• No results found

SIGNATUUR MICROVORM:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "SIGNATUUR MICROVORM:"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Deze film is beschikbaar gesteld door het KITLV, uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht.

Toestemming voor reproductie dient men schriftelijk aan te vragen.

Thisfilm is supplied by the KlTLVonly on condition that neither it nor part of it is further reproduced without first obtaining the permission of the KlTLV which reserves the right to make a charge for such reproduction. Jf the material ftlmed is itself in copyright, the permission of the owners of that copyright will also be required for such reproduction.

Application for permission to reproduce should be made in writing, giving details of the proposed reproduction.

SIGNATUUR

MICROVORM:

SHELF NUMBER MICROFORM:

MMETA 0203

(2)

~

.

:

1':.0

cc

.' . " , ;

'

~

1 ij

>~~~~~~~o~~o~~~~oo~ooooo~o~o~~ . 0

.l

~

A T I ' S ' . H A

~ 0 ~

~

DRAMo.L.ET· IN ÉÉN .ACTE

0 0

0 0

0 0 ,

.

o~~~~o~~ooo~o~~~~~~~~~o~~o~~~~ooooo

,,'

\

1I

.

~ .

". ~

"

'.

. ~~

.

;

,,,>

. ,

..

, .

. ..

~!

- -DOOR

VICTOR ID " O

- - ,

.' nu". D~~IC([All .. 'ot~"'~Ol.L VIIUIl 6-c:'I~:. Wl~1fWUU .. , ••

:

. ,..

"

... .

"

(3)

1I1111I11111

.. ....

Ü ,HI VON FABER

KATISHA

DRAMQLET IN EEN ACTE

DOOR

VICTOR 100

WORDT t iET LITGELEEND

\ Kon. l:1sl. voor Ta:!I-, L~i1d-en Vol!<enkunde

WELTEVRE DEN BOEKH. VISSER & Co.

- 1919

,.,- -" !,"-" . :"":. . ., • . , '''.

KONINKLIJK l~öl:I~::':1 "OOR ~ lAAL-, LAND. Hl VUl,.~NKUNDE , VAN GALENSTIIAAT 14 I

·.-GR~~~~~~~~ _J

j .

(4)

u

eARL VEERHOFF EN ECHTGENOOTE VRIENDSCHAPPELIJK

OPGEDRAGEN.

V. I.

(5)

Voor het eerst opgevoerd in den Stads·

schouwburg te Batavia op 22 Juni 1919

Alle rechten voorbehouden

(6)

Mevr. Vcerhoff-Stein als Katisha

(7)

I I

.

)

Ct ,H. VON PABER

PERSONEN:

KATISHA, *) een Japansch meisje.

HAAR MOEDER.

DE VREEMDELING.

Een Jnpnnsch nnchthuis. Na-avond 12 uur. Buiten is het donke1' en 1·egenClchtig.

In het huisje b1'artdt een JCl7Jcmsche lnntnn1'n met sCheme1"ig licht. E1'gens een l)Ctpieren schutsel, een luie1's/oel e.n een eenvoudig huisnlic(wtje met Boed- dhnbeeld . . 4.nn een 1!·andkt!1/stoi. hu,ngt e(m shamesèn (J Cl7Jcmsche guitaa1-). Recht. en links een dem·. Op den cwhtc?'g1'ond de hooiddeu?', die nlJe11staal.

Speelt op een Indische hoofdplaats.

(' Spreek uit: Katiesja,

(8)

EERSTE TOONEEL.

KATISHA - DE MOEDER.

Katisha:

(Tlt.'cud in dp!L donkeren nacht): - E l' zal wel niemand meel' komen, Moeder, denkt u niet?

De Moeder:

- Je kunt 't nooit vooraf met zekerheid zeggen, kind. 't Heeft net twaalf uur ge_Iagell. Zoo laat is 't nog niet.

Katisha:

- ' Maal' 't veel' is niet erg aanlokkelijk. 't Regent.

De Moeder:

- Ik zou juist zeggen .... goed weel' om 'n warm ne tje op te zoeken.

