• No results found

SIGNATUUR MICROVORM:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "SIGNATUUR MICROVORM:"

Copied!
134
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Deze film is beschikbaar gesteld door het KITL V, uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITL V. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht.

Toestemlning voor reproductie dient men schriftelij k aan te vragen.

Thisfilm is supplied by the KlTLV only on condition that neither it nor part of it is further reproduced without first obtaining the permission of the KITL V which reserves the right to make a charge for such reproduction. IJ the material filmed is itself in copyright, the permission of the owners of that copyright will also be required for such reproduction.

Application for permission to reproduce should be Inade in writing, giving details of the proposed reproduction.

SIGNATUUR

MICROVORM:

SHELF NUMBER MICROFORM:

MMETA 0206

(2)

11111'

11111'~'~lrjnlmi,lllll~l~r'III'III'111111

00560555

o

l.,'2.. I

(3)
(4)
(5)

'H3.mWW 3.NfIW NVV

IN VREEMDE SFEREN,

(6)

VICTOR IDO

IN VREEMDE SFEREN.

CHOONHOVEN

. & W. N. VAN NOOTEN.

[l905]

(7)

6 /12.,/ _

(8)

1.

Tegen de regels der vertooning in gelastte de gast heer dat de dalang een pauze zou geven.

Een trek van teleurstelling gleed over de gezichten der inlandsche bevolking, die buiten het hek der achter- galerij van het groote landhuis zich in dichte drommen had geschaard om te zien naar de wajangvoorstelling ter eere van de gasten op Indrawati.

Toen het bevel middels den lijf jongen van Van Walen den dalang bereikte, zweeg de gamelan onmid- dellijk en de houten wajangpoppen werden voorzichtig in den pisangstam gestoken, waar ze nu weder naast elkander stonden in wezenlooze stijfheid star vóór zich uit kijkend.

- Ziezoo, nou kom ik weer 'ns op adem, zei Van Walen, die verwenschte muziek zou me nog dol maken.

Je kunt geen woord van je eigen verstaan onder dat lawaai.

Hij stond bij de deur, plomp en breed als een boer, zabbel end aan een dikke manilla. Zijn grof groot hoofd met de eerlijke diepblauwe oogen en de korte als aange- plakte bakkebaarden geleek op een matrozenkop-tabaks-

I

(9)

2

pot. Het witlinnen pak met de delische dollarknoopen hing hem ongegeneerd-slordig om het robuuste lichaam en droeg op enkele gedeelten sporen van overvloedige transpiratie. Zijn geheele persoonlijkheid verried een sterken wil, verborgen achter een niets ontziende onverschilligheid, en wekte de gedachte aan stoeren eenvoud.

Dicht aan zijn oor hoorde hij een lieve zachte stem:

- Maar papa, u zelf hebt de menschen geïnviteerd voor een wajangpartij ; misschien vinden zfi't niet ver- velend, en bovendien, de lakon màg nooit zoo maar onderbroken worden, dat weet u toch wel! De kenners zouden 't u kwalijk kunnen nemen en wat moet het volk

r van denken!

- Ja, maar als je toch geen woord met je vrinden spreken kunt door die verduvelde ....

- Dat wist u vooraf, papa. En dan, het huis is waarlijk groot genoeg, waarom gaat u niet naar de voorgalerij m t dien jongen dokter. Daar is 't rustiger . . - Je hebt gelijk, kindlief. Zeg maar dat ze 't spul- letJe w er voortzetten, dan ga ik naar voren bij de hombr urs. Jij zorgt wel dat de lui hier geen dorst en honger lijden, hé?

De gestalte van Van 'Walen, forsch en vierkant.

wendde zich nu tot een jongen man, blijkbaar niet lang nog in Indi·;. e hollandsche kou bloosde nog na door zijn ronde wanO'en en de stof van zijn gekleede jas was voor de Tropen nog veel te dik.

- Kom dokt rtje, sprak Van 'Walen vroolijk, ga me, dan zullen we dat onderwerp van zoo even eens op den k per be chouwen, hè. Ik geef me voor den drommel no ni t gewonnen, hoor je.

3

Herman de Rant was liever blijven .zitten in d~n kring van jonge en oude dames, doch Ult beleefdheid volgde hij den gastheer, antwoordend:

_ Met genoegen, menheer Van Walen. De dames permitteeren, niet waar .... ? .. .

Onder het opwandelen naar de voorgalenJ zei Van

Walen: . .

_ Om je de waarheid te zegge?, h~b Ik g;~en zier respect voor jullie wetenschap, watbhef? t Is altlJd maar probeeren en zoeken .~n meestal in .. den ,:erkeerden koers.

Ik heb 't zoo dikwlJls van nablJ gezien en de ouwe Bolsius die daar zit, is 't volkomen met me. eens.

_ Hoe zegt u? vroeg De Rant verbaasd, IS men heer Bolsius mijn collega, het volkomen met u eens?

_ Zeker, zeker, maar vergeet niet, beste vrind, dat Bolsius al bijna veertig jaar in den oost is. Een genees- heer van ervaring, hoor je.

_ Ik twijfel er niet aan, menheer Va~. Walen. . _ Jullie, jonge dokters, komt pas kiJken. Wat Je kent, weet je uit de boeken. . . . .

_ Me dunkt, daarmee moeten we toch beg1Onen, menheer Van Walen?

_ Toegegeven. Maar je hoeft er niet bij te zweren.

Als jullie nou toch 'ns erkennen wilt, dat er n~g veel meer is, wat je nog niet weet, en dat 'tgeen Je weet eigenlijk maar lak i s ! . . ~ ..

Herman de Rant hield Zich kalm. ZIJn mensche?- kennis was ondanks zijn jeugd groot genoeg, o~ ~n

dezen rijken industrieel een geest t~ ontdekken, die 10

sommige opzichten met de b~ch~vmg op voet van oor- log leefde. Hij dacht ook ~an zIJn eigen t?ekomstplannen, bleef politiek en sprak Z1Jn gastheer met veel tegen.

(10)

4

Niet langer meer geprikkeld door tegenspraak waande Dirk van Walen zich overwinnaar, liet De Rant in den steek en vond aan het speeltafeltje van zijn broer den notaris Tinus van Walen, die met Bolsius zat, gelegen- heid in te vallen.

- Ik heb dien groenen collega van je eens goed vastgezet, Bolsius, begon de landheer met een mine van zelfvoldoening. Och, zoo'n student, wat weet die nou eigenlijk van de ware geneeswijze af! De minste koelie van de onderneming weet zichzelf te helpen als ie koudvuur krijgt of tiefus of koliek. Nie-waar? wat weet zoo'n piepjonge europeesche dokter af van de kracht die 'r zit in de daon lagoendi, in de wortels van de bongol gedang en van de gandapoera en van de gandaroesa en van de kellor en van de semboeng en van 'n massa kruiden meer!

De notaris, tanig-bleek en gladgeschoren, lachte fijn- tjes, terwijl zijn sigaar van den eenen mondhoek naar den anderen verhuisde.

Bolsius, de geneesheer in ruste, met een goedige tinteling in zijn blauwe oogen, bleef strak turen op zijn kaarten; hij had die uitvallen van zijn vriend Van Walen al sedert jaren zoo dikwijls gehoord.

En zoo werd het in de voorgalerij weder even stil als te voren, een stilte zacht doortrokken van het verre gedempte gam elan geluid , een enkele maal slechts ver- scheurd door een bar ch geroep van Van Walen om zijn lijfjongen.

.. De ware gezelligheid heerschte in de achtergalerij bIJ de dames en de jeugd. Daar zaten in een wijden halven cirkel vóór het wajangtooneel de notarisvrouw, zwaar en dik, met flegmatische berusting als een hit1-

5

doesch afgodsbeeld. Castalie, haar spichtige dochter, in een reformjapon. Eugène van Walen de zoon, hoofd- commies bij het departement van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid met verlof in den Oosthoek wegens ziekte.

\ oorts

J

ules Darmondt, een vriend en gewezen studie- genoot van Herman de Rant, nu employé bij de Fac- torij te Soerabaja. Aan het einde van den kring zat mevrouw Darmondt, een deftige hoogmoedige figuur, die weinig sprak en veel tersluiks rondzag.

Hier was De Rant in zijn element.

Door zijn sympathiek uiterlijk, zijn galanterie en wel- sprekendheid wist hij voortdurend de aandacht op zich te vestigen. Prettig causeur als hij was, beschikte hij over een overvloed van anecdotes, leukigheden en nieuwtjes, die niet alle even geestig en vooral niet alle waar waren, maar die het gezelschap toch aangenaam bezighielden.

Alleen Louise Darmondt glimlachte voornaam een enkele maal, als nam zij geen deel aan de gezelligheid.

