• No results found

Zwitserland: UBS/SBS

Op 23 januari 1998 kondigde de Royal Bank of Canada (de grootste bank van Canada) en de Bank of Montreal (de derde grootste bank van Canada) aan dat ze zouden

5.5 Zwitserland: UBS/SBS

Ook de Zwitserse banksector wordt gekenmerkt door een toenemende concentratie. Sinds 1990 is het aantal Zwitserse banken met 40 % gedaald. Daarbij werden niet alleen kleine banken opgeslorpt maar verdwenen ook 3 van de 5 grote banken. Momenteel zijn er nog 2 grote banken, namelijk de United Bank of Switserland en Credit Suisse.

United Bank of Switserland is het resultaat van een fusie tussen UBS (Union de Banques Suisses) en SBS (Société de Banque Suisse), 2 van de 3 grootste banken van Zwitserland. De voorgenomen fusie werd aangekondigd op 12 januari 1998 en ter goedkeuring voorgelegd aan de Competition Commission. Die is op basis van de wetgeving van 1996 bevoegd voor het toezicht op de concentratie. De regels die worden gehanteerd voor de beoordeling van bankenfusies zijn in principe dezelfde als voor fusies in andere sectoren. Er geldt wel een uitzondering. De Zwitserse Federale Bankcommissie kan in de plaats treden van de concurrentiecommissie indien zij meent dat de belangen van de crediteuren worden bedreigd. Dit is tot op heden evenwel nog nooit gebeurd.

Op 2 februari 1998 besliste de concurrentiecommissie om een grondig onderzoek te starten naar het effect van de fusie tussen UBS en SBS. Zij deed dat nadat een eerste voorlopig onderzoek, waarvoor zij in principe 4 weken de tijd heeft, erop wees dat de voorgenomen concentratie zou kunnen leiden tot de creatie of de versterking van een dominante positie op de markt. Als onderdeel van dit voorlopig onderzoek moeten de betrokken banken hun gezamenlijk marktaandeel opgeven voor een standaardlijst van bankproducten en dit volgens duidelijk gespecificeerde criteria. Tegelijk worden ook vragenlijsten rondgestuurd naar andere banken, de belangrijkste klanten, sectororganisaties, vertegenwoordigingen van het MKB en andere belangenorganisaties. Tevens besliste de commissie zelfs geen voorlopige toelating te geven voor de fusie van de bankactiviteiten die betrekking hadden op de binnenlandse markt. De fusie werd ook onderzocht door de Europese Commissie voor wat betreft de investment banking activiteiten van de betrokken ondernemingen, alsook door de Amerikaanse mededingingsautoriteiten. Beide instanties keurden de fusie goed.

De commissie had vervolgens vier maanden tijd om te onderzoeken of de concentratie tot een dominante positie zou leiden of die versterken zodanig dat van een effectieve concurrentie geen sprake meer zou zijn. Het voorlopig onderzoek had aangetoond dat er zich in de hypotheekmarkt en in de markt voor zakelijke kredieten een mededingingsprobleem zou kunnen voordoen. De voorgenomen concentratie bleek in de hypotheekmarkt, waarvan de geografische dimensie regionaal, hoogstens kantonaal werd ingeschat, na verder onderzoek geen mededingingsproblemen op te leveren. Het onderzoek toonde daarentegen wel aan dat in het bijzonder voor wat betreft de kredietverlening aan kleine en middelgrote ondernemingen, de fusie zou kunnen leiden tot hoge marktaandelen en een oligopolistische structuur in een aantal geografische markten. De dreiging van potentiële concurrentie bleek bovendien beperkt. Andere

ondernemingen in de markt leken onvoldoende sterk om de dominante positie te bedreigen.

In een eerste voorlopig arrest oordeelde de commissie dat de concurrentie voor kredieten tot 2 miljoen Zwitserse frank ernstig in gevaar dreigde te komen. Volgens de Commissie is de geografische dimensie voor deze kredieten regionaal waardoor het gezamenlijk marktaandeel van de bij de fusie betrokken banken in sommige regio’s erg hoog opliep. Voor kredieten van een grotere omvang is de markt ruimer, onder andere omdat dan ook buitenlandse banken als aanbieder kunnen optreden. Verder kwam zij ook tot deze vaststelling op basis van het marktpotentieel van de nieuwe bank UBS, de erg grote afhankelijkheid van de kredietafnemers ten aanzien van de bank alsook de gemeenschappelijke belangen en de gecumuleerde marktaandelen van de resterende grote banken in Zwitserland. De argumentatie die door de Commissie werd ontwikkeld beklemtoonde vooral het gevaar dat de fusie zou kunnen leiden tot het gezamenlijk uitoefenen van marktmacht door de resterende partijen (“joint dominance”) eerder dan dat de betrokken ondernemingen op zich marktmacht zouden kunnen uitoefenen (“unilateral dominance”). Het toelaten van de fusie zonder enige voorwaarde werd daarom uitgesloten.