(9)

12 Katisha:

- Zal ik maal' alvast 't achterraampje sluiten?

De Moeder:

- Dat kun je wel doen, ja, Als de voordeur maar ope,nblijft, (Katis/ut wil heengann om 't ?'aamlJje te slmten, doch de Moede?' houdt !wa?' even tegen), Ik vind je zoo stil vandaag, Katisha, Heb je wat?

Katisha:

- Ik moest den heelen dag onwillekeurig denken aan ons land, Moede,', Die oorlogsberiehten maken je altijd weemoedig en zenuwachtil;',

De Moeder:

- Maar ons vaderland heeft toch niets te vreezen, machtig, 't Is waar, de en wanorde, en hij eiseht kind, Japan is groot en

oorlog brengt altijd onrust zware o ffe t'S , , , ,

13

Katisha:

(Hm'tstochtelijk): - En wij, Moeder, wij zitten bei- den hier veilig in 'n vreemd land, dat niet in oorlog is, En te weten, dat alle vrouwen in Japan helpen, werken en steunen de strijders voor 't vaderland, al is 't ook niet met de wapens in de hand! 0, Moeder, als ik daaraan denk, verlang ik terug te gaan om mee te helpen, te handelen"" Maar ik voel me machte-

loos, ",

W at kunnen wij samen hier doen, Moeder!

De Moeder:

_ Ik heb 'n zoon, jij 'n broer in 't leger, dat is toeh iets,

Katisha:

_ Iets, Maal' niet voldoende, Al ben ik maar 'n moesmee, toch zou ik zoo graag""

De Moeder:

_ Wat zou je dan wel, m'n kind? Je bent niet zo~

hecht en sterk als je er wel uitziet, hoor!

(10)

14 Katisha:

- Wàt ik zou willen, weet ik zelf niet. Ik weet alleen dat ik wil, en dat ik ons land zou wenschen te helpen, hoe - ja, wie zal 't me kunnen zeggen? En 't zou me waarlijk niets kunnen schelen, als ik ervoor zou moeten stel'ven.... De voldoening, iet voor ons mooi vaderland te hebben gedaan in deze tijden, 0

Moedel', kunt u 't zich voorstellen hoe ik brand van verlangen, me 'u Jal>ansche te toonen, ollvervalscht, al leef ik van vreemd geld en al draag ik wel es 'n ander kleed dan onze kimono?

De Moed e 1':

- Ik kan 't me Voor tellen, Katisha, want ik ben immers je moedet· en óók 'n Japansehe? Als ik jongel' was ....

Katisha:

- U kent dus ook dat gevoel van geheel je te willen geven voor 'n goeie zaak, VOor 'n mooi doel, niet let- tend op gevaar, en geheel vergetend je zelf. ...

15 De Moeder:

- (J(nikt bevestigend).

Katisha:

- (In extase) O •..• !

(E?' wordt geklopt).

De Moeder:

daa r is l",mal:d, JI atisha, ik ga hee!\

--Kijk,

Katisha:

d U weet, als 't noodig is, klap ik - Goed, Moe er,

in de handen.

(Moede?' af).

(11)

TWEEDE TOONEEL.

KATISHA - DE VREEMDELING.

De Vreemdeling:

(In de dem·.): - Ben ik welkom?

Katisha:

- Altijd.

De Vreemdeling:

- En je kent me niet, mooi meisje.

Katisha:

_ Gastvrijheid vraagt naar herkomst noch naar afkomst van den gast.

De Vreemdeling:

- Ik werd eigenlijk onwillekeurig hierheen gedreven.

17 Katisha:

- Door 't barrc weer?

De V ree m del i n~:

- Neen. Ik ben zeeman.

Katisha:

Hoe dan? Zocht u icmand?

De V l' e e ll1 del i n g:

(Jl'anL1'Ollwcucl) Ja .... Neen ....

Katisha:

Kan ik u mis. chien met iets helpen?

De V ree md e l i n g:

Jij'! 'n Vrouw'? Alleen met je liefde, ja.... met iets anders zal 't moeilijk gaan.

