• No results found

SIGNATUUR MICROVORM:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "SIGNATUUR MICROVORM:"

Copied!
131
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Deze fIlm is beschikbaar gesteld door het KITL V, uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITL V. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht.

Toestemming voor reproductie dient men schriftelijk aan te vragen.

This film is supplied by the KITL V only on condition that neither it nor part of it is further reproduced without first obtaining the permission of the KITL V which reserves the right to make a charge for such reproduction. Ij the material filmed is itself in copyright, the permission of the owners of that copyright will also be required for such reproduction.

Application for permission to reproduce should be made in writing, giving details of the proposed reproduction.

SIGNATUUR

MICROVORM:

SHELF NUMBER MICROFORM:

MMETA 0056

(2)
(3)

BLANK EN BRUIN

:

, !

:

(4)

HELGE KAARSBERG

BLANKEN BRUIN

DAGBOEKBLADEN

NAAR HET DEENSCH DOOR

B. KNOEST

~ -

r

( t '

• J

.

~.

N.V.BoRD.V.B. W.P. VANSTOCKUM 6èZN. 's-GJlAftRJlAGB 1923

(5)

Aan

Mijne Moeder

(6)

INHOUD.

DAGBOEKBLADEN I Bladz.

VAN DE GRooTE STAD. . . • . . . • . .• 1

DAGBOEKBLADEN II

VAN SUMATRA'S BERGEN. . . . . . . . . . 19 SINKIH . . . . . . . . . . • . • . . . . . • . . 73 PIONIER. . . . . . . . . . . . . . . . 87

KAMPOENGLEVEN IN HET LAAGLAND

MARDIANI EN DJOJO. . . . . . . . . . . . lOof

Z~ JAAR lJ\11EJR • • . • • . . . . . . . . . •• 178

(7)

DAGBOEKBLADEN I.

VAN DE GROOTE STAD.

DE HOEK VAN HINOOE- STRAAT EN MOSKEESTRAAT

"NIPPON 1) HOTEL".

Medan, Sumatra O. K., den aden Juni 1919.

Een breed, gastvrij bed met diepe afdruksels der achterdee1en van verscheidene gasten in de stijfgestopte kapokmatras.

Een zakspiegel aan den muur. Een waterkan,

2;00 groot als een kwispedoor. Een handdoek niet grooter dan een vingerdoekje. Een stroomat op den vloer.

Dat is mijn kamer Nr. I3 in één der twee hon- derd tachtig hotels der stad. Een groen geverfd plankenbeschot, zoo laag, dat men er over heen kan kijken, is de scheidsmuur tusschen kamer Nr.

I::a en Nr. I3 en daarover hangt de logeergast van Nr. I2 de ZOO juist gewasschen, helroode, zijden broek van zijn vriendinnetje te drogen.

Hij, de man in Nr. I2 staat in het vreemdeling- boek ingeschreven als "Toean" I) Matroos. (Toean

1) Nippon = Japan.

I) Toean

=

Heer of Mijnheer.

(8)

2 BLANlt EN BRUIN.

zegt men tot den Radjah, tot God en tot hem in Nr. 12 en tot mij, voorheen boekhandelsleerling, kortom tot allen, alleen niet tot de "kleurlingen"

- onbegrijpelijk).

Wanneer ik lig te luieren in bed, terwijl de zon gloeit achter de neergelaten gordijnen, kijk ik omhoog. Heel hoog, daarboven onder het dak han- gen groote bundels slapende vleermuizen. Ik dank den hemel voor het muskietennet. Viel er één op mij neer, dan zou ik ziek worden van walging.

Wanneer ik naar den groenen muur kijk, zie ik den gelen haarbos van Toean Matroos heen en weer glijden langs de kantlijst van den muur, ter- wijl hij in zijn kamer rondloopt.

Hij is beslist altijd naakt. M,en hoort nooit het geluid van schoeisel op de vloermat daar binnen, en wanneer de heete middagwind over de kamers heentrekt, komt er altijd een flauwe, zuurachtige, scherpe damp uit Nr. 12 - het is een lucht, die ik vroeger opgemerkt heb, naar ik meen in de bad- inrichting "Helgoland" op een zaterdagmiddag. Hij spreekt nooit luid met zijn vriendinnetje. Ze fluis- teren samen in een piepende taal. Ik geloof, dat het een Nippon meisje is, met wie hij leeft, ja, ik ben er ~eker van. De andere kleurlingen dragen namelijk geen broek. -

Alles is ~ lilliputachtig in mijn hotel. De badkamer is slechts een plankenkooi met drie wanden, de vierde wand is een deur. De bad-

BLANK EN BRUIN. 3

kamer bevindt zich boven op een schuur. De houten emmer voor koudwaterdouches is iets uit een speelgoeddoos.

Wanneer men over den kant der schuur kijkt,

%iet men onder zich een heel klein stukje Japan.

Daar is een tuin met dwergboomen, een vijver met een eenzame, treurende goudviseh, die steeds op dezelfde plaats in het water droefgeestig staat te wuiven met zijn fijne, neerhangende vinnen.

Er is een steen uit een heilig lotusmeer, en er is humus, opgegraven onder de bloeiende kerseboo- men in het geliefde Nippon der logementhoudster •

Het geheel is ongeveer

zoo

groot als een afwasch- teiltje.

De W. C. is een smalle spleet in den cementvloer buiten, terzijde van "de badkamer".

Er zijn eigenlijk twee W. C.'s, één voor de Ja- panners en één voor de Europeanen, laatstgenoemde draagt een uithangbord, waarop met groote, kin- derlijke letters geschreven staat: Orang poetih 1).

De spleet, bestemd tot gebruik voor Europeanen is bedekt door een kleine, heel kleine houten kist met een gat in het deksel - een kopie van het ouderwetsche tonnenstelsel.

Ik keek eerst in de spleet - 0, foeil Er is iets, dat roept: kwek! kwek! heel diep omlaag. Ik ge- loof, dat het gekko's zijn, die jagen op de metaal- glanzige blauwaars - bah!

') Orang poetih - witte menschen.

(9)

4 BLANE EN BRUIN.

De logementhoudster heeft hoogopgemaakt haar, gedrenkt met geurige olie. Ze draagt een kimono met geborduurde vlinders in velerlei mooie kleu- ren, en het heilige "Futji-Yama" op den rug. Om het middel heeft ze een veelkleurig, zijden lint, dat achter in een reusachtigen strik eindigt. In de wijde, losse mouwen der kimono draagt ze alle denkbare, vrouwelijke benoodigdheden, b.v. een spiegel, poeder, lippenpomade, een waaier, zacht toilet-papier, watten en nog veel meer. Ze heeft korte beenen en waggelt als een eend. Aan de voeten draagt ze wit katoenen sokken met "grooten teen" en klepperende, houten sandalen.

Haar gelaat is altijd vriendelijk en lachend en zij zegt "yes" en "you" en "mister", dat is het eenig- ste, wat ze kent van de Engelsche taal, en daar ik er ook niet veel meer nn ken, verstaan we elkaar bijzonder goed, zelfs, wanneer ik Deensch en zij J apansch spreekt - Maleisch kan ze namelijk ook niet spreken.

Ik kan onmogelijk leven op dat Japansch pape- gaaienvoeqsel. Het verlangen naar een ferme beef- steak heeft er mij toe doen besluiten mijn ransel te pakken - nu verhuis ik, gastvrouw!

"HOTEL DE BOER"

Medan, den 3den Juni 1919-

"Gereserveerd" staat er gedrukt met blauwe,

BLANK: EN BRUIN. 5

dikke letters op een wit, glad stuk bordpapier, dat tegen een fonkelend, slank Champagneglas staat ge- leund op het witte tafellaken.

"De Boy" trekt de stoel achteruit en salueert met de hand: "Wees zoo goed" zegt hij in mooi Maleisch, en ik zet mij neer aan mijn tafel, van waar ik de heele eetzaal kan overzien.

De Over-boy reikt mij de menukaart toe, welke mij zegt, dat er slechts twaalf gerechten zijn voor het tiffin 1) en de soep dampt reeds op de borden.

Nauwelijks heb ik het ééne op, of het volgende raadselachtige gerecht staat reeds op tafel.

De boy presenteert geleiën en salade, die door de keel glijden als een droom.

De rondtrekkende "Hawaii-Band" geeft juist he- den concert in de eetzaal. De spelers dragen korte mouwen en tennisbroeken en groote roodkoralen kettingen om de krachtige halzen.

Ze hebben breede neuzen, hooge, mooie voor- hoofden, zwarte, gekrulde haren, stevige kaak- beenderen en witte tanden.

