden, zetten een looppas in, om er het eerst te zijn. Maar meneer riep hen terug.

"We blijven bij elkaar, jongens," zei hij.

Ze waren nu spoedig bij de grot. De barang werd afgeladen en bij elkaar gezet. Enkele Bataks, die in de buurt aan het varens snijden waren, kwamen nieuws- gierig toelopen. Meneer vroeg hun, of ze toezicht op de barang wilden houden.

32

,,010, Toean!" 1) zeiden ze.

Enkele harsfakkels, speciaal voor dit doel meege- bracht, werden aangestoken. En toen ging het voor- zichtig de grot in. De opening was zo nauw, dat ze slechts één voor één naar binnen konden. En dan lagen daar aan de ingang nog grote steenblokken, waar ze overheen moesten.

Meneer ging voorop.

"Voorzichtig, jongens," vermaande hij.

Een koude luchtstroom kwam hen tegen.

1) ,,010 Toean!" = Ja, meneer!

3 Jong Batakbloed. 33

(19)

HOOFDSTUK V.

De vondst.

Het was er geheimzinnig donker.

De jongens waren stil geworden.

Alleen meneers stem klonk hol door de donkere ruimte.

Voetje voor voetje ging het verder. De flambouwen toverden grote, grillige en spookachtig bewegende scha- duwen op de in wonderlijke vormen uitstekende wanden.

"Oei!" gilde een jongen opeens.

Allen bleven verschrikt stilstaan.

"Wat is er?" vroeg meneer.

"Daar wàs wat," zei de jongen angstig.

"Ja, hier is een heleboel,". lachte meneer:. Maa~ te- gelijkertijd vloog een groot d1er vlak langs Z1Jn geZIcht.

,,0, vleermuizen," stelde meneer den jongen gerust, toen hij zag, wat het was.

De flambouwen werden hoog opgeheven en nu zagen de jongens een wonderlijk schouwspel. Boven hun hoofden fladderden honderden grote kalongs 1), die, verschrikt door het licht der fakkels en h~t stem- mengerucht in hun rust gestoord waren, onrustIg rond.

Overal aan de wanden hingen er nog tientallen.

"Da's een gezellige boel hier, jongens," vond meneer.

"Griezelig!" zei een jongen.

"Wou je d'r al weer uit?" vroeg meneer.

,) kalong = vliegende hond (grote vleermuis).

34

"Neen/' zei de jongen, die zich niet bang wilde tonen.

Hier en daar had een instorting plaats gehad en moesten ze over kleine heuveltjes puin hun weg vinden.

Verder ging het weer, heel voorzichtig.

Nu bogen de wanden naar elkaar toe en het leek wel dat het einde van de grot gekomen was. Meneer ver{elde ondertussen, hoe zo'n grot ontstaan kon door uitslijping van het water of door verzakking van de bodem en hoe de Batakse priestervorst Singaman- garadja deze grot vroeger als schuilplaats had benut, toen hij was opgestaan tegen het Hollandse gezag.

"Daar is nog een opening!" riep Mas opeens, naar een hoek wijzend. En meteen liep hij er met een brandende fakkel op af.

"Och, dat is een gewoon gat, jo," meende Kawat, die er vlak bij stond.

Inderdaad leek het meer op een diep gat in de wand, op ongeveer anderhalve meter hoogte, dan op een voort- zetting van de grot.

"Til me eens op," riep Mas ongeduldig.

Meneer had iets gehoord en kwam dadelijk aan- lopen, nam de fakkel van Mas over en stak deze door de vrij grote opening. Toen trachtte hij naar binnen te kijken. Dat was evenwel niet zo gemakkelijk, om- dat het gat niet zo erg breed was. Een man zou er juist door kunnen kruipen.

"Je zou best gelijk kunnen hebben, Mas!" zei meneer.

"Als jullie me een handje helpen, wil ik wel proberen, erin te komen."

"Mag ik het doen, meneer?" vroeg Mas dadelijk.

"Het is misschien voorzichtiger van niet, Mas,"

vond meneer.

"Mas klimt als een aap," prees Kawat nog eens.