(12)

18 Katisha:

't Lijkt heel gewichtig.

De V ree md e I i n i: Dat is 't ook.

Katisha:

Waarom begint u er dan over, als er hier toch niem:md is, die u van dienst kan zijn?

De V ree md e I i n jl":

Omdat ik, ik alleen dat werk moet doen.

Katisha:

Zwijg er dan over.

De Vreemdelini:

Maar het drukt me zwaar op 't hart. Ik heh behoefte er iets van te zeggen aan 'n vriend, 'n makker.... de

19

stad waar ik juist voet aan wal gezet heb, is me zoo totaal nieuw.

Katisha:

Het spijt mij, dat ik niet zoo'n makker voor u kan zijn ... ,

De Vreemdeling:

En toch, 't is gek, toch voel ik me bij jou al dade- lijk op m'n gemak ik weet zelf niet waarom, maar 't. is of het zien van jou me opeens week maakt en een veer zich in me ont!'pant. Zou 't zijn, omdat ik zoolang uitsluitend onder verharde mannen-naturen heb geleefd, onder de strengste discipline, en met den (iood voor oogen?

Katisha:

Kom, doe dan VOOl' van avond ane zorgen van u weg, vel'~eet voor enkele uurtjes àl wat u met angst vervult en .... misschien lukt 't wel.

(13)

20

De V ree m del i n go:

Dat gaat zoo makkelijk niet. Ik heb 'n zecr gewich- tige opdracht ....

Katisha:

Azoo, 'n opdracht ....

De Vl'eemdeling:

Aan den consul van mijn land. Ik trof hem niet t:nis, hij is nog uitstedig. En toen .... Ach, meisjelief,

a~G je viel' maanden achtereen op zee rondgezwalkt hebt zonder 'n vrouw te zien .... je begrijpt me, hè?

En in dit hui je brandde nog licht - ik heb het el"

maal' op gewaagd.

Katisha:

- Daal' hebt u goed aan gedaan. Katisha zal u helpen en troosten. Doe uw mantel af en maak 't u gemakkelijk, hiel' in dezen luierstoel. (Zij hellJt hem den 1'egenmantel uitt1·ekken).

21

De Vreemdeling:

_ (Zich lctn{Juit in den sloel 1L'el']Jencl). Hè, hè ik yoel me hiel' dadelijk thuis. Je lief snoetje doet me :\1 mijn zorgen verdrijven en stemt me prettig.

(Ol)een' (tn.gstig-VC1·sch1'ikt 01J lJl'ingend). God alle- machtig ....

Katisha:

- Wat is er?

De Vreemdeling:

_ Geef hiel' m'n mantel, geef '111 gauw terug ....

(Dan last hij :::oehencl (ton cl jas, die hij (wnheelt).

Ncen, goddank, 't is niet noodig. Laat den mantel maal' hangen. Ik heb ze.

Katisha:

-Wat?

(14)

22

De Vreemdeling:

(Gel'ttstge ·teld): - Niets, niets, m'n poppetje. Gl'ooLe hemel, wat wa ik geschrokken. Ik dacht 'n oogcnblik, dat ik ze kwijt ·was.

Katisha:

- Waal'ovel' hebt u 't toch?

De Vreemdeling:

- Niemendal, m'n duifje. Geen zaken voor jou. KOlI) nu es hiel' dicht bij me zitten, en vertel me ei' wat

"an je leven.

Katisha:

-Ja, dadelijk. Zal ik v. niet eel'st wat inschenken? . Biel', whisky, wijn .... ?

De Vreemdelinll':

- Heb je champie?

23

Katisha:

- Zeker.

De Vreemdelin~:

_ Welnou, laat ik es vanavond ons beiden trac- teeren. Men is maat· ééns jong, en na àl de misprE', die ik maandenlang heb uitge -taan, na àl 't doodsge- vaal' waaraan ik ben blootgesteld geweest, mag ik nu toeh ook wel wat van dit zure leven genieten. Und wel' nicht liebt, Wein, Weib und Gesang, del' bleibt ein Narl' sein Leben lang!