Ze hameren op banjo's, rukken aan de zacht brommende darmsnaren der aukalelers en slaan de vuisten tegen het gespannen vel der tam-tams.

Ze spelen met bruisende lust en energie, ofschoon de zon juist nu stekend en gloeiend loodrecht b0- ven het dak van het hotel staat, en de warmte van

') tiffin = tweede ontbijt.

(10)

I I

6 BLANE IN BRUIN.

het zengend heete asfalt der straat door de open ramen en deuren naar binnen golft.

De Hawaii-mannen zweeten, maar het deert hen niet; ze zijn immers zonen van de zon en de Tropen. Dam! dam! bom! bom! klingeling! rama- sjang! Het is de nieuwste, Amerikaansche

"Jazz".

De gasten dommelen suf achter ananas, vanielje- ijs en koffie. Met een zwarte sigaar in den mond- hoek liggen ze achterovergeleund in de breede stoelen en wiegen de zware hoofden op de maat der muziek. -

De elektrische waaiers snorren zoemend om en om. Het is, alsof ze te vergeefs trachten omhoog te vliegen met hotel, orkest en heel "de mekaniek", die door de geweldige zandsteenen zuilen der zaal aan den grond vast gekluisterd is. -

De muziek wordt vuriger, maar fijner - ha!

men hoort de golven op het vlakke strand van Honoloe1oe aanrollen. Men hoort de vreugdekreten der jongens, wanneer ze zich, rijdend op planken door de branding storten, gedragen op de schuim- koppen der golven. -

De muziek vuurt de kooplust aan. Er wordt ge- floten, geroepen en geschreeuwd! Hallo! Boy! "An-

gor Poeff"! Knalwijn! Champagne!

De kranige jongens met de veelkleurige hoofd- doeken, broeken en sarongs en de straksluitende, witte buisjes springen op uitgespreide, platte tee- nen over de blanke vlakte van den mosaikvloer

BLANIt EN BRUIN. 7

met zilveren koelkannen in de zongebruinde han- den.-

Hoe! Hej - De Hawaii-mannen worden zelf gegrepen door hun wilde muziek. Ze huilen en schreeuwen en lachen met hun witte tanden.

"Hotel de Boer" davert van muziek en de kur- ken knallen: pang! pang! - De champagne bruist in de slanke glazen.

De zon gaat onder in laaienden hemelbrand en de waterwagens rammelen door "Kesawan" - de hoofdader der stad; door de Acacialaan "Tanah Labang" - de groote, groene sportvlakte, voorbij

"het gemeentehuis" en "de Javasche bank", de mooiste gebouwen der plaats, en verder tusschen het groote postkantoor en hotel de Boer trekken de langoorige muildieren den rooden, rammelen- den tonnewagen, die koelte en vochtigheid verspreidt.

De fijne, lichte stofregen uit den besproeier brengt verfrissching aan op het grauwe, gloeiende asfalt der straat, evenals ijs op het voorhoofd van een koortslijder.

Op de stoep voor het Hotel de Boer zitten reeds verscheidene in het wit gekleede Europeanen in de breede, gemakkelijke manden stoelen en ge- nieten van hun gereglementeerd 6jo'c1ock-Wisky- soda en hun avondsigaar.

Het orkest raast in het restaurant, waar "ge- storkt", "gevrikkt" en "gejazzt" wordt in een

(11)

8 BLANlt EN BRUIN.

licht~ee van elektrische lampen en fonkelende spie- gels en prismas. -

De lichte, luwe avondwind suist door de droge bladeren der koningspalmen, waar de musschen tjilpen en ~warte kladden op de witte jassen der gasten laten vallen.

Ik giet een ijskoude cock-tail door mijn keel.

Hal - hemelsche ~igheid! -

Eentonig zingend, aanhitsend, %Weepknallend en joelend drijven de zwarte, Singaleesische koet- siers hun exotische voertuigen voorbij het hotel.

Ratelend en slingerend op hun groote, %Ware wielen trekt de lange karavaan van rollende hutten de Acacia-allee door. -

Nu ~i;n nog maar alleen de dansende, schudden- de lantaarns zichtbaar, maar een oogenblik later zijn ook de~e in de diepe duisternis van den tro- pennacht verdwenen.

Alleen het eentonig ge~ng hoort men nog lang, lang daarna.

De dorst wordt gelescht en de maag bevredigd, maar de beurs ledigt ~ich verontrustend snel in Hotel de Boer.

"NIPPON HOTEL".

Medan, den 4den Juni J9J9.

Op een bank, achter een scherm van groene pot- planten voor de deur van het kleine Nippon Hotel heb ik halve nachten doorgebracht.

BLANlt EN BRUIN. 9

Het leven gade te slaan in Hindoestraat is, als te bladeren in het bonte prentenboek der kinderjaren :

"Beelden van alle landen. ft

Er is iets in de lucht, ik weet niet te ~eggen,

wat het is.

Het is een damp van menschenhuid en %Weet, van bronsttijd en rijpe doerianvruchten. Het is de geur, die lokt en aantrekt, die den reüenden

ge~el bedwelmt en vergiftigt. Het is een lucht, die den grijsaard jong en het kind volwassen maakt, en op den witten man werkt als valeriaan op een kater - Het is T rop e.

Juist hier in Hindoestraat ademt men een ex- trakt van die bedwelmende odeur in.

De . klok van het postkantoor slaat acht, en er klinkt heel in de verte een heesch en schetterend hoornsignaal van de "Tampat Tantara" - de groote militaire kazerne der stad.

Het is pikdonker en de nacht is koel. - het wordt levendig in de wijk.

De winkels zijn verlicht, en de lampen werpen haar lichtglans in breede kegels uit over het don- kere asfalt der straat.

Hier is drukte, hier is gedrang, hier is gewemel van menschen.

Een luxe-auto glijdt steunend en knorrend door de straat, die gaat naar "de Deli-Bioscoop" - het Film-Paleis - met een lading in het wit gekleede planters. Een Richshaw-koelie draaft op ader-

(12)

10 BLANX IN BRUIN.

knoopbeenen voort met een geblankette geisha in een licht wagentje.

Op den hoek van de Moskeestraat staat een Chineesch .. Restaurant de transportabie" • De rim- pelige, uitgedroogde waard slaat twee koperen platen tegen elkander en schreeuwt "Ma-kan I', - "Ma-kan!" Spijs I - Spijs!

De Javaansche jongen van het hotel koopt een schaal vol, maar o-foei - wat een kost I Het lijkt op het uitwerpsel van een ~ee~ieken en stinkt als de roofdierkooien in den dierentuin in het heetst van den zomer., en toch verorbert hij het met zicht- baar welbehagen.

Een knokkelige, gele en verschrompelde Chinees rijdt voorbij. Hij heeft een stang over de schouders.

Aan het eene einde der stang hangen eenige verroeste nijptangen en aan het andere einde een bundel holle kie~en aan een draad geregen.

.. Ik ben tandarts I Ik ben tandarts I" roept hij en rijdt op een sukkeldrafje de straat door. Hij heeft slechts een kort broekje aan en is verder naakt. Zijn geribde borstkas doet mij denken aan den Duitschen dubbelen adelaar. - ik weet niet waarom. Hij lijkt op een doode, op een spook, dat uit ouder gewoonte door de straat draaft.

Daar komt een jonge Hindoe met den tulband op het hoofd in een wit, luchtig, neteldoeksch hemd; hij gaat baden in den De1i-vloed, %ooals zijn vader deed in den Ganges.

BLANX IN BRUIN. IJ:

Een Maleisch meisje gaat voorbij. Ze draagt een gebloemde sarong en heeft een dunne, ~ijden sjaal over het hoofd. Op de nagels der teenen heeft ~e roode halve manen geschilderd, en om haar fijne, bruine enkels hangen dikke, ~are, gouden ringen.

Haar gang is fier en zelfbewust, want ~e is een dochter van 's lands edelman, den trotschen Ma- leier.

Zij laat de groote, donkere reeoogen rollen en fonkelen, de~e ~ijn rein en schuchter en tevens zinnelijk uitdagend. Ze blaakt van liefdegloed. Ze is de kleurrijke nachtvlinder der stad. Ze is hoeri, evenals de heilige Hetaeren uit het Alexandrië der oudheid.

Een wonderlijke gedaante balanceert langzaam langs den cementen rand van het diepe riool.

Het is een Batak, zoon van een menscheneter.

Klein en vierkant is hij, met een bloedrood en .. siri"

_ zabberenden mond in het hoekige, vuile, arg- listige roofapengezicht. Hij heeft tanden gehad, groote, sterke vleescheterstanden, maar die %ijn er met kamer en beitel uitgehakt bij %ijn .. belijdenis".

