• No results found

SIGNATUUR MICROVORM:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "SIGNATUUR MICROVORM:"

Copied!
78
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Deze film is beschikbaar gesteld door het KITLV, uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht.

Toestemming voor reproductie dient men schriftelijk aan te vragen.

Thisfilm is supplied by the KITLVonly on condition that neither it nor part of it is further reproduced without first ohtaining the permission of the KIT L V which reserves the right to make a charge for such reproduction. Ij the material filmed is itself in copyright, the permission of the owners of that copyright will also be required for such reproduction.

Application for permission to reproduce should he made in writing, giving details of the proposed reproduction.

SIGNATUUR

MICROVORM:

SHELF NUMBER MICROFORM:

MMETA 0202

(2)
(3)

1111111 111111111~'~II~fl~lil~lllllnl~lllllllllllll~

00532257

j/

(4)
(5)

/

(6)

VlcrOR IDO.

KARINA ÀDINDA

•• ••

VICTOR IDO.

TWEEDE DRUK.

N. V. BOEKH. VISSER Co.

BATAVIA 1914

(7)

VIel O!~ IDO.

KARINA AOINDA

' ..

~

L

Oost-Indisch Zedenspel :: in drie Bedrijven ::

VICTOR 100.

TWEEDE DRUK.

,

.:j:..""

..

""- ... ~

. ...

".,.".

N. V. BOEKH. VISSER ei Co.

BATAVIA 1914

(8)

Voor de eerste maal opgevoerd in den Stadsschouwburg te Batavia op Zaterdag 20 April 1913 .

'

. .

.

. .

Alle rechten van opvoering en vertaling door den schrijver voorbehouden,

fiRN

f\UN VROUW'.

V. I.

(9)

.. . . ROLVERDEELINO

bij de première in den Stadsschouwburg te Batavia.

R. M. Adipati Prawiro dl Ningrat. Mr.

1.

A. van Dijk.

Regent van Wiriosari.

Raden Adjeng Karlna Adlnda Zijn doe liter.

Mevr. E. v. d. Wall-Assé.

Raden Ajoe . . . . Mej. Th. van Welsem.

Zijn moeder.

Raden Mas Koesoemo Zijn zoon. Saoedin

!

Mas Tjokro . Ninkeu1.a

Mas Darmo . Matuli

Pah Sadin. . Satiman

Mas Boesono B. Tangkau.

Leerlingen van de School tot

opleiding van Inlandsche

artsen.

WlIIem Rennenberg . A. G. A. Everts.

Controleur b/h Binnenlandsch Bestuur.

Van Eelten . . • . • . . ' . C. A. van Hal.

Administrateur van de suikerfabriek "Orondol."

Bunkers . . . . • . . • . . K. A. Scheffer.

Administrateur van de suikerfabriek "Pareh. ,.

De Regent van Bintarang. M. van Raay.

De Patih van Bintarang W.

J.

M. Ketting Olivier.

Een landbouwer Een dessaman . Een koelie . . Een fluitspeler .

( A","ymL

(10)

Per S 0 ne n.

RADEN MAS ADIPATI PRAWJRO DI NINORAT, Regent van Wiriosari.

RADEN AJOE, zijn moeder.

RADEN ADJENO KARINA ADINDA, zijn dochter.

RADEN KOESOEMO, zijn zoon (ongeveer 17 jaar).

MAS DARMO, } .. rt d b d' d MA T zIJn ve rouwee zen en.

S jOKRO,

WILLEM RENNENBERO, Controleur bij het Binnen- landsch Bestuur.

MAS BOESONO. Magang van den Controleur.

V AN EELTEN, Administrateur van de suikerfabriek

"Grondol".

BUNKERS. Administrateur lIan de suikerfabriek

"Pareh".

RADEN MAs ARIO KARTOWINOTO, Regent van Bintarang.

RADEN SOERIO MERTONEOORO. Patih van Binta- rang.

PAH SADIN, een grijsaard.

Een fluitspeler.

Een landbouwer.

Een dessa-man.

Een koelie.

In dezen tijd op Java.

(11)

EERSTE BEDRIJF.

De pendoppo (voorgalerij) van een regent woning.

Europees"/z gemeubileerd; een luierstoel, een tafeltje met boeken, meer naar /zet midden een grootere tafel met marmeren blad, waar omheen wipstoelen. Een drielichts petroleumlamp, rechts en links een muurlamp.

De zoldering wordt aan drie zijden gedragen door dikke, gepleisterde pilaren, zoodfJt die zijden open zijn en het uitzicht geven op een prachtig indisch landschap, beschenen door de volle maan. Door een stoep van vier, vijf treden daalt men af op het omringende erf. Op den voorgrond links en rechts l'en stuk muur lIan de eigenlijke wor.!ng en waarin een deur. Bij elke deur een groote koperen kwispedoor.

Op den achtergrond rechts een houten standaard met de sonsong's (zonneschermen), en de gamelan.

In de pendoppo brandt geen licht.

Hef maanlicht straalt er hier en daar in.

't Is vijf Ullr 's ochtends.

Bij hef opgaan van het cherm hoort men een javaansche melodie spe ell door eell illlalldschen fluit- speler, zittend op de sloep met dell rug naar lIet publiek. Na de derde herhaling van de melodie begint de Regent te spreken.

(12)

- 2 - Ie TOO EEL.

REGENT, BOESO 0, FLUITSPELER.

REGENT

(Ligt languit in den luierstoel, ontwakend).

Ben je daar al, Boesono?

BOESONO,

(die ergens op den achtergrond in een donker hoekje gezeten is, nadert snel den Regent tot op

J1'2

Meter afstand, IlUrkt neer ell maakt de sembah),

Noen-inggih, Kandjeng.

REGENT. Laat dien fluitspeler uitscheien. De v~nt verveelt me. Ik kan toch niet slapen, en muzIek helpt ook al niet tegen deze hardnekkige slape- loosheid. Laat 'm uitscheien, Boesono I

BOESONO. Noen-inggih, Kandjeng

(loopt op den fluitspeler toe, keert dan naar zijn vorige plaf:lts tegenover den Regent terug, dezelfde houdmg aannemend, doch zonder de sembalz).

REGENT. Je bent vroeg dezen ochtend, Boe ono.

En wat nieuws breng je?

BOESONO. BoesOllo is vroeger dan anders geko- men, Kandjeng, omdat hij ditmaal veel heeft kunnen zien, waarin U zeker belang zult tellen.

REGENT. Zoo. En was hij den heelen avond thuis?

BOESONO. Neen, K:lI1djeng, de controleur deed de ronde in de kampong wètan.

REGENT. Alweer? En deed hij dat in L'n eentje of had hij z'n oppasser bij zich?

- 3 -

BOESONO. De controleur ging geheel alleen op weg.

REGENT. En je hebt hem gevolgd?

BOESONO. BoesoIlo heeft hem gevolgd, Kandjeng.

REGENT

(opstaand).

En was 't werkelijk voor dienstzaken dat hij de ronde deed, of . . . maakie hij jacht op vrouwen?

BOESONO. 't Was werkelijk voor dienstzaken, Kan- dj eng. Boesono weet zeker dat de controleur zich nooit afgeeft met vrouwen van onzen stam.

REGENT. Dat is maar zoolang 't duurt, Boesono.

Hij weet nog niet hoe schoon onze vrouwen zijn, die koude gevoelJooze blanda. Wacht maar, als hij langer hier in 't land is, zal hij wel anders leeren zien. Maar 't is goed zoo, Boesono, ~nze mooie zwartoogige meisjes moeten zich niet langer laten bezoedelen door menschen van een andere natie.

Ga voort Boesono, wat deed hij gisteren weer in kampong wètan?

BOESONO. Hij drong onverwacht het eland stiene dobbelhuis van The San Hok binnen en betrapte daar den wedono en een paar mantri's.

REGENT. Allemachtig I En heeft hij proces-verbaal daarvan doen opmaken?

BOESONO.

Ja,

Kandjeng, en hij zal ze allen voor den landraad dagen. Boesono stond buiten te luiste- ren en door de dunne bamboezen wanden was 't niet moeilijk de stemmen te herkennen van den controleur en The San Hok. Er SCh:j'nt ook veel valsch geld ontdekt te zijn in dat dobbe huis. Valsche rijksdaal- ders. Toen ze beiden alleen waren, bood The San

(13)

Hok den controleur eerst vijfhonderd, daarna duizend gulden aan, indien deze wilde doen alsof hij niets gemerkt had ... .

REGENT. En de blanda nam 't natuurlijk aan .... ? BOESONO. 't Is anders uitgevallen dan uw wijsheid verwachtte, Kandjeng. De controleur heeft het aanbod verachtelijk afgeslagen, en als eenig antwoord den chinees 'n oorveeg gegeven, zoodat hij over den grond tolde.

REGENT. En heeft de chinees 'm geen mes in z'n ribben gestooten?

BOESONO. Neen, Kandjeng. The San Hok is geen held.

REGENT (uithoorend). Heb je misschien ook uit dat nachtelijk gesprek kunnen opmaken of The San Hok nog verder is ondervraagd?

BOESONO. De chinees verdedigde zich m t te verklappen dat zelfs nog hoogere inlandsche ambte- naren dan de wedono aan 't dobbelen verslaafd waren.

REGENT (geagiteerd). En... n? Heeft The San Hok ze genoemd, Boesono, heeft de kerei ze genoemd? ....