Zij kon het haar man, die in de voorgalerij ook een kaartje legde, niet vergeven, dat hij haar had meege- nomen heelemaal uit Soerabaja naar dit koffieland van iemand, die zich gelijk een sjouwer gedroeg, naar zij meende. Zij had toch al zoo'n moeite zich te verzoe- nen met het denkbeeld dat haar zoon Jules mislukt uit Europa terugkwam, na een kapitaal aan studiegeld ver- morst te hebben en nu op den koop toe een vriend medebracht van 7.00 min kom-af als De Rant. 'Vant, dacht ze, al was hij dokter, zijn vader was toch maar een gewoon dorpsschoolmeester. Zeb egreep alleen niet, hoe deze onderwijzerszoon aan al die elegante en cor- , recte manieren kwam. Dat heb je nu van dat weten- schappelijk proletariaat, mopperde ze in zichzelf in een

(11)

6

bui van jaloezie, denkend aan de mislukte carrière van Jules. Tegenwoordig worden al die polderjongens en boerenpummels advokaat en dokter of het zoo niets is, wanneer ze maar geld genoeg hebben om te studeeren ....

Die Jules ook! Waarom had hij toch zoo'n intens luie natuur? Hij wist immers dat het een ideaal van zijn moeder was, hem eenmaal in Indië te begroeten als meester in de rechten. Dàt zou uit haar zieleleven de smet hebben weggenomen, die er op was geworpen door haar gedwongen huwelijk met een man als Darmondt.

Zij, een freule van Prangers Tillenburg .... Eén geluk was er ten minste bij al die misère: Bertha, haar eenige dochter, is de vrouw creworden van een engelschman met een goede betrekking. Ze kon het zich niet ont- veinzen, dat na den transvaalschen oorlog de anglo- manie in Indië sterk geluwd was, maar ze had althan destijds de voldoening genoten, haar kind op chitte- rende wijze te hebben uitgehuwelijkt aan een inter s- santen vreemdeling. Hoe benijdde heel oerabaja haar!

En vereerde men haar schoonzoon Thornton niet al ware hij gouverneur van de Straits-Settlements?

Louise Darmondt verveelde zich, ze vond het gezel- schap niet gedistingeerd genoeg, met uitzondering wel- licht van de dochter des huizes en van Eugène van Walen. Ze moest niets hebben van al wat indisch was

,

maar deze beide jonge menschen interesseerden haar een beetje: Nani, omdat ze zoo onnavolgbaar gracieus wa, en haar fijn belijnd figuurtje deed denken aan een

00 tersche prinses; Eugène, omdat hij anders was dan de m~este jo~gelui. Jammer, dacht ze, dat hij soms van die malle Ideeën er op nahield. Hij dweepte bijvoor beeld met zoo'n wajang ....

7 Ze gaapte van verveling.

De gamelanmuziek dreigde al zoo lang haar in slaap te wiegen.

_ Let eens op, mevrouw, waarschuwde Eugène, zoo meteen komt de vorst van Madoera. De dalang heeft de pop al uit de kist gehaald, ik ken het type.

Louise schrikte uit haar slaperigheid op.

_ Och, ik begrijp absoluut niets van dat moois, zei ze, 't is misschien een genot voor de liefhebbers.

_ Kijk nu dat leven eens, dat zoo'n dalang in die houten pop weet te brengen. Merkt u niets van de bezieling in die pop? Ik verzeker u dat het een hee1e kunst is ....

- Best mogelijk.

_ Ik heb die lotgevallen van Pandäwä's en Koräwä's altijd belangwekkend gevonden, zooals trouwens al wat gescheidenis, al wat verleden is, voor mij altijd groote bekoring heeft. Niet waar, mevrouw, het heden is hard, de toekomst is onzeker, alleen het verleden is mooI.

_ Nu begrijp ik beter uw voorliefde voor antiqui- teiten en rariteiten. Jules vertelde me dikwijls van uw miniatuur-museum te Batavia, dat hij zag op zijn door- reis naar Soerabaja.

_ Ja, ik verzamel uitsluitend curiositeiten die op Indië betrekking hebben. Dat collectioneeren is een passie van me geworden. Maar zooals ik zei: ik heb het verleden lief en ik heb Indië lief. lndië's verleden is ook mijn verleden ....

_ Dat is nu weer iets dat ik niet goed vattenkan.

Hoe kan lndië's verleden ook uw verleden zijn? U is toch een geboren hollander?

(12)

8

- Pardon, mevrouw, ondanks mijn blond haar en blanke huid ben ik een indische jono-en, ik werd te Loemadjang geboren, waar papa toen ;andidaat-notaris was. Trouwens aan mama kunt u wel zien, dat er i~disch bloed door mijne aderen stroomen moet, is 't met?

Herman de Rant, die onwillekeurig dit gesprek aan- hoorde, mengde zich er in:

- Waarlijk, het is merkwaardig zooals men zich in de nationaliteit en in de intellectualiteit van de men- schen in Indië vergissen kan. Daar heb je nu, om te beginnen, onze lieve dochter des huizes. Is ze uiterlijk zelf niet een prin esje uit de wajang-dynastie?

Gelijkt ze niet op de mooie vorsten dochter Soebrädä, minnares van Ardjoenä, zooeven door den dalang voorgebracht? Alles aan haar is oostersch, haar pro- fiel zoowel aL de vorm van haar kleine handjes, en toch, wanneer ZlJ spreekt, is 't alsof je 'n parisienne hoort.

- En is zoo'n meisje nu gedoemd, haar verdere levensdagen hier in 't gebergte door te brengen tus- schen koffieplantsoenen en ravijnen? vroeg Louise.

- Ik geloof dat zij zelf 't niet onaardig vindt, ze aanbidt deze prachtige natuur, zei Eugène opstaand van zijn vouwstoel. Kom, ik ga eens vóór bij de oud- jes kijken.

- En wanneer u 't mij permitteert, mevrouw, sprak de jonge dokter, dan zou ik even van de buitenlucht willen profiteeren. 't Is heerlijk frisch en de maan schijnt.

Louise zag met één blik waar Herman heen wilde.

Buiten op het terras stond N ani van Walen te genieten van het landschap in maneschijn.

9

De onderneming lndrawati lag op de noordelijke helling van den Kawi, met het uitzicht over een wijd dal op den kolossalen Ardjoenä rechts en op den min- der hoogen, zacht omlijnden Andjasmoro links. Tusschen beide gevaarten in stak de Welirang zijn slanken kegel ten halve uit. Achter den Kawi in woeste vormen oprijzend, met iets brutaal overheerschends in zijn plompe kracht de Boetak, en aan de westelijke grens der koffietuinen een steeds hooger opklimmende heuvelrij, uitloopend op een grillig gekartelden bergtop, waaruit nu en dan een roetig donkere rookpluim naar boven kronkelt: de Keloet. In de verte, aan de grensscheiding van het hoogland en de lagere vlakten, kon \ an de onderneming de rivier de Brantas gezien worden, die als een zilverzijden lint zich slingert tusschen weelde- rig groeiende bosschages en nette stille dessa's.

Dwars door de malschgroene vallei de hoofdweg, die van Kaoeman over Sisir naar Malang loopt, nauwelijks zichtbaar door het zwaar geboomte.

Over dit geheele landschap lichtte de maan tot in de uiterste einders; een heldere gouden glans met wazig-blauwen weerschijn lag over de bergen en over de heuvelklingen. De bamboezen hu~es stonden daar beneden rustig-sluimerend in het groen, waartusschen uit de klapperboomen staken als reusachtige veder- bo sen, de kruinen hoog in de lucht, droomend in het sereene licht dat gouden strepen trok over de bladerfranje.

Geen geluid verstoorde de volmaakte stilte van het slapende landschap ....

Het jonge meisje leunde peinzend over de lJzeren balustrade en schouwde in het diepe ravijn.

(13)

10

- Hinder ik U? vroeg Herman nader komend.

- ' Ik genoot van het verrukkelijke panorama. Hebt u ooit zoo'n paradisiale natuur gezien?

- Ja, het is mooi. Maar Zwitserland is mooier, zei hij.

- Zou 't werkelijk waar zijn? twijfelde ze. Hoe 't zij, deze plek is mij de liefste op aarde.

- Omdat u hier geboren bent?

- Misschien.

En als u hier ooit eens vandaan moest?

Zou ik stellig mijzelf niet meer zijn.

Hoe weet u dat zoo precies?

Ik ben wel eens meegeweest naar Soerabaja als Pa of Rudi of madame Guitry, de gouvernante, er zijn moest. Wij logeerden dan bij oom Tinus, den notaris.

En och, ik weet niet waarom, maar de menschen schij- nen zoo anders, zoo vreemd daar beneden. Ze beoor- deelen je zoo maar dadelijk op het eerste gezicht, zonder je te kennen, gaan dikwijls op den schijn af,

preken bijna altijd over geldzaken en pre~es ...

- Ei, ei, die stadsmenschen komen er bij u niet enadig af! schertste Herman.