Katisha:

(De clwlnl1agnc openend, 1V(uwbij de V?'eemdeling I!aa I' helpt): - U is vreemdeling, ik hoor 't aan uw t.ongval.

De Vreemdeling:

_ En jij, m'n kleine noes, bent 'n Jappie, dat zie ik aall je mooie gespleten oogjes. Maal' je spreekt 't Hollandsch al de beste.

(15)

24 Katisha:

- U ook.

De Vreemdeling:

- Van mij geen wondei', Vaak in Holland geweest, en 'n zee-officier, hè, die leert zoo zoetjesaan alle talen, Maal' jij, kleine hittepetit, hoe heb jij die moei- lijke taal geleerd?

Katisha:

(Inschenkencl) : - In mijn bel'orp,

De Vreemdelin&,:

(J1/eelwl'ig): - ' n Treurig bel'oep toch, (Haal' naar :ich toet?'ekl"encl) Wil je wel gelooven, meisje""

Katisha:

- Mijn naam is Katisha", ,

25

De Vreemdeling:

_ Wil je wel gelooven, Katisha, dat ik in m'n hal't

'11 innig meelij voel met jou en je lotgenooten, Katisha:

- Waarom?

De Vreemdeling:

- Ook 'n vraag!

Katisha:

_ Met mij behoeft u geen meelij te hebben, Ik heb 't wel met u, omdat u, als zoovele mannen ondankbual'

bent, en iets beklaagt wat uzelf in 't leven roept, Ondankbaar, ja, en egoïstisch, Hebt uzelf zooeven niet vel'klaard, hoe ellendig u zich voelde, in viel' maanden geen vrouw te hebben gezien? En de eel'ste Vl'OUW, die u ontmoet, en die zich dool' u laat lief- koozen, beklaagt u, Zeg es, hoe moet ik zoo'n opvatting, zoo'n meening noemen?

(16)

26

Kunt u zich niet voor tellen, dat 'n vrouw uit 'n onbewusten drang iets te doen, iets te zijn voor haal' medemenschen ook wel eens wordt gedreven in een richting, waarin ik ben gedreven? Is 't u niet mogelijk om in enkele van mijn lotgenooten iets meer, bijna had ik gezegd iets hooge l'S te zien dan" .. handelaal'-

tel's in liefde?

Waarom gelooft u wel in vrouwen, die haar jeugd, hhar schoonheid, ja haal' leven offeren in dien t der men chheid, en niet in vrouwen, die el' haal' lichaam, ::dléén maal' haal' lichaam aan wijden? Wat is dat lichaam? Iets, dat korte jaren boeit, dan verwelkt om eenmaal tot stof te vergaan. Dat is toch werkelijk niet het beste, het hoogste, het heiligste, dat we bezit ten! Hoeveel mannen, hoeveel zeelieden yooral, hebben deze n:lchthuizen verlaten, hoopvoller, energieker, blij- der dan toen zij ze betraden? En wie gaf hun die energie, die blijheid terug? Dat u ons, paria's, daarom bekla&gt, bewijst hoe weinig u vermoedt, dat el' wel eens iets anders in ons gloeit en leeft dan het lage, het dierlijke, , " Neen, niet ik, maal' u, n verdient meelij, ..

27

De Vreemdeling:

I"k lnaal' zooal' J'ij pI'aat, schoone - 't Is moge IJ',

b 'k Cl' TIOn' nooit één hool'en praten, Katisha, zoo he I ' '"

Katisha:

_ Dan ben ik blij, dat ik niet gezwegen heb, en voor u is 't nooit te laat om het te hOO1'cn,

De Vreemdeling:

I I ft) Ik wil op je (Die ?'eeds veel gecll'o1! ,en we , :-

mooie speech drinken, Kati. ha! En dan" " dan, m'n lieve kind, willen we slapen gaan, Me dunkt, 't moet al laat zijn, Kom, wij me m'n kamer,

Katisha:

(lOOI' "1/' om het middel v(t/len en

(Lcwt zich "

geleiden 1W(tJ' de kamer, dir ::ij (l(Lnldjst), Hier",.