BOESONO. Ja, Kandjeng, hij heeft z allen genoemd.

REGENT. Allen? ... Dus? .... dus? (Boesono zwijgt). Je zwijgt, Boesono. Dus de ellendige chinees heett ook ... heeft ook ...

BOESONO. Helaas, The San Hok heeft, toen hij zag dat hij verloren was, ook uw naam genoemd.

Kandjeng.

5

REGENT (getroffen). Vervloekte hond! Dat de bliksem dien schurk van 'n chinees vermorsele I (hij loopt eenige keeren in vertwijfeling de pendoppo op en neer) La i1laha illa!

BOESONO. Maar de controleur heeft geen geloof

g~slagen aan de woorden van The San Hok, Kan- djeng.

REGENT (staqt stil, uiterst verbaasd). Wat? Heeft de controleur ntet geloofd wat de chinees verleide?

BOESONO. Van alle andere medeplichtigen heeft hij 't geloofd, maar dat The San Hok in dobbel- zaken ook met u in relatie zou staan heeft de heer controleur beslist niet willen aannem~n.

Tenminste hij zei dat nadrukkelijk.

~EGENT (verlicht). Allah zij geprezen I Maar, wat zeI de controleur dan wel?

BOESONO. ~e controleur zei, dat de Regent, als hoogste bel!edlgde inlandsche ambtenaar van de Compenie, onmogelijk aan zulke praktijken kon heb- ben meegedaan.

. RE~~NT. Hm! Dat 's niet kwaad gezegd. Maar eIgenlijk, wat n onnoozele domkop toch zoo'n b~anda. Heb je geen ander nieuws, Boeso'no? Is dIt alles?

Wat deed de controleur na 't bezoek aan het dobbelhuis van The San Hok?

BOESONO. Boesono heeft den controh..ur ovcral gevolgd . zon~~r dat hij 't merkk Toen hij thub kwa~: nep. hIJ .~Is gew:oonlijk O!II mij. Ik verscheen dadelijk tilt mIJn bedlcnde-kamer, en hij gaf mij b,evelen voor den volgenden morgen. Ik moest hem z n nachtgo.ed aan~~~en, ~n even vóór hij in bed stapte, zag Ik dat hIJ n klem portret in z'n hand nam.

(14)

6

REGENT. (onverschillig). Wat kan mij dat portret schelen, Boesono.

BOESONO. Vergeef uw dienaar, Kandjengj hij dacht dat u alles wenschte te weten wat de controleur gisteravond deed.

REGENT (geeuwend). Ja, ja, dat is ook zoo. Nu dan, wat was dat voor 'n portret?

BOESONO. Boesono meent gezien te hebben dat 't van een vrouw was.

REGENT. Natuurlijk, van wat anders?

BOESONO. Maar deze vrouw had 't voorkomen van een inlandsehe, van iemand uit Javaansehen stam, Kandjeng ... en ...

REGENT (onf!eduldig). Wat duivel, vertel toch niet zoo lammenadig en geheimzinnig!

BOESONO. Boesono vraagt den Kandjeng duizend- maal vergiffenis, indien hij verkeerd mocht hebben gezien. Zijn oogen zijn maar die van 'n niets- waardigen knecht van den grooten Regent van Wiriosari ...

REGENT. Zeg op, Boesono, wie was die vrouw?

BOESONO (diep neerbuigend 't hoofd). Uw dienaar smeekt u nogmaals om vergiffens, Kandjeng ... . maar die vrouw had .... vergiffenis Kandjeng!- die vrouw had precies dezelfde gelaatstrekken als uw doorluchtige dochter Raden Adjeng Karina Adinda ....

REGENT (opstuivend).

Je liegt

'ti

ie

liegt 'ti onbeschaamde kerel! Je bent niet waard, dat 't daglicht je beschijnt. Hoe durf je mij zulke onmo- gelijke dingen vertellen?

- 7 -

BOEsmw (nog dieper 't hoofd buigend). Vcrg cf uw trouwen dienaar, Kandjcng. Hij zal voortaan z'n eigen slechte oogen niet meer vertrouwen, Kan- djeng ...

REGENT. Als je dàt maar begrijpt, want 't is gebleken dat je oogen hebt van 'n naald! Ik zal 't je voor dezen keer niet aanrekenen, Boesono, omdat 'n mensch zich wel eens vergissen kan, hoevel te meer zoo'n onvolmaakt sujet als jij bent. Kijk voortaan beter uit je oogen. Ik wil niet dat dat vrouwenportret van den controleur gelijkt op Raden Adjeng Karina Adinda! Heb je dat verstaan, Bo sono?

BOESONO (onderdanig). Noen-inggih, Kandjeng.

REGENT. Mijn dochter is veel te hoog verheven en veel te rin, 0111 ook maar in de verte gelijkenis te hebben met 'n vrouw, die kennis heeft aan dien verwenscht n blanda! En wat hem zelf b treft, dien controleur, blijf zijn gangen nagaan, Boesono, en vergeet geen oogenblik, dat ik je niet voor nie- mendal als magang aan hem heb nfg staan. Hij houdt ervan om aan de bevolking contraord rs te geven, en zoo doende mijn prestige aan 't wankelen te brengcn. Bij Allah, ik weet toch beter dan iemand anders wat in 't belang van mijn bevolking dient gcdaan te worden I Antwoord mij, Bocsono, wie is 'l hoofd van de geheele afdeeling Wiriosarie?

BOCSONO. 't Hoofd der geheel afdeeling Wirio- sari, 0 Kandjeng, is niemand anders dan Radcn Mas Adipati Prawiro di Ningrat, mijn gei!erbiedigde heer en meester.

REGE T. Antwoord mij, Boesono, wie is de vad r de beschermer van de bevolking van Wirio arie?

(15)

- 8 -

BOESONO. De vader, de beschermer van de be- volking van Wiriosari, 0 Kandjeng. is niemand anders dan Raden Mas Adipati Prawiro di Ningrat, mijn geeerbiedigde heer en meester.

REGENT. Dus, aan wien behooren alle Javanen dezer afdeeling onvoorwaardelijk te gehoorzamen, Boesono?

BOESONO. Aan niemand anders, Kandjeng, dan aan Raden Mas Adipati Prawiro di Ningrat, Regent van Wiriosari.

REGENT. Zoo is 't Boesono. Zeg 't voort, opdat de bevolking niet éénmaal weifelt, als ze voor de keus staat bevelen op te volgen van den controleur, die tegen de mijne indruischen. (Volle zonlicht).

BOESONO. 't Zal gebeuren zooals Kandjeng dat wenscht. Boesono vraagt u nu vergunning te mogen heengaan. Het maanlicht wijkt al voor het oog van den dag. De heer controleur, die vroeg bij de hand is, zal mij dadelijk noodig hebben, en als ik er niet ben, zou hij er achter komen in welke betrekking ik tot u sta, Kandjeng.

REGENT. 'I Is raadzaam voorzichtig te zijn. De dag breekt aan. Ik hoor al de vracht karren rijden. die van het gebergte komen. Je kunt gaan. Boesono.

BOESONO. Noen-inggih, Kandjeng ..

REGENT. Nu? - Wat talm je nog?

BOESONO. Boesono had nog 'n vraag, Kancljeng.

Vergeef uw dienaar, dat hij 't waagt u lasttg te vallen . . . de plaats van assistent-wedono in Rengas is nog altijd vacant, Kandjeng . . .. u weet, hoc graag Boesono daar . . .

REGENT (wrevelig). Heb je dat nu nog niet uit je hoofd gezet, droomer? -Ik heb je voor eens en voor altijd gezegd, dat ik je niet geschikt acht voor assistent-wedono, kan je dus ook niet aanbevelen.

Zanik me daar niet meer om, hoor je! - En J1l1 is 't genoeg.

BOESONO. Noen-inggih, Kandjeng. (maakt de sembah en gaat heen).

2e TOONEEL.

REGENT. MAS TJOKRO.

(Mas Tjokro komt op, een presenteerblad met eell kop koffie in de hand, nadert zwijgend den Regent).

REGENT (de koffie drinkend). Wat nieuws, Tjokro?

TjOKRO (neerhurkend). Een vrachtkar met suiker is gekomen van de fabrieken Grondol en Pareh, een geschenk van de administrateurs, Kandjeng.

REGENT. Zoo. Hoeveel pikols?

TjOKRO. [n 'I geheel zes pikols, Kandjeng.

REGENT. En 't is van 'n goeie soort?

TjOKRO. De suiker is \'un dL be

- te

kwaliteit, Kandjeng.

. REGENT. Goed. Ik neem ze aan. Berg de suik r m de groote goedang en laat den administrateurs van Grondol en Pareh uit mijn naam dank zeggen voor

't

geschenk.

(16)

- 1 0 -

TjOKRO. Noen-inggih, Kandjeng. Is er nog iets van uw orders?

REGENT. Ik wensch te weten welk nieuws er is van de sawah's. 't Heeft gisternacht weer zwaar geregend.

TJOKRO. Ja, Kandjeng. De landbouwers verkeeren in ongerustheid over de vele regens van de laatste dagen. De rijstaanplant is nauwlijks tien dagen oud.

REGENT. Hoe is de stand van de rivier?

TJOKRO. De Kali Brantas is nog niet buiten haar oevers getreden, Kandjeng, maar men vreest het ergste, want nog één zware bui en de oogst kan als totaal mislukt beschouwd worden.