- Ik mag u toch eerlijk zeggen wat ik meen? Het ergste is, dat ik alles zèlf ervaren heb.

Onwillekeurig gleed Herman's blik over Nani's japon, die van een binnenlandsche snit en niet precies naar de allernieuwste mode was. Ook de zwaar-gouden slang- vormige armbanden van inlandsch maaksel, die zij om haar polsen droeg, vond hij "nonna-achtig."

. - Dus heeft dat stadsleven voor u geen aantrek- kelijkheid ?

- Alleen in zooverre, dat ik er mij intellectueel mis- schien beter zou kunnen ontwikkelen dan hier. Overi-

I J

gens lijkt mij het leven er grof en rauw, in elk geval minder mooi dan dit bestaan in reine lucht op hooge bergen. Hier voel ik mij veilig tusschen die reuzen- wachters van basalt en arduin, ik heb ze allen lief, vooral dien eenen, hij is voor mij het symbool van kracht, van majesteit en van schoonheid.

vVelken zegt u?

- Die daar, de Ardjoenä.

Zij wees met haar kleinen vmger naar de enorme hoogte.

- Is hij niet als een god, die de wereld regeert?

vroeg ze kinderlijk. Zult u mij niet uitlachen als ik u vertel, dat ik, zelfs toen ik nog een gouvernante had van wie ik zeer veel hield, deze bergen altijd als mijn vrienden, ja, als mijn biechtvaders heb beschouwd?

Wanneer ik iets op 't hart had, dan beklom ik ze zoo hoog mogelijk, en op een eenzaam plekje in het bosch van ruischende tjemara's, aan den rand van zoo'n kla- terend stroompje of bij een schitterenden waterval ver- telde ik aan den berg wat mij drukte.

- Ging u er heel alleen heen? vroeg Herman glim- lachend.

Neen, ik liet me vergezellen door Rudi.

- vVie is Rudi?

- De zoon van een van pa's vorige opzichters. Rudi is nu een wees, maar nog in dienst op de onderne- ming. Hij groeide samen met mij op, wij zijn ongeveer van denzelfden leeftijd.

Hij kon er zich geen rekenschap van geven, doch deze mededeeling temde Herman niet aangenaam. Hij informeerde chijnbaar onverschillig:

- Ik ben hier nu toch al vier dagen o-elogeerd,

(14)

12

maar ik heb dien Rudi nog geen enkelen keer ontmoet.

- 0, Rudi is altijd in de tuinen te vinden en in zijn vrijen tijd gaat hij op de jacht. Een hartstochtelijk jager. Bovendien nog al menschenschuw.

- Is het soms een vorm van verlegenheid? Die Rudi is zeker 'n indo? vroeg Herman.

- Ja. Maar u mag dat niet op zoo'n smalenden toon vragen, hoor, antwoordde Nani schalks. Bedenk dat ik ook een indisch meisje ben!

- Zoo bedoel ik het immers niet.

- Dan is het goed. U houdt anders niet van Indië, wel? Ik heb 't al lang gemerkt.

- Nu, om u de waarheid te zeggen: ik vind het een griezeLig land: de geheimzinnigheid waarmee men hier in vele zaken te werk gaat, wantrouw ik en ....

het beangst mij dikwijls. Ik haat alle mystiek ...

N ani lachte ongedwongen en haar lach echode parelend ov r het gapende ravijn, waar de gerafelde kruinen der klapperboomen glinsterden in den gouden maneschijn.

Aan den voet van het terras vertoonde zich een donkere gedaante van een man, die het lachen moest hebben gehoord en nu opkeek. Zijn blik ontmoette dien van den jongen dokter - toen verdween ze weer, de gedaante.

Zag u dat? vroeg De Rant aan Nani.

- Wat?

- Dien man met 'n zwarten baard en ik geloof met ringen in de ooren. Hij had 'n soort tulband op.

- Dat is Kilaf, de hindoe.

- Daar heb je nu weer zoo iets, antwoordde De Rant. vVaarom moe t hij nu op zoo'n mystieke manier hier beneden ons dwalen? Hij leek wel 'n struikroover.

Kent u dien kerel?

13

- Zou ik Kilaf niet kennen? Hij is 'n vriend van Rudi, die hem uit Soerabaja heeft meegebracht, 'n paar weken geleden.

- Hebt u dien hindoe dan al eens gesproken?

- 0, neen,.... ik zou bang voor hem zijn .... En opnieuw echode haar lach parelend over het ravijn.

- Toe, vertel me eens wat van hem, vroeg hij ver~

langend.

- Later, ik moet weer naar binnen. Papa en de menschen daar zouden ....

- Ik begrijp u.

Beiden gingen naar de binnengalerij terug.

Louise Darmondt had weer tersluiks naar hen geke~

ken: ze vond dien jongen dokter brutaal en haar Jules een stommeling. Castalie van Walen, die zich intusschen bij haar gevoegd had, vroeg op zeurigen toon:

- Hè, mevrouw, wat is 't hier op Indrawati toch vervelend! Wanneer, denkt u, zouden we met goed fatsoen weer terug kunnen gaan naar Soerabaja?

- Wel, kind, we zijn hier pas vier dagen; korter dan een week blijven kunnen we zeker niet, om al de kosten die de landheer voor ons gemaakt heeft. Eerst die tochtjes naar de watervallen, dan een jachtpartij voor de heeren, dan al die kostbare diners, nu weer een wajangvoorstelling, weet je wel dat uat spulletje heele~

maal van Malang hierheen versjouwd moest worden? De gamelan en de heele wajangkraam zijn geleend van den regent ... neen, zonder onbeleefd te zijn, kunnen we niet eer dan overmorgen vertrekken. Ik voor mij, zou ook blij zijn als we den boel achter den rug had~

den. Je raakt uit je doen en het verblijf op zoo'n on~

derneming, waar je niets om handen hebt, vermo it

(15)

14

ontzettend. Jij verlangt stellig weer naar den stadstuin en naar de Concordia, dat kan ik best begrijpen.

- . Hé, ja, heerlijk die bals en die wandelingen!

v.:

at l~ het leven hier saai daarbij vergeleken. Je hebt hIer ?tets voor jonge meisjes. Ik vat niet, hoe N ani het utthoudt op zoo'n plek, en waarom ze liever niet vraagt om naar Europa te gaan. 0, ik zou toch zoo graag daarheen willen.

- Nu, waarom gaan jullie dan niet eens? wilde Louise weten.

- .~c?, zei Castalie wrevelig, papa beweert altijd dat hl] met doen kan wat oom Dirk wèl kan.

. - Kom, kom, je pa zit er anders toch ook warmpjes m, hoor!

Castalie zweeg, wilde mevrouw Darmondt liever in die meening laten.

Rusteloos klonk de stem van den dalang tusschen

~e gesprekken der gasten door, in gespannen verwach-

tt~g gevolgd door de inlandsche bevolking, die, schoon mtddernacht lang voorbij was, niet aan heengaan scheen

t~ denk~n. Even rusteloos vulde de gamelan den heer·

hJken :till.en maannacht met mollige en droomige gelui- ien, dIe In den omtrek verklonken, zich verliezend in de kloven en spelonken van het omringende gebergte.

Eerst toen de boschhanen in het rassamalawoud aan de o.verzijde van het ravijn de opkom t der zon aan- kondtgden, gaf de gastheer het sein tot uitscheiden.

De lakon was juist geëindigd.

Buiten flikkerde het helle zonlicht en de gasten zochten hun appartementen op, terwijl Dirk van Walen, na een bad genomen te hebben, naar de tuinen ging op inspectie.

II.

Het paviljoen, waarin de jongelui logeerden, lag op het westen, zoo hoog dat de toppen der bovenste dadapboomen, die hun lommerrijke takken moederlijk beschermend over de koffieplanten uitspreidden, een lijn trokken met den cementen vloer. Over het hellend vlak der tuinen hadden de bewoners van het paviljoen het uitzicht op een reeks heuvelen, die als uitloopers der beide bergen, de Keloet met de Kawi verbinden. Een heerlijke wind, frisch en koel, streek over het landschap en droeg van uit de diepte der plantsoenen een geur van koffiebloesem mee. Breede lansen van verblindend zonlicht schoten van achter den rug van den Kawi naar alle zijden heen en zett'en den omtrek in schitterlaaien.

De Andjasmoro en de Ardjoenä omsluierd nog door ontzaggelijke witte wolkenvachten, die enorme plakkaten slagschaduw neerwierpen op de ruig begroeide ribben en flanken, vertoonden zich nu ook in hun ochtendtooi van ultramarijn.

Doch dit duurde niet lang.

Volhardend boorde de zon met toenemende kracht door de dichte wolkenbanken, eindelijk scheurden zij

(16)

open, werden uiteengedreven, verschuimden in de ijle lucht en de bergkolossen traden uit hun watte-windselen te voorschijn, stralend in glinsterpracht van diamanten op een wade van blauwgroen pel uche.

