• No results found

De bankproducten in een matrix

Ad 1. De functionele dimensie

2.3.2 De bankproducten in een matrix

De combinatie van de eerste twee criteria resulteert in een matrix die als uitgangspunt dient voor het afbakenen van de relevante markten in de Nederlandse bankensector. Omwille van de eenvoud is het distributiekanaal als criterium niet meegenomen in de matrix. Bij de bespreking van de celen zal, waar relevant, op de distributiekanaal worden ingegaan.

Deze matrix werd ontwikkeld op basis van inzichten uit de literatuur die de bankensector beschrijft en het advies van de bankexperts in het projectteam. Uitgangspunt daarbij is dat de indeling volgens functie alsook volgens klantengroep zodanig is dat wanneer een bepaald product een bepaalde functie vervult en bestemd is

35

voor een bepaalde klantengroep, het niet kan worden gesubstitueerd door een product dat een andere functie vervult en/of bestemd is voor een andere klantengroep. Het feit dat de voorgestelde indelingen substitutie uitsluiten is natuurlijk van groot belang voor het afbakenen van relevante markten, aangezien een substituut voor een gegeven product dezelfde functie moet vervullen en bestemd moet zijn voor dezelfde klantengroep.

De combinatie van de beide dimensies resulteert in een matrix van drie bij vier, zoals voorgesteld door Tabel 2.1. Daarin zijn alle producten geklasseerd die door banken en andere aanbieders van bancaire producten worden aangeboden. Deze lijst van producten is nagenoeg uitputtend, en bevat de belangrijkste en meest voorkomende producten.9

Waar sommige producten meer dan één functie vervullen, zijn ze geklasseerd onder de functie die van overwegend belang is. Het gaat hier om hypotheken en credit cards. Bepaalde hypotheekformules, waaronder de spaarhypotheek, vervullen én een kredietfunctie én een beleggingsfunctie. Omdat het product evenwel in eerste instantie dient als krediet voor de financiering van een woning, staat het geklasseerd onder de kredietfunctie. Creditcards zijn hoofdzakelijk een betaalmiddel, maar kunnen in sommige gevallen ook substitueren voor de kredietfunctie. Creditcards zijn opgenomen in de cel van de hoofdfunctie: de betaalfunctie.

Indien producten meer dan één functie vervullen, wil dit nog niet zeggen dat er ook substitutie is tussen de functies. Een hypotheek heeft een krediet- en een beleggingsfunctie, maar lenen en beleggen zijn geen substituten voor elkaar.

Wanneer een product bestemd is voor meerdere klantengroepen, staat het voor elke klantengroep vermeld. Zo geldt dat grote ondernemingen over dezelfde producten kunnen beschikken als kleine ondernemingen. Het productenpakket voor grote ondernemingen is evenwel ruimer.

In principe kan een substituut voor een gegeven product enkel voorkomen in dezelfde cel. Een relevante markt kan zich dus niet verder uitstrekken dan de producten die tot dezelfde cel behoren. Een cel geeft dus de maximale omvang aan van de relevante productmarkt, althans vanuit het standpunt van vraagsubstitutie. De relevante productmarkt kan evenwel kleiner zijn, namelijk wanneer de producten die tot een zelfde cel behoren, onderling geen vraagsubstituten zijn. Voor een aantal cellen blijkt dit inderdaad het geval te zijn (zie hoofdstuk 4).

Er is één uitzondering waar, bezien vanuit vraagsubstitutie de relevante markt groter is dan de cel. De uitzondering betreft de kredietfunctie en de kapitaalmarktfunctie die voor grote ondernemingen in elkaar overlopen. Een groot bedrijf heeft immers de keuze

9

De volgende producten zijn bewust niet in de matrix opgenomen: overschrijvingsformulieren, periodieke overboekingen, acceptgiro, machtigen. Deze producten zijn alle een intergraal onderdeel van de betaalrekening.

Verder zijn niet opgenomen: voor particulieren onder de spaar- en beleggingsfunctie: verhuur van safes en kluisjes; en voor grote ondernemingen onder de kredietfunctie: orange lening, mezzanine en roll-overs. Deze producten zijn voor het vervullen van de vier hoofdfuncties van minder groot belang (safes) of onderdeel van andere producten (orange, mezanine en roll-overs).

tussen het aanschaffen van een (langlopend) kredietproduct of het uitgeven van (nieuwe) aandelen of obligaties.

Een andere fenomeen is dat sommige producten gekoppeld zijn aan een ander product, ook al vervullen ze verschillende functies. Bedrijven bijvoorbeeld, kunnen alleen een RC-krediet of een RC-tegoed hebben als ze ook een rekening courant hebben. Individuen kunnen alleen een RC-krediet opnemen als ze een betaalrekening hebben bij die bank. Soms is een dergelijke relatie minder duidelijk dan in deze twee voorbeelden. Zo moet een particuliere klant vaak een betaalrekening hebben, en daar zijn salaris op ontvangen, voordat hij een safe bij een bank kan aanvragen. Door het verschil in functie tussen de producten behoren ze tot verschillende relevante markten. In het geval van een fusie of overname is het echter relevant om te weten welke producten gebonden zijn aan andere producten. De marktsituatie van het hoofdproduct beïnvloedt immers de marktsituatie van het gebonden product.