(20)

"Nou vooruit, Mas, toe dan maar. Ik kom dadelijk achter je aan. Maar het touw om je middel, hoor!"

"Het touw, het touw!" riepen een paar jongens.

"Hier is het al!" klonk het.

Mas kreeg het touw om zijn middel, meneer bond zich aan het andere eind vast en toen ging het de nauwe gang in, als een broodje in een bakkersoven. Eerst werd Mas opgetild en erin geschoven.

Een brandende fakkel hield hij voor zich uit.

Hij kroop al verder. Maar met meneer eiste het de inspanning van alle krachten. Doch hij kwam ook binnen.

"Gaat het nog?" vroeg meneer even later.

"Jawel!" riep Mas. "Maar de fakkel maakt het erg benauwd."

Meneer haastte zich wat om Mas in te halen, wat hem inderdaad gelukte.

De opening werd langzamerhand ruimer, zodat ze eindelijk op de hurken konden voortgaan.

Ineens bleef Mas stilzitten.

W · ""

" at IS er f vroeg meneer.

"Ik kan niet verder

r'

zei Mas.

"Waarom niet?"

Mas gaf geen antwoord, maar stak de fakkel zo ver mogelijk voor zich uit. Meneer kwam met zijn hoofd vlak naast Mas. Toen zagen ze een grote donkere ruimte voor zich.

"Licht eens naar beneden," zei meneer.

Mas deed het en daar, een meter ongeveer beneden hen, zagen ze de bodem.

"Kijk, dit is nog een grot/' zei meneer verrast.

"V ooruit maar!"

Een kleine sprong en Mas stond weer op begane grond. Meneer volgde dadelijk.

36 Toen zagen ze een grote donkere ruimte voor zich. 37

(21)

Onmiddellijk werd de speurtocht voortgezet. Deze grot was veel groter dan de eerste. Ze strekte zich wel een honderd meter ver uit en was erg onregelmatig van vorm. Overal waren donkere nissen en een grondig onderzoek zou geruime tijd duren.

"Kom," zei meneer eindelijk, na een vluchtige wan- deling door de donkere ruimte, "we moeten eerst maar weer terug. Anders worden de jongens ongerust. En zij moeten dit hier toch ook zien."

"Kijk," zei hij plotseling, op de grond wijzend,

"hier ligt houtskool, zie je wel? Hier hebben ze vroeger een vuurtje gestookt. Maar 't is misschien al wel een dertig jaar geleden/'

Mas stak vlug een paar stukjes houtskool in zijn zak.

Hij vond het leuk een herinnering aan deze tocht te hebben.

Spoedig waren ze nu weer bij de jongens terug, die in spanning op hun terugkomst hadden staan wachten.

Opgewonden luisterden deze nu naar het verhaal van de ontdekking van de tweede grot.

"Mogen we ook mee? Mogen we ook mee?" riepen ze door elkaart toen meneer alles verteld had.

"Ja, jullie mogen allemaal mee, jongens. Maar luister goed. Je moet me beloven, dat je heel voor- zichtig zult zijn en precies doet, wat er gezegd wordt.

We moeten heel voorzichtig zijn in verband met moge- lijke instortingen. Zelfs de trilling van het stemgeluid kan een instorting veroorzaken."

De jongens beloofden voorzichtig te zijn.

"Zo, ik ga voorop, Mas middenin en Binsar achter- aan. Langzaam aan. En geen drukte!" kommandeerde meneer.

Zo werd opnieuw de geheimzinnige tocht aanvaard.

en het duurde niet lang of allen waren goed en wel in de tweede grot aangeland.

Ziezo jongens," zei meneer, "nu gaan we de boel hi~~ eens grondig inspecteren. Ik vermoed, dat maar weinig mensen op de hoogte zijn met deze grot en zeker is hier nog nooit een Europeaan geweest."

.!,Ik ~enk, dat niemand het meer weet," zei Wismar WIJsgeng.

"De fakkeldragers voorop," gebood meneer.

Het was een fantastisch gezicht, die wonderlijk ver- lichte groep met de walmende flambouwen door de donkere grot te zien voortbewegen.