In het voorgalerijtje van het paviljoen had Jules Darmondt al een poos in zijn luierstoel zitten genieten van de natuur om zich heen. Hij had na dien wajang- nacht geprobeerd te slapen, maar hoezeer hij ook van zijn gemak hield, hij kon niet tegen zijn gewoonte in bij zonsopgang naar bed gaan. En zoo lag hij maar te pikeren in zijn stoel, de been en op de uitgeslagen latten gestrekt. Hij had het gevoel van geradbraakt te zijn en onder zijn gepommadeerde bruine haren scheen zijn bloedsomloop verstopt. Het suisde en soezelde in zijn hersenen als had een vuistslag hem den schedel getroffen.

Het briesje deed hem goed, langzaam voelde hij den verkwikkenden invloed van de morgenlucht in de bergen, en juist wilde hij zich kleeden om zich bij de andere logé's in het hoofdgebouw te begeven, toen hij een traag geslof achter zich hoorde. Hij keek om en zag Herman de Rant die zoo uit bed kwam.

Zijn kabaai toeknoopend naderde de jonge dokter en werd door Jules begroet met de woorden:

- Zoo, slaapkop, kom je er eindelijk eens uit. 't Is zonde van het klimaat en van de natuur. Kijk toch ens, wat een heerlijkheid, zoo ziet het er, wed ik, in den hemel niet uit!

- Nu, ik gun je dat moois, ik heb 'n koppijn van belang. Is me dat ook opblijven een heelen nacht, en nog wel voor zoo'n wajangsnorrepijperij. Goeie God, wat 'n taaie boel was dat!

17

Herman ging languit liggen ook op een luierstoel aan den anderen kant van de marmeren tafel.

- Ondankbare! zei Jules. Inplaats dat je nu erken- telijk bent, dat ik je den weg gewezen heb die leidt naar je fortuin, naar je geluk ...

- Hoor 's, geen voorbarigheden alsjeblieft.

- Kom, kom, alsof ik 't al niet lang gesnapt heb, dat het goudvischje door jou sinds je studententijd on- vermoeid gezocht, bezig is in de aas te bijten.

- Ik dacht dat je meer respect bezat voor het meisje.

waarop je eenmaal ook je zinnen gezet hadt.

- Nooit in ernst. Zij is me te. . .

- Te degelijk misschien? spotte Herman.

- Dat kan wel zijn, maar ik was verstandig genoeg om terug te krabbelen, toen ik merkte dat ze niets van me heb- ben moest. Toch ben ik niet jaloersch op je, dat weetje wel!

- Dàt moest er nog maar bij komen. Maar zon- der gekheid, à1s ze me neemt, blijf ik je zeker dank- baar dat ik door jouw familie, en door jouw in het bizon der, hier op Indrawati ben geïntroduceerd. Ik wil wel bekennen, dat N ani mij niet is tegengevallen, ondanks dat ze een indische is ...

- Natuurlijk, zoo'n fortuin maakt van elke vrouw een engel, smaalde Jules.

- Neen, werkelijk, zij is uitstekend opgevoed, ondanks dat ...

Nu?

Ondanks zoo'n type van 'n vader.

En een inlandsche moeder.

J a, dat heb je toen ook gezegd. Maar, waar 15 die moeder? Krijgen we haar niet te zien? Is ze soms 'n baboe of zoo?

2

(17)

18

- Wel neen, man. Ze moet vroeger 'n beeld van 'n vrouw geweest zijn, een niassche. Je weet dat Dirk van Walen in Indië kwam als matroos, nu veertig jaar geleden. Hij werd gevaarlijk ziek en verpleegd in het hospitaal te Malang, kwam als reconvalescent op de pasar in kennis met dIe vrouw, die toen kortelings haar

"heer", eigenaar van een klein koffielandje, door den dood verloor. Zij werd nu de bellebet van Dirk, die haar later trouwde en op zijn beurt eigenaar werd van het landje dat zij geërfd had. Door noeste vlijt en ijzeren werkkracht wist de gewezen matroos in den loop der jaren vijf bouws tot twaalfhonderd bouws te doen uit- breiden met een verpondingswaarde van anderhalve ton en een productievermogen van gemiddeld twaalfduizend picols per jaar . . .

- 't Is kranig. Maar ik dacht dat de koffiecultuur noodlijdend was de laatste jaren.

- Dat i ze ook, maar hèm kan dat niet meer deren.

Hij is binnen. En wat den achteruitgang van de kof- fiecultuur betreft, eenmaal zal de regeering inzien, dat zij in de malaise der planters moet tegemoet komen.

- Makkelijk gezegd. De regeering kan toch bezwaar- lijk een subsidie of iets dergelijks geven aan noodlij- dende koffie-ondernemingen. Ik geloof, dat het koor van suikerfabrikanten en indigoplanters nog harder zal schreeuwen om hulp.

- Dat is ook de bedoeling niet. Maar de regee- ring zou bijvoorbeeld voor eenige jaren, voor zoolang als noodig is om er weer een beetje boven op te komen, de drukkende belastingen kunnen intrekken. Zij zou ook, àl· ze de koffiecultuur helpen wil, een leening kun- nen uitschrijven met waarborg van een zekere rente-

19

percentage, terug te betalen ui~ de eerste .~nst.

- Als ik niet beter wist, zou Ik denken dat JIJ aan- leg hebt voor koffieboer. Zeg, hoe kom jij aan al die wijsheid? vroeg Herman lachend. . ..

- Vooreerst ben ik niet voor memendal biJ de Fac- torij, en ten tweede hoor ik mijn ouwe heer daarover da<Yelijks praten met dezen Van 'Valen en met anderen.

~ Maar met dat al weet ik nog niet, waar die moe- der van N ani zich schuil houdt, zei Herman opzittend en rondkijkend.

- Ik geloof niet dat je haar te zien krijgt; tenzIJ Je je opdringt en dat zou misschien niet goed ~orden opge-

nomen. Zie je dat hu~e daar achter de biJgebouwen?

- Bij dien put? . ..

- Precies. Nu, daar hutSt de moeder van Nam biJ voorkeur als er gasten zijn op lndrawati. Ik ging haar eens rakelings voorbij, zonder te weten dat zij de njonja tanah was. Door een toeval kwam ik het een poosje later te weten. Zij ziet er zacht en bedeesd uit, de be- scheidenheid spreekt uit haar geheele wezen.

En komt ze nooit v66r?

- Als er gasten zijn nooit.

- Laat ze dat nu uit discretie of uit .. ' wat zal ik zeggen.. . uit schaamte?

- Waarom zou ze zich moeten schamen?

Misschien omdat. .. och, zoo'n inlandsehe, hè ...

- Vergeet niet, dat ze getrouwd is.

- Nu ja, zoo kan ik ook wel met m'n keukenmeid getrouwd zijn.

Plotseling klonk de harde chreeuwende stem van Dirk van Walen vlak bij het paviljoen:

- Rudi, ga nu naar de ouwe tuinen en laat ze ge-

(18)

20

leidelijk Op stomp kappen. Van middag kom ik weer eens kijken.

De landheer liep langs het gebouwtje, door en door bezweet van het werk. Zijn gezicht was vuurrood onder den grooten platten zonhoed. Opkijkend zag hij Her- man en Jules, die van hun zitplaatsen oprezen.

- Zoo, jongelui, goed uitgerust? Blijft zitten en houdt je gemak.

Meteen wierp hij een stevige spade die hij in de hand hield, ergens tegen een boom en beklom het stoepje.

Bijna op hetzelfde oogenblik kwam een inlander de helling oprennen, hurkte op een kleinen af-tand van Van Walen neer en na eerbiedig een sembah geslagen te hebben, sprak hij amechtig in het javaanseh:

- Heer, vergeef dat ik uw hulp inroep, mijn kind werd zoon et door een giftige lang gebeten, ik ben geheel van treek, Heer, en mijn vrouw is troosteloos.

De jongelui chrikten en zagen naar den landheer, die kalm zich het z\\eet van het gezicht veegde met de mouwen van zijn boezeroen.

\Vat was dat voor 'n slang, Darmo?

- Een oelar bedoedak, Heer.

- God allemachtig I Kerel, dat 's beroerd. Allo, breng mij bij je kind. Allah geve, dat het niet te laat is, ouwe jongen.

En de zestigjarige Van \Valen snelde de helling af, voorafgegaan door den ongelukkigen inlander. Hij hoorde niet de vraag van de beide jongelui, om te mogen volgen.

Zonder het antwoord af te wachten, liepen Herman en Jules hun gastheer achterna en spoedig stonden de vier mannen o-eschaard om het lichaam van een knaapje,

21

dat half bewusteloos in de armen van een hartstochte- lijk schreiende vrouw lag.

Niet ver van haar, in het gras, de dunne aschgrauwe slang met verbrijzelden kop.

Zal ik ... ? vroeg Herman aarzelend.

