• No results found

Groot- Groot-vaders

In document MICROVORM : SIGNATUUR (pagina 35-47)

thuis-vaart.

Grootvaders thuiskomst. De

vol-gende dag kwum Vader eerst tegen de middag doornat en rillend van kou thuis.

Hij zag er moe en afgetobd uit. En geen wonder ook.

De gehele laatste nacht had hij gewaakt bij groot-vader, die langzaam minder werd.

Ook de reis terug over het Toba-meer was niet zo heel erg voorspoedig gegaan. Er stond al een stevige bries, toen ze in de soloe 1) stapten en naarmate ze verder van het eiland kwamen, namen wind en golf-slag in hevigheid toe. De golven sloegen telkens over de kleine prauw, zodat de opvarenden dreven van het water en uit alle macht moesten hozen, terwijl de roeiers zich tot het uiterste moesten inspannen, om de boot vooruit te krijgen.

T oc~ vorderden ze m~ar weinig. ~r was ook nog heel wat ladmg aan boord: WItte kool, dIe veel op het eiland werd verbouwd, een paar fietsen en verder nog wat biezen zakjes met rijst.

Het water werd al onstuimiger, de twee vrouwen in de prauw stonden doodsangsten uit.

Een moeder klaagde maar telkens: ,,0, mijn kind, mijn kind!"

De mannen mopperden: "Houd je stil/'

Maar het vrouwtje luisterde er niet naar, hoorde het misschien niet eens.

T<;>en gebeurde het plotseling: een grote golf nam het

bOC?tJ~ op en even later spartelden allen in het on-stUlmlge meer.

Masintans. vader had al spoedig de prauw weer te pakken en WIst ook de vrouw met het kindje naar zich toe te halen.

"Vasthouden, de boot!" schreeuwde hij.

Met één hand hield de vrouw het kind, dat in een oelos om haar hals vastgebonden zat, omklemd en met de andere hand de boot.

6;;

Een soort kano, gemaakt van een uitgeholde boomstam.

Masintans vader keek rond. Daar kwam nog een man dichtbij, die door hem geholpen, de boot ook wist te pakken. En nog een en nog een. Ook aan de andere zijde van de prauw wisten enkelen zich vast te grijpen.

Eén van hen, die postloper was, en een pakje brieven van het Gouvernementskantoor naar het vasteland moest overbrengen, hield het pakje angstvallig boven zijn hoofd om het droog te houden.

De andere vrouw uit de boot was weg. Maar de overigen waren allen bij de boot. Men overlegde, wat er aangevangen moest worden.

De eigenaar van de boot zei: "De vrouw met het kind moet in de prauw. Ik zal er ook inklimmen om te sturen en jullie houden je allen aan de hoot vast. Drie aan elke kant. De vrouw moet hozen. En dan kunnen er straks misschien meer in de boot."

Dat werd goedgevonden.

De vrouw werd met het kind in de boot gehesen en zij begon dadelijk te hozen met een groot petroleum-blik, dat toevallig niet verloren was gegaan. Toen klom de man in de boot.

Maar het sturen viel niet mee. Er was maar één dajoeng 1). De andere roeispanen waren weggedreven.

Plotseling riep de man: "Daarheen, mannen! Daar is de vrouw."

En werkelijk, een veertig meter verder worstelde de andere vrouw nog met de golven.

Met grote moeite wist men bij haar te komen. 't Was hoog tijd. Ze kon niet zwemmen en hield zich zoveel mogelijk drijvende op een dajoeng. Maar telkens werd ze door de hoge golven overspoeld. Haar haren hingen in verwarde slierten om haar hoofd.

1) roeispaan

69

Ook deze vrouw werd in de boot gehesen, waar ze doodop neerzonk. Toch hield ze zich zo goed mogelijk vast.

Zo dreef men meer dan een uur op de bewogen wateren rond. Langzamerhand ging echter de beruchte valwind liggen en werd het meer wat kalmer.

De mannen waren stijf van het water en doodop.

"We kunnen nu wel weer in de boot," zei er een. "Ik houd het niet meer uit."

"Ja/' zeiden de anderen.

En zo klommen ze, één voor één, met veel moeite, in de boot. Telkens van elke kant een, opdat de prauw niet zou omslaan.

Masintans vader het laatst.