In tegenstelling tot bijvoorbeeld Canada, de VS of Europa, bestaan er in Zwitserland geen officiële richtlijnen voor de beoordeling van fusies. Tevens laat de Zwitserse wetgeving geen efficiency defence toe. De enige factor die ter compensatie van de toegenomen concentratie in een bepaalde markt in rekening kan worden gebracht is wanneer door de fusie de concurrentie in een andere markt toeneemt. Stel bijvoorbeeld dat door een fusie tussen twee banken met een groot marktaandeel in de hypothekenmarkt, de concentratie in die markt tè groot wordt. Dan kan die fusie eventueel toch worden goedgekeurd indien ze de concurrentie in een andere relevante markt doet toenemen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer door de fusie de betrokken banken in concurrentie kunnen treden met een dominante aanbieder die voorheen die markt domineerde.

Een aantal vergaderingen met de fuserende partijen leidde tot het vast leggen van de voorwaarden die de twijfel omtrent de effecten op de concurrentie moesten wegnemen. Op 4 mei besliste de concurrentiecommissie dan om de fusie toe te laten.

De voorwaarden hielden onder meer in dat voor maart 1999 25 vestigingen moesten worden afgestoten en verkocht, indien mogelijk gezamenlijk, aan een nieuwe concurrent op de Zwitserse retail markt. Het moest om vestigingen gaan met een sterke positie op de retail markt en gelegen in de drie taalgebieden. Verder moest een aantal banken dat tot de holding behoorde worden verkocht. Tevens moest de bank blijven participeren in de gemeentelijke bankinstellingen en moesten de gecumuleerde kredieten die voortkomen uit het samengaan van beide banken aan de ondernemingen zonder restrictie gewaarborgd blijven tot het einde van 2004. UBS aanvaardde deze voorwaarden waardoor er een einde kwam aan het onderzoek van de concurrentiecommissie.

131

Bij de uitvoering van deze maatregelen duiken er wel een aantal problemen op. Vooreerst hoopte men dat de af te stoten vestigingen zouden worden gekocht door één enkele en bij voorkeur buitenlandse bank. Dit is niet gebeurd. Daarenboven legde de concurrentiecommissie voorwaarden (“conditions”) op en geen verplichtingen (“obligations”). Het verschil is dat aan verplichtingen moet voldaan zijn vooraleer de fusie doorgang kan vinden. In het geval van een voorwaardelijke goedkeuring kan de fusie doorgaan als in de daaropvolgende periode aan de voorwaarden wordt voldaan. De concurrentiecommissie koos voor de laatste optie omdat het voor de betrokken banken belangrijk was om zo snel mogelijk te fusioneren. Een belangrijk nadeel is evenwel dat de controleprocedure nog loopt tot in 2005. Al die tijd zal er nog overleg plaats moeten vinden met de banken. Een gemengd gebruik van de beide procedures lijkt daarom aangewezen.

5.6 Conclusies

Uit het overzicht van internationale ervaringen met betrekking tot de beoordeling van bankenfusies kunnen een aantal interessante, hoewel tentatieve, conclusies worden getrokken die voor de NMa van belang kunnen zijn.

s Speciale richtlijnen

In een aantal landen, waaronder de VS en Canada, gelden speciale richtlijnen voor de beoordeling van fusies in de bankensector. Bij de voorbereiding ervan wordt ruim overleg gepleegd met alle betrokken partijen. Voor het bestaan van deze richtlijnen kunnen een aantal redenen worden gegeven.