'Vat zou je, dokter? klonk Van 'Valen's stem kortaf.

Hebt u soms ook ammoniak ... ?

Eer je dat goedje hier hebt, is 't kind dood, zei Van Walen weer.

- Ik zal wel hard loopen ... , stelde J ules voor.

Het gezicht van Van Walen nam een zeer ernstige, peinzende uitdrukking aan, en toen de jonge dokter weer iets mompelde van antidotum, uitbranden of wegsnijden, stiet Van Walen de jongelui op zij, spoog even achter zich, nam vastbesloten het gewonde beentje van het kind, dat reeds begon te zwellen, op, bracht het aan zijn lippen en zoog met alle kracht eenige malen de beet uit, door de slang toegebracht.

Langzaam week de bleekheid van het stervende kind, de zwelling hield op.

Nu trok Van Walen haastig de voorzijde van zijn boezeroen kapot, zoodat zijn breede behaarde borst open lag, scheurde de lap in tweeën en bond daarmee de wond a(

Toen nam hij den kleinen lijder in zijn forsche armen, droeg het met groote stappen de helling op, naar bin- nen in het hoofdgebouw.

Herman en Jule tonden verstomd te kijken.

De inlandsche moeder lachte opeens zenuwachtig, door smartetranen heen, als in waanzin.

In een stillen drang om ook iets voor haar te doen, haalde Jules een gulden uit zijn beurs en wierp dien haar in den schoot.

(19)

22

Zij sloeg er geen acht op en lachte wild-nerveus, de oogen strak gericht op het landhuis, waarheen haar kind was weggevoerd.

- 't Is om obat te koopen, verklaarde Jules.

- Alof dàt zoo'n mensch troosten kan, zei Herman, spijtig dat hij niet op de gedachte kwam, belangstelling te toonen.

Met een O'evoel van onvoldaanheid, waarvan beiden zich niet dadelijk rekenschap konden geven, klommen zij zonder spoed de hoogte op, gingen zich kleeden voor de rij ttafel. Toen zij een kwartier later zich bij de andere gasten voegden in de achtergalerij, schaterde de gulle, schelle lach van Dirk van Walen hen tegen.

Zij zagen hem daar bezig, het inlandsche knaapje, dat verlegen en ongewoon op een fluweelen stoel zat, champagne uit een kristallen kelk te laten drinken.

- Kijk ' , bulderde Van Walen uitgelaten van pret zijn gasten toe, kijk's, de vent krijgt er tranen van in z'n oogen! En wat 'n snoet trekt-ie nou! dat' van wegens 't geprikkel op z'n tong.

Het jongetje smakte met zijn lippen en toonde het leege glas, de vragende oogen op Van Walen gericht.

- Wou jij nog meer hebben, kl ine monjet? Geen kwestie van, hoor je. Nani, geef hem nog 'n koekje en dan marsch, naar je negorij terug. Hier, (Teef dit aan je moeder voor de schrik ...

Darmo's kind daalde voorzichtig de trap af, in de eene hand een taartje, in de andere een goud tientje.

Louise Darmondt vond het zeer bourgeoi van Van Walen, om zich zoo af te gev n met dat inlandsche volk. Voor en landheer, dacht ze, kwam het toch heusch niet t pas, zoo familjaar m t de kinderen van

23

zijn koelie's om te springen. 't Was je prestige te grab- belen gooien en dat om aan een gril te voldoen!

Van Walen had niet verteld, dat het knaapje het behoud van zijn leven aan hem dankte. Wel was het ook onder de gasten bekend geworden dat het kind van Darmo door een slang gebeten was, maar niemand had dat zoo'n bijzondere gebeurtenis gevonden. Dat kwam zoo dikwijls voor in de binnenlanden en naar den aard van de slang werd niet gevraagd.

Wat 'n manier weer van dien Van Walen om zijn gasten zoo te compromitteeren, door een ,:~es en sm~?g javaansch kind op een stoel te zetten bIJ fatsoenlijke

menschen en het op den koop toe te tracteeren op 'n glas champagne! Als dat geen aanstellerij was!

Louise keek boos.

Darmondt, nu ook in de achtergalerij komend, zag het haar dadelijk aan en trachtte rondkijkend de oor- zaak te vinden.

Hij was groot van postuur, met een kort geknipten, zwartgeverfden knevel die afstak bij zijn grijswit hoofd;

met dikke wallen om de oogen, groeven om mond en wangen in het vleezige gezicht, sprekend met e~~ kr~­

kende basstem en uit gewoonte telkens trekkend zIJn Wit vest van voren naar beneden; zware zegelringen aan elke hand.

Opvallend waren zijn doffe waterige oogen, die altijd door een floers van tranen schenen te blikken. Die oogen verrieden duidelijk zijn afgeleefdheid, hoezeer het zwarte kneveltje en de onberispelijk nette kleeding die ook poogden te verbergen.

Hij ging naast zijn vrouw zitten en vro g fluisterend:

- Wat is er nou weer. Je kijkt zoo zuur als ....

(20)

Geen antwoord.

. - Nou, zeg dan, wat is er. Ze hebben, zoolang je hier logeert, nog geen vriendelijk gezicht van je gezien.

Me dunkt ....

. - 't Is me. hier dan ook een fijne boel, zei Louise bits, met moeite haar stemgeluid temperend. Het lijkt wel 'n kazerne. Je hadt 'm zooeven moeten zien met dat smerige inlandsche kind. Bah!

- N?u ja, kalmeerde Darmondt eveneens gedempt en nu dicht aan haar oor, met de hand voor zijn mond:

Houd je maar rustig en vriendelijk pour cause: ik heb hem gisteravond vijftig aandeelen " ibondar" aange- smeerd!

Zij, ver chrikt: - Hoe durf je ...

St ! Laat mij maar begaan. Dat is nu eenmaal handel, en jij weet het best dat wij in deze tijden waar- achtig het geld wel gebruiken kunnen.

- Ja, maar ....

- ~n . vergeet niet, wij moeten Thornton helpen, anders IS Ie reddeloos verloren. Och, dat ie als make- laar de duiten van cliënten zoek maakt, soedah, dat is tot daar aan toe, hij is de eenige niet; als ie nou maar zoo handig is om bijtijds z'n boeltje weer in orde te hebben, dan kraait er geen haan naar. Jammer ....

z66 handig is ie niet, vrees ik.

.- Waren Bertha en hij nu maar stille~es op oera- baJa gebleven! zuchtte Louise. Jij zult het toch moeten

t~eg~ven, dat hij onder onze oogen ten minste ... éér- lijk 15 gebleven. Toen leefden ze betrekkelijk eenvoudig en k~nden toekomen. Nu ze weg zijn, en zoo ver te Batavla, nu hooren we zulke rare noten kraken over hem ...

25

_ Dat zal wel weer terechtkomen, zei Darmondt met een poging tot troosten, die scheen te mislukken . _ Waren ze maar niet naar Batavia gegaan! klaagde Louise weer, zacht. Dat leven is daar nog duurder,

nog sjieker, nog.. . .

_ Nog dwazer, zeg dat maar gerust. Ik begrn waarachtig genoeg te krijgen van zoo'n eeuwigdurende comedie.

_ Ja, zei Louise verwijtend met groote oogen, nu je twee en zestig bent, zeg je dat. Eerst er aan mee doen en later ...

Een zware gongslag dreunde door het huis en trilde galmend nog een poos na over het achtererf. Dat was het sein voor de rijsttafel.

Van Walen, die zich intusschen verfrischt en in een schoon kaki-pak gestoken had, klapte in zijn grove, groote handen, riep naar alle zijden van de eetzaal:

_ Komaan luidjes, willen we maar weer eens aan- vallen! ik heb 'n honger als 'n walvisch.

Verscheidene bedienden, torsend allerlei schotels en terrines met visch, wildbraad, gevogelte, sambelbakkcn, comp8tes, en manden vol sappig fruit, kwamen af en aan langs de trappen van de achtergalerij, geruischloos en in voorzichtige haast. De gasten namen plaats en aan de tafel, die met verbazende overdaad van spijzen was gedekt, begon nu het geklikketik van lepels en vorken tegen porselein en kristal, eerst bedaard, dan in toe- nemende levendigheid.

_ Toe, Castalie, eet nou eens flink van dat wilde zwijnenvleesch, dat zal je pipschheid wegnemen, meisje.

Rudi heeft 't beest gisternacht zelf neergeschoten.

Zulke kost zal je beter opfleuren dan al die liflafjes uit

(21)

26

blik, die jullie daar beneden in de stad gewoon zijn te eten. En drink eens 'n glas van die houte kanon ...

- Haut Canon, pa, verbeterde Nani haar vader fluisterend.