De Vreemdeling:

, ' t en Katisha.

(B neveld,): Eer t wil ik JC Ie s zegg ,

(17)

28

Luister. Mocht ik va t ~lapen, wek me dan vroeg in den morgen. Dan zal de consul terug zijn. Mijn op- dracht is van 't hoogste belang.... (hij tast weel' vool'zichlig in de binncllz(tkkp1! van zijn jas).... 't geldt 'n nachtelijken inval van oodogsschepen in de haven van .... enfin, dat kan je toch niet interesseeren.

J ij bent 'n lief meisje van plezier, gelukkig, m'n poesje, cl·lt je met zulke em tige, gevaarlijke dingen in 't leyen niet te maken hebt.

Hier, m'n revolver mag je wel bewaren. Zoo'n -wapen hoort niet bij de liefde. (Hij j'eikt haU?" het wapen ot·er). Tot straks dan, Katisha .... nacht beste meid. . .. speel wat op je shamesèn, Katisha ....

tokkel me in slaap ....

(V1'eemdcling af in de kanter).

DERDE TOONEEL.

Katisha:

_ Zij neemt de guitaar van den wand, gCULt 'n

.l . of de vreemdeling 1)Oosje danrop S71e1ell, lw.'/erl MIL . ..

slaapt, sluipt vel'volgens in zijn Twmel', 1CCW1'lnL Zl) . oogeltbl-i/'ken lUW1' builen tl·eedl. een groote,

lUt eemge " . . d

d Z;i /'lCtpt m e

dikke envelo1Jpe onder en (WlIL. 1, '

handen. De Moeder vel'.çchijnt.

VIERDE TOONEEL.

KATISHA-DE MOEDER.

De Moeder:

- Heb je me noodig~

(18)

30

Katisha:

pa aan, 'n (Snel, o1ll':Ïchlig.): - Hiel' Moedel', k

bun(~eltje brieven.

De Moeder:

- Wat moet ik daarmee doen?

Katisha:

. Ie n toko heeft - U kent dien ouwen Foetagallla, d' ,

aan den hoek van 't plein?

De Moeder:

- Met 'n langen grijzen sik?

Katisha:

- Juist, dezelfde. Ga dadell'J'k naar hem toe ....

De Moeder:

- Nu? Zoo laat?

31 Katisha:

_ Die grijsaard zal nog wel op zijn, hij slaapt haast, nooit. Hij kent mij, zeg hem, dat ik hem dit couvert toezend, met verzoek, het nog dezen nacht op te sturen naar den consul van Japan te Eatavia.

Heb je 't begl'epen, Moedcr?

De Moeder:

_ Niet erg goed .... maal' ik zal 't doen. Dus naaI' dien ouwen landgenoot. Foetagama, hem opkloppen, dit pak brieven geven, he temd voor onzen consul te Batavia.

Katisha:

_ Precies. Maal' u moet 't vlug doen, als de wind.

En hij mag er ook geen gras over laten groeien. Zeg hem dat 't 'n staatsbelang is, en dat ik hem morgen persoonlijk uitleg van alles zal geven. Ga, Moeder!

Sla 'n wollen doek over uw hoofd, en neem 'n regen- :;,cherm mee.

(19)

",

32

De Moe der:

- Ja, ja, ja, ik ga al.

(!tloeder af).

(Een stilte).

VIJfDE TOONEEL.

KATISHA - DE VREEMDELING.

De Vreemdeling:

{Wankelt ?·uw ontw(tkend uit zijn kcuncl', in waan- zinnigen (mgst): - Ka. ... Katisha.... geef op ....

m'n geheime brieven .... jij hebt ze, jij alleen kan ze gestolen hebben.... waal' zijn ze.... geef ze me terug, als je niet wilt, dat ik ....

33

Katisha:

(Kalm): - Dat ik .... ?

De V ree md e I i n g:

_ Mijn eer als officier staat op 't spel. Geef op, die brieven, meid, of ik sta voor mezelf niet in.

Katisha:

- Ik heb ze niet.