Zo kwamen ze eindelijk behouden aan land, over-gelukkig, dat ze het leven er hadden afgebracht.

Maar alle barang was verloren.

Triomfantelijk hield de postloper zijn pakje brieven vast.

"De Controleur zal blij zijn," zei hij vergenoegd.

"Nou," zeiden de anderen, "je krijgt vast een flinke beloning."

"Och, waarom 1" vroeg de postloper.

Vader was eerst erg stil, toen hij thuiskwam. Maar langzamerhand begon hij alles te vertellen. Ook van grootvader.

Hij wist het wel: grootvader zou niet lang meer leven. Zijn krachten waren opgebruikt.

. En grootvader wist het zelf ook wel, dat hij sterven gmg.

Maar het was zo moeilijk om van het leven te scheiden.

Dat had hij' ook aan Vader gezegd.

't Was alles zo donker, zo donker!

"Het graf is zo koud en zo eenzaam. En mijn geest is zonder rust," klaagde de oude man.

"Maar de hemel is licht en Toean Jezus wil met U gaan, vader," had vader gezegd.

"Ach, Toean Jezus, ik ken Hem niet," zuchtte groot-vader.

"Maar Hij kent U wel. Hij gaf Zijn leven om ons voor altijd gelukkig te maken. Hij is de Overwinnaar van de dood. En Hij geeft het eeuwige leven aan allen, die in Hem geloven."

Lang had vader met grootvader gesproken en einde-lijk hadden ze samen gebeden. Dat had grootvader zelf gevraagd.

En zo was Vader weggegaan. Nu hij thuis was, en ze rustig om de grote pot met gestoomde rijst zaten te eten, vertelde hij alles tot in de kleinste bijzonder-heden.

Er werd verder weinig gepraat.

Ieder was met zijn gedachten bij grootvader.

En in de harten was een stil gebed ....

"Ik zal aan den Controleur vragen, of ik nu nog een paar van mijn vrije dagen mag hebben," zei vader op-eens.

"Dan gaan we samen naar Samosir."

Masintan was erg blij, toen hij dat hoorde. Hij wilde grootvader nog zo graag eens zien ....

En zo gebeurde het!

De Controleur vond het goed, dat Vader een korte vacantie nam. En de volgende dag, 's middags, zat de hele familie in de kleine motorboot, die vader apart voor dit doel gehuurd had.

Nog voor het donker was, bereikten ze het dorp van grootvader.

71

Het huis was vol mensen: veel familieleden, maar ook de voornaamste inwoners van het dorp. Het was erg benauwd in huis. Het rook er naar tabak en sirih.

De zieke lag op een mat op de vloer. Zijn ademhál1ng ging erg moeilijk. Zo nu en dan kreunde grootvader even of hoestte hij pijnlijk. Hij hield de ogen gesloten.

Toen vader hem zacht riep, opende de oude man even de ogen en toen hij zag, wie het was, vloog er een glimlach over zijn gelaat.

Hij wilde iets zeggen, maar kon het niet goed. Vader kwam met zijn oor dicht bij grootvaders mond en luisterde ingespannen.

"Ik heb op je gewacht! Bidden!H fluisterde de oude zwak.

Toen bad vader hardop. Hij vroeg, of de Hemelse Vader zich wilde ontfermen over den stervende en hem

wild~ thuisbrengen in het Vaderhuis met zijn vele womngen .•..

Masintan en zijn moeder waren aan het voeteneind neergehurkt en snikten zacht.

Alle aanwezigen waren stil en luisterden eerbiedig.

Langzaam werd de oude rustiger. Het kreunen hield op en zijn gelaatstrekken ontspanden zich.

De dood kwam zacht naderbij.

En ~oen Vader wat later zacht fluisterend vroeg, hoe het gmg, bracht de stervende er met moeite uit:

"Alles licht!H

Dit waren zijn laatste woorden ....

Die nacht is grootvader gestorven. En hij is heen-gegaan, zacht en stil, zoals een kind, dat slapen gaat .••

Er werd .dadelijk familieraad gehouden ...•

Vader wllde, dat grootvader op de wijze der chris-tenen zou begraven worden. Maar daar wilden de 72

.... ,:c ..

-.-andere familieleden niets van weten. Zij waren allen nog heidenen.