- Hè, wat zeg je? vroeg hij luid, naar zijn dochter toegebogen. Oh!... nou ja, je weet ik neem 't zoo nauw niet met die franzosen. In elk <Yeval Castalie die

.. ... b "

wIJn IS ouwer dan JIJ bent, beste meid, dat wou ik

~aar zeggen. En jij! Eusjèn, m'n waarde neef, jij zwijgt JOuw mo.nd maar stil, hahaha! zooals die negertjes in West-IndIë zeggen.... zeg 's, weet jij wel dat dat herte~vleesch, dààr vlak voor je, 'n verduveld fijn

ten IS?

Eugène keek op, verlegen omdat hij juist zijn mond vol had. Een oogenblik later zei hij:

- Ja oom, ik weet 't wel. Ik ben eigenlijk confuus van z66'n tafel.

- Is. 't anders niet? vroeg Darmondt goedig. Ik dacht mmstens dat je naar aanleiding van z66'n tafel eens een philosofische bespiegeling ten beste zou geven.

- Dat zou niet moeilijk zijn, menheer Darmondt, antwoordde Eugène plotseling ernstig.

Zoo? Laat eens hooren! vroegen Darmondt, Her- man en Jules tegelijk.

- \-Vel, ik moet bij al dieR overvloed toch onwille- keurig denken aan den hongersnood van de inlander

. ,

nu weer 10 de afdeeling Grobogan.

Hongersnood? vroeg de gastheer verwonderd, een turn mIer wijn aan den mond brengend, een bewe ging waarbij zijn zwartgerande nagels de aandacht trok- ken van Loui e.

lij scheen alle appetijt te zullen verliezen.

27

_ Als je in Holland was, zouden ze je voor een socialist houden, Eugène! meende de notaris.

- Een echte rooie, hoor! bevestigde Herman, die voortdurend lette op Nani. Haar manieren zijn onbe-

rispelijk, dacht hij. .

_ Misschien is het daar in Grobogan zoo erg met, zei Jules. De kranten overdrijven dikwijls.

_ Maar de rapporten van de regeering liegen niet, Jules, verdedigde Eugène met klem. Als je eens wist, hoe daar geleden wordt, hoe ...

-_ Pardon, dat ik u in de r€de val, zei Herman, vervolgend op schertsend en toon: Zit u soms in een fonds .. ' of zoo? Ik geloof waarlijk dat u bezig is, reclame te maken ...

_ Zeker, dat is zoo, antwoordde Eugène, die vol- strekt niet in een stemming was om te schertsen op dit punt. Ik zit toevallig in het fonds voor die noo~­

lijdenden en ik schaam er me niet voor, m.eer publi- citeit aan de zaak te geven. De ellende daar zs groot ...

De gastheer sprak niet veel meer. Het was hem aan te zien, dat zijn gedachten verre waren van de plaats, waar hij aan zijn weelderigen maaltijd zat. Nu en dan stookte hij met zijn pink tusschen zijn kiezen, smakte dan met de tong, als iemand die zich verzadigd heeft aan goed eten, terwijl zijn oogen bleven staren in de verte.

Nani schonk aan een dressoir koffie in voor de disch- genooten.

Het opwekkend aroma vulde de galerij.

De bedienden hurkten bij de heeren neer en boden fijne sigaren aan in kistjes met gou~blinkende :~iquetten.

Dirk van Walen stond op en gmg naar zIJn kamer.

(22)

28

Dokter Bolsius bleef met Darmondt en den notaris napraten aan tafel, waarboven een geurige atmosfeer hing van koffie en sigaren, totdat de bedienden einde- lijk met eerbiedig gebaar zwijgend vroegen, ook het tafellaken te mogen afnemen.

leder ging nu, de een na den ander, zich in zijn kamers terugtrekken .

.. Juist wilde ook Eugène heengaan, toen Van Walen's hJtJongen hem onderdanig naderde, en beduidde dat zijn heer hem wenschte te spreken v66r op't kantoor.

Eugène volgde den bediende, zichzelf afvragend wat dat kon zijn.

In het kantoor stond Van Walen voor een kolossale brandkast, waarvan hij de deurknop in de hand hield.

Zijn g~~icht had, een effen, ~ijna sombere uitdrukking, toen hl] tot Eugene eenvoudIg zei:

. - Ik zal je niet lang ophouden, Eusjèn. Kerel, ik WISt heusch niet, dat dat z66 erg was ...

- Wat bedoelt u, oom?

- Van dien hongersnood. En ook wist ik niet, dat jij in het bestuur zat van dat fonds.

- Maar wat zou dat, oom?

- Hier Eusjèn, heb je een sjèk van drieduizend gulden. Neem dat aan voor die arme sloebers als mijn aandeel. Maar één dringend verzoek, jongen: je houdt je bek en noem niet mijn naam ...

lIl.

Nani van Walen werd tot haar twaalfde jaar met Rudi samen ter school gezonden bij een onderwijzers- weduwe te Sisir, die onderricht gaf in de beginselen van het lager onderwijs aan de europeesche kinderen van den omtrek, omdat daar geen gouvernementsschool was. Ook enkele kinderen van gegoede chineezen volg- den die lessen.

Hoezeer de weduwe ook haar best deed, om in den O'eest van haar man, die vroeger geplaatst was op de

~ouvemementsschool te Malang, te onderwijzen - toch bleven de resultaten beneden haar verwachting. Vooral onder de jongens vermocht ze geen tucht te houden en van Rudi, die stout en onwillig in het leeren was, had ze wel den meesten last.

N ani had aangename herinneringen aan dien eigen- aardigen schooltijd behouden. Zij zat dagelijks rus~ig in de américaine, terwijl Rudi naast den koetsIer nu en dan mende langs die gedeelten van den weg, waar het bergterrein niet te steil afhelde. Zij leefde zoo vrij en onbezorgd en niets was er in haar meis- jesleven, dat haar hinderde. Het schoolgaan von?

ze heel prettig, al ware het alleen maar om Rudl,

(23)

?ie zoo grappig onde~gend ~n, ondanks zijn dertien Jaren, zoo .. verbazend bram kon zIJn. Ze heeft hem om dien mo~d altIjd be~~onderd. Had zij niet met eigen oogen VeZlen, dat hiJ eens m.et een bruinen aap vocht, die op een van hun wandeltngen haar aanviel en aan haar vlecht tr~~ tot z~ h~t uitschreeuwde van angst en pijn?

~n als ~IJ het .. dIe; 10 een .woeste worsteling niet met kracht \ an zIJn Jonge vUISten had gewurgd - wie kon zeggen of het haar niet doodelijk gebeten zou hebben?

En een -:- 0, ze zou dien dag nooit vergeten! _ ware.n z~ belden ver afgedwaald van het etablissement.

Rudl wilde, wat het ook kostte, van een vuurfazant het nest z~~ken, dat volgens aanwijzing van den koffie- man~oer biJ een grot op de oostelijke hellino- van den Kawl moest te vinden zijn. Zij had zich latebn overha- len met. hem mee te gaan, dan zou hij haar de als vuur chltterende vederen geven, die zoo'n vogel even b?ven den staa~ draagt en ook den staart zelf, die UIt twee lange fraai gebogen sneeuwwitte vederen bestaat met een gitzwarte krin2Vormige teekening op het eind:

Het was een prachtvogel, had de koffiemandoer ver- zekerd, . en Rudi droomde 's nachts van dien vogel.

. Ze gtng~n dan .samen er heen, op een uur dat bijna memand zich bUiten de ondernemino- vertoonde die h.en ~~t uitgaan zou kunnen beletten.I:>Hun weg l~idde

etn~.e1tJk. over een mal pad tus chen een duizel-diep

;avIJ.n lmks ~n een steilen rotswand rechts. Het was . mld~.ags dne uur, maar de zon school weg achter ont- zago-eliJke wolken massa's, die donkere schaduwen neer-

'Io~ge~ over de bergen. In de vallei dreven enkele

plUimpjes van 10 gerafelde wolken.

Van lndrawati was geen stip meer te zien.

31

Een koude wind beroerde nu en dan de rassamala's, die slechts met een lichte neiging hunner spitse toppen meegaven; het dichte bamboeloover ruischte geheim- zinnig en in deze bladerenmuziek mengde zich het sonore gezang van een bruisenden waterval uit de verte.

Hoe hooger en verder de tocht zich uitstrekte, hoe meer het angstgevoel beklemde, dat N ani bekroop.

In de natuur was het eenzaam en stil als op een kerkhof en het ravijn links gaapte huiveringwekkend.

Rudi sneed onderweg puntige wandelstokjes van bamboe met zijn zakmesje. Hij gaf er een van aan N ani, en bemerkte daarbij de vrees, die uit haar gezichtje sprak.

- Niet bang zijn, Nani, zei hij beslist, en dan vol teederheid: Ben je moe?

- Ik verlang naar huis, Ru ...

Plotseling hoorden zij hoefgetrappel dat naderde in vaart, en opkijkend zagen zij van het hooger gelegen wegdeel een wilde stier het smalle pad afdraven.