REGENT. 't Zal zoo'n vaart wel niet loopen.

TjOKRO. Iedereen hoopt 't, maar .... REGENT. Nu?

TjOKRO. De Raden Ajoe, uw geëerde moeder, heeft voorspeld dat er overstrooming komen zal, Kandjeng. Zij heeft 't in een droom gezien.

REGENT. Hm I - Jij weet meer dan ik, Tjokro.

Ik ga mij nu baden en verkleeden, Tjokro. Maar eerst moet je Darmo roepen; ik wil hem onmiddellijk bij mij zien. .

TjOKRO. Noen-inggih, Kandjeng (na een sembah af).

3e TOON EEL.

REGENT, MAS DA MO.

DARMO (sembah, !lurkt neer). Kandjeng heeft mij laten roepen.

11 -

REGENT. Ja, luister. Het belooft een drukke elT bijzondere dag te worden, Darmo. De kaboepaten zal va~daag hoog bezoek ontvangen. De Kandjeng van BlI1tarang heeft mij doen weten, dat hij mij wenscht te bezoeken.

Bovendien komt mijn zoon Raden Koesoemo zoo- meteen uit Batavia. Hij heeft vacantie van de hoogere burg~rschool. Raden Koesoemo moet tijdig van den trem gehaald worden met de victoria en de Batakkers.

ARMO. Noen-inggih, Kandjeng. Darlllo zou gaarne:

vernemen, hoe laat de trein aankomt. . REGENT (kijkt op zijn horloge). Precies over 'n half uur, Darmo. Zorg dat de victoria van het station komend, de zuiderpoort inrijdt, want de reiswagen van den Kandjeng van Bintarang zal vermoedelijk door de westerpoort rijden, en het zou niet beta- melijk zijn, dat het rijtuig van mijn 'zoon, en dal van den Kandjeng van Bintarang tegelijkertijd dezelfde laan inreden. Begrepen, Darmo?

DARMO. Noen-in rgih, Kandjeng.

REGENT. Zorg voorts, dat mijn hooge bezoeker den K~.ndjeng van Bintarang een overvloed van lekkernIj wordt voorgezet. Haal alles uit wat mijn go.edangs bevatten, presenteer de fijnste wijnen in krtstallen karaffen en de geurigste sigaren op zilveren schalen .. Laat den ~?ndj~n~ van. Binta.~ang zien, dat de KandJeng van Wmosan lllet mmder nJk en machti is. dan zijn gebuur, ~l is hij jonger van jaren. 11<

wil dat de vrouwen zich tooien met haar kostbaar te gewaden en welriekendste olieën, en dat mijn die- naars 7.ich vertoo.nen in gala, opdat de ontvangst van miJn .~ast, dIe e~n a!~tammeling is van den Soenan, zijner waardig ZIJ. En de gamelan, die straks voor den hoogen bezoeker de welkomstmuziek doet hooren, moet z6ó zacht spelen, dat wij hier

(17)

- 1 2 -

:geen ninder van het geluid hebben, Darmo, wanneer wij over belangrijke zaken spreken.

DARMO. Noen-inggih, Kandjeng.

REGENT. Vergeet geen enkel van mijn orders, Darmo, en wat ik vragen wilde, is er voor versch water in mijn zwembassin gezorgd?

DARMO. De zwembak is gevuld met regenwater, dat vannacht gevallen is, Kandjeng.

REGENT. Dat is goed.

(af)· . (Mas Darmo blijfl gehurkt, totdat de Vrouwen

In

het volgend fooneel opgekomen zijn, en verwijdert zich dan).

4e TOONEEL.

DE RADEN AJOE. KARINA ADiNDA.

(Beide vrouwen komen uit het voorerf de trappen .fJp van de pendoppo op den achtergrond. Karina leidt en ondersteunt haar blinde grootmoeder.)

KARINA. Zachtjes aan, Iboe, nog twee trapjes en dan zijn we er.

RADEN AjOE. Ja, ja ik weet 't wel. Zou je den- ken dat ik 't aantal treden van de pendoppo niet meer ken, waar ik al zestig jaar woon?

KARINA. 't Is maar bezorgdheid van m ,hoor Iboe.

Omdat ik weet, dat u niet zoo goed meer zicn kunt RADEN AjOE. Zeg maar gerust, omdat ik nage- f10eg blind ben. Tegen den ouderdom, mijn kind, vermogen wij niets. En mijn oogen zijn oud ....

KARINA

(leidt haar grootmoeder naar een

g~ma~­

kelijken stoel, rechts op den voorgrond).

Ik vmd t zoo vreeselijk voor u, Iboc.

RADEN AJOE. Voor 'n oud menseh. al~ ik, miJn Karina Adinda is het S0111S een zegen met alles me r te kunnen zién. Er gebeuren dikwijls di~gen in. "

leven, die wij gelukkig niet beho~ven te zl.en. Niet te kunnen zien, is wel eens mmder akelig dan te moeten zien.

KARINA. Misschien loos tegenover staat.

. als men cr lIlacl1te-

RADEN AjOE. Juist, mijn kind, als men er mach- teloos tegenover staat. En . . . . oude menscilen zijn machteloos, Karina . . . . .

KARINA

(troostend).

Kom, Iboe, u is vroeger toch machtig geweest, niet waar, Iboe ? .. Ik bedoe! i~ den tijd, toen u gemalin w.as van mijn gel:!erbledl den grootvader Pangèran Ano Broto Negoro.

RADEN AJOE

(zuchtend).

Toen - 0, toen I Ja, dat was 'n andere tijd, Karina. Een heel andere tijd!

Toen werden alle tradities van ons geslacht stren gehandhaafd; toen hielden wij ons niet op .. met al die nieuwigheden van opvoeding en levenSWIJs.

KARINA. 0, lboe! U kunt 't uw kinderen maar niet vergeven, dat zij zich vereuropeescht hebben!

(Zij wil de oude vrouw streelend troosten).

RADEN AJOE

(weert de liefkoozing af en zegt met

klimmende verontwaardiging)

Ja zeker, dat kàn ik niet vergeten, niet vergeven. Ach, Karina, juweel van mijn hart, als ik bedenk hoe weinig in deze kaboepaten overgebleven is van de oude adats van de afstammelingen van Diepo Negoro, als ik bedenk.

(18)

14

weil e misbruiken zijn geslopen in de eeuwenoude privilegien van ons gesfacht, en hoe het volk van Wiriosari, zich meer en meer vervreemdt van deze kaboepaten, waar eens een Pangèran zetelde ... 0,

<lan kunnen mijn oude oogen nog massa's tranen .slorten, die 'n sawah zouden kunnen drenken. Hoe is alles veranderd, sinds mijn 7.00n, die jouw vader werd, Karina, zich op 'n kwaden dag liet overhalen de zeden en gewoonten van de Compenie te volg n!

Dat hij voor zichzelf daarmee de proef nam, is tot daaraan toe. . . maar dat hij jullie, mijn dierbare kleinkinderen, nog tijdens mijn leven verbasterd heeft tot blanda's, vergetend wat zij aan de fierheid en

<len adel van hun geslacht verschuldigd zijn, dat ....

KARJNA. Maar Iboe.

RADEN AJOE (in verbittering). Zoo is 't ! Ver- basterd tot blanda's 1

En . . . . • 0 Karina, ik ben maar 'n oud mensch, tot geen handeling meer in staat. Mijn haar is wit als het lijnwaad, waarin men de dooden wikkelt, het licht van mijn oogen is uitgedoofd, maar ik profeteer, dat een volk tot ondergang is gedoemd, wanneer het zijn eigen taal niet meer spreekt en zijn karakter verandert, terwille van een ander volk.

Is onze vorstelijke taal niet fier en slank en fijn als de gouden lotus, die bloeit in Mohammed's para- dijs? rs ze niet lenig en gevoelig als de vingers van een vrouw? Kan zij niet schitterend zijn als

<Ie briljanten dauwdroppen, die 's nachts de verguld rijstvelden bedekken? Zijn haar klanken niet nog schooner dan de zilveren tonen van den gamelan Doen toer Madè, die bewaakt wordt in den kraton van den Soenan? 0, mijn kind, is dan alle gevoel voor onze mooie javaansche taal verdwenen in dezen dalam? En als 't maar de taal a!leen was . . .

KARJNA. Wat is er dan nog meer, dat u hindert, Jboe?

15

RADEN AJOE. Wat nog meer? - 0, Karina, er is nog zoo veel !

Of denk je, dat Iboe niet weet hoe zonderling je in den laatsten tijd gekleed gaat, wanneer er Euro- peanen komen in den kaboepaten ?

Denk je, dat Iboe niet weet, w Ikc vreemde en vrije manieren je bezig bent aan te leeren, die geheel in strijd zijn met de adat van ons volk? Iboe weet nog veel meer, mijn kind, al heeft Allah haar het licht in deze oude oogen gedoofd; maar 0111 der vrede wille . . .

KARJNA. Karina bidt u, Iboe, spreek verder, zeg wat u weet, zeg 't mij, uw kleindochter.

RADEN AlOE. Mijn doode oogen hebben niets kunnen zien, maar toch weet ik, wat er omgaat in jouw hartje, Karina. Niet waar? door die europeesche opvoeding meen je te hebben liefgekregen al wat europeesch is. En toen is de liefde gekomen in de gedaante van 'n blanken jongen man.