Alle hoeken en nissen werden zorgvuldig doorzocht.

Maar niets bijzonders deed zich voor. Langzaam ging het voorwaarts met Spiedende blikken.

,,stt, we zijn ontdekkingsreizigers," fluisterde Ma- sintan •

. D~ jongens grinnikten. Ze vonden het wàt geheim- zmmg.

"Kijk I"~ riep meneer opeens, "daar staan tekens op de wand."

Allen wendden het hoofd in de aangewezen richting.

En werkelijk, een groot gedeelte van de kalkachtige wand was ingekrast met vreemde lettertekens.

,,'t Lijken wel Batakse letters," meende meneer.

"Nee meneer," zeiden de jongens, "want dan konden wij ze wel lezen."

"Dus 't is beslist geen Bataks ?"

"Nee, meneer !" hielden de jongens vol.

"Dan zullen we 't precies natekenen," en meneer haalde zijn notitieboekje en een potlood te voorschijn.

"Hier, Binsar , jij tekent nogal goed! Maar, precies hoor !"

"Ja meneer I" zei Binsar en hij begon dadelijk ijverig

(22)

en nauwkeurig de wonderlijke tekens over te nemen.

"Wat wilt U daar mee doen, meneer?tt vroeg Ma- sintan.

"Misschien weet een der zendelingen wel, wat het betekent/' zei meneer.

"En als dat niet het geval is, sturen we het op naar de Oudheidkundige Dienst in Batavia. Daar weten ze het zeker wel. De Hollanders zijn erg knap, weet je.tt De jongens keken meneer aan en hij glimlachte ver- genoegd.

"Maar dit weten ze tèch niet,tt wierp Kawat tegen.

"We zullen zien," zei meneer.

Spoedig stond de hele geschiedenis keurig in het notitieboekje. Er mankeerde niets aan.

Voort ging het weer.

Even verder kwamen ze aan een klein vijvertje met een middellijn van ongeveer tien meter. Bij nader onderzoek bleek, dat een straaltje helder water langs de wand naar beneden stroomde en dit meertje had doen ontstaan.

"Nu zie je," zei meneer, "wat een prachtige schuil- plaats dit vroeger voor de Bataks is geweest. Aan water geen gebrek."

"Mogen we het drinken, meneer ?" vroegen de jongens.

"Jawel; dat kan zeker geen kwaad. Doch eerst maar proeven.tt

Enkele jongens schepten wat water met hun hand op en proefden het voorzichtig, maar dat viel niet mee.

"Bah!tt zeiden ze en spuwden het dadelijk weer uit.

"Smaakt het niet?" vroeg meneer lachend.

"Vies!" zei Wismar en hij trok een extra-lelijk ge- zicht.

"Het water, dat náar beneden komt, zal wel beter smaken:' veronderstelde meneer.

40

Binsar hield zijn hand onder het straaltje en proefde het water. Het smaa~te goed.

"Kom jongens, we moeten verder," drong meneer aan. De troep vervolgde z'n weg.

Maar Mas en Kawat bleven achter. Ze wilden nog even zien, hoe diep het vijvertje was. Voetje voor voetje liepen ze het water in en het bleek vrij ondiep.

Het water kwam nog niet tot aan de knieën.

Plotseling stootte Mas op iets hards.

Hij bukte zich en dook met zijn handen in het water.

Een lang ding haalde hij op en toen hij het voorwerp betastte, riep hij plotseling:

"Ik heb wat gevonden! Ik heb wat gevonden!"

Dadelijk kwam de troep aansnellen.

"Dat was geen afspraak, jongens!" zei meneer een beetje streng, toen hij merkte, dat de beide jongens waren achtergebleven.

"We zouden bij elkaar blijven, niet 1"

"Ja, meneer!" zei Mas. Het was even stil.

Maar de algemene nieuwsgierigheid won het en de jongens drongen dicht om Mas heen, die inmiddels aan de kant gekomen was.

"Wat is het, wat is het?" riepen ze nieuwsgierig.