Verlegen sluipt hij langs de muren, het is, alsof hij verontschuldiging vraagt voor zijn aanwe%igheid.

Het lange, zwarte, ruige haar heeft hij met een smerige lap opgebonden, en een prachtig kleed, uit boomvezels geweven, in vier schitterende kleu- ren is om zijn rug geslingerd. Om den pols draagt hij een reusachtig ~aren, gouden ring met hoekige

(13)

12 BLANJ[ EN BRUIN.

versieringen tot een waarde van vele honderden guldens. In zijn breed en gordel van paardeleder hangt een ellenlang mes, waarvan de scheede met goud en zilver is bewerkt.

- Nu is hij verdwenen, de bergbewoner, be- graven onder de menschenmassa.

Daar komt de Gettu, de schatrijke wisselaar van het Oosten. Hij is een prachtkerel, slank en groot. Hij steekt een hoofd boven het gewemel uit. Hij is glad geschoren en koolzwart; alleen zijn tanden glinsteren verblindend wit tusschen al het zwarte. Op zijn voorhoofd heeft hij de drie krijt- strepen zijner kaste en in het vleesch, tusschen de wenkbrauwen, een gouden nagel.

Hij maakt een avondwandeling. Zijn kleeding bestaat uit niets anders dan een witten handdoek, die onder zijn bolrond en, zwarten vraatbuik hangt.

Laatst zag ik heel even zijn zoon met zijn jonge vrouw.

o

! die waren in al hun bescheidene, of misschien veeleer pralende naaktheid het beeld der overwel- digende pracht en heerlijkheid van het Oosten.

Daar ginds onder het groote, elektrische boog- licht, waar de straten elkaar kruisen, gaat een jong meisje voorbij. Ze is stellig niet ouder dan

16-17 jaar, maar er ligt iets ouwelijks in haar gelaatstrekken. Ze kent reeds hartzeer en zorgen, 's werelds onbarmhartigheid.

Haar kleeding is Europeesch. Ze draagt een

I.

BLANK EN BRUIN. 13

witte japon, maar die hangt zoo zonderling over haar jonge en toch krachtige schouders. Haar beenen gelijken op die van een negersoldaat, ze zijn zonder vorm. Ze heeft witte kousen aan en strakke damesschoentjes, maar die passen niet aan de typische voeten van natuurmenschen, die niet gewoon zijn aan Fransche hakken. Ze heeft koolzwart, gevlochten haar met een witte strik er in.

Haar voorhoofd is te hoog; haar neus is plat en breed, en haar mond is groot, stomp en onbe- trouwbaar. Wanneer ze lacht, laten de roodachtig blauwe lippen een rij mooie, witte tanden zien, maar het gedeelte tusschen neus en mond is echt Maleisch - vooruitstekend - en haar oogen stra- len van warmte, slecht verborgen zinnelijkheid en - Trope.

Ze is een halfbloed, ze is halfcast .•••

Kijk daar! Kijk daar I - een .. blanke" tusschen al het donkere.

Vet en walgelijk, als de vale larf van den meike- ver. Gevormd als een breedbuikig kofschip en voortbruisend in ritselende zijde, en evenals de kof met zwellende zeilen, zich een weg banend door het bonte gewirwar van .. kleurlingen" in kleurige drachten. Zij trippelt op pijnlijke, eeltige voeten in sloffende, uitgetrapte, lederen schoenen met scheeve hakken. Ze heeft de spitse neus, die wijst op haar Europeesche nationaliteit. Haar gelaat is sproetig en haar haar is dun en geverfd. Haar

(14)

14 BLANI: IN BRUIN.

valsche nicotingele tanden schudden, wanneer ze brutaal en afzichtelijk lacht. De oogen liggen flauw, dof en zonder uitdrukking in de levende doodskop.

Ze is een dochter van brutaliteit, valschheid en onbeschaamdheid; de levende verpersoonlijking van luiheid en ondeugd.

Ze is alleen een zij, een wrak uit de wereld van den blanken man.

De groote Sihk met papillotten van tanden- stokers in den zwarten baard, die op nachtwacht ligt voor Hüttenbachs Store 1), kijkt haar na.

Hij schudt het hoofd, glimlacht verwaand spot- tend, en valt weer in zijn schildwachtsdommel met de armen onder zijn, door een tulband omhuld, hoofd.

De barbier aan den overkant krabt de wenkbrau- wen en neusharen weg van de Chineesche heeren.

Hij rukt juist de baardharen van een klant met wortel en al uit, en kittelt hem in het oor met een verroeste hoedenspeld.

De Chineesche koopman in gedroogde kikvor- schen, en inktvisschen en bedorven eendeneieren zet de zware houten luiken weer voor zijn winkel.

Ook de schoenmaker sluit en de wijk gaat ter ruste. Men ziet niemand meer op straat.

') Winkd van Europeescbe waren.

BLAIU: D BRUIN.

DIRIIS

MlDAN-TIBING TINGGI.

15

Den 5den Juni 1919.

De stationchef blaast op zijn nikkelen fluitje en de locomotief antwoordt met een langgerekt "toe- oe-oet 1"

Steunend en zijn "poef-o-poef, poef-o-poef"

door den korten, breed en schoorsteen blazend, sleept het groote vuurpaard den langen staart

vuile, snikheete, van menschelijke uitwaseming stinkende spoorwagens over de ratelende rails het station van Medan uit, voorbij het paleis van den sultan van Deli, de Moskee en haar hoog oprijzend minaret.

Eerste klasse passagiers zitten in, met fluweel bekleede leuningstoelen, in twee rijen met het gezicht naar elkander en den rug naar de ramen gekeerd.

Rechts van mij zit een dikke Hollander. De warmte kwelt hem vreeselijk en hij ziet er uit, alsof hij half geworgd wordt in de hooge, stijve kraag van zijn witte jas. Zijn nekvet druipt over den rand van den kraag, omzoomd met roode, stijle haartjes, waarop groote zweetdroppels parelen.

Hij vouwt de korte, dikke handen over zijn maag en zinkt in elkaar.

De ramen staan open en een verstikkende wolk van kleine deeltjes steenkoolstof, uit den schoor- steen der locomotief, dringt naar binnen, telkens

(15)

16 BLANE IN BRUIN.

wanneer de trein een hoek passeert. De tempera- tuur binnen is ver boven 40° Celsius.

Over mij zitten twee Gettu's - zwarte wisse- laars - met krijtstrepen op het voorhoofd, gouden nagels tusschen de oogen en glanzend witte tanden.

Ze dragen alleen een dun, luchtig neteldoeksch hemd, dat ze bij het loopen opgorden. Ze leggen de zwart behaarde beenen kruiselings onder zich op den stoel en drinken, onder hun druk gesprek, om beurten thee uit de tuit van een blank gepolijsten, koperen pot. Ze praten en lachen en grijnzen en rollen verschrikkelijk met hun koolzwarte oogen.

Ze genieten van de warmte, die ons langzaam half doet wegsmelten in onze stoelen.

De trein rolt ratelend door stinkende mangro- venmoerassen, waar slierende lianenstengels en slappe luchtwortels neerhangen van af de toppen der boomen tot aan den stilstaanden waterspiegel van den modderpoel. Verder rijden we door de hoogvlakte, waar grauwe apen zich grijnzend schommelen, met hun schubbige krulstraarten om de hoogste takken der boomen geslingerd. De trein buldert over spinnewebfijne ijzeren bruggen, geslagen over breede, modderige stroomen, wier zwart water langzaam en traag door het eeuwig- groene Jungleland glijdt.

De twee zwarte Gettu's grijnzen, praten en lachen. De wielen der wagens hameren en hakken langs de koppelingen der spoorstaven: neng-

BLANK EN BRUIN. 17

nong-nang, neng-nong-nang, vervelend, een- tonig en in slaap wiegend.

De hersens verstompen, het bloed in de aderen wordt tot een dikke, taaie massa. Het bovenlijf, bengelt slap en traag heen en weer, naar rechts en links met de slingerende bewegingen der wa- gens mee. Men smelt in zweet en dommelt in, sluimerend met open oogen, en het brein hamert woorden zonder zin op de maat van het eentonig gedreun der wielen.

~eng-nong-nang

Zonnebad-in Sa-ha-ra

~eng-nong-nang!

Het hoofd valt zwaar neer met de kin op de borst.

Men dommelt voort in narcotischen slaap met open oogen - r-r-r-r-puh! r-r-r-r-puh! - en de zon smelt de verf der stoelleuning tot vettige blaaren.

De zweetparelen druipen van buurmans roode nek- haren, en de wollen jas kleeft aan het lichaam.

R-r-r-r-pub !

De trein fluit en staat met een ruk stil. Men vliegt voorover met een smak, maar half wakker gaat men verbaasd weer zitten.