- Een banteng! riep Rudi verschrikt.

- Rudi! gilde N ani, lijkwit zich vastklemmend aan haar makker .

Het dier begreep dat zijn weg versperd werd, meende gevaar te ontdekken en zette zich schrap, den breeden kop met de krachtige zware horens tegen den bon- kigen schoft werpend. Zijn zw artrose neusvleugels bewo- rren zich heftig, als snoof hij de lucht onderzoekend en wantrouwend in, terwijl zijn oogen zich wijd open- sperden.

Het pad werd aan de ravijnzijde niet overal begrensd door struikgewas, hier en daar waren naakte plekken in de bloeiende omheining.

(24)

De kinderen konden niet terug zonder door den wil- den stier achtervolgd te worden en het beest scheen niet van zin, terwille van de hinderlaag den terugtocht te ondernemen. Trouwens het zou moeite gehad hebben zijn log lichaam op de enge bergpas om te draaien.

Nani sidderde over haar tenger lijfje.

Ook Rudi's lippen beefden toen hij zei:

Ga terug, ga naar huis N ani, ik zal hier blijven tot je ver weg bent, en die banteng je geen kwaad meer kan doen. Ga dan, z g ik je, maar niet huilen, anders wordt die banteng woedend.. .. ga nou, ik zal voor jou vechten ....

Het jonge meisje gehoorzaamde aarzelend, het akelig vindend haar vriendje in gevaar alleen te laten. Maar Rudi wilde het zoo.

Zij kon honderd schreden gedaan hebben toen de woudstier, in Rudi's figuur een vijand ziend, dezen niet meer zoo zeer scheen te vreezen. Hij deed eenige stap- p n nader, schudde zijn vervaarlijk gehorenden kop op

n neder, keek recht voor zich uit, gereed, als het moest, den kamp te wagen om de baan vrij te krijgen.

Rudi zag zijn eigen toestand duidelijk in : wegloopen zou gelijk zijn aan sterven. De banteng zou hem zeker achtervolgen en hem zijn scherpe horens diep in den rug stooten. En er zou niemand zijn om Nani te beschermen ...

Neen, hij had Nani hier zoo ver gebracht, hij zou zorgen dat zij veilig thui kwam. En als een bliksemflits schoot hem een idee van zelfverdediging door het hoofd.

In elke hand hield hij nu de puntig gesneden bam- boestokken en wachtte den banteng af in de houding van een picador.

33

Hij was kalm, al trilden zijn beenen.

In zijn gemoed zwol een machtige fierheid bij de gedachte dat hij de weerlooze lieve N ani ging verdedigen.

Eensklaps duizelde het hem voor de oogen.

De banteng had met voorover gebogen kop een sprong voorwaarts gedaan en eer Rudi het zich goed bewust was, had hij het dier een der oogen met de bam- boes doorboord, die diep in den kop steken bleven ....

Het nu dol geworden dier wendde zic.h met zwie- penden staart in razende wanhoop telkens naar links en naar rechts, om den vijand dien hij niet goed meer zien kon, aan zijn horens te spietsen.

Rudi, het dier in het oog houdend, liep nu achter- waarts het smalle pad af en wat hij hoopte, gebeurde.

De halfblinde banteng, geen weg meer wetend, deed in zijn dolle wendingen een misstap, gleed uit en stortte met geweldigen smak in het ravijn, groote aardkluiten, steenen en heestertakken meesleurend in de diepte.

De dreuning van zijn zwaren val echode dof over de kloof ... '

N ani van Walen kreeg nu nog kippevel bij de her- innering aan die vreeselijke gebeurtenis uit haar jeugd.

Neen, Rudi mocht zijn wie hij was, maar zij zou hem altijd dankbaar blijven voor zijn moed en vriendschap van zooveel jaren her. Toch jammer, dacht ze, dat aan dien aardigen omgang met Rudi een eind werd gemaakt door madame Guitry.

Toen Nani tv.aalf jaar was, had deze gouver- nante, zoodra ze zich op de hoogte had gesteld van de verhouding in het gezin Van V/alen, ongemerkt

3

(25)

34

Rudi verwijderd uit Nani's levenskring. Madame Guitry, de weduwe van een fransch zeeofficier, een door en door beschaafde en ontwikkelde vrouw, wist met tact het zachte en fijngevoelige karakter van des landheers dochtertje te leiden en verwierf daardoor het volle ver- trouwen zoowel van den vader als van de niassche moeder, die zelden zich vertoonde, maar van uit haar atappen hu~e achter bij den put precies to~ in de kleinste bijzonderheden wist van al wat er ~oorvlel op de g~:

heele onderneming. Zelve vaak onzichtbaar scheen ZIJ

toch de eigenlijke ziel van het etablissement, die haar stempel van orde en netheid drukte op Indrawati, de koningin die zonder zich meer te laten zien dan strikt noodig, haar rijk bestuurde met vasten wil en gevoelig hart.

Zij vooral begreep dadelijk, mede door haar vrouw- zijn, en keurde het uitmuntend van de gouvernante, dat Nani en Rudi niet langer meer elkander mochten beschouwen als broer en zus. Zij prees het in madame Guitry dat N ani, zonder tot hoogmoed aangezet te worden, leerde beseffen den juisten afstand tusschen des landheers dochter en den zoon van een ondergeschikt employé.

Madame Guitry deed meer.

Zij kreeg N ani innig lief, vormde haar gemoed dat neigde tot overgevoeligheid en haar verstand dat onge- meen ontvankelijk bleek voor hoogere denkbeelden omtrent vrouwelijkheid en deugd, opvoeding en huwelijk, maatschappij en bestemming, leven en dood. Zij ont- dekte in Nani's wezen menig en schat van geestelijke en zedelijke waarde, bracht dien aan het licht en ont- wikkelde dien met al de liefde van een oudere vrouw, z lve verstoken van liefdesgemeenschap, aan wie in

3S

volle overgave de leiding van een jong vrouwezieltje is toevertrouwd.

Zij leerde Nani behalve wat duitsch en engelsch, fransch spreken als haar eigen moedertaal, wijdde haar in de schoonheid van verzen in, sprak haar over an- dere kunsten, las met haar goede boeken en zorgde er voor, dat in den gedachtenkring waarin zij leefde niet zonder voorbereiding of noodzakelijkheid een onreine fluide doordrong uit grofzinnelijke wereld daarbuiten, en zoo ademde N ani, zelve een bloem van de bergen, ook in geestelijken zin uitsluitend reine lucht uit hooge sferen in.

Het was of Nani's zuiver en onbesmet gehouden o-emoed zich, nu zij achttien jaar werd, afspiegelde in haar mooie, donker omschaduwde oogen, die dadelijk troffen door de oprechtheid. Er was iets eerlijk-liefs in de wijze waarop ze iemand aankeek en waarop ze het een of ander deed. Het ongekunstelde van haar lach of van haar melancholie, van haar zeggen of van haar handelen - het verkwikte en verwarmde als een ge- zellig, intiem boudoir waar de haard heerlijk gloeit ter- wijl het buiten vriest.

Daarbij had haar fijn gezicht een frissche kleur:

héél lichtbruin, waar, op de wangen, een zacht ro e doorheen tintelde, dat exotisch afstak bij haar dof- glólnzend haar, gebonden in javaansch kapsel.

~et volk van de onderneming zeide onder elkander, dat de dochter van hun landheer zoo slank en leni was als een hinde, en dat misschien alleen de Soenan van

010 een raden ajoe had, die haar in bekoorlijkheid zou kunnen overtreffen. Vroeger dachten enkelen, dat Rudi en Nani eens een paar zouden worden, maar de eerste en

(26)

meest vertrouwde bedienden van het huis hebben dat later beslist tegengesproken. Sinds dat oogenblik heeft de bevolking vermoedens geuit omtrent en nieuwsgierig uitgekeken naar een echtgenoot voor N ani, harer waardig.

N ani zelf dacht het minst daaraan.

Intuïtief besefte zij wel, dat haar bestemming eenmaal zou moeten zijn, het groote huis op Indrawati te verlaten voor goed, om een man te volgen die haar wenschte tot zijn vrouw te maken. Ook zij meende vroeger niet beter te weten of Rudi zou die man zijn. Zij wist immers dat hij haar liefhad. Had hij het jaren geleden al niet getoond, toen de aap haar aanviel en later tegenover dien woesten banteng? Kon iemand ooit zóó dapper zijn, als niet liefde hem daartoe dreef?

Maar sinds de gouvernante stelselmatig een dwars- boom had geplaatst tusschen haar kweekelinge en den zoon van den vorigen opzichter, werd de band die beiden verbond, van Nani's zijde immer losser en zij spraken elkander niet dikwijls meer.

Rudi sliep en at nu in de bijgebouwen en voor hem scheen het, of men N ani gevangen hield binnen dikke muren. Hij begon zich zeer ongelukkig te gevoelen, veel ongelukkiger dan toen zijn vader stierf en hij voor het eerst alleen op de wereld was.