Pong - pong - pokkelpok.

Pong - pong - pokkelpok.

Zo klonk het dreigend door de donkere kampong.

Het was nog nacht.

Maar de gong sloeg droefgeestig: Pong pong -pokkelpok.

Er was immers iemand gestorven.

Mensen kwamen de huizen uit. Stemmengeroep, ge-schrei, geschreeuw klonk op in de donkere nacht. Hier en daar droeg men een klein walmend olielampje zonder glas of flitste het felle licht van een zaklantaarn door de donkerte.

Pong - pong - pokkelpok ! klonk de gong. Dan was het even stil. Maar dadelijk begon het weer. Daar ver-hief zich uit het sterfhuis een vreselijk gehuil.

Een vrouw begon te klagen. De andere vrouwen in het sterfhuis stemden mee in.

Ze zongen de dodenzang :

0, onze Vader, waarom hebt ge ons verlaten?

Waarom?

We kunnen zonder U niet leven.

We kunnen niet.

Haal ook onze geest

Opdat wij niet langer hier alleen zijn.

Wij zijn als het kaf op de akker.

0 , onze Vader, waarom zijt gij heengegaan?

Dan zwegen ze. .

Maar buiten, in de duisternis, zette de gong weer 10:

Pong - pong - pokkelpok.

73

Zo wisselden dodenzang en gongslag elkaar af tot de morgen gloorde.

Enkele mannen haastten zich uit het sterfhuis om buiten de kampong een suikerpalm te kappen. Deze werd van het merg ontdaan en verder uitgehold. Het zou de lijkkist worden.

Ze moest precies op lengte zijn. Was dat niet het geval, dan zou de geest van den gestorvene een boze geest worden, die veel schade en ongeluk aan familie-leden en dorpsgenoten zou kunnen toebrengen.

Toen de kist klaar was, werd ze het sterfhuis binnen-gedragen. Maar niemand der dorpsgenoten durfde er naar te kijken. Want men zou er ziek van worden en sterven.

De mensen van' t dorp hingen spinnewebben en vis-netten voor de deuropeningen van hun huizen, opdat de geest van den dode niet naar binnen zou kunnen komen.

In het sterfhuis klaagden de vrouwen. Het klonk als het gehuil van dieren in doodsangst. Ze krabden zich de wangen tot bloedens toe, trokken zich de haren uit het hoofd en voerden heidense dansen uit.

Een weduwe uit het dorp kwam en legde enkele sirihbladeren in de kist.

"Geef deze aan mijn man," zei ze.

Enkele kleurig geweven doeken en gouden versier-selen werden aan den dode meegegeven, opdat de geest later niet weer in het dorp zou terugkeren om daarnaar te vragen.

Eindelijk begon de begrafenis.

Het gehuil der vrouwen werd nu oorverdovend.

Ook de mannen huilden en klaagden.

Een oude datoe liep voorop en prevelde toverfor-mules. Hij zwaaide met zijn armen en maakte vreemde gebaren.

Langs de we& stonde~ vele kampongbewoners. De kinderen waren 111 de hUlzen gestuurd.

De mensen spuwden naar de kist en mompelden:

Dat wij slechts ditmaal een dode zien."

Zo trok de stoet het dorp uit, langs de rijstvelden en de berghellingen op.

Ze kwamen bij het graf.

De datoe mompelde zijn geheimzinn.i.ge spreuken en offerde daarna aan de geesten: nJst met een witte kip.

Zodra de rijst koud geworden was, hadden de geesten het offer aangenomen en mocht de priester het zelf

opeten. .

Enkele rijstkorrels werden in het graf gestroold.

Daarna werd de kist onder de klaagzang der vrouwen in de grafkelder geschoven.

Nu was de plechtigheid ten einde.

Men ging huiswaarts.

Maar nog klonken sombere klaagzangen.

Ondertussen was er in de kampong een groot, zwart varken geslacht, rijst gekookt, toespijs .~laargemaakt en dadelijk begon nu het grote, lawaauge dodenmaal, waaraan alle familieleden en ook de dorpsgenoten

deel-namen. . .

Het was voor Masintan alles vreemd en hUlvenng-wekkend.

Hij verlangde terug naar huis.

Toen Mas die avond op zijn slaapmatje lag, was er toch een stille blijdschap in zijn hart.