De vriendelijke halfcast conducteur stoot de slaperige passagiers zachtjes aan den arm: "Mijn Heer! Mijn Heer! Dat is Tebing Tinggi, mijn Heer !"

Slaapdronken tuimelt men uit de spoorweg- a

(16)

18 BLANK EN BRUIN.

waggon, de helsche machine van Indië, en staat verward en dui%elig te midden van den bonten mierenhoop van vroolijke, gekleurde menschen op het perron.

Nu ben ik nog slechts twee Deensche mijlen van het doel: Mendaris Estate - 20 minuten in de auto, dan ben ik er - met :I Deensche een örer 1) in den zak.

Wat een zonderling gevoel komt er over mij, nu ik die kleine geldstukjes aanraak 1

Toch is het een mooi begin: van het station Sorö naar Tebing Tinggi - een reis van

Ii

maand - en 2 öre over.

Het is immers heden grondwetsdag. Buurman thuis hijscht de Danebrog 2) op, aan een witten stok in een groenen tuin. De vogels zingen en de hemel is blauw. Er is stellig een politieke samenkomst in "Egevang" en muziek op de markt bij het standbeeld van "Frederik VII".

Nu , daar is de auto 1 Chauffeur' piggi Mendaris

lew' ,"

1) tm ört ... ongeveer

'1.

cent.

') Danebrog a= Deensche vlag, een wit kruis op een rood ftld.

DAGBOEKBLADEN 11.

VAN SUMATRA'S BERGEN.

"Chauffeur 1 Naar de bergen 1

Ik moet lucht, homon en koelte hebben." Hij kijkt me vragend aan, terwijl hij een kruik berl%Ïne heen en weer schommelt. "Berastagi, Toean j)"

"Ja, allright I"

Voor een knikje en een cheque op "Chartered Bank" zet de Maleier zijn machine in beweging.

Onder het vroolijk accompagnement der motor- ontploffingen rijden we door rijstvelden 1), gummi, thee en tabaksplantages, door oerwouden en bran- dende ontginningen, over bruggen van balken en ziedende stroomen, over kaarsrechte wegen door stinkende mangrove moerassen 2).

Over kromme, kronkelende paden spinnen we

,) In de bergen wordt de rijst :toowel op terassen ,met water- bevloeiing als op vlakke velden geplant. - Beneden lD het laag- land plant men de rijst meestal op hO<?~ gelegen grond :ton~er be- vloeüngssysteem, Vandaar de twee riJstsoorten. - Een rijstveld op vlakken grond lijkt op een Deensch haverveld, maar de halmen :tijn hooger en krachtiger en de aren bevatten meer korrels.

') Mangrove = uewoud der aangeslibde kust, bestaat uit enkele sttuikvormige boomsoorten en een enkelen palm, den Nipa (noot der vertaalster).

(17)

BLANK EN BRUIN.

ons OpWaarts langs den kantigen bergrug.

En met uitgekoppelden motor warlt de wagen naar omlaag langs diepe ravijnen in zwijmelende vaart. Over ragfijne, stalen bruggen, over schui- mende, bruisende bergbeken, voort over groene hoogvlakten, de blauwe rook stijgt uit de "Anus"

der machine, - 80 km. per uur.

Een kat wordt verpletterd, drie kippen vermor- zeld tusschen de krijschende spaken der wielen. - Zeven uur dolzinnig jagende vaart heeft mij ge- bracht aan het doel : de bergen der Batakkers.

IN HET VACANTIEHUIS VAN DE TRUST.

Berastagi, den 30. October 1920.

Alleen.

Dagen en nachten lang heeft het geregend, en het regent nog steeds. In kletterende stroomen stort het water neer, uit laag hangende, grauwe wolken - ach, zoo troosteloos !

Soms komt er een oogenblikje verpoozing tus- schen de buien, en dan kan ik, een minuut of twee, buurmans bungalow onderscheiden aan de overzijde, beschut door naaldboomaanplantingen onder den heuvelrug, maar dan plassen weer de geweldige watermassas koud en klam neer langs de bergranden en omhullen het huis en beslaan de vensterruiten. De wind rukt aan het dak, toetert door den luchtkoker der eetkamer en zweept

BLANK EN BRUIN. 21

de zware regendroppels tegen de ruiten hier in de veranda, waar ik zit in Deensche winterkleeding en half bevries.

Verleden vond ik een oud nummer van "Strand".

Ik heb het doorgelezen van voor naar achter en van achter naar voor en nu overhoor ik mijzelf de advertenties.

Om 6 uur is het pikdonker. Dan steek ik de staan- de lamp op. Ze is elektrisch - we hebben "Delco Light" 1) in huis - en de kap is rood ; een heerlijke kleur, die de kamer warmer maakt. Mijn pijpje heb ik nu al wel honderd keer uitgekrabd, en er hangt een zware, witte wolk van tabaksrook onder het plafond - zoo behagelijk en warm, ik kan er niet toe komen haar naar buiten te jagen.

Er hangen hier schilderijen aan den muur, kleu- rendruk in mooie, diepe lijsten. Ik heb ze nauw- keurig bekeken, zooals de gevangene de wand zijner cel bekijkt. Uren en dagen lang heb ik ze beschouwd, en kan, zonder naar de schilderijen te 2;Ïen de hand- teekening van den schilder namaken met precies dezelfde krullen, ophalen en neerhalen. Vaak knalt er iets tegen de ruiten met een kort, scherp geluid.

In het eerst meende ik, dat het kleine steentjes, of kluitjes aarde waren, die de storm meevoerde van de vulkanen, maar nu weet ik, wat het is.

Gisteren avond, toen ik de lamp had aangesto-

I) Naam van een motor- en dynamoinstalatie.

(18)

BLAN1t EN BRUIN.

ken, liet ik de vleugeldeuren der veranda open- staan, en een oogenblik later tuimelde een %Wart insekt tegen de elektrische peer.

- Het was zoo groot als een gebalde jongens- hand en had geweldige bulten op den kop, bijna als die van het eekhoorntje, maar veel grooter en steviger.

Ik liet het op mijn tijdschrift rondscharrelen.

Na een grondig onderzoek ging ik naar de deur, en met het verzoek om ["op te vliegen naar onzen lieven Heer en tegen morgen om goed weer te bid- den"l,] wierp ik het insekt uit in den pikdonkeren, onstuimigen nacht. Het is stellig niet aangekomen daar boven, want het stortregent nog.

IN HET VACANTIEHUIS DER TRUST.

Buastagi, den 31stm October 1920.

Er werd op de deur geklopt. - drie bescheiden tikjes - "Toean! - Toean! - Het was de Boy, die mij wekte. Hè! wat voelt men zich opge- , wekt, gezond en krachtig na een rustigen, droom- loozen slaap in een koel vertrek. Hè! men rekt zich uit, draait zich om en voelt zich behagelijk.

"Hier is het scheerwater voor Toean", zegt de Boy en zet de dampende kom op de waschtafel.

"Wil Toean

zoo

dadelijk een warm bad en ontbijt hebben?"

') Op vliegen naar etc.

=

een Deensch spreekwoord, ebt eigenlijk beteekent : mak worden (noot der vertaalster).

BLAN1t EN BRUIN.

..Ja, pap, eieren en koffie!"

.. Wil ik het gordijn wegtrekken?" vraagt hij en opent de witte blinden en trekt de dunne gor- dijnen ter zijde. De stralen der morge~on dansen over den vloer en doen de geboende planken glin- steren. Het frissche windje draagt de geur van voch- tig gras en bedauwde rozen door het geopende venster aan. Wat is het toch heerlijk om op zulk een morgen den neus naar buiten te steken I

Terwijl ik mijn gezicht inzeep, en mijn scheer- machine in elkaar schroef, geniet ik van het prach- tig uitzicht over het dal, en de boy, die zich mijner herinnert van vroegere keeren, dat ik hier verblijf hield, onderhoudt mij met de stadsnieuwtjes. - Wat is hier veel bijgebouwd, sedert ik hier het laatst was, niet meer dan drie maanden geleden.

De huizen schieten op als paddenstoelen.

De boy vertelt mij, aan wie de verschillende vil- las toebehooren ; het zijn allen bekende firrnas:

"Deli Rubber", "Good Year", "Anglo Dutch" en nog veel anderen, maar vaak én vol trots noemt hij mijn eigen maatschappij: Harrisons eX Crossfield", in wier huis ik woon. De Trust heeft in het geheel drie huizen, die elk heerlijke bedden, gezellige kamers, W. C.'s en alle andere, moderne geriefelijkhe- den bevatten voor een tiental rustbehoevende gasten.