.~k v<?el aan het tr!lIen van je handjes, Karina, dat miJn ~Iel g?ed gezien heeft in jouw ziel. Je hebt hem. IJ;f, dien bfanke . . .. . Je zwijgt, Karina?- Dat IS t welsprekendste antwoord. (Een kleine pauze).

KARJNA. Is u boos op mij. Iboe? - Ben ik u onwaardig?

RADEN AlOE. Neen, Karina, Iboe is niet boos op je, mijn lieveling.

KARJNA. Hebt u lIlij dan nog lief, nu II dat geheim kent van mijn hart?

.~AD~N AlOE. Hoe kUil je er nog aan twijfelen, mijn kllld?

De wortels van den waringinboolll daarbuiten

(19)

kunnen niet dieper en vaster in de aarde gedrongen zijn dan mijn liefde voor jou in dit oude hart. En daarom wil ik je waarschuwen, Karina Adinda.

KARINA

(beangstigd).

Mij waarschuwen?

RADEN AJOE

(wendt het hoofd behoedzaam naar alle zijden, als om te zien of niemand haar beluistert.)

Je weet, mijn kind, dat ik soms dingen zie, die door anderen niet kunnen gezien worden, al had- den zij de oogen van een adelaar. En hoe slechter mijn vleeschelijke oogen worden, hoe helderder ik met mijn ziele-oogen zie in een wereld, die buiten deze aarde moet bestaan. En zoo heb ik dikwijls mijn gestorven gemaal, Pangèran Ario Broto NLgoro in levenden lijve vóór me zien staan, aelijk in vroeger jaren vóór zijn licllamelijken dood. Zijn verschijning is nu fijner, doorzichtig, schemerachtig, ontastbaar.

En zoo sprak ik dan met hem ... . KARINA. Over mij?

RADEN AjOE. Over jou en over .... anderen .... Hij houdt mij trouw op de hoogte van wat er om- gaat in den kaboepaten, en in de gemoederen van allen die er wonen. Hij was 't ook, die mij zei, dat een blanke het hart van onze kleindochter ht.:cft gestolen ... .

KARINA

(verbaasd).

Wist mijn gei!erbiedigde groot- vader dat?

RADEN AjOE. Hij weet veel meer dan dat, Karina.

Hij weet ook, dat van 't oogenblik af, dat je rlien blanke lief kreeg, een zwarte wolk zweeft bov n den kaboepaten. Die zwarte wolk hangt er nog, Karina. Er worden in de regentswoning van Wiriosari afschuwelijke plannen beraamd ... .

KARINA

(angstig).

0, god I

(20)

MR. J. A. VAN DIJK als de Regent van Wiriosari.

- 1 7 -

RADEN AjOE. Jou dreigt geen gevaar, mijn lieveling, tenminste nu niet.

KARINA. Dus hèm . . . . I Maar dat is veel erger, Iboe. Liever sterf ik duizend dooden dan dat ik hém zie lijden I 0, zeg toch gauw wat het is. U pijnigt me, )boe.

RADEN AjOE. Men wil hem onschadelijk maken, zoodat hij weg moet van de plaats. Mislukt dit, dan zal men hem voor altijd ongelukkig trachten te maken, omdat hij een streng en eerlijk dienaar is van zijn koningin. Dan is hij zijn leven niet zeker.

KARINA (zich zelf vergetend, voor zich uitstarend).

Dus dan wil men zijn dood . . . de dood van een

onschuldige? .

RADEN AjOE. De haat erkent geen onschuld, Karina. En Satan is even machtig als Allah; hij doet ook wat hij wil.

KARINA (als voren, dof). En is dat gevaar niet af te wenden, )boe?

RADEN AjOE (fluisterend). Spreek zachter, Ka- rina. De wanden van den kaboepaten hebben ooren.

Zoodra de gelegenheid zich voordoet, zal men hem een verfrisschenden drank aanbieden, waarin zéér fijn gestampt glas is gemengd. Of men doet in zijn koffie de naaldscherpe donshaartjes van bamboe- stoelen, je kent 't wel. Dit mengsel is voor het bloote oog niet zichtbaar, tenminste niet in gekleurde dranken.

Daarmee wiJ men zijn ingewanden verwoesten, hij zal ondragelijke pijnen lijden en een langzamen, smartelijken dood sterven.

(21)

MR. J. A. \ At-: DIJK als de Regent lIan Wiriosari.

RADEN AjOE. Jou dreigt geen gevaar, mijn lieveling, tenminste nu niet.

KARINA. Dus hèm . . . . ! Maar dnt is veel erger, Iboe. Liever sterf ik duizend doodcn dan dat ik hém zie lijden I 0, zeg toch gauw wat het is. U pijnigt me, Iboe.

RADEN AjOE. Men wil hem onschadelijk maken, zood at hij weg moet van de plaats. Mislukt dit, dan zal men hem voor altijd ongelukkig trachten te maken, omdat hij een streng en eerlijk dienaar is van zijn koningin. Dan is hij zijn leven niet zeker.

KARINA (zich zelf vergetend, voor zich uitstarend).

Dus dan wil men zijn dood. . . .. de dood van een

onschuldige? .

RADEN AjOE. De haat erkent geen onschuld, Karina. En Satan is even machtig als Allah; hij doet ook wat hij wil.

KARINA (als voren, dof). En is dat gevaar niet af te wenden, Iboe?

RADEN AjOE (fluisterend). Spreek zachter, Ka- rina. De wanden van den kaboepaten hebben ooren.

Zoodrn de gelegenheid zich voordoet, ud men hem een verfrisschenden drank aanbieden, waarin zéér fijn gestampt glas is gemengd. Of men doet in zijn koffie de naaldscherpe donshaartjes van bamboe- stoelen, je kent 't wel. Dit mengsel is voor het bloote oog niet zichtbaar, tenminste niet in gekleurde dranken.

Daarmee wil men zijn ingewand n verwo sten, hij zal ondragelijke pijnen lijden en een langzamen, smartelijken dood sterven.

(22)

- 1 8 -

KARINA (maakt een beweging van afgrij.?eI!J. Maar kunnen wij nu niets doen om dat gruwelijke plan te verijdelen, Iboe 7

Mag ik hem, dien ik zoo liefheb, niet dadelijk waarschuwen?

RADEN AjOE. Dat zou nid raadz:lam zijn, Karina.

Hij zou het niet gelooven. Hij zal, om je te toonen dat hij niet bevreesd is, juist de aangeboden drank drinken.

KARINA. Maar wat dàn, Iboe, wat dan!? Begrijpt u niet, hoe de angst mijn hart foltert. Help mij.

lboe, - help uw ongelukkige Karina Adinda!.

RADEN AJOE. Iboe zal je 'n raad geven. Begin met nog dezen middag precies om twaalf uur een offer te brengen aan de geesten onzer afgestorvenen, opdat zij je helpen de beraamde ramp te bezweren.

(Zij haalt van onder haar kabaai een amulet, en reikt het aan Karina over.)

En draag van nu af aan, dezen talisman op je blootc borst, leg het niet af eer je geliefde gered is.

KARINA (opstaande). K:lrina zal alles getrouw opvolgen wat u haar leert, maar Iboe, Karina begrijpt niet. ..

HADEN AjOE. Ik zal 't je verklar 'n, kindli f. . .•

5e T 0 0 NEE L.

DE VORIGE , MA, TjOKRO.

(Mas Tjokro nadert eerbiedig de vrouwen, hurkt neer en maakt de sembah)

- 19 -

KARIi'lA. Wat do

i

hier, Tjokro?

,

TJOKRO. Veroorloof uw dienaar, Raden Adjeng, dat hij kennis geeft dat de Kandjeng van Binta- rang, die met zijn gevolg vandaag hier verwacht wordt, in aantocht is. De reiswagen met vier paar- den bespannen rijdt juist de noorderpoort van den kaboepaten in.

KARL A. 't Is goed. Ga het mijn gei'!erbiedigden vader zeggen, dat de Regent van Bintarang daar aankomt.

(Tjokro af).

RADEN AjOE. Dan moeten we hier vandaan, Karina.

(Raden Ajoe en Karina af, op dezelfde wijze als ze gekomen zijn, doch door een zijdeur links).

[De gamelan-spelers treden op en beginnen te spelen.]

6e TOONEEL.

De regent van Wiriosari met gevolg.

De re~ent van Bintarang mei gevolg (waaronder Raden :ioeria Mertonegoro).

De regent van Wiriosari komt van links op, treedl op den bezoeker toe tot in het midden van de pen- dopo. De regent van Bintarang komt van den achtergrond op.

De beide Regenten begroeten elkaar op Oostersche

\Vijze, de handpalmen langs elkaar strijkend, en ver- volgens de handen brengend naar het hart.

Alle dienaars naderen kruipend, hurken neder, vormen een halfrond op den achtergrond en maken de sembah.

(23)

- 20-

REGENT van W. Wees welkom, Kangmas van Bintarang, wees welkom in den kaboepaten van uw ranggenoot van Wiriosari. Mijn huis viert feest, omdat u het met een bezoek vereert, en mijn hart is gelukkig, u in welstand te mogen begroeten,

(tot het gevolg van den Regent van Bintarang).