Het bleek een verroest oud geweer, een achterlader te zijn.

Mas was in zijn schik. Hij danste van de pret.

"Voor m'n vader, voor m'n vader!" juichte hij.

Enkele jongens gingen dadelijk het water in, om te onderzoeken of er nog meer te vinden was.

"Voorzichtig jongens," gebood meneer nog eens.

Langzaam schoven ze met hun voeten over de bo- dem, tastend naar buit.

Maar er werd niets gevonden.

Kawat was ondertussen nog wat verder gegaan en nu 41

(23)

bijna aan de andere kant van het meertje. Daar bukte hij ûch plotseling en even later kwam hij met een oude, zwarte aarden pot aandragen, die vrij zwaar scheen.

Hij hijgde van inspanning en opwinding.

Toen zette hij de pot, die nog vol water was, neer en grabbelde er koortsachtig met zijn handen in.

"Kijk 1" schreeuwde hij hees.

Op zijn hand lagen een aantal zwart-groene, ronde schijven.

"Dat zijn munten!" zei meneer verbaasd.

En ja, bij nader onderzoek bleken het Spaanse matten te zijn,

Vlug liet Kawat het water uit de pot lopen en toen bleek de rest van de inhoud geheel uit deze munten te bestaan.

"Tellen, jongens!" riep meneer. "En alles bij elkaar houden!H

De vondst bleek uit 153 zilveren munten te bestaan.

"Nou, 't lijkt de zilvervloot wel 1" vond meneer, die zelf ook onder de indruk van de gebeurtenis was.

"We zullen je Piet Hein noemen," zei Binsar en Kawat glunderde.

De bodem van het meertje werd nu natuurlijk nog zorgvuldiger nagezocht, maar er werd niets meer ge- vonden.

Het einde van de grot werd nu spoedig bereikt en niets bijzonders meer ontdekt. Langzamerhand be- gonnen de jongens toch ook naar het daglicht te ver- langen en zo gingen het ten slotte vlug naar de uitgang, waar ze allen behouden en in de beste stemming aan- kwamen. Mas droeg zijn geweer als een Batakse datoe 1), zo trots.

1) toverpriester .

De honger deed zich ondertussen flink gevoelen en meneer vond, dat ze eerst maar voor het eten moesten zorgen. Dat voorstel vond algemene bijval en zo was ieder spoedig druk bezig. Er werd gestookt, gekookt, gebakken en gebraden, dat het een lust was .. En de jongens stonden, als volleerde koks, met ernstige ge- gezichten bij de potten en pannen, waarin het heerlijk borrelde en siste.

Na een uurtje was alles klaar en dat de jongens zich het eten goed lieten smaken, laat zich begrijpen. Ze zaten gezellig in een grote kring op het gras en ieder deed zijn best, om de tafel zoveel mogelijk eer aan te doen. Er was overvloed 1

,,'t Is hier veel lekkerder dan in het internaat," vond Kawat, die geweldig schranste. En alle jongens stem- den er mee in.

Meneer lachte.

"Dat komt van de buitenlucht, jongens,H zei hij.

"Nee, meneer. 't Is werkelijk lekkerder," zeiden ze.

"Nou, dan weet ik een goed idee. Jullie koken in 't vervolg je eten zelf in het internaat. Dat is meteen mooi voordelig."

"Nee, nee, meneer," riepen ze nu allen tegelijk.

"Daar hebben we geen tijd voor. We moeten stu- deren !"

"Ja, dan moeten de koks het maar blijven doen,"

zuchtte meneer, alsof hij dat vreselijk jammer vond.

De jongens begrepen hem wel en lachten.

Na het eten zaten ze nog een poosje rustig bij elkaar te keuvelen en kregen allen een sigaret, waarvan ze echt genoten.

Toen was het opbreken.

De barang werd vlug en handig ingepakt en toen ging het snel bergaf.

(24)

Bij de beken- de "brug" ge- komen, schoot meneer plots iets te binnen.

"Jongens, we zijn dom geweest. Ik had niet in het wa- ter behoeven te tuimelen", zei hij.