Het laatste huis, dat in aanbouw is voor de Trust, is nog grooter en heeft een biljartkamer, een auto- garage en een cementen tennisbaan.

(19)

BLANX EN BRUIN.

Al de huizen zijn opgetrokken van hout - op een enkel na - en in een gezelligen, maar eenigzins zwaren stijl. Ze liggen een geweerschot van elkaar, omringd door struik- en bloemaanplantingen, in geweldig groote grasvlakten. Ja, het lijkt bijna een stad op een grasvlakte; want het gras der berghel- lingen is overal heel kort afgeschoren door Batak- sche koelies, die klapperende maaimachines de heuvels op en af schuiven van zonsopgang tot zonsondergang. Het harde prairiegras, lallang en speergras verdwijnt, en kort, breedbladig gras schiet op. Voortdurend komen er mooie, groene grasvlakten bij, voor de beoefenaars van het golf- spel.

"Daar is het hotel I" zegt de Boy en wijst naar links.

Het is een houten gebouw van twee étages, keu- rig ingericht en prachtig gelegen. Het bevat stellig kamers voor wel honderd gasten.

De boy haalt water in het waschbekken. Wat is het verrukkelijk het hoofd te dompelen in het ijs- koude, kristalheldere water der bergen en flink de lucht door den neus uit te blazen en te plonzen met de ooren 1

- Het water beneden in de plantages is wal- gelijk. Het is geel, moet gekookt, gefiltreerd, weer gekookt en in ijs afgekoeld worden om als drink- water gebruikt te kunnen worden, verliest door deze omslachtige behandeling zijn verkwikkende eigen-

BLANK EN BRUIN.

schappen, en krijgt een flauwen rooksmaak . Ook vindt men nog wel eens muskietenlarven, die in het water rondzwemmen en met den staart kw;~pe­

len. - Waarschijnlijk planten de muskieten zich voort in de tuit van den filter of in de koelkan- nen. - Voor een planter, uit het laagland, is het een eerste klas genot het heldere, koude berg- water te drinken, dat uit een regenbak boven op een berghelling komt, en langs buizen naar be- neden wordt geleid voor de "geabonneerden, die het ongekookt en ongefiltreerd drinken.

"Boy 1 ga eens naar buiten, en kijk, of er wolken om den "Sibayak" hangen. Wanneer het niet zoo is, fluit dan op je vingers I" Hij floot en haastig trok ik mijn pantalon aan,stak mijn voeten in de oude schoenen van zeehondenleer en sprong naar buiten.

Men moet zich haasten, want in enkele seconden kunnen wolkenma:.sas de bergen omhullen, en dan valt er niets te zien.

Daar ligt de groote vulkaan. - De eene zijde van den berg is vol scheuren, en de gele zwavel glijdt tongvormig naar omlaag. Door het heete, dampende water wordt ze naar beneden gevoerd en onderweg afgeleverd in de kloven als een etter- gele, weeke kor~t. De top van den vulkaan gelijkt

"prekend op een rijp, reusachtig gezwel. De berg is groen vanaf den voet tot hoog boven aan den kegel. Het zijn wouden, jungle 1) met reuzenboomen.

1) jungle = dichtbewassen bosch.

(20)

BLARIt ER BRUIN.

De top is grijsbruin en onbegroeid. Het is slechts zand, asch en steen, dat uit den krater geslingerd is door de steeds donderende, bulderende en krakende dampkolom, die aldoor opstijgt uit de spleeten en gaten van den top, en zich hoog boven den berg verheft, als een krijtwitte bundel watten, tegen den blauwen hemel.

Sibayak schijnt heel dichtbij, maar langs een goed gebaanden weg kost het toch 5 1 6 uur om den top te bereiken.

De frische morgenwind strijkt neer langs de groene berghellingen. Hoe heerlijk is het om de lucht in te zuigen, de longen te vullen en de spieren uit te rekken, zoodat de borstkas zich spant als een strakaansluitende uniformjas van onberispelijke snit. De wind dringt door de mazen van het wollen buis en verkleumt de huid tot "kippeve1".

Neen maar I Daar is een zeemeeuw - we zijn anders ver genoeg van de kust. Ha, die komt stellig van het .. Toba-meer". De zon doet haar witte slagwieken als zilver glanzen.

Er zijn kleine, witte schapenwolkjes aan den blauwen hemel, en de temperatuur - ik heb geen thermometer, maar in witte tropenkleeding voel ik mij als op een zomermorgen in een Noorsche berg- weide. En toch zijn we slechts 3° ten noorden van den evenaar. Maar 2-3000 voet boven den zee- spiegel.

BLANI: EN BRUIN. 27

Des middags doe ik de vleugeldeuren der veran- da open, vlij mij neder in een met kussens bedekte rotanstoel en geniet van een sigaartje, van whisky en van het uitzicht. De weg daar beneden slingert zich door de vlakte, verdwijnt achter een heuvelrij, duikt verder weg weer op en kronkelt zich als een gele slang langs villas, en tuinen zonder omhei- ning, voorbij croquet en tennisvelden, en door verbazend groote golfbanen naar omlaag naar Be- ras Tagi "stad" en vandaar verder het land in.

Ver, ver naar het zuiden onderscheidt men den berg .. Beso-Beso" en aan gene zijde der bergen het diepblauwe Toba-meer. Een handbreed naar het oosten ziet men duidelijk den berg .,sereboe-Dol- 10k", die genoemd is naar zijn omgeving - de duizend heuvelen - , waar het oude Batakdorp van denzelfden naam ligt, verborgen achter over- blijfselen van gesloopte wallen en dichtgeworpen grachten, waarachter de dappere inwoners zich ver- dedigden tegen devoortrukkende, Hollandsche kolo- niale troepen. Het ligt e·en goede zeventig kilome- ter van hier, maar de lucht is ijl, helder en rein, dan teekenen de bergen daarginds zich als vio- lette schetsen tegen den ~lauwen hemel af.

Over het zachte grasveld komt een rij vuile, wal- gelijk riekende, tandelooze, sirizuigende koopvrou- wen aan met de gevlochten korven op het hoofd.

De een na de ander - de oudste vooraan - klim- men ze met haar rimpelige, dikhuidige zwerfvoeten

(21)

BLANK EN BRUIN.

langs den trap der veranda op - Ze ûjn klein, vier- kant en stevig, en hebben hoekige, plompe hoofden met een breed ondergelaat en een grooten mond - bij de ouderen, een gapende, onnoozele voedings- spleet - met bruine stompjes van de afgehakte tanden en een sterk vooruitstekend kaakbeen •.

Ze spreidden den inhoud der korven op den ce- mentvloer uit, trekken haar vuil, zwart, linnen hemd een beetje op en zetten zich gemakkelijk neer tu!';- schen aardappelen, terongs, mandarijnen, citroe- nen, tomaten, prei en koffieboonen.

Na veel over en weer praten wordt men het eens over den prijs, slaat toe en betaalt. Dan maken de koopvrouwen een punt los van den grooten, zwar- ten doek, die ze opgerold als een kussen op het hoofd dragen, knoopen het geld in een vouwen staan op om hun reis naar de naburige bungalow te vervolgen.

Zij raken haar waren altijd kwijt, want beneden op de plantages proeft men nooit Europeesche groen- ten in verschen toestand, aardappelen uitgezonderd, daarom :z:welgt men in vegetarische spijzen, wan- neer men :z:ijn vacantie in de bergen doorbrengt.

"Si Noga", die :z;ich nooit heeft gewasschen heeft beneden van af den weg de vrouwenkaravaan met leege handen het huis uit ûen komen. Hij vermoedt, dat er klanten zijn. Mischien een Toean, die nooit door dit land heeft gereisd, en de prij:z:en niet kent

noch de handelslui. •

BLANK EN BRUIN. 29

Hij slingert een bundel kleurig goed over den rug en slentert naar het huis. Stoutweg klimt hij den trap op, ontknoopt den bundel op den ce- mentvloer, en na zijn klant gegroet te hebben, spreidt hij de prachtige, bonte, met de handgeweven doeken over de steen en balustrade der veranda uit. Nu maakt hij met zijn handen allerlei gebaren en prijst in kleurrijke bewoordingen zijn heerlijk- heden aan. Hij bezweert, dat ik, niemand anders dan ik, zijn waren krijg tegen inkoopsprijs, maar wanneer ik hem slechts een vierde bied van hetgeen, hij vraagt, dan werpt hij mij de doeken toe en gaat lachend heen.