Zijn gebed was verhoord.

Zeker, grootvader was als een heiden begraven, maar hij was als een christen gestorven.

Dat had vader ook nog in zijn toespraak tot de

fa-75

milie bij de dodenmaaltijd gezegd. En hij had hen aan-gespoord toch ook te kiezen voor Toean Jezus.

Lang lag Masintan nog te peinzen.

"Misschien wordt grootvaders dood toch nog wel een zegen voor de familie,H dacht hij.

Masintan hoopte het met heel zijn hart.

En het verlangen, dat al zo lang diep in zijn hart had gesluimerd, kwam nu weer opnieuw met sterke kracht naar boven: de mensen van het land bekend te maken met den Heere Jezus, den Heiland, ook van de Bataks.

Nu wist hij het plots heel zeker!

Masintan wilde pandita 1) worden.

1) hulpzendeling

76

==

HOOFDSTUK X.

De brief.

Het was na de vacantie hard werken. Nog ~~kele maanden en dan was het schooljaar weer voorbiJ. De vacantie begon in Juli en dat betekende dan meteen .••

van school. En dan?

De meeste jongens wilden graag naar de Mulo, andere naar de Kweekschool voor onderwi~zers te Soerakarta op Java, nog andere naar een Techn1sch~-, Landbouw-school of een Ambachtsschool. Enkele Jonge~s, waar-van de ouders te arm waren om verdere studie te be-talen gingen terug naar hun kampong om hun vader te h:lpen op het rijstveld, sommige naar een kantoor.

En Mas? d h·· d

Toen meneer het hem vroeg, antwoord e ij zon er aarzelen: "Pandita, meneer!"

"Vindt je vader dat goed?" vroeg meneer.

"Ja, meneer!tt kwam het prompt.

"Dat is prachtig!ft vond meneer.

"Ik kom nog wel met je vader erov~r praten. Maar dan moet je toch eerst naar de Mulo, Jongen. En dan later naar de Theologische School op Java."

"Ja, meneer!H antwoordde Mas.

"En dan maar goed je best doen, hè!"

Mas knikte. .

Nu er was nog veel te doen. De jongens wtlden graag' zonder examen naar een voortge~ette .school.

Dat kon, als de rapporten goed waren. Indien met, dan moesten ze examen doen.

77

Daarom werkten ze wat ze konden. En ze vonden het fijn. Je had 's middags en 's avonds zo'n heerlijke tijd om te studeren in het internaat.

En ,de jo~gens, die extern waren en zich thuis op allerleI mameren vaak moesten behelpen bij de studie waren vaak jaloers op de internen. '

Het afscheid van meneer Van de Poll kwam nu ook nog onverwacht ...

Vooral ~~ la~ts~e dagen w~s er een sfeer van grote

vert~ouwehJkheld m school en mternaat.Onderwijzersen leerltngen voelden, dat scheiden moeilijk is.

De laatste schooldag voor meneer werd voor hem een volkomen verrassing.

I~ alle stilte was het grote clubhuis door de jongens versIerd, evenals de stoelen voor meneer mevrouwen de kinderen. Met prachtige letters stonden

~p

het podium op een bord de woorden: Goede reis en tot weerziens.

Toen meneer met zijn familie binnenkwam zaten alle kinderen al heel stil op de banken. En daa; klonk zacht uit driehonderd kindermonden:

't Is 't uur van scheiden nu, Vaart allen wel!

Nooit, nooit vergeten w' U, Vaart allen wel!

Waarheen uw pad ook ga Steeds volgt u, vroeg en spa, Ons hart met heilbee na.

Vaart allen wel!

pe oudste onderwijzer van de school sprak een har-tehJk woord en toen volgde een keurige toespraak in het Hollands van den hoofdmentor Binsar

78Hij bood namens de leerlingen een

~ooie

vulpen aan.

Meneer Van de Poll bedankte allen en beloofde den jongens uit de zevende klas allen een ansicht vanaf de

boot te sturen. . ' , '

"Het is een prachtcadeau. ~n Ik had }UlSt een meuwe pen nodig. De oude moet nodig gepensloeneerd wo~?en:

Jullie hadden geen beter geschenk kunnen geven, zei meneer nog.