De Vreemdeling:

_ Lieg niet, sloerie. Ik overzie nu goed den toe- stand. Denk niet, dat ik meer dronken ben. Ik ben meel' wakker dan ooit, versta je.

Katislia:

- Te laat, helaas!

(20)

34

De Vreemdeling:

(Hacw bij den 1)01s vattend),' -De brieven, zeg ik jc, of ik gooi 't huis onrlcl'stboven.

Katisha:

'--U zou ze toch niet vinden.

I

De Vreemdeling:

_ Dan wect je ook waal' ze zijn.

Katisha:

-Ja.

De Vreemdeling:

- Maal' dat is verraad!

Katisha:

- Zèlfvel'l'aad van.... lt.

35

De V l' e c md e I i n g:

Wijf, maak me niet krankzinnig.... Begrijp je niet, ... neen, stom dier, dat kun je niet begrijpen, wat 't verlies van die brieven voor mij beteekent. Je dacht zeker, dat 't bankbiljetten waren, hè?

Katisha:

(Smadelijk lachend),' - Och, als 't geld was, harl ik 't u stilletjes laten behouden.

De Vreemdeling:

_ Je kent dus de waarde van mijn documenten?

Katisha:

_ U zèlf hebt mij de waarde ervan verteld.

De Vreemdeling:

- Monster! Slang!

(21)

36

Katisha:

_ Dat klinkt al anders dan "meisje van plezier"!

De Vreemdeling:

(Neemt lJlotseling 'n 8meeT.enden toon aan): - Ka- tisha, ik bid je, geef mij m'n brieven terug .... Mijn bestaan, mijn leven is ermee 'gemoeid .... Ach toe, je wilt toch niet, dat mijn chefs mij 'n onwaadige noemen.

Men zal mij straffen, onteeren, fusilleeren mis- schien. . .. Ik smeek je, zie hoe ik mij voor je verne- der. . .. (hij valt op de Tmieën).

Kati:sha:

_ Dat alles hebt u verdiend. Wie met zoo'n opdracht voor zijll land is belast, die ....

De Vreemdelinir:

(Weer driftig w01·dend):-Mensch, wat weet jij daarvan. Drijf me niet tot 't uiterste.

37

Nog éénmaal, vervloekte dèl, krijg ik m'n stukken terug of niet? (Hij vat JWfl?" bij de T,eel. Een ',o1"te w01·st,eling).

Katisha:

_ Ik weet wat ik doe. Ik ben vast besloten, mijn land 'n dienst te bewijzen. U hebt me de gelegenheid daartoe geboden, en ik heb ze aangegrepen. Dood me gerust, ik ben niet bang. Ik sta tegenover u nu als soldaat, als uw vijand - dood me, als u meent, dat u el" iets mee wint.

De Vreemdeling:

_ Zeg me tenminste waar de brieven zijn.

Katisha:

_ Ze zijn niet meer in huis.

De Vreemdeling:

- Je hebt dus handlangers, helpers ....

(22)

38

Katisha:

-Ja.

De Vreemdelin~:

_ Maal' waarheen, in godsnaam, zijn die brieven gebracht?

Katisha:

- Ze zijn al op weg naar den consul. ...

De Vreemdel!ng:

- Naar den consul. ... ! Katisha:

- Van Japan.

De Vreemdelin~:

_ (In V€1·twijfeUng): - Christus Jezus, dan ben ik verloren!

39

(Vliegt op in 'n paroxisme vem drift): - Maar dat zal ik je betaald zetten, ellendig creatuur! (Heeft i1ltusschen snel 'n zeemansmes uit zijn broekzak ge- hanld en OlJengeslagen en wil Katisha te lijf): - 't Loon van 'n verraadster ....

Katisha:

(Doodsbleek, 11wa1' keLIm): - Bah, 'n man van eer, 'n officier onwaardig. .

I

Een weerlooze vrouw te dooden, is gemakkelijker dan een belangrijke opdracht behoorlijk te vervullen. Stoot

toe, luitenant!