Daar komt "Si Lampas". Hij is één mijner oude kennissen van vroegere bergtochten. Hij is mijn gids geweest, en we hebben vele dagen in elkanders ge:z:elschap doorgebracht en verscheidene mijlen te:z;amen afgelegd. Ik ken hem aan zijn gang en de donkerkleurige doeken, die hij als een toga om zich heen slaat. Ofschoon zonder tanden, :z:ooals iedere Batakker van dien stam, is hij toch een aar- dige, vlotte kerel. - Hij :z:al :z:oo ongeveer in de der- tig ûjn.

Hij heeft een hooge wreef, uitgespreide teenen, een rechten rug, een verstandigen mond een licht gebogen, breed en neus, een open, eerlijk voorhoofd en lang, koolzwart, hangend haar, dat met een rood lint om het achterhoofd samengevonden is en in het haar over den linker slaap wiegelt een orchidee.

(22)

BLANK IN BRUIN.

Hij leeft van hetgeen hij verdient als gids en noemt al de plaatsen op, waarheen hij de Europe- anen, die onbekend %ijn in het bergland, brengt.

"Ja, beste Si Lampas, ik ken %e allen. Reeds lang geleden heb je me al de plaatsen, die je op- noemt, laten %Ïen. Toon mij nu eens iets, wat nog geen enkele "blanke" ge%Ïen heeft 1"

"Goed, Toean 1 Ik %al u voeren vanaf de groote, booze %ee over den top van den berg "Si Nabo" tot aan het levende water in "Dawar".

En ge %ult op dien tocht, die dagen duren %al,

water %Ïen, dat %iedend, donderend en dreunend zeven keeren neervalt, en tegen de grijze, hoekige klippen tot schuim en damp geslagen wordt in kleu- ren en schitteringen als van duizende briljanten.

Ik wil u leiden naar den top van den vulkaan Si- bayak daarginds, dan kunt ge zien in het rijk der dooden, in het bulderend, kokend ingewand der aarde.

Ik wil u brengen op den hoogsten top der bergen, vanwaar ge de groote zee kunt %ien glinsteren in de zon, ver weg aan den rand der aarde. En diep, diep onder u ziet ge, even als de vogel daarboven op lichte wieken, steden, jungle, meren en stroomen.

Wilt ge baden op den tocht, dan %al ik u voeren naar meren met warm en meren met koud water.

Wilt ge jagen, ik %al u de plaatsen wijzen, waar de berggeiten springen van steen tot steen, hoog, hoog boven de wolken.

BLANK IN BRUIN. 31

Toean! met mij kunt ge overal komen in deze streek van af "Siantei" stad tot aan het land van het Allasvolk. Door mij kunt ge alles krijgen, vanaf ongerepte Batakmeisjes tot slagtanden van den wilden olifant; vanaf geketende adelaars tot eieren van den dwergvogel, wapens en armringen."

"Allright Si Lampas 1 Mijn beenen %Ïjn ver- moeid. Ik kan geen groote tochten meer maken, zoo- als toen ik laatst hier was. Maar een enkelen dag wil ik graag met je mee, maar niet te ver. Morgen- ochtend om 7 uur zal ik zorgen gereed te zijn. Waar- heen wil je me dan brengen ?"

Hij trok de wenkbrauwen samen, telde de uren en de kilometers op zijn vingers af: ,,Als Toean wil zooals ik, dan gaan we naar het levende water in het doode woud."

Daarmee was de afspraak bezegeld. Hij sloeg de donkere, linnendoeken dichter om zich heen en verdween om den hoek van het huis.

KAMPOENG .,SI KEUNG".

Beschermd door aarden wallen, beplant met bamboe en verborgen in een bosch van slanke Arekpalmen en breedbladige banaanpalmen, hooge teakboomen, dichte koffiestruiken en laagstammi- ge kokospalmen ligt het dorp der Batakkers als het ei in het vogelnest en van drie kanten ontoeganke- lijk als des adelaars horst, oIngeven door steile ra- vijnkanten.

(23)

BLANIt EN BRUIN.

De dorpspoort was gesloten, en toen ik over de vermolmde heining wipte, vlogen woedende honden op mij af, en een troep zwarte vetruggige varkens met hangbuik draafden angstig weg achter witnis- hoopen en mestvaalten.

Ik heb vroeger vele uren doorgebracht in kam- poeng "Si Keling" en kan mij beroemen op mijn bekendheid met den burgemeester - tot vriend- schap brengt men het nooit met de achterhoudende, woordkarige Batakkers. En hebben wij "blanken"

hun vriendschap verdiend? -

- Hij kwam mij te gemoet en inviteerde mij - voor 10 cent - op een kop zoete palmwijn, die hij uit een bamboeriet schonk. Hij is een oude man, wel om en bij de zestig, rimpelig, vuil en ver- weerd met scherpe gelaatstrekken en doorboorde, hangende ooren, versierd met munten en blokken hout. Zijn haar is nog verwarder en leelijker dan toen ik hem het laatst zag. Maar nu bewaart hij ook tabak en Zweedsche lucifers onder zijn hoofd- doek, die niet minder vuil is dan zijn donkere sa- rong.

Zonderling genoeg herkende hij mij, ofschoon er toch heel wat "blanken" geweest zijn, sedert wij elkaar het laatst zagen. Nu spreek ik beter Maleisch en heb daardoor meer aan mijn gesprekken met

"Penghoeloe Soedoengàron 1), Zoo heet hij. Wij

') Penghoe1oe = opperhoofd.

BLANJ: EN BRUIN. 33 slenterden van het eene huis naar het andere.

Als jongen las ik graag van "wilde" volken en menscheneters, en tot op den dag,dat ik in Suma- tra kwam, geloofde ik, dat ze woonden in holen of ellendige hutten, en was daarom niet weinig ver- baasd, toen ik de bouwkunst der Bataks aanschouw- de. - Ik heb niet veel begrip van kunst over het algemeen, maar meen toch, dat deze dien naam verdient.

De huizen rusten op zware palen van een harde, taaie boomsoort, muren en vloer zijn van vier- dubbel dikke planken, die niet vastgespijkerd wor- den, maar met de hoofdbalken verbonden zijn door koorden, gesponnen uit een vezelige woekerplant.

De koorden worden door gaten in de planken van den muur gestoken en aan den binnenkant vastge- knoopt. Ze zijn aangebracht op een wijze, waarop ze, niet alleen het gebruik van spijkers vervangen, maar tevens dienen tot versiering van het huis, daar ze aan den buitenkant afbeeldingen van dieren te zien geven, b.v. hagedissen en slangen. De muren van het huis staan schuin achterwaarts, en zijn ge- woonlijk wit gekalkt en bedekt met versiersels in sterk sprekende kleuren, zooals

zwart,

rood, geel en groen.

Het huis is gedekt met stroo of "atap". Het dak is hoog, steil, en in den regel met hellende nok en ver omhoog stekende voorgevel, versierd met wit gekalkte buffelhorens op een kromhout, waardoor

3

(24)

34 BLANK EN BRUIN.

"booze geesten" verjaagd worden." De naar voren glooiende gevels zijn bedekt met bamboevlecht- werk in streng evenredige figuren in velerlei heldere kleuren. Boven op de gevels prijkt een levensgroote mansfiguur van hout met witte mos- selschalen in de oogholten. Hij is de beschermende God..tt

Vaak wonen er in één huis tien families, en de heele kampoeng wordt bewoond door één ge- slacht, van hetwelk de oudste man "Penghoeloe"

is - Opperhoofd of hoofd - , die beslist in zaken, welke het welzijn van de kampoeng betreffen, b.v.

het zaaien en oogsten, en het vonnis velt bij familie- twisten. - Het huis van den Penghoeloe is altijd het voornaamste.

Onder de verdere gebouwen bevindt zich een rijsthuis, waarin het zaaizaad bewaard wordt en een stamphuis1), waar de vrouwen met zware stam- pers de rijstkorrels uit de rijsthalmen kloppen. De korrels vallen in gaten, welke in zware balken ~jn uitgehold.

Bovendien behoort er bij iedere woning een stal voor het paard, de geiten en de varkens, een hok voor de hoenders een kooi met een zwaarmoedige

1) Het rijst stamphuis heeft een %waren vloer een paar voet boven den grond. In de lengte bevinden zich 2, 3 A 4 geweldige balken met kegelvormige holten (de stampgaten). Om elk gat is gewoonlijk een vierkant vlak, ondiep in den %Waren balk uitge- sneden om het morsen der uit het gat opspringende rijstkor reis te verhinderen. (Noot .an de vertaalster).

BLANlt EN BRUIN. 35

tortelduif en een stellage van bamboe, waar de pas afgesneden tnaisschoven te drogen hangen.

Penghoeloe Soedoengàron voerde mij van deur tot deur het heele dorp rond. Hij wees mij met geen geringen trots de doeken door de oude vrouwen met de hand geweven, en de eetschalen en rijst- borden van gedreven geel en rood koper, door den ouden man in zijn jeugd vervaardigd.