En gij allen, die uw Kandjeng zijt gevolgd naar de afdeeling Wiriosari, weest welkom I

REGENT van B. Ook ik ben zeer verheugd, mijn jongeren ambtgenoot weer van aangezicht tot aange- zicht te mogen zien. Het is lang geleden, dat ik dit genoegen smaakte.

REGENT van W. Wil mij de eer aandoen in dezen stoel plaats te nemen en uitterusten van de vermoeie- nissen van uw reis -

(hij geeft allen volgelingen een wenk, waarop zij de pendoppo verlaten en meerendeels op de stoep gaan zitten van den achtergrond.)

REGENT van B. Op 'n inspectiereisje over mijn geheele afdeeling kon ik aan de grens van de uwe gekomen, niet nalaten u een bezoek te brengen, en heb u daartoe belet doen vragen.

REGENT van W. Een bezoek, dat ik hoogelijk waardeer.

REGENT van B. Ik vond 't tevens een geschikte gelegenheid om nog even terug te komen op den brief, dien ik u onlangs schreef.

REGENT van W. Den brief, waarin u mij het vereerend aanzoek deedt, namens uw zoon Raden Mas Karto Soedjono, om de hand van mijn 'dochter

Raden Adjeng Karina Adinda?

REGENT van B. Juist. Ik begrijp dat u, als vader van de schoonste en edelste jonkvrouw van Wirio- sari, geruimen tijd bedenktijd behoeft. Raden Adjeng Karina Adinda weet waarschijnlijk nog niets van dit aanzoek af? ..

REGENT van W. Natuurlijk weet zij nog niets daarvan. - De hoofdzaak is, niet waar? of u en ik het met elkander over deze kwestie eens kunnen worden.

REGENT van B. Wat de bruidschat betreft - u weet dat het der bruid niet aan de kostbaarste geschenken, noch aan fortuin zal ontbreken. Mijn zoon, Raden Mas Karto Soedjono begeert met zijn geheele ziel uw dochter Raden Adjeng Karina Adinda tot wettige echtgenoote, en ~een van haar wenschen zal hem onvervulbaar toeschIjnen.

REGENT van W. Daaraan twijfelt niemand, Kang- mas. Zijn hooge geboorte, uw goede positie en groote rijkdom staan borg voor 'n schitterende bruiloft. En toch . . ...

REGENT van B. Toch aarz It u wellicht uw toestemming te geven?

REGENT van W. Neen, 0, neen, Kangrnas, het aanzoek van uw zoon is veel te vleiend voor mij en voor mijn dochter . . .

REGENT van B. Wil dan nader het vage schrifte- lijke antwoord verklaren, Dimas, dat ik betreffend deze aangelegenheid van u mocht ontvangen.

REGENT van W. U weet misschien, dat mijn dochter Karina Adinda een europeesche opvoeding genoten heeft. Ik engageerde voor haar 'n hollandsche

(24)

- 22-

gouvernante, die haar behalve in de moderne talen ook in nuttige en fraaie handwerken onderrichtte.

Mijn dochter schildert ook . . . REGENT van B. A, zoo I

REGENT van W. Mag ik ti de proeven an haar talent eens laten zien?

REGE T van B. Gaarne, zeer gaarne.

REGENT van W.

(wijst op eenige olieverfschilderijen boven de deur).

Kijk, dat dáár is het werk van mijn dochter; 't stelt den kaboepaten voor van de zuidzijde gezien. En dat schilderij dáár geeft den waterval van Toepang bij zonsondergang te zien.

REGENT van B.

(haalt een bril uit zijn zak gaaf voor de schilderstukken staan).

Ik krijg een i~druk.

dat het zeer knap gedaan is, al heb ik geen ver- stand van europeesche kunst.

REGENT van W.

(reikt zijn gast een geborduurde anfimacassar over, die hij van een der stoelen heeft afge(lomen).

En dit is ook een product van Karma Adtnda. Er zullen niet velen zijn onder de regentskinderen, die 't haar nadoen, denkt u wel?

REGENT van B. 't Is ongetwijfeld zeer kunstig.

Ik dank u wel .voor het gezicht.

(gaat zitten)

En op grond van dIe europeesche opvoeding vreest mijn edele gastheer, dat zijn dochter geen passende echt- genoote zal zijn voor mijn zoon, dien ik heb groot gebracht in de tradities van mijn oud geslacht? Heb ik goed geraden, Dimas?

REGENT van W. Uw mond spreekt uit, wat mijn hoofd denkt, Kangmas. Waarheid is, dat ik vrees voor ongelijksoortigheid der partijen, en ...

- 23 -

REGENT van B. Het doet mij leed, in dit geval uw meening niet te kunncn deelen, Dimas. .Ik ho~d het er voor, dat die europeesche b schavmg .nlet anders dan oppervlakkig kan zijn, en dat uw Iteve dochter, ondanks al die europeesche ~eleerdhe~~ en manieren in haar hart cen Javaanscne zal bltJven.

En daaróm ben ik er van overtuigd dat zij al het aangeleerde we r zal afl\!ggcn zoodra zij gl huwd is met iemand van haar rang en landaard. U houdt mij mijr. openhartigheid ten goede, niet waar, Dimas?

REGENT van W. Zeker, Kangmas zeker. U weet hoezeer ik u hoogacht. Ik bid u, vervo.l.g uw gesprek;

het is me een bijzonder genoegen, nllJ te koesteren in de schaduw uwer g dachten.

REGENT dan B. Mij dunkt zoo, ons volk heeft den aard van een kreeft gekregen, schijnbaar achteruit- gaande, gaat het vooruit. ..

Ik vat dien teruggang naar d> tradlttes van ons voorgeslacht op als een vooruitgang, een behoud en vaster waarborg van ons oorspronkelijk volks- karakter. Daarvan is al te veel verloren gegaan door de inmenging van het blanke ras. U volgt de zeden van dat ras na, in de mening, dat u voor- uitgaat in beschaving, maar het is een vooruitgang ten koste van uw individualiteit. Uw europeesche beschaving en die uwer kinderen komt nict in de eerste plaats tCIl goede aan uw eigen volk, Dimas, maar wel aan dat van de Compenie. Door die bes having zult u waarschijnlijk dichter bij de Hol- landers komen te staan, maar van uw eigen land- genooten verwijdert u zi~h meer en m~er. l?e kleine man zal van zIjn kant dIe vcrvreemdmg wIjten aan den toenemenden invloed der overheerschers, en wat is natuurlijker dan dat het nog meer wrok voedt jegens de Compenie.

REGENT van W.

(met beteekenis).

Die wrok b~­

staat, eerlijk gezegd, toch al zoo lang de Compente deze mooie landen hceft vermeesterd.

(25)

REGENT van B. Dat weet ik wel, maar zoolang wij geen eigen vorst hebben en machteloos zijn, zou het toch niet goed wezen, olie in het stil smeu- lende vuur te werpen lopstaand). Neen, al eeuwen lang zijn we gedwee geweest, omdat we niet anders konden. Laat ons terwille van ons volksbestaan ten minste onzen aard, onze hoofsche vormen en heilige adats niet verloochenen. Wij zullen toch niets dan onheil en ondank oogsten met dat nabootsen van die wcstersche manieren.-

REGENT van W. Er zijn toch wel enkele voor- beelden van een volkomen gelijkstelling te noemen.

REGENT van B. In schijn, ja I Hoe u zich daartoe aangetrokken kunt gevoelen, is mij een raadsel. Ten- zij u daarbij bijzondere belangen op 't oog hebt ....

REGENT van W. Belangen, nu ja, niet zoozeer voor mezelf; welke zouden 't kunnen zijn? maar natuurlijk voor

miln

kinderen. Men kan de evolutie, waaraan ook het Javaansche volk zich op den duur niet onttrekken kan, toch niet tegenhouden. En wij, als bestuurders van dat volk, dienen daarin voor te gaan. Ziedaar mijn opvatting, Kangmas. Bovendien de Nederlandsche Regeering houdt rekening met het verlangen en den ijver in ons, Regenten, om ons de westersche beschaving eigen te maken, en zij zal niet nalaten ons daarvoor te beloonen. De Regent van Japara heeft nu ook pas een ridderkruis gekregen . . . .

(Verscheidene bedienden komen allerlei versnape- ringen aanbrengen op zilveren presenteerbladen: sigaren, limonades, stroopen, rijnwijn, champaf!ne, mineraalwater, gebakjes. Naar verkiezing kan door beide Regenten van een en ander gebruik gemaakt worden).

REGE T van B. Ik dank u, Dimas, u is de goed- heid in persoon. Het spijt mij, dat mijn tijd beperkt

- 25 -

is vandaag; ik had gaarne over dit onderwerp uitvoeriger met u gesproken.

Maar het zal mij een groote eer zijn, indien 1I mij zoometeen wilt geleiden naar de Raden Ajoe en naar de Raden Adjeng, opdat ik haar mijn opwachting make. Wij zouden dan met haar het huwelijksaanzoek nader kunnen bespreken. U is er in elk geval dus niet tegen, als ik 't wel begrepen heb?

REGENT van W. Tegen niet, zeker niet. Ik opperde alleen maar de mogelijkheid van een ongelijksoor- tigheid in opvoeding.

REGENT van 8. Daarover maak ik mij niet bezorgd.

REGENT van W. Laat ik dan met 1I afspreken, dat uw zoon binnen drie dagen mijn definitief antwoord op zijn aanzoek kan vernemen.