De jongens keken meneer vragend aan en Binsar vroeg:

"Hoe dan niet ?"

"Wel, waar is het touw?"

"Hier, me- neer!" riep Wismar.

L · Ift . " ulster.

zel meneer. En kregen allen een sigaret. ~O

"Twee jongens

lopen naar de overkant en gaan daar staan met het ene eind van het touw in de hand, op armshoogte. Het andere eind van het touw wordt hier op dezelfde wijze strak gehouden. Precies langs de brug. Dan hebben we een prachtleuning:'

Aldus geschiedde. En het ging prachtig!

Spoedig waren allen, meI:1eer incluis, behouden aan de overkant.

44

Ik word moe

r'

klaagde Kawat, die met zijn korte be~ntjes moeite had de anderen bij te houden.

"Ja/' declameerde Masintan plotseling:

"Zeven stenen op elkaar,

De onderste heeft het 't zwaarst:'

De jongens lachten. .

Meneer had het gehoord en vroeg: "Wat zeg Je daar, Mas?"

En Mas herhaalde:

"Zeven stenen op elkaar,

De onderste heeft het 't zwaarst:' Wat is dat?" vroeg meneer belangstellend.

"

Dat is een Bataks spreekwoord, meneer, " ant-

"

woordde Mas lachend.

"En wat betekent dat dan ?" informeerde meneer verder.

"De laatste loodjes wegen het zwaarst."

"Ah, zo, dat 's aardig/' vond meneer.

"Ken je nog meer van die spreekwoorden ?"

"Jawel!" zei Mas. "De lege aren .~ta~n rechtop.".

Wacht," zei meneer, "dat begflJP lk. Is het met:

"

,.,,,

Holle vaten klinken het meest f

"Ja meneer," lachten de jongens.

"Nog één," drong meneer aan •

"De jonge bamboe groeit niet ver van de stam.':

"Dat is: De appel valt niet ver van de boom," ned meneer.

De jongens knikten.

Mas kreeg er schik in en zei: "Een groot stuk hout boven zijn bed hangen."

Meneer trok een bedenkelijk gezicht. "Ja," zei hij,

"dat weet ik ook: Met vuur spelen."

't Was goed geraden. "Nog één 7" vroeg Mas.

J

d " .

" a goe , toe maar, zel meneer.

45

(25)

"Als de rijststampers tegen elkaar komen, krijgen de kippen de rijst."

Meneer schudde het hoofd.

"Dat weet ik niet,t' zei hij toen lachend.

"Twee honden vechten om een been, De derde loopt er vlug mee heen:'

"Natuurlijk, dat had ik óók kunnen weten. Niet erg snugger van me. Maar kom, we gaan verder:'

Spoedig waren ze nu bij de auto's. De beide chauffeurs lagen in de wagens te slapen. Ze waren evenwel spoedig gewekt. .

"Wat nu?" vroeg meneer, terwijl hij op zijn horloge keek. 't Was ruim drie uur in de namiddag.

"Naar huis ?"

"Ja meneer 1" zeiden de jongens.

Het was ook te laat geworden om nu nog naar het Toba-meer te rijden en daar te baden.

En zo werd vrolijk en welgemoed de terugtocht aan- vaard, onder het zingen van allerlei leuke Hollandse en Batakse liedjes. Ook dat van de zilvervloot werd niet vergeten en verscheidene malen herhaald.

Het is te begrijpen, dat de jongens die avond spoedig onder de wol lagen. En ze droomden van donkere holen, boze geesten en grote, verborgen schatten.

HOOFDSTUK VI.

Wat het was .

De volgende Maandag stelde meneer Van de Poll den controleur te Balige onmiddellijk in kennis met de merkwaardige vondst. Het gevolg hiervan was, dat er een nauwkeurig onderzoek plaats vond in de grot, waar- bij het bleek, dat de pot zeker meer dan dertig jaren onder water was geweest en niemand er rechten op kon laten gelden. En zo mocht Kawat de gevonden schat be- houden op een tiende deel na, dat bestemd was voor het volkshoofd, in wiens gebied de grot lag.