Ten eerste is er het belang van de bankensector, en meer algemeen de financiële sector, voor het goed functioneren van een economie. Daarom is het belangrijk dat de betrokken ondernemingen hun handelen kunnen toetsen aan duidelijke richtlijnen. Een andere reden is meer praktisch van aard. In de bankensector worden erg veel producten en diensten verhandeld. Het in detail doorlopen van de klassieke beoordeling van de effecten van een fusie voor elk van deze producten en diensten zou heel tijdrovend zijn. Daarom zijn deze richtlijnen er op gericht om zo snel mogelijk uit te maken voor welke relevante markten er eventueel concurrentieverstorende effecten zouden kunnen optreden. Ook dit moet bijdragen aan een grotere rechtszekerheid voor de betrokken ondernemingen en een efficiëntere en snellere beoordeling door de autoriteiten.

Het valt op dat bijvoorbeeld de richtlijnen van het DOJ in de VS voor de beoordeling van bankenfusies minder streng zijn dan voor de beoordeling van andere fusies, waarmee vooral erkend wordt dat er naast de banken vele alternatieve aanbieders zijn van bancaire diensten.

In de VS en Canada, en dit in tegenstelling tot de meeste Europese landen, worden de eventuele nadelige effecten op de concurrentiele omgeving afgewogen met de efficiëntievoordelen die kunnen voortvloeien uit het samengaan van banken. De bewijslast ligt evenwel bij de betrokken partijen. Bovendien moet gelden dat die efficiëntievoordelen enkel kunnen worden behaald door middel van een fusie, waarvan de mededingingsautoriteiten in de praktijk blijkbaar moeilijk kunnen worden overtuigd. s Bijzondere aandacht voor kredietverlening aan het klein- en middelgroot bedrijf Opvallend, omdat het van toepassing blijkt voor ongeveer alle landen, is de bijzondere aandacht die uitgaat naar de impact van een bankenfusie op de kredietverlening aan het klein- en middelgroot bedrijf. Uit onderzoek blijkt dat kleine en middelgrote ondernemingen minder alternatieven en opties hebben voor kredietverlening dan particulieren of grote ondernemingen. De kredietbehoeften van kleine en middelgrote ondernemingen zijn van die aard dat ze onvoldoende attractief zijn voor verder gelegen banken. Enerzijds hechten de betrokken ondernemingen veel belang aan hun relatie met de lokale bankier. Anderzijds geldt ook dat het kredietrisico van deze ondernemingen door de banken slechts kan worden ingeschat wanneer deze zich in de fysische nabijheid bevinden van deze ondernemingen. Daardoor is de relevante geografische markt voor kredietverlening aan het klein- en middelgroot bedrijf lokaal.

s De relevante geografische markt voor vestigingsgebonden producten en diensten is lokaal

Uit de arresten van een aantal bankenfusies die zich in het buitenland hebben voltrokken blijkt ook dat zowel voor particulieren als voor het klein- en middelgroot bedrijf, een (groot) aantal producten en diensten een vestigingsgebonden karakter hebben. Waar naar verwachting het elektronisch en internet-bankieren de vestigingsafhankelijkheid van een aantal producten en diensten zal verminderen, wordt het effect van deze nieuwe distributiekanalen vooralsnog beperkt ingeschat. Een gevolg daarvan is dat voor deze producten en diensten, de relevante geografische markt als lokaal wordt omschreven en dit vaak in tegenstelling tot wat de betrokken ondernemingen beweren.

s De clusterbenadering als a-priori uitgangspunt is achterhaald

Voor het bepalen van de relevante productmarkt hanteerde de FED de clusterbenadering waarbij er a-priori wordt van uitgegaan de relevante productmarkten kunnen worden afgebakend op basis van clusters van producten en diensten die de klanten steeds bij dezelfde bank zal aankopen. Op deze “a-priori” -benadering komt steeds meer kritiek. Banken worden nu eerder beschouwd als multi-product ondernemingen die voor elk product afzonderlijk concurreren met andere banken. Toch kan een groep van producten en diensten een relevante markt vormen wanneer de aankoop van de producten en diensten afzonderlijk voor een significant aantal klanten geen goed substituut zijn voor de aankoop in groep.

133

Met uitzondering van de megafusies in Canada, blijken de meeste bankenfusies te worden goedgekeurd. Dit lijkt erop te wijzen dat in de meeste landen de bankensector als een competitieve sector wordt beschouwd. Soms worden er wel voorwaarden aan de goedkeuring verbonden. In bijna alle gevallen moeten dan door de betrokken banken een aantal vestigingen van de hand worden gedaan.

s De beoordeling van bankenfusies is erg complex en tijdrovend

In de bankensector worden erg veel producten en diensten aangeboden. Hoewel ook bij andere fusies er soms meerdere relevante markten moeten worden afgebakend, ligt het aantal relevante markten in de bankensector vermoedelijk toch wel gevoelig hoger dan bij een “klassieke” fusie. De beoordeling van bankenfusies is dan ook een erg complexe en tijdrovende aangelegenheid, hoewel de ontwikkeling van specifieke richtlijnen er kan toe bijdragen dat de beoordeling efficiënter en sneller verloopt. De beoordeling van de 2 grote bankenfusies in Canada bijvoorbeeld nam 10 maanden in beslag waarbij een dossier werd samengesteld van liefst 400.000 pagina’s.