REGENT van B. Uitstekend.

REGENT van W. En wat Karina Adinda betreft, zij kan wel even hier komen. (Hij drukt op een electrische schel, waarna onmiddellijk Mos Darmo van den achtergrond, bij de stoep, te voorschijn komt). Verzoek de Raden Adjeng hier te komen om den Kandjeng van Bintarang te begroeten.

DARMO. Noen-inggih, Kandjeng (af).

REGENT van W. U zult wel aan haar kunnen merken, dat zij een curopcesche opvoeding heert genoten, al heeft zij onze oude adats niet verleerd.

rk zorg er tenminste voor, dat zij bij al die westersche ideëen den eerbied voor onze tradities niet uit 't oog verliest. Daar komt ze aan.

(26)

- 26- 7e TOONEEL.

DE REGENT VA WIRIOSARI, DE REGENT VAN B/NTARANG, KARINA ADINDA.

KARINA (haar hand toestekend). Goeden dag, Kandjeng van Bintarang, hoe m~~kt u het.? Hel doet mij gnoegen, u weer ens bij ons te zien.

REGENT van B. (in uiterste verbazing, aarzelt de hem toegestoken hand aan te nemen, kijkt beur!elinO's zijn gastheer en diens dochter aan). Is . . . IS • . is dat uw dochter? Mag . . . ze z66 haar gasten begroeten? Is dat een handhaven van onze tradities?

REGENT van W. (tot Karina eveneens verwonderd) Karina . . . . wat beteekent dat? Mag je den Kandjeng van Bintarang op deze wijze ~elk~m heete~? Ben je vergeten wat je als onmondig kmd verplicht bent tegenover een man van zoo'n hoogen adel en rang als de Regent van Bintarang? Wil je wel eens gauw de sembah maken en behoorlijk ne rhurken!

KARI ·A. Neerhurken? Neen, dat doe ik niet meer, voor niemand meer, al was hij de Soenan.

REGENT van W. Wat zeg je? Maar, Karina, begrijp je niet, dat je je zelf en mij, je vader, compro- mitteert tegenover onzen hoogen gast?

KAR/NA. Ik compromitteer mezelf in eigen oogen, wanneer ik hier neerhurk als een slavin.

Ik zie niet in, dat ik mij voor wien ook, zou moeten vernederen. Men kan eerbied betoonen aan iemand als de Kandjeng van Bintarang, ook zonder in een slaafsche houding van aanbidding voor hem neer te vallen . . . .

- 27 -

REGENT. van W. Karina . . . ! KARINA. (beslist) N en, ik do 't niet!

REGENT van W. (streng) Ik gebied het je. Ik.

Raden Mas Adipati Prowiro di Ningrat, Regent van Wiriosari!

KARINA. Zu:ke dingen laat ik mij niet meer gebie- den, Romo.

Vroeger

kon u dat nog wel doen, toen ik 'n vvilloos, gedachteloos poppetje was, ::ût Slechts

!.ud te gehoorzamen aan sterker machten dan ik, zwak en tenger meisje.

Vroeger,

toen ik me nauwlijks bewust was van mijn plantenbestaan; toen ik niet wist dat elk m nsch, ook de vrouw, rechten he ft, di... door Iiicmand mogen worden verkort, zelfs niet door den eigen vader, al is die vader ook 'n Re ent.

Daarom Romo, laat mij .. .

REGE T van W. (toornig). Neen, bij Allah! ik laat je niet I Je zult onze hormat eerbiedigen, j zult mijn hoogen gast de eer geven, die hem toe- komt, of .

KAR/NA. Ik h b dat gedaan in mijn begroeting.

die hartelijk en beleefd was.

REGENT van W. In onze oogen was dat niet beleefd genoeg.

KAR/NA. Ik kan niet beleefder zijn, en onderdanig behoef ik niet te wezen.

REGENT van W. (in woede). Hoe, je houdt niet op mij te beschamen, ondeugend kind! Moet ik geweld gebruiken, om je tot gehoorzaamheid te dwingen?

(27)

KA Ril A. U kunt makkelijk genoeg een zwak meisje tot slaafschheid dwingen, maar dat gevoel dat hier binnen in mij is, dat kunt u nooit dwingen, Romo, want 't laat zich niet buigen, voor geen honderd Regenten!

REGENT van B. (pogend tusschenbeide te komen, tot Regent v. W.) Ik bid u, Dimas, 't is een mis- verstand tusschen u en uw dochter ..

REGENT V. W. (buiten zichzelf). Waarachtig niet, Kangmas I er is gee~ sprake van misverstand I Z~

schijnt door den dUIvel bezeten, maar ze zal mIJ gehoorzamen, dat zult u zien. - (tot Karina) Karina, voor de laatste maal, wil je de gebruikelijke hormat bewijzen aan mijn hoogen gast, ja of neen I

KARINA (tot Regent van W.) Ik heb den Kandjeng van Bintarang begroet op hoffelijken toon . . . . ik kan niet anders (tot den Regmt van B.) Was u daarmee niet tevreden, Kandjeng"?

REGENT van B. (verbluft). Ik ... ik ... ik ... KARINA. Of hadt u, ouder gewoonte, gewenscht en verwacht, dat een jonge vrouw van mijn geboorte en ontwikkeling zich voor uw voeten zou werpen, .alleen maar, omdat 'n vernederende adat dit voor- schrijft? Ja? Dan beklaag ik alle vrouwen diep, die om en bij u leven,'t zijn geen vrouwen, kassian!

't zijn weerlooze, domgehouáen wezens. In wajang- poppen moet, dunkt mij, meer ziel zitten. - U hebt de ziel in haar stom gemaakt. .

REGENT van B. (perplex) Dimas - ik begrijp de Raden Adjeng niet!

KARINA. Neen, dat geloof ik graag. U denkt misschien wel dat ik mijn verstand verloren heb?

Dan vergist u zich, Kandjeng, het tegendeel is waar.

- 29-

Ik heb mijn verstand gelukkig bij tijds gevonden.

Nu eerst leer ik mijzelf beter kennen, nu eerst begin ik te vatten het doel van mijn bestaan. U begrijpt mij niet - ach neen I dat kàn ook niet. . . . . arme Kandjeng . . .

REGENT van W. 't Is nu genoeg, Karina. Ga h en, opdat ik mij ni t langer meer over mijn dochter behoef te schamen. Ga, anders zou ik mij door mijn drift laten meeslepen om 'n ongeluk aan je te begaan.

Is dat 'n houding tegenover den Kandjeng van Bin- tarang, die hierheen gekomen is om je ten huw lijk te vragen voor zijn zoon .. ..

KARINA (verwonderd). Mij ten huwelijk te vragen ... ? Ik, de vrouw worden van Raden Mas Karto Soe- djono . . . ? Dus, na volgens europeesche begrip- pen opgevoed te zijn, zal 't mijn lot wezen, eenmaal toch weer terug te vallen in het plantenleven van alle regentvrouwen . . . ?

REGENT van W. Bedenk, dat ik je meening hier- over niet vraag en die ook niet wensch te weten. - Ga, opdat ik me niet aan je vergrijpe .. . . . I

KARINA. Ik zal gaan, om u de schande van zoo n laf vergrijp te besparen. Toch wil ik u dit nog zeggen, dat ik me nooit als 'n stuk koopwaar zal laten behandelen, wanneer 't op een huwelijk aankomt (tot Regent van B.) Ik groet u, Kandjeng van Bintarang ... (Af rechts.- De regent van W. wil I<.arina vol woede achterna, doch bedenkt zich tijdig uit égards voor zijn gast).

(28)

- 3 0 -

Be TOONEEL.

DE REGENT VAN WIRJOSARI. DE REGENT VAN BINTARANQ.

REGENT van W. Zoo'n aap van 'n meid!

REGENT. van B. Blijf kalm, Dimas. - Geloof mij, 't is de westersche beschaving, die haar zoo maakt.

Het zal wel weer anders worden, als ze maar eerst getrouwd is.

De plichten van 'n Regentsvrouw, en later het moederschap zullen haar geaardheid weer in het rechte spoor leiden. Laten wij dat gerust aan de toekomt over.

REGENT van W. (kalmer geworden). U hebt gelijk, Kangmas. Kom, ik zal u tot mijn oude moeder brengen, en met haar zullen wij verder over 't huwelijksaanzoek praten. - Mag ik u voorgaan en wilt u mij volgen?

REGE T van B. (opstaand) Gaarne.

(Beiden links af).

ge TOONEEL.

MAS TjOKRO. Later DESSAMAN, LANDBOUWER en KOELIE, op den achtergrond, onzichtb:lar.

TjOKRO (ruimt /zet tafeltje op, waar sigaren en lee ge glazen zijn, dan hoort hij gekuch bij de stoep, en omziend, zegt hij:)

Wie daar?

- 3\ -

DESSAMAN (die met Landbouwer en Koelie bij de stoep gehurkt blijft) Pah Sadin van de' a Toepallg.

LANDBOUWER. Ik ben P.1h Kario en kom uit Pareh.

KOELIE. Mijn naam is Sahib en ik woon in de kampong hierachter.

TjOKRO (bafsc/z uit de hoogte). Wat doen jullie hier?

DESSAMAN. Wij zouden gaarn, indien het ge- oorloofd is, den Kandjeng van Wiriosari sprekt:n.