Gedachtig echter aan de spreuk, dat gedeelde vreugde dubbele vreugde is, gaf Kawat aan alle deelnemers aan

~eze .merkwaardige tocht één Spaanse mat als her- mnenng.

Masintan mocht ook het oude geweer houden en zijn vader was er wàt blij mee, temeer daar deze een hele verzameling oude wapens had uit alle delen van de Archipel en elke aanwinst daarvoor met vreugde be- groette.

Wat betreft de inscripties op de rotswanden, geen van de talenkenners onder de zendelingen kon het geheimzinnige letterschrift ontraadselen. Wel leek het veel op de Batakse lettertekens, maar wat het precies was, wist men niet. Zodat meneer ten slotte het docu- ment opstuurde naar de Oudheidkundige Dienst te Batavia met het verzoek om inlichtingen. Enkele weken late: kwam er bericht. Het bleek een zeer oud Bataks

(26)

letterschrift te zijn, dat in 't geheel niet meer werd ge- bruikt en bevatte een tot nu toe onbekende Batakse sage over het Scheppingsverhaal der wereld, dat hier volgt, ongeveer in de vorm, waarin het werd opge- tekend.

Het is lang geleden.

De grote geest, Moela Djadi Nabolon, die in de hoogste hemel woont, schiep een vogel:.En de naam van die vogel was Antata Soeloeng. ZIJn gestalte was wonderlijk.

Zijn kop was groot als een kokosnoot en zijn lijf was mager als een lidi 1).

En het gebeurde, dat de vogel drie eieren legde.

En zie, de eieren waren groot als een aarden kookpot.

Maar de vogel weende klaaglijk, wijl ze geen vleugels had voor het uitbroeden der eieren.

Ze zeide: ,,0, grote geest, waarom hebt gij mij ge- schapen? Ik heb drie eieren gelegd, maar gij hebt mij geen vleugels gegeven om ze uit te broeden. Nu zal ik sterven zonder nakomelingen."

De grote geest hoorde de stem van Antata Soeloeng en hij zond een grote vogel naar de aarde om de eieren te halen. En de naam van deze vogel was T aroe T aroe.

En de grote geest zeide tot Taroe Taroe:

"Leg de eieren in de voorgalerij."

Toen gelastte de grote geest aan een wonderkip, de eieren uit te broeden.

En de naam van de wonderkip was Hoelam Boedjati.

Ze was ~root als een geit. En haar vleugels waren breed als een Korenwan.

En als de kip Hoelam Boedjati een tijd gebroed had;

zie, daar hoorde zij een gebrorr. in de eieren.

') lidi = zij-nerf van een palmblad.

48

En ze zeide tot de grote geest: ,,0, grote geest, ik hoor een gebrom in de eieren. Leer mij mijn snavel te gebruiken, opdat ik de eieren kan openen."

Toen zeide de grote geest:

"Pik het niet bij de ogen, opdat het nieuwe schepsel niet blind worde.

Pik het niet bij de neus, opdat het goed kan ruiken.

Pik het niet bij de mond, opdat de lippen onge- schonden blijven.

Pik het niet bij de nek, opdat het rechtop lope.

Pik het niet bij de keel, opdat het niet lijde aan kropziekte.

Pik het niet bij de rug, opdat het geen bochel krijge.

Pik het niet bij de voeten, opdat het niet kreupel worde.

Doch, pik het bij de vele ribben, opdat de nakome- lingen vele zijn."

En de kip Hoelam Boedjati deed wat de grote geest gezegd had en ûe, uit elk ei kwam een man, schoon van gedaante.

En de grote geest zorgde voor hen als voor zijn kinderen.

Na deze tijd legde de vogel Antata Soeloeng weer drie eieren, groot als een Batakse kookpot.

En ze zeide: ,,0, grote geest. Waartoe ben ik op de aarde? Gij hebt mij geen vleugels gegeven om de eieren uit te broeden."

En de grote geest luisterde naar de stem van Antata Soeloeng. En hij zond de vogel T aroe T aroe naar de aarde om de eieren te halen.