Madame Guitry gaf aan N ani's gedachten een heel andere richting. Zij maakte gebruik van Nani's leer- gierigheid, ontdeed het meisje langzamerhand van alle e!gen~rdigheden, en hebbelijkheden welke een eenigs-

ZinS mlandsch karakter aan haar opvoeding tot dusver hadden gegeven, en niet lang duurde het, of Nani streefde

37

er naar, het goede en het mooie in de europeesche begrip- pen in zich op te nemen. Zij zag op tegen haar gouver- nante met eerbied en aanhankelijkheid: madame Guitry was voor haar het ideaal van een beschaafde en verstandige vrouw. Zóó wilde zij graag ook worden. ZÓÓ was niemand van haar kennissen.

ZÓÓ was de vrouw van Oom Tïnus niet en was nicht Castalie niet en mevrouw Darmondt ook niet. ...

De eenige, die vooral in zijn uiterlijke manieren zeer sterk aan madame Guitry deed denken, was de jonge dokter De Rant. Ja, naar diens manieren en naar zijn sympathieke stem te oordeelen, vond Nani, dat hij wel voor een broer kon doorgaan van haar gouvernante, die verleden jaar voor goed naar haar vaderland was teruggekeerd.

Zou zij dáárom gedurig aan dien dokter denken?

Of was het, omdat hij zoo aardig was en haar zooveel oplettendheid bewees? Vreemd, sedert het vertrek van madame Guitry heeft ze aan niemand die iets vertelde, zoo veel aandacht geschonken als aan dien dokter. .. Hij kon ook zoo geestig en prettig cau- seeren over alles wat hij gezien en ondervonden had.

Ook in Parijs was hij geweest - net als madame Guitry. En wat haar gouvernante als toonbeeld noemde yan beleefdheid, wellevendheid en goeden smaak ...

N ani meende dit alles in Herman de Rant persoonlijk te zien.

De omgang met hem scheen haar een voortzetting, een volmaking toe van den omgang met haar gouver- nante, die ze nu missen moest.

In haar gemoed groeide een vertrouwen in Herman, een ontzag voor zijn weten van wat er in de wereld

(27)

te ZIen was, voor zijn grondige kennis der omgangs- vormen en voor zijn doktersschap. En denkend soms aan haar bestemming, eenmaal te worden gekozen door een man, die haar begeerde tot zijn vrouw, be- trapte zij zichzelf op de gedachte dat zij het wel heerlijk vinden zou, zoo'n echtgenoot te hebben als dokter De Rant ...

Maar dan schrikte ze van die gedachte en voelde het bloed snel naar de wangen stijgen van schaamte en huivering. Immers, was zij niet maar een eenvoudig indisch meisje en had zij niet een inlandsche moeder?

Schoot zij bij dien jongen man vergeleken, niet oneindig veel tekort in. kennis, in beschaving en in manieren?

Als madame Guitry eens wist, dat zij zulke pretentieuse wenschen koesterde en dat zij zooveel gevoelde voor dien blonden dokter ... 0, daar, ze zou zich niet weten te ber- ven van schaamte!

En weder kleurde een verhoogd rose haar fijne ronde wangen.

Zij poogde aan iets anders te denken, zoo vaak het beeld van De Rant, met zijn vriendelijken glimlach onder den blonden snor haar voor den geest kwam - het lukte niet. Telkens weer, als ze alleen was meest, drong zich dat gelaat vanzelf in haar verbeelding op, het vervulde haar gemoed met een heerlijke huivering en met bange hoop. Zij kon niet langer kampen tegen die gedachten, die voortdurend meer macht over haar kregen, en eindelijk gaf zij den strijd op.

Toen, alsof het met duidelijke letters in een groot fel licht voor haar geschreven stond, werd het haar opeens begrijpelijk: zij had hem lief. ! .

Eenmaal tot die ontdekking gekomen, liet Nani zich

39

passief drijven op den kalmen kuischen stroom harer illusiën. Ze zou trachten veel van De Rant te leeren en wederkeerig maakte zij zich sterk, hem liefde te doen gevoelen voor haar mooi land. . .

Hij mocht niet meer atkeerig zijn van al wat mdisch was, hij moest zich geheel verzoenen met het vreed- zame volk en met de maatschappij waarin hij zijn brood ging zoeken. Eerst dàn kon hij gelukkig zijn en zijn geluk zou haar levensdoel worden.

Z66 droomde ze nu haar maagdeleven voort in stil- gloeiend verlangen naar liefde ...

(28)

IV.

Jule Darmondt lag ziek in het paviljoen.

De zware .kost van z .... rijnenvleesch en hertebouten, de overvloed van versche aardbeien, frambozen en drui- ven, de koppige bourgogne en champagne eIken dag aan tafel, hadden zijn zwak gestel van streek gebracht.

Het was wel niet erg of verontrustend, had zijn vriend De Rant verzekerd, maar het maakte toch voor- loopig de terugreis naar Soerabaja voor den patiënt niet raadzaam, tot groot misnoegen van Louise Dar- mondt, die er zoo vast op gerekend had, den volgen- den mor en te kunnen vertrekken.

Zij vond het boezeroen en de zwartgerande nagel' van Dirk van 'Valen op den duur z66 horribIe, dat ze hoe eer hoe liever van Indrawati weg wilde. Ze nakte naar haar eigen prachtig huis op Kajoon, waar alles ingericht was met pinch pine-meubeltjes, art nou- veau-bibelots en geweven portières met patronen van Colenbrander, waar uitsluitend de hooge kringen van Soerabaja fréquenteerden en ééns in de week receptie gehouden werd.

De ouwerwetsche medaljonbankell en langruggige

palembangsche wipstoelen van het landhuis lndrawati vond ze afschuwelijk en het was haar een raadsel, hoe de bewoners, ondanks hun rijkdom, zich nog konden tevreden stellen met zoo smakelooze en slecht bran- dende petroleumlampen van het jaar nul en met zulke zwartomlijste houtgravures als die oud-testamentische onderwerpen van Horace Vernet: "Rebekka bij den put"

tegenover "Ruth en Boaz", "lzaak's afscheid van Jacob"

tegenover "Abraham's offerande". Dat was nu toch zoo antiek al., je 't maar hebben kon! En dan die lil- lende javaansche koekjes en glibberige manisans, die je hier ' middags bij de thee krijgt! Goeie hemel, zelfs bij de rijke chineezen worden die dingen je niet meer gepresenteerd. Mijn God, waarom bestelt die Van 'Valen of zijn huishoudster of zijn dochter liever niet die dé- licieuse fransche beschuitjes van Lefèvre-Utile, die bij alle fatsoenlijke menschen op de theetafel komen! Neen, hoor, heil Soerabaja, al kan het er wel eens stoffig en stikkend heet wezen. De kou in de bergen is toch ook niet je dàt, anders zou die arme Jules nu niet ziek lig- gen op tweeduizend voet ... !

Zoo mopperde Louise in zichzelf voort, vastbesloten toch maar terug te gaan naar huis, ook omdat de on- gesteldheid van

J

ules niet van ernstigen aard was. Hij kon dan nog een week blijven als hij wilde; De Rant zou natuurlijk dolgraag hem gezelschap houden ... om N ani, en Eugène, wiens verlof eerst over veertien dagen expireerde, dacht ook niet aan heengaan. De jongelui zouden zich wel amuseeren, maar z ij ging weg, dàt stond vast.

Zij zocht haar zoon in zijn paviljoen op, waar ze ook Herman aantrof.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Naar aanleiding van het toenemend aantal aanvragen voor mijn nieuwen bundel, kunt u dien niet meer krijgen voor de'n eerst door mij bepaalden prijs, en heeft

(Scherm). Dat heeft nog géén tooneelschrijver vóór hem gedaan. Men kan zeggen, dat de vertooning van Karina Adinda een succes voor den auteur en voor de

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht..

(beslist.) Tidah Leo, neen. Als dj ij nog eerbied voor gedachtenis van dj ou màh, djij vraag mij niet meer. Ik zal niet meer vragen. Maar die vader blijf ik haten,

Zij ontkleedde zich en deed een kimono aan, om Zieb nog even te gaan vergewissen of Hans al sliep. Zij sloop door de verbindingsdeur naar zijn bed, maar

baarde zij even naar Andoe dat zij den koperen spuwbak weg zou nemen. Sirih nemen wilde zij niet in het bijzijn van den blanken man. Zij stond op als hij

familie meegekregen zakgeld afgeven aan meneer, dIe het voor hen bewaarde. Hadden ze werkelijk iets nodig, dan konden ze het terugvragen. Er was genoeg te koop: glazen

Ik ging gaarne op dat voorstel in en ~aar hIJ miJ aangeraden had maar zoo gauw mogelijk te .trach- ten door onze visites heen te komen, vroeg Ik hem of het