"Het was, toen de mannen nog ten oorlog trok- ken en de vrouwen het veld ingingen. Het was, toen het geld van de witte mannen alleen diende tot neusversierselen van Penghoeloes vrouwen. Nu - ach I - nu rijden de j6ngelingen puin op den regeeringsweg, voor geld", zei hij hoonend en spuwde rood sirisap naar een troep vluchtende big- gen.

Wij stonden stil bij een met zink gedekte, plan- ken schuur. Die stak zonderling af bij de overige exotische gebouwen van het dorp. Daarbinnen klonk een wonderlijk gesnor.

"Wat is dat, Soedoengàron?" vroeg ik. Hij krulde de lippen, trok het diep gerimpelde voorhoofd sa- men en haalde de schouders op. "Dat is vooruit- gang", zei hij kort af, en naar het mij voorkwam, droevig.

Ik keek naar binnen. Daar zat een jonge, sterke Batak voor het nieuwste model der "Singers"

trapmachines en borduurde symetrische figuren in levendige kleuren op een jas kraag.

(25)

BLANI: EN BRUIN.

Soedoengáron liet mij zijn paardenstal zien. Daar stonden twee oude poneys en sloegen met de ach- terpooten. Ik vertelde hem, dat ze stalkramp had' den en beweging moesten hebben.

"Wat voor een landsman is u eigenijk, daar u weet hoe poneys behandeld moeten worden, Toe- an?"

"Ik ben een Deen, "Penghoeloe."

"Zoo. Ja, ik ken alleen maar twee stammen van blanke menschen, het zijn Hollanders en Engelschen.

Waaraan merk je het verschil tusschen die beiden ?"

"Ik hoor het aan hun spraak. En wanneer ze niets zeggen, kan ik het toch bijna altijd aan hen zien. - "Orang danish" 1) staan zeker onder Maba- radjab Wilhelmina ?" vroeg hij, en was zeer verbaasd te hooren, dat de Deenen een volk waren met eigen land en eigen "Radjah:'

"Waaraan erken je de Enge1schen?"

" Hier boven aan hun villas in Berastagi, en uit de boeken I) der vaderen mijner vaderen, die over hen vertellen."

"Wat beteekent het woord Batak?" vroeg ik, of- schoon ik het wel wist.

Soedoengaron keek verlegen ter zijde en ant-

') Orang danish = Deenen.

') Engeland had een kolonie in Benkoelen (Sumatra's West- kust), die geruild werd tegen eenige Hollandscbe bezittingen in Malakka in het jaar 1824.

,

BLANK EN BRUIN. 37

woordde: In het Maleisch beteekent het "lafaard", maar in de taal van mijn volk beteekent het held."

"Het laatste is het ware," zei ik, en hij stramde den rug.

"Dat meen ik ook. Mijn ras heeft een harden strijd gevoerd tegen de "blanken" vele jaren lang.

Eerst tegen "Orang Portugis" 1) en daarna tegen

"Orang Holland". Wanneer ik zeg mijn ras, bedoel ik al het bergvolk, ook die in "Atjeh". Wel hebben we elkaar bevochten de eene stam den anderen, maar tegenover de "blanken" vochten we gezamelijk als één volk, sinds menschenheugenis.

Eerst enkele maanden geleden onderwierp zich de laatste Atjeh-Radjah aan de Hollandsche regee- ring.

Met mes en speer hebben we gevochten tegen de vuurwapens en helsche machines der blanke mannen. Dapper hebben we gestreden voor ons land en ons recht."

Een hond gromde en tien andere sprongen strijd- vaardig met steile rugharen en woest, wild huilend naar het hek, waar één in het wit gekleede Euro- peaan met zijn kodak in de hand overheen sprong.

Soedoengáron riep de honden terug en de Europe- aan kwam naar ons toe en groette mij: "Goeden dag, Mijnheer I" Penghoeloe keerde hem zwijgend den rug toe en trad zijn huis binnen.

,) De Portugeezen hadden Sumatra in bezit van de 16de tot de 17de eeuw.

(26)

BLANK: EN BRUIN.

IN HET VACANTIEHUIS DER TRUST.

Berastagi, den lsten November 1920.

De Boy riep, maar ik draaide mij nog eens om.

Een half uur later werd het gordijn terzijde ge- trokken, en Si Lampas kijkt verwijtend naar mij, dagdief, die de afspraak geheel vergeten had en in bed lag met de dekens tot onder den kin opgetrok- ken.

.,Toean!" zei hij, "u beloofde om zeven uur ge- reed te zijn !" Hij trok zijn hoofd weer terug. Vlug sprong ik het bed uit, nam het koude morgenbad en kleedde mij.

Si Lampas had gezorgd voor twee wagens naar het Chineesche standaardtype: drie wanden met een dak en een raam aan de achterzijde, twee stan- gen met een poney er tusschen en twee groote, scheeve wielen er onder, een rollende kleerkast.

We vertrokken. Vlug ging het voorbij de post- kantoorbarak en door het dorp Berastagi, waar de Chineesche koopman in ,,seng Habs Filial" grijn- zend tegen de morgenzon, drie geplukte eenden aan een gele bamboestaak uit het venster zijner slaapkamer te drogen hing ... Hoaatiien 1" riep hij, en ik antwoordde hetzelfde, hetgeen beteekent:

"Goeden morgen, goeden morgen !" - de eenigste woorden, die ik ken van de taal der zonen van het hemelsche rijk.

De vrouw van den Chineeschen tandarts waggelde

BLANlt EN BRUIN. 39

op haar verminkte voeten naar den Chineeschen eetwarenwinkel om een schaal walgelijk riekende morgenkost te halen. In den laatsten winkel van het dorp stonden drie lichtbruine, lachende Maleier- meisjes kapok te stoppen in groote zakken. De grauwwitte vlokken gingen op haar zwarte haren, haar bruine armen en als sneeuwvlokken in haar gekleurde sarongs zitten. "Tabe Toean 1" - goe- dendag, mijnheer 1 - riepen ze en lachten zoo zielsvergenoegd •

Half in draf, half in galop liepen de poneys voort met de lichte, schommelende en krakende "rammel- kasten" het dorp door, en de regeeringsweg over, die zich (mooi gemacadamiseerd en buitengewoon goed onderhouden) als een aal, heuvel op, heuvel af door de golvende savanne van het eeuwig groene hoogland slingert.

Een uur later reden we het donkere, koele reuzen- woud in, te midden der hemelhooge, gekloofde bergen.

Op een heuvelrug hielden wij halt. De paarden om te rusten en ik om mijn pijpje aan te steken.

Aan den eenen kant hief zich de met varens be- groeide berghelling loodrecht naar den blauwen hemel op en aan de andere zijde werd de weg be- grensd door een duizelingwekkend en diepen af- grond met een ziedenden, onstuimigen bergstroom op den bodem, en voor ons wrong zich het pad langs den bergkant omlaag en dan weer omhoog

(27)

BLANK EN BRUIN.

langs den volgenden in drieste kurkentrekker wen- dingen. De zon glinsterde tusschen de reU7;enstam- men van het woud.

We hoorden in de verte geroep en gehuil. Si Lampas wees naar den tegenoverliggenden berg- kant. Een karavaan van buffelkarren strompelde naar omlaag, moeilijk en langzaam, maar steeds voorwaarts. Kruipend en krabbelend kwamen ze daar over den zonnigen straatweg aansukkelen, als grauwe duizendpooten over een brugbalk, ter- wijl het geroep der drijvers: Ajoh ! Ajoh ! scherp en helder in de ijle, stille lucht weerklonk.

Tien minuten later reden wij hen voorbij. Het waren wagens met gruis en steenen om de gaten dicht te maken in den drukken verkeersweg, die stellig één van Sumatra's schitterendste ingenieurs- werken is, en die zich uitstrekt vanaf Medan over Beras-Tagi tot Siantar - zeven uur rijden per auto door gummi, koffie, tabak en theelanden, door Maleische en Bataksche steden en dorpen, over steile bergen en door uitgestrekte grasvlakten. - We hadden zoo ongeveer een half uur gereden, toen Si Lampas de voerlieden stil liet houden, en terwijl hij de armen uitbreidde, vol geestdrift uitriep:

"Kijk, Toean! is dat geen grootsch land?"