En Taroe Taroe bracht de eieren bij de grote won- derkip met de brede vleugels.

En als de kip Hoelam Boedjati een tijd gebroed had, hoorde zij een gebrom in de eieren.

4 Jong Batakbloed. 49

(27)

En ze vroeg de grote geest om raad. . Deze zeide: "Pik de eieren niet bij de ogen, en met bij de neus, en niet bij de mond, en niet bij de nek, en niet bij de keel, en niet bij de rug en niet bij de voeten, maar bij de vele ribben. Dan zal het geslacht "veel"

.. "

Z1Jn. . . . ,

Toen pikte de k1p Hoelam BoedJat1 de eleren o~en,

en zie, daar stonden drie vrouwen, schoon van aanZ1en.

De grote geest zeide: "De mensen zullen op de aarde wonen. En ik zelf zal ze namen geven."

Den eersten man noemde hij: Ompoe T oea Batara Goeroe. En hij gaf hem een zwart paard.

Den tweeden man noemde hij: Ompoe Toean Bala Boelan. En hij gaf hem een rood paard.

En den derden man noemde hij: Sori Pada. En hij gaf hem een wit paard.

En zij reden met hun vrouwen naar de aarde.

Zo kwamen de zwarte kleur, de rode kleur en de witte kleur op de aarde. En de mensen op de aarde werden rood en wit en zwart.

50

HOOFDSTUK VII.

De held .

Nu is het Paasvacantie.

Naroemonda ligt eenzaam en verlaten.

Het grote hek is gesloten. En de mensen, die willen binnenkomen, moeten door het kleine ijzeren zijdeurtje.

Het huis van meneer Van de Poll zit dicht. Hij is ook met vacantie.

Het schoolplein ligt vol bladeren. Er wordt nu niet elke dag geveegd. Het internaat is ook bijna geheel gesloten.

De timmerman is bezig wat banken en stoeltjes te repareren; de schilder verft de tafelbladen in de eet- zaal weer helder wit. Enkele koelies boenen de inter- naatsgebouwen van buiten schoon.

Sommige leerlingen zijn nog gebleven. Ze wonen te ver om deze korte vacantie naar huis te kunnen gaan.

Daar is Polin, die op het eiland Mentawei woont en Faedodo, wiens vader Gouvernementsambtenaar op Nias is, en Talizaro, zijn broertje en Bazatoelo en nog anderen .•..

En dan Bresman; zijn vader is verpleger in Fak-fak, helemaal op Nieuw-Guinea onder de Papoea's. En Apoel, die in Palembang woont.

Pol in heeft zijn ouders in geen vier jaar gezien; Bres- man zijn vader in geen twee jaar ....

De anderen kunnen alleen in de grote vacantie, in Juli, naar huis. Dat is niet prettig. Maar de goeroe-

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Naar aanleiding van het toenemend aantal aanvragen voor mijn nieuwen bundel, kunt u dien niet meer krijgen voor de'n eerst door mij bepaalden prijs, en heeft

(Scherm). Dat heeft nog géén tooneelschrijver vóór hem gedaan. Men kan zeggen, dat de vertooning van Karina Adinda een succes voor den auteur en voor de

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht..

Zij vooral begreep dadelijk, mede door haar vrouw- zijn, en keurde het uitmuntend van de gouvernante, dat Nani en Rudi niet langer meer elkander mochten

(beslist.) Tidah Leo, neen. Als dj ij nog eerbied voor gedachtenis van dj ou màh, djij vraag mij niet meer. Ik zal niet meer vragen. Maar die vader blijf ik haten,

Zij ontkleedde zich en deed een kimono aan, om Zieb nog even te gaan vergewissen of Hans al sliep. Zij sloop door de verbindingsdeur naar zijn bed, maar

baarde zij even naar Andoe dat zij den koperen spuwbak weg zou nemen. Sirih nemen wilde zij niet in het bijzijn van den blanken man. Zij stond op als hij

(Terwijl hij het portret aanneemt, leest men op zijn gezicht een groeiende ontzetting; bevend staat hij van den voltaire op, neemt Ninette 's gelaat in zijn handen,