De Vreemdeling:

(Treedt tt'eifelend temg.): - Ik ben m'n verstand kwijt .... 't duizelt me voor de (logen ... , ik weet niet meel' wat ik doe.... God, m'n God, wie had kunnen denken ....

Katisha:

- Niemand dan uzelf had moeten denken.

(23)

40

De Vreem del i n g:

Ik wist niet, ik dacht niet dat in dit huis, in deze, " • kàst spionnen waren""

Katisha:

Die zijn Cl' ook niet geweest, De Vreemdeling:

En wat ben jij dan, duivelsch wijf""

Katisha:

Die vel'wensching vcrdraag ik uit dankbaarheid dat u mij gelegenheid gaf""

De Vreemdeling:

Me te bestelen!

Katisha:

El' is in oorlogstijd 'n geheiligde roof, zooals er ook 'n sublieme leugen bestaat,

41

De Vreemdeling:

(Radeloos) Ik kan niet meel' tel'ug", , Katisha:

_ U kunt ook niet hiel' blijven, Wij zijn immers vijanden,

DE! V l' e e md e I i n g:

_ \ God, el' is geen andere weg dan""

Katisha:

_ Dan die van de eer, (Zij ?'eikt hem :::ijn eigen 1'rvoh'e1' ove1), Wees 'n man,

(Zij wijst hem de dem', die ,~a(lr buiten leidt),

De Vreemdeling:

(Neemt het 1capen langznnm van haal' over en .sch1'ijdt onde1' hacw frtscinee1'cnden blik achte?'wcU!?'/s

'lUW?' buiten in flen donkel'en nacht),

(24)

42

(Stilte).

Na eenige oogenbli/cken hoort men een gedempt schot.

Dan gaat Katisha schoorvoetend naar het altaartjlJ.

en knielt er neer.

DOEK.

(25)

li IH, VON fA.BE R'

(26)

';', ,

" "

IJ

Van denzelfden schrijver:

TOONEEL

De Rupst een

acte.

Mevrouw van Hassent tooneelspel in drie acten.

Zilveren Feestt dramatische schets in

één

acte.

Partot een

tropen~drama

in drie acten.

Karina

Adinda.

Oost~Indisch

Zedenspel

in

drie acten. Tweede

druk.

De Laatste

Eert drama in vier acten.

Katishat

dramolet in één acte. r

Pangéran

Negoro Joedhot

een Vorstenlandsch

Zedenspel in vier acten.

TER

PERSE:

de tweede druk van

DE PAUPERS

I

Roman uit de

Indo-Europeesche samenleving. 1

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

man in dien deerniswaardigen toestand terugzag, ondervroeg zij hem, en vertelde manlief haar met horten en stooten de geheele lugubere geschiedenis van Assem-Reges,

dat onvermijdelijk donker zou zijn wanneer niet bijtijds voor de toekomst werd zorg gedragen, maar tevens mannen, die klaar staan, om anderen met raad en ook

I-Iajati heeft tot n()g toe geen schu ld, zodat ik voorshands nog geen ' echtscheiding kan vragen. den laatsten tijd nog al erg tegenvalt. Door deze bemoedigende

kebau (kebaullvogeltje). Dat huist op zijn rug, maakt uitstapjes naar zijn kop en schoften, fladdert tegen zijn plompe pooten op, en overal pikt het de

Dit werd tusschen luid neus-gesnuit uitgebracht. ujn levensgeschiedenis opgebiecht..... ik wil Bernard spreken. Ze hoorde altijd graaD' over de chronique scandaleuse.... Ze

(Zij giet de n aangewezen beker uil). Heil u Xanthippe, fiere dochter van onzen stam! Niet teruggeschrikt zijt ge voor de wraak der eeuwige Moire I Diep in

Hanna stapte dadelijk in. De helper wist blijkbaar al wat hij te doen had, want hij maakte het paard los en terwijl de auto zich al in beweging zette zag Hanna, dat hij zich

Zooals hij daar nu zat te smullen van de nasi·goreng, gulzig etend met zijn handen, la- waaierig smekkend met tong en lippen, had hij iets dierlijks over zijn