1-b

Interviewguidelines

Inleiding

NEI doet opdracht voor de NMa: ontwikkelen van een kader/framework voor de beoordeling van fusies tussen banken

Ø Aanleiding voor dit onderzoek:

• Uitbreiding toezichthoudende functie tot de financiële sector (bank- en verzekeringswezen) per 1 januari;

• De specificiteit van de bankensector (groot aantal producten en diensten, branchevervaging tussen aanbieders, …).

Ø Gemengde expertise • Marktwerking en mededingingsbeleid • Sectorkennis Ø Gemengd projectteam • NEI • IDEA Consult

• Experts: Prof. Boot en Prof. Van Wensveen

Ø Interviews als onderdeel van de opdracht, met vragers een aanbieders van bancaire producten in Nederland

• Voor het afbakenen van “relevante markten”; • Voor het inschatten van de marktmacht van de.

De “relevante markt”: de producten en het geografisch gebied die een aanbieder onder controle moet hebben om marktmacht te kunnen uitoefenen

• Kwantitatieve versus kwalitatieve benadering;

• Kwalitatieve benadering: gedachte-experiment ⇒ stel dat alle aanbieders in een gegeven gebied de prijs van een product verhogen, wat zou er dan gebeuren.

• Vraagsubstitutie: klanten kunnen substituut-producten kopen of het product elders gaan kopen;

• Aanbodsubstitutie: andere aanbieders kunnen hetzelfde product gaan aanbieden of vanuit een ander gebied toetreden.

Inschatting marktmacht: het is niet omdat er een hoge concentratie is in de markt, dat de betrokken aanbieders over marktmacht beschikken

• Overlopen van vragenlijst;

• Antwoorden worden anoniem verwerkt; • Beschikbare tijd?

Vragers

Selectie en clustering van producten

Ø Welke bancaire producten koopt u ?

Ø Welke van deze producten beschouwt u als onlosmakelijk met elkaar verbonden? Waarom?

Ø Welke van deze producten koopt u bij dezelfde aanbieder? ⇒

⇒ Beschouw product X

Vraagsubstitueerbaarheid

Ø Welke zijn de belangrijkste aankoopcriteria die u hanteert (prijs, diensverlening, vertrouwen, nabijheid van kantoor, …)

Ø productdimensie

• Bestaan er voor dit product substituten in de markt?

• Stel dat de prijs (intrest/commissie) van dit product door alle aanbieders gevoelig (5 à 10 %) zou worden verhoogd, zou u dan overwegen om een substituut product aan te kopen?

• zo niet, waarom?

• zo ja, welk product, waarom en waar? • Geografische dimensie

• Waar is de aanbieder gevestigd?

• Via welk distributiekanaal betrekt u deze producten? • Hoe belangrijk is de fysieke nabijheid van uw aanbieder?

• In hoeverre maakt u al gebruik van phonebanking, doet u aan internetbankieren?

Marktmacht

Ø Switching costs

• Zou u voor de aankoop van dit product ook bij andere aanbieders terechtkunnen?

• Bent u in het verleden al regelmatig veranderd van aanbieder? Waarom (niet)? • Onder welke omstandigheden zou u overwegen om naar een andere aanbieder

over te stappen?

• Welke kosten zouden er mee gepaard gaan om van aanbieder te veranderen? • Wordt u soms benaderd door andere aanbieders die u het product eveneens

willen aanbieden? Wat is dan uw reactie? Ø Countervailing power

• In hoeverre is het contract onderhandelbaar (prijs, dienstverlening, …)? • Over welke onderhandelingsmacht beschikt u in uw relaties met de bank(en)? • Welke factoren beïnvloeden deze onderhandelingsmacht?

• Zijn de vragers op enige wijze geconcentreerd (bijv. via branchevereniging)? Ø Concurrentie

• Wat is uw inschatting van de concurrentie-intensiteit tussen de aanbieders van dit product?