En ik beloof jullie nog eens wat te laten horen, als ik 'in Holland ben. Maar dan zijn jullie waarschijnlijk al van school. Daarom zal ik de brief aan Binsar sturen, die hem dan wel laat lezen aan de jongens, die ook op de Mulo zijn, en dan verder doorstuurt."

Dat vonden alle jongens een goed plan. . De kinderen werden getracteerd en hadden die dag verder vrijaf .••.

En de volgende morgen vroeg reed een auto het grote schoolhek uit onder het geroep van het "Horas ! Horas!" 1) der schooljeugd en het gewuif van vele kinderhanden ....

Het was begin October, toen de lang verwach te brief op de Mulo aankwam. Meneer De Booy, de Directeur, kwam op een morgen de eerste klas binnen met e,~n dikke b.~ief.

"Meneer Jansen, mag ik even storen? vroeg hl'.

"Zeker, meneer De Booy," zei meneer Jansen.

"Hier is een brief voor de j0t?-gen,~ van Naroemonda, per adres Binsar Aoetapea, Chns~~hJ~e Mulo te Taroe-toeng," zei meneer De Booy, t;~~l~l hl' de en~eloppe las.

"Van Meneer Van de Pöll! JUichten de Jongens van N aroemonda.

"Precies geraden,", antwoordde de di,~ecteur.

"Binsar, pak aan!' kommandeerde hlJ t~en. , Binsar kwam naar voren en kreeg de bnef. He, wat 'n zware was het!

1) Horas! = Go de reis. (Een algemene groet) ook: Heil!

"Vóór1ezen!H riep een jongen.

"Mag dat, meneer Jansen?H vroeg meneer De Booy

Meneer Jansen knikte. •

"E~, vinden alle, jongens van Naroemonda dat wel goed? vroeg de d1recteur weer

"Ja, ja!" riepen deze. .

"Nou,t' zei hij, "da~ wil ik tt ook wel horen. Meneer Van de ~oll, heeft miJ nog niet eens geschreven. Hij verwent Julhe!tt

,,~ee meneer,t' riepen de jongens lachend.

Btnsar maa~te wat zenuwachtig de enveloppe open.

Toen las hl' hardop voor:

Indische Oceaan,

a.b. m.s. "Johan van Oldenbarnevelde'

Be~joo~~

.

We dobb,~ren op 't ogenblik op de Indische Oceaan even v,oor,blJ Colombo. 't Is pracht weer. Een lekker koel w~dJe en een heel kalme zee.

We ZIJn nu al een heel eind van Naroemonda af maar

onz~ gedacht~n

gaan dikwijls naar de plaats,

w~ar

we zes Jaar ,prettig hebben mogen wonen en werken; en naar de Jongens, waar we heel veel van hielden

~~

Is een

~ur

of

tie~

in de morgen op 't ogenblik.

MIJn ~rouw IS 11?-,et de Jongens naar 't kinderdek, waar veel ktnde~en Z1Jn en waar ook een hele boel leuk speelgoed 1S: hobbelpaarden, treinen, auto's, blokken-dozen enz. enz., te veel om op te noemen.

Ik heb nu een rustig ?oek;e in de schrijfsalon

op-~zocht om me een poos~e met jullie bezig te houden.

, eteen wordt dan de nteuwe vulpen ingewijd want Ik

he~ g~dacht, da~

de eerste brief met de

nieu~e

pen voor Julhe moest zIJn.

80 Zaterdagmiddag, de vertrekdag, kwamen de drie

Batakse oud-leerlingen van me, Moelia, Toenggoel en Sorta werkelijk in Belawan aan de boot.

Ik had jullie immers verteld, dat 2,e komen zouden vanuit Medan, waar ze nu wonen?

We waren al een uurtje aan boord, toen we ze op de wal ontdekten. Ik ben direct naar hen toegegaan en samen hebben we de boot bekeken; onze hut, de eet-salon, de rookeet-salon, de scheereet-salon, de winkel enz.

Ten slotte hebben we een glaasje heerlijke limonade met ijs gedronken.

Zondagm.9rgen, de tweede dag dus, kwamen we in de haven van Sabang aan.

We zijn van boord gegaan en hebben een klein

We zijn van boord gegaan en hebben een klein

In document MICROVORM : SIGNATUUR (pagina 35-47)