TjOKRO. Daar is nu geen gelegenheid voor. De Kandjeng heeft bezoek.

LANDBOUWER. 't Is voor dringende zaken, dat wij 't wagen hier te komen.

TjOKRo. En welke dringende zaken kunnen dat wel zijn?

KOELIE. Wij komen beleefd ragen Ol 1 . . • . . • .

het g Id, dat wij van den Kandjeng te vor er n hebben al zoo'n langen tijd.

TjOKRO. Geld? waarvoor?

DESSAMAi'\. Drie maand n g leden heeft de kudde geiten van den Kandjeng mijn moestuin afgeloopen en verwoest. De Kandjeng heeft mij daarvoor schade- loosstelling beloof ti, en ik heb die tot IIU toe nog niet hekregen. Nadi n hebben de geiten tweemaal al mijn groenten opgegct n.

LANDBOUW EI<. Eenigen tijd gtleden heb ik er mij over beklaagd, dat de suikerfabfikanten het water ten eigen bate afvoeren, tlat ik zoo dringend noodig heb voor mijn sawah's. Toen heeft de I andjeng mij vergoeding beloofd voor de geleden schade, maar ik heb nog gecn cent van hem gezien.

(29)

- 32 -

KOELIE. En ik heb gedurende vijf weken alle dagen het groote erf van dezen kaboepaten begoten, zonder dat mij het loon is uitbetaald, waarop ik recht heb.

TjOKRO. Ik weet zeker, dat het hoofd van den Kandjeng er vandaag niet naar staat, om geldzaken te behandelen. Kom maar eens terug op 'n anderen keer.

DESSAMAN. Wij zijn al zoo dikwijls vergeefs terug- gekomen.

KOELIE. Onze vrouwen en kinderen lijden honger.

LANDBOUWER. Wij hebben niets te eten.

TJOKRO. En wat heeft de Kandjeng met jullie afgemaakt, betreffende dat geld?

LANDBOUWER. Dat de Kandjen~ ons zou lattn weten, wanneer wij het konden krijgen.

TJOKRO. Hoe durft jullie 't dan wagen, hier te komen zaniken, vóór dat je bericht hebt van den Kandjeng!

lOe TOONEEL.

DE VORIGEN, RENNE BERG.

RENNENBERG (dagelijks eh tenue, dienstpet, karwats, opgewekte energieke natuur, komt op van den ach- tergrond; - de drie dessalieden springen verschrikt op zijde). Ik heb ze aangeraden hun geld op te vragen.

TJOKRO (neerhurkend, de sembah makend). Vergeef mij, Doro, ik wist niet. . . ..

RENNEN BERG (tot Tjokro). Verg et niet, straks aan den Kandjeng te vertellen wat deze lieden hier komen doen, Tjokro (tot de drie dessalieden). Hier hebt jullie voorloopig wat geld om rijst te koopen, verdeelt het eerlijk onder elkaar. En nu, opge- marcheerd! zorgt dat je in den ochtend van aanstaanden passerdag op het erf van de controleurs- woning bent, daar wil ik jullie verder spreken.

DE DRIE DESSALIEDEN. Inggih, Doro (met 'n sembah af).

lIe T

0 0

NEE L.

MAS TJOKRO. RENNEN BERG.

RENNENBERG. 0 R gcnt is nict te spreken? Voor dienstzaken ook niet?

TJOKRO. Kandjeng h eft op 't oogenblik hoog bezoek, Doro. De Kandj ng van Bintarang is van morgen hier gekomen. Mas Tjokro gelooft, om een belangrijke zaak af te handelen.

REN ENBERG. En waar zijn d b ide Regenten nu?

TJOKRO. Bij de oude Raden Ajoe, Doro. - Wilt u in Ik geval niet plaats nemen, Doro?

RëNNENBERG. Zou de conferentie lang duren, denk je?

TjOKRO. Tjokro durft g n veronderstelling wagen, Doro. 't Kan lang duren, maar 't kan misschien ook gauw afgeloopen zijn.

RENNEN BERG. Hm-jawell Nu goed, ik zal wachten- Laat mij alleen.

TJOKRO. Zools u wenscht, Doro - (aJ).

(30)

- 3 4 - 12e T 0 0 NEE L.

RENNEN BERG

(alleen - gaat aan het tafeltje links zitten, bemerkt de boeken op'i iafeltje, snuffelt er in).

Hè, kijk's aan I - De "Camera Obscura" I

De Camera in 'n regentswoning. Dat had die goeie Hildebrand toch zeker nooit gedroomd I (hij

verdiept zich verder in !zei boek).

13e T 00 NEE L.

RENNENBERG. RADEN KOESOEMO. MAS DARMO.

KOESOEMO

(van de reis komend, gevolgd door Darmo. Kleeding: gymnasiasten-pak, met pet, tot Darmo.

Dus er is bezoek, zeg je? - Prachtig, dan hoef ik nog niet naar binnen, en kan nog 'n poosje zoo gekleed blijven. Breng mijn valies alvast in mijn kamer. En hier, pak aan, neem dit mee, - maar voorzichtig, hoor je!

DARMO. Is het breekbaar, Raden Mas?

KOESOEMO. Laat't niet vallen. 't Is mijn kodak.

(Darmo af).

14e TOONEEL.

RENNEN BERG. KOESOEMO.

KOESOEMO

(smakt op 'n sloel neer)

Ol wat ben ik moel -

(bemerkt Rennenberg, staat vlug op en gaat naar hem toe).

He, mijnheer, neem u 't mij niet kwalijk, ik zag u niet dadelijk.

- 35 -

RENNENBERG

(legt hel boek neer).

Dat 's niets.

Koesoemo, blijf maar zitten, kereltje, als je zoo moe bent.

KOESOEMO. U is mijnheer de controleur, is't niet?

RENNENBERG. Ken je me nog?

KOESOEMO. Jawel, van de vorige vacantie, verle- den jaar. En ook door mijn zuster.

RENNENBERG. Door Karina Adinda?

KOESOEMO. Karina schreef mij in haar brieven altijd over u.

RENNENBERG. Zoo. In verband met mijn dienst dan toch zeker?

KOESOEMO. Och ja, en dat u veel toerde te paard met haar. Ik ben wel benieuwd mijn zuster in haar geïmproviseerde amazone te zien. Zag ze er niet gek uit in zoo'n costuum?

RENNE BERG. Gek I wel neen, jongen I 't Is nu eenmaal de adat, dat ze niet als een europeesche dame gekleed mag gaan, anders . . . . ze hoeft zich voor haar figuurtje niet te schamen.

KOESOEMO. En ze schre f, dat ze toch zoo'n hoed daarbij draagt, met lange voile, en laarsjes . . ..

RENNENBERG. Nu ja, iets europeesch moet ze wel aan hebben, dat spreekt vanzelf. Ze kan toch bezwaarlijk in een gewone sarong en kabaai te paard gaan zitten, zonder schoeisel, en zonder hoofd- deksell

Maar ze heeft haar javaansche dracht zoo weten te vervormen, dat haar rijkleeding tenminste doet denken aan 'n amazone. Ze heeft 't waarlijk aardig verzonnen.

(31)

KOESOEMO. Jammer toch, di halfheid altijd in onze opvoeding. Wij zijn eigenlijk van binnen Javaan en van buiten een nagemaakte Hollander! (hij lacht spijtig) .

RENNEN BERG. (lacht nler/e). Ja, jongen, daar heb je misschien gelijk in.

KOESOEMO. Denk u nou, dat ik in dit westersche pakje voor mIjn vader, den Regent, mag verschijnen, als ik hem straks ontmoet?

Mis hoor! Ik zou 'n geducht standje krijgen, omdat ik niet volgens de adat, op z'n javaansch gekleed, voor hem verscheen.

En toch is t mIjn vader zelf, die mij naar 'n Hoogere Burgerschool zendt. Hij doet ons een europeesche opvoeding geven, maar blijft er prijs op stellen, dat zijn eigen kinderen voor hem neer hurken. Zoo is er veel, weet u, dat mij dikwijls in verlegenheid brengt, omdat ik niet weet ho te doen. En dat verdriet mij . . . . .

RENNEN BERG. Enfin, Koesoerno, als je wat ouder bent geworden, klm je den weg opgaan, dien je z If verkiest.

KOESOEMO. Maar daar is g en andere weg, dan dat ik evenals mijn vader eenmaal r gent moet worden.

Dat kàn immers onmogelijk anders bij ons, mijnheer Rennenberg.

RENNEN BE ntwijkend). Ik bedoel, dan kun je doen en late t je wil. Op javaansch of euro- peesche wijze en. Maar vertel me een , hoe gaat 't met je tudies ? Ben je overgegaan?

KOESOEMO. Gelukkig w I. Ik ga nu het vierde studiejaar in. Ik h b nu sinds 'n paar jaren Duitseh, Fransch en Engelseh, en van de algem ene geschie- denis ook al de nieuwe geschiedenis.

- 37 -

RENNENBERG. De algellleene geschiedenis. Zoo.

En wat vind je wel het mooist in die algemeene geschiedenis?

KOESOEMO. (genoegelijk). 't Mooist? - (even naden- kend). De vrijheid oorlogen! .

RENNENDERG. De vrijheidsoorlogen? Welke dan?

KOESOEMO. Wel

ct

Grieksehe, d Z'i itser che en de Amerikaanschc bijvoorbeeld. En de Trans- vaalsche ...