3-b

• Bent u ooit geconfronteerd geweest met het daadwerkelijk uitoefenen van marktmacht door één van de aanbieders?

Ø Markttransparantie

• Is de prijs, de prijsvorming, de te verwachten dienstverlening … • duidelijk voor de klant?

• gemakkelijk vergelijkbaar tussen de verschillende aanbieders?

• Hebt u informatie ingewonnen bij meerder aanbieders van dit product alvorens tot een eerste aankoop over te gaan? Hebt u grote prijsverschillen vastgesteld? • Kent u momenteel de prijzen van dit product bij andere aanbieders?

Aanbieders

Selectie en clustering van producten

Ø Welke bancaire producten biedt u aan?

Ø Welke van deze producten beschouwt u als onlosmakelijk met elkaar verbonden? Waarom?

Ø Welke zijn uw klantengroepen? ⇒

⇒ Beschouw product X

Aanbodsubstitueerbaarheid

Ø Productdimensie

• Welke zijn de stappen in het “productieproces” voor dit product?

• Welke andere aanbieders die dit product momenteel niet aanbieden zouden dit, op korte termijn (max. 1 jaar) wel kunnen?

• Welke stappen dienen zij daartoe te ondernemen? • Welke moeilijkheden zouden zij daarbij ondervinden? Ø Geografische dimensie

• Waar situeren zich (geografisch) uw klanten? • Waar situeren zich (geografisch) uw concurrenten? • Welke distributiekanalen hanteert u?

• Wat is het belang van phonebanking en internetbankieren, vandaag en naar de toekomst toe?

Markmacht

Prijszetting

Ø Welke zijn de elementen waarop wordt geconcurreerd (prijs, dienstverlening, …)? Ø Welke zijn de determinerende factoren voor de prijszetting van dit product? Ø Is er sprake van prijsleiderschap voor dit product? Zo ja, wie is de prijsleider? Ø Is de prijs onderhandelbaar?

Ø In welke mate beschikt de klant over countervailing power in het onderhandelingsproces?

Ø Wordt er door de klanten “geshopt”?

Ø Is er sprake van prijsdiscriminatie tussen de verschillende klantengroepen?

Toetredingsbelemmeringen

Ø Zijn er recent nieuwe aanbieders van dit product op de markt gekomen? Verwacht u dat dit zal gebeuren in de nabije toekomst?

Ø Is er sprake van toetredingsbelemmeringen? Ø Bestaan er wettelijke toetredingsbelemmeringen?

Ø Beschikken huidige aan bieders over een absoluut kostenvoordeel?

Ø Is er sprake van schaalvoordelen of economies of scope bij het op de markt brengen van dit product?

Ø Wat is het belang van naamsbekendheid, reputatie, de beschikking over distributiekanalen, klanteninformatie,…?

Ø Is er sprake van een first mover advantage (vestiging van kantoren op de meest aantrekkelijke locatie)??

5-b

Ø Wat zijn de benodigde investeringen om dit product aan te kunnen bieden (eenmalig en continu)?

Ø In welke mate zijn deze investeringen voor andere doeleinden te gebruiken zou men de markt weer moeten verlaten (sunk cost)?

Ø Wat is de invloed van nieuwe technologische ontwikkelingen op het niveau van de toetredingsbelemmeringen?

Concurrentie

Ø Wie beschouwt u als uw voornaamste concurrenten? • Binnen de traditionele banksector

• Buiten de traditionele banksector Ø Hoe intens is de concurrentie

Ø Is er sprake van samenwerking tussen aanbieders van dit product?

Ø Is er sprake van een dominante positie voor één van de aanbieders? Wie? Waarom?

Ø Is er sprake van misbruik van marktmacht door één van de aanbieders?

Markttransparantie

Ø Is de prijs, de prijsvorming, de te verwachten dienstverlening … • duidelijk voor de klant ?

• gemakkelijk vergelijkbaar tussen de verschillende aanbieders? Ø Wordt informatie bewust door partijen achtergehouden?

Innovativiteit en impact technologische ontwikkelingen

Ø Is er sprake van productinnovatie?

Ø Hoe worden nieuwe producten ontwikkeld?

Ø Wordt het product in het buitenland in een meer ontwikkelde vorm aangeboden dan in Nederland?

Ø Wat zal de impact zijn van nieuwe technologische ontwikkelingen op de bankensector?

1-c