We stonden op een bergtop en diep, diep onder ons zagen we den effen regeeringsweg als een wit band zich door de groene theeplantages heen slin- geren. Ginds lag het bergdorp "Bandar Baroe" en

BLANK EN BRUIN. 41

daar het telefoonstation. Een bruine adelaar gleed met wijduitgespreide, onbewogen wieken over grauwe, door den wind voortgedreven uiteenge- scheurde wolkenflarden, en wierp een donkere scha- duw over den groenen "Atlas" onder hem. De koetsiers spanden de hijgende ponyes uit, lieten hen drinken uit een zacht vloeiende bron en gra- zen op de groene, malsche grasvlakte, terwijl wij verder gingen - Si Lampas en ik - naar der Ba- takkers altaren, langs kronkelende boschpaden door den killen zuilenhal van het oerwoud.

"BATANEFALL".

We liepen heel lang, Si Lampas vooraan.

Zijn gang was veerkrachtig en zijn voeten waren licht en dikhuidig. Het pad was vochtig en glibberig en mijn leeren schoenen met gummizolen zwaar en glad. Reeds na een halfuur gaans voelde ik pijnen in schouder en rug van vermoeidheid, daar ik nog sedert kort een weinig op dreef begon te komen, na langdurige malariakoortsen. Si Lam- pas was onvermoeid. Zijn rug bleef stram onder het loopen, en hij sprong als een gems over meter- dikke windbreuken, waarover ik heen moest klau- teren lomp en onbeholpen als een os. Onophoude- lijk flikkerde zijn ellenlang mes fluitend door de lucht en hemelhooge keiharde bamboe zonk met een zucht neer, gescheiden van zijn wortel.

We liepen en liepen. Hij sprong en ik klauterde

(28)

BLANI: EN BRUIN.

van wortel tot wortel. Daar hoorde ik een geraas van rollenden donder en voelde een spookachtige, ijskoude ademtocht tusschen de boomstammen door. Maar Si Lampas stond niet stil, in tegendeel, zijn voeten werden rapper. Het pad nam een an- dere richting, naar omlaag, steeds al meer en meer naar omlaag. Half liepen we, half draafden we.

Nu eens gleed ik in gehurkte houding dan weer rolde ik voort. We klauterden over rotsblokken, rondom een bergkruin en kwamen in een berg- kloof, waar de storm huilde, de grond dreunde en de rotanpalmen zwaaiden met hun stekelige, ver- scheurde bladeren.

Si Lampas hield de handen als een trechter voor zijn mond en riep iets, wat ik niet verstond, maar het zal wel geweest zijn: sta vast, want een minuut later balanceerden wij boven op een gladde klip en stonden bijna aan den voet van den donderenden waterval.

Met gedreun, gekraak en gebulder stortten zich de watermassas neer uit een rotsspleet hoog, heel hoog boven onze hoofden, en werden tegen de bruine, afgeslepen vlakken der klippen diep omlaag in een kokenden heksenketel tot schuim en damp gezweept. In de kloven achter den waterval groei- den slingerplanten met blauwe bloemen, orchideeën en verschrompelde bananen, wier bladeren door den stormenden, suÏZenden luchtdruk geheel aan flarden hingen als oude vlaggen.

BLANK EN BRUIN. 43

Wat waren we klein 1 Ik voelde mij verpletterd als een kakkerlak tusschen de schroef van een Oce- aanstoomer, als een cent onder de stalen wielen der locomotief eener "Express" •

Hij trok mij aan mijn mouwen schreeuwde mij tegelijkertijd in het oor: "We moeten nu gaan, wanneer we nog naar "het levende water" willen I"

We liepen langs den zelfden weg terug en voorbij de uitgespannen poneys, staken den weg over en daalden langs den bergrug omlaag naar een groen, moerassig dal, dat den vorm had van een ketel. Si Lampas liep zoo snel, dat ik hem nauwelijks volgen kon. Hij balanceerde behendig over glibberige met zeewier bedekte stammen, die als bruggen.

lagen over beeken met goor grauw water.

Het pad liep voorbij een overstroomd rijstveld en een paar bouwvallige hutten, die onbewoonbaar schenen, zoowel voor menschen als voor dieren, zooals ze daar stonden te midden van giftige mod- der in een dal bezwangerd met walgelijke mangan- en zwaveldampen.

We liepen langs de smalle, aarden dijken van het rijstveld, en waar die eindigden, sprongen we van heuveltje tot heuveltje, begroeid met vreemd- soortig hard, scherp gras van een bleeke, ziekelijke tint. Ik sjokte achteraan, maar Si Lampas wachtte mij op, daar waar een wit kalkblok als een eiland boven den modder uitstak.

Wat was ik moe, doodmoe, maar hij wilde dade-

(29)

44 BLANK EN BRUIN.

lijk weer verder. Het was te vroeg om te rusten en een treurige plaats, zei hij, want de bergbewoner voelt niet graag zachten grond onder de voeten.

Wij gingen verder, en enkele minuten later waadden wij door lauwwarmen, grijzen modder in een won- derlijk bosch van lage, ineen gestrengelde, ver- minkte en verwrongen boomen met grauwe, zwa- velkleurige bladeren.

De stank werd al erger en erger. De afstand tusschen de boomen werd al grooter en de laatsten werden al kleiner en kleiner en steeds wonderlijker en misvormd er, hoe dieper we doordrongen.

Daar stonden we - op krijtwitte, murwe, ver- weerde kalkblokken aan den oever van een borre- lend, ziedend kratermeer met heet, kristalhelder, zwavel uitdampend water.

Si Lampas leidde mij naar een ondermijnden rotsblok en wees naar omlaag in de diepte, waar de zonnestralen schitterden op de witte klippen, die.

naar beneden toe, al blauwer en al donkerder en donkerder werden... Het verst verwijderd, heel diep omlaag zag men slechts een ovale, zwarte spleet. "Hoe heet die ?" vroeg ik - ik had een ûl- verstukje naar beneden getooid en we zagen het nog lang in het heldere water glinsteren, totdat het ten laatste in de zwarte opening verdween.

"Dat is de poort, die voert naar het rijk der dooden, Toean. Dat, wat ge in de lucht riekt, maar niet ûet, zijn de zielen, die opvaren naar de

BLANK EN BRUIN. 45

zalen van den zonnegod, hoog boven de witte wolken, ginds in het blauwe. Maar voor ze vrij ge- laten werden, hebben ze terechtgestaan bij de geesten in het brandende binnenste der bergen". 1) Ik had mijn pijp in den wagen laten liggen, daar- om rolde Si Lampas maiscigaretten voor ons bei- den en stak ze aan met zijn vuurslag van vuur- steen, staal en gedroogde zwam.

Een rimpelige, kromgebogen grijsaard kwam door het bosch aanwaden naar den oever van het meer. Hij wierp een munt in de diepte, en terwijl hij ter sluiks en vijandig naar mij, blanken, keek, doopte hij een dun bamboe stokje in het water.

Hij kloofde het stokje en stak er een tak dwars doorheen, waarna hij op het hoogste der verweerde kalkblokken klom en den stok daarin vast zette.

Hij stond rechtop met de oogen strak op den tak aan het einde van den stok gericht. En met de handvlakken tegen elkaar gedrukt, knikte hij met ûjn vergrijsd hoofd biddend tot de goede geesten der bergen om voorspraak voor zijn afge- storven familieleden. Zonder een woord, zonder een groet, even zwijgend, in zich zelf gekeerd en ontoegankelijk als hij gekomen was, waadde hij weer terug door "het doode woud".

Si Lampas wierp ûjn sigaret weg, en met ware

I) De lijken worden gedroogd boven een brandstapel en zon- der kist begraven. Van de aarde "wordt de doode gevoerd naar het binnenste van den vulkaan".

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door het onderzoek naar de DIEP procedure voort te zetten aan de hand van de ontwikkelde routekaart, is de verwachting dat de ligduur van DIEP-patiënten kan

De groeitheorie verklaart de relatie tussen de groei van de productie van producten en diensten in de economie (output) en de inzet van productiefactoren zoals arbeid en kapitaal

echtgenote van de heer José De Bondt Geboren te Aalst op 15 november 1957 en onverwachts thuis overleden te Mere op 9 november 2018.. Gesterkt door de gebeden van de

storend in zijn zorg voor armen in zijn woord van zoeken. naar de verloren zoon het

Doel Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 4 vogels (seizoensgemiddelde).. Toelichting Het gebied heeft voor de

Sommige bloedverdunners zoals u bijvoorbeeld van de cardioloog, neuroloog of vaatchirurg krijgt zijn geen goede behandeling voor diep veneuze trombose.. Dit zijn

Een zesde tijd, waarin een Christen zeer verlangt naar deze genietingen van Christus, is de tijd, wanneer hij verkeert onder diepe indrukken van deze twee zaken,

“De vraag is of er daadwerkelijk sprake is van betrokkenheid”, zegt Ria Van Den Heuvel, van het Familieplatform