RE EN BERG (belangstellend). En wat vind j daar zoo mooi in?

KOE OEl\'\. (langzamerhand in extase komend). Ja, ziet u, ik vind 't mooi, dal 'n volk echt 0111 zijn vrijh id te hcrwinnen, wanneer andere volkclI het hebb 'n ond rdrukt. Meestal maken de machtigsten zich toch onrechtvaardig nll: ster van 'n dom, zwak of arm volk, is 't niet? Dit wordt dan l1l~t mooie beloften ge aaid, oi met g.:weld tot onJcrwcrping gedwongen, terwijl toch niellland eigenlijk het recht heeft om cn land, dat zijn cigen volk, gewoonten en zeden heeft, zoo maar te ann xe r n, is 'I wel?

En wanneer nu loo'n door list of ovennacht over- wonnen volk zijn rechten tracht terug te winn n, en er zijn van die helden die alles, hun leven zelfs, op- oH ren, voor de belangen van hct b ro fde vo~k, dan vind ik dat kranig, prachtig! D,,'lrom lees Ik zoo graaf)" over die vrijheid 0 rIogen. U n'et?- Neder- land'"' heeft toch ook meer den (é \ (ijheidsoorlog g had?

RE 'NENBREG. Ja, de Nederlanders zijn zeker e n flink volk. Zij hebb n zich vrijge ochtcn en alles opgeofferd, om zichzelf te blijven, n het vaderland niet te do n inhjven bij Spanj of Frallkrijk. Zulke mannen als Willem de Zwijger en Prins MaUl its, en Prins Fredcrik, en ... .

(32)

- 3 8 - KOESOEMO. Eigenlijk alle Oranje's!

RENNENBERG. En later Raadpensionnaris de Witt ... KOESOEMO

(in toenemende extase).

En nog later de ~raven van Hogendorp en van Limburg Stirum I 0, Ik houd van ze, omdat ze hun land hebben bevrijd van tirannie en gezuiverd van brutale over- heerscher. Ik houd van zulke vrijheidsmannen, en als ik groot ben .... als ik groot ben, dan .... dan ...

RE NENBERG

(ernstig glimlachend).

Wel m'n jon- gen, wat zou je dan wel .... ?

(Koesoemo zwijgt) .. .

Wat zou je dan wel, als je groot bent? .... .

(Koesoemo zwijgt)

Nu, zeg 't eens! ... Als je groot bent, dan .... ?

KOESOEMO

(in volle extase).

Dan wil ik 6ók ...

15e T 0 0 NEE L.

DE VORIGEN. MAS DARMO.

DARMO

(neerhurkend, tot Rennenberg)

Vergeef, Doro, dat Darrno u stoort.

Darmo komt Raden Koesoemo even waarschuwen dat de Kandjèng naar zijn zoon gevraagd heeft en dadelijk hier zal zijn.

KOESOEMO. U neemt me niet kwalijk? Ik moet me gaan verkleeden voor mijn vader. Straks hoop ik ti weer te zien.

RENNENBERG. Ga je gan , Koesoemo

(Koesoemo en. parmo af. Ren'!enberg .oogt Koesoemo na).

Dan wil Ik óók . . . Jawel, dat begrijpen we . . . . Dat kan 'n gevaarlijk ventje worden 1

(Scherm ).

TWEEDE BEDRIJF.

De pendoppo van terzijde gezien. Links de ingang tot de binnenzalen van den Kaboepaten; rechts de trappen naar het voorerf. Op den achtergrond een hek van de pendoppo. In 't verschiet een regenachtig landschap, waarop duidelijk de rivier de Brantas te zien is.

Behalve hetzelfde meubilair als in Acte

1,

een schildersezel met toe behooren links.

Ie TOONEEL.

KARINA. RENNE BERG.

(Karina schildert, Ren nenberg zit bij haar).

RENNE BERG

(op zijn horloge ziende).

De Regent blijft lang weg.

KARINA. Mijn vader is 'n hartsto~htelijk zw.~m­

mer, en als hij eenmaal in 't bad IS, komt hIJ er niet graag gauw uit.

RENNENBERG. Dat kan dus 'n latertje worden.

En ik heb niet zoo heel veel tijd vanmorgen. Je weet, ik ben nu, wegens verlof van den assistent::

resident, waarnemend hoofd van de plaats, daarbIj controleur van politie en ik weet al niet wat meer.

Er moet veel afgedaan worden; door de vele regens ligt Kampong wètan onder water, ik wil er nog even heen, misschien dat ik die arme stakkerds daar nog

(33)

helpen kan. Maar ik moet den Regent over dien toestand spreken. Ook over Boesono.

KARINA. Over Boesono? Wat is er met Boesono 7 Is u niet tevreden over hem?

RENNENBERG. Och, jawel. Hij bedient mij goed.

Alleen zijn gluiperig gezicht bevalt mij niet. De kerel kijkt me nooit recht in de oogen. Maar dat is tot daaraan toe. Hij heeft me al zoo dikwijls gevraagd z'n voorspraak te willen zijn bij je vader, Karina, voor z'n benoeming tot assistent-wedono van Rengas. Hij zei me, dat z'n vrouw 'n vierde kind wachtende is, dat hij door nood gedwongen veel schulden heeft moeten maken, en dat alleen een aanstelling als inlandsch ambtenaar hem er financieel geheel boven op kan helpen ... Maar kom, ik verpraat m'n tijd met dingen, die je niet kunnen interesseeren ... .

KARINA (plagend). Dus u wilt maar weer gauw weg, ja? Mijn gezelschap verveelt u danig, wed ik.

RENNENBERG. Dat weet je wel beter, Karina.

KARI A. Zal ik dan maar uit cheiden met kladden en mijn schildersrommeltje opbergen?

Trouwens het licht is slecht van morgen.

Die büïge luchten onderscheppen de zon al den heelen tijd.

RENr-:ENBER~. 't S hijnt wel of j~ vandaag nu eens niet schIlderen mag. Hoe cUrieus, d;!t juist boven den Kaboepaten zoo'n enorme zwarte wolk blijft hangen. Kijk, daar boven de Brantas in de verte komt de zon wèl door.

KARINA (verbleekend). Die ... donkere wolk ...

RENNENBERG. Ja, - nu wat zou dat? - Kindje, wat wordt je bleek.

- 41

KARINA. Ik - bleek? - Wel, neen.- Dat ver- beeldt u zich maar.

RENNENBERG. Alweer dat "u"l Wanneer zul je nu toch eens "je" tegen me zeggen, en mij bij den naam noemen?

KARINA. U vraagt naar den bekenden w g, ja?

Wat zal mijn vader wel denken, als hij eens hoorde dat ik zoo familjaar tegen u sprak? Bovendien, ik geloof, dat ik 't nooit zou kunnen doen.

RENNENBERG. En waarom niet?

KARINA. Omdat ik veel te hoog tegen ti opzie.

Ik voel, dat ik nooit met 1I gelijk kan staan.

RENNENBERG. En .... en als je een voor gotd de mijne werd, Karina ... dan 7

KARINA. 0, dan stellig nog veel minder. Ik zou immer nog hooger tegen u opzi n ....

RENNE BERG. Daar begrijp ik niet van, kindje.

Als die heerlijke illusie een verwezenlijkt werd, ben ik dan niet juist tlichter bij je? Zouden we dan niet in waarheid één zijn .... ?

KAHINA. Die éénwording zou ik dan toch aan

II te danken hebben. U zou 't toch zijn, die mij tot u ophief, en dat gevoel zou maken at ik nooit

"je" zou kunnen zeggen ... Necn, 0 ncen, ik zou 't niet kunnen, omdat ik ti zoo ...

RENNENBERG. Ja, ga voort, toe, ga voor. kindj ! (Karina zwijgt verlegen) - zeg je 't niet? - Dat is wreed - (plagend). Ja, jullie oosterlingen houden er van, 111 et ha(ve woorden te spreken of liefst geheel te zwijgen. En dan wordt het voor ons, Europeanen, zoo mo ilijk jullie te doorgronden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Naar aanleiding van het toenemend aantal aanvragen voor mijn nieuwen bundel, kunt u dien niet meer krijgen voor de'n eerst door mij bepaalden prijs, en heeft

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht..

Zij vooral begreep dadelijk, mede door haar vrouw- zijn, en keurde het uitmuntend van de gouvernante, dat Nani en Rudi niet langer meer elkander mochten

(beslist.) Tidah Leo, neen. Als dj ij nog eerbied voor gedachtenis van dj ou màh, djij vraag mij niet meer. Ik zal niet meer vragen. Maar die vader blijf ik haten,

Zij ontkleedde zich en deed een kimono aan, om Zieb nog even te gaan vergewissen of Hans al sliep. Zij sloop door de verbindingsdeur naar zijn bed, maar

baarde zij even naar Andoe dat zij den koperen spuwbak weg zou nemen. Sirih nemen wilde zij niet in het bijzijn van den blanken man. Zij stond op als hij

familie meegekregen zakgeld afgeven aan meneer, dIe het voor hen bewaarde. Hadden ze werkelijk iets nodig, dan konden ze het terugvragen. Er was genoeg te koop: glazen

Ik ging gaarne op dat voorstel in en ~aar hIJ miJ aangeraden had maar zoo gauw mogelijk te .trach- ten door onze visites heen te komen, vroeg Ik hem of het