Rekening houdend met de uitzondering en bovenstaande opmerking, is deze matrix een nuttig instrument om tot een eerste afbakening van de relevante productmarkten te komen op basis van vraagsubstitutiemogelijkheden Wanneer een concrete concentratie zich aandient, kan de matrix dienen als instrument om het productenpakket van de betrokken ondernemingen met elkaar te vergelijken. Het onderzoek kan zich dan toespitsen op de producten in de cellen waar overlap is voor de betrokken ondernemingen. Daarbij geldt dus dat de cellen de maximale omvang aangeven van de relevante productmarkt, althans vanuit het standpunt van vraagsubstitutie. In hoofdstuk 4 wordt dan nagegaan of er binnen een cel afzonderlijke relevante productmarkten kunnen worden afgebakend.

37 Tabel 2.1 Matrix van bankproducten

I. Betalingsfunctie II. Kredietfunctie III. Spaar- en beleggingsfunctie IV. Kapitaalmarktfunctie en advies

A. Particuliere cliënt Betaalrekening: - Elektronisch bankieren - Pinkaart - Chipper/chipknip - Betaalcheques Creditcard Vreemde valuta/reischeques Buitenlands betalingsverkeer Consumptief krediet: - Persoonlijke lening - RC-krediet - Huurkoop - Effectenkrediet Hypotheek financiering Autofinanciering/leasing Spaarrekening/deposito’s Aan-verkoop effecten (en

advies)

Beleggingsfondsen (en advies) Vermogensbeheer en advies: - Private banking - Bewaarbedrijf - Trusts - Levensverzekeringen B. Kleine en middelgrote ondernemingen Rekening courant - Elektronisch bankieren Cash management services Buitenlands betalingsverkeer Factoring

RC-krediet Middellang krediet Langlopend krediet

Onroerend goed financiering Leasing/autofinanciering Garanties

Export financiering Documentair krediet

Deposito’s

RC-tegoed met speciale condities/kasgeld uitzettingen Bedrijfsspaarrekening Pensioenfonds Venture capital LBO’s-MBO’s Fusie/overname bemiddeling en waardebepaling Risico-management

C. Grote ondernemingen Rekening courant - Elektronisch bankieren Cash management services Buitenlands betalingsverkeer Factoring

RC-krediet Kasgeld lening Commercial paper Medium term notes Middellang krediet Langlopend krediet Onderhandse leningen Onroerend goed financiering Leasing/autofinanciering Structured finance en project

financiering Export financiering Documentair krediet

Deposito’s

RC-tegoed met speciale condities/kasgeld uitzettingen Bedrijfsspaarrekening Pensioenfonds

Vermogensbeheer en advies*: - Aan- en verkoop van effecten* - Trusts* - Bewaarbedrijf* - Private banking* Gesyndiceerde leningen Obigatie-emissie Converteerbare obligaties Aandelenemissie Venture capital LBO’s – MBO’s Fusie/overname bemiddeling en waardebepaling Risico-management

*Dit zijn producten aangeboden aan andere financiële instellingen = product

2.3.3 Conclusies

Gebruikmakend van de drie karakteristieken, namelijk functie, klantengroep en distributiekanaal zijn de vraagsubstitutiemogelijkheden onderzocht. Daaruit kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

s Substitutie tussen functies

s We onderscheiden vier functies: de betalingsfunctie, de kredietfunctie, de spaar- en beleggingsfunctie en de kapitaalmarktfunctie.

s Substitutie tussen deze functies is in principe uitgesloten Een product dat een bepaalde functie vervult kan niet worden gesubstitueerd door een product dat een andere functie vervult.

s Een uitzondering is de kredietfunctie en de kapitaalmarktfunctie die voor grote ondernemingen en voor bepaalde producten in elkaar overvloeien.

s Sommige producten kunnen meer dan een functie vervullen. Dit gaat op voor hypotheken en credit cards. Dit betekent echter niet dat deze verschillende functies substituten voor elkaar zijn.

s Substitutie tussen klantengroepen

s Substitutie tussen particulieren en ondernemingen is in principe uitgesloten. Producten die bestemd zijn voor particulieren kunnen niet worden gesubstitueerd door producten die voor ondernemingen bedoeld zijn of omgekeerd. Waar dezelfde producten vermeld staan voor beide categorieën (RC-krediet, autofinanciering/leasing, deposito’s), geldt dat de voorwaarden waaronder ze ter beschikking staan voor beide klantengroepen verschillen en er dus van vraagsubstitutie in de praktijk niet of nauwelijks sprake is.

s Substitutie tussen de producten bestemd voor het klein- en middelgroot bedrijf en dezelfde producten bestemd voor grote ondernemingen is wel mogelijk wanneer deze producten onder dezelfde voorwaarden ter beschikking staan aan beide klantengroepen. Dit moet telkens worden onderzocht.

s Substitutie tussen distributiekanalen

s We onderscheiden zes distributiekanalen: het bankkantoor, de geldautomaten, elektronisch bankieren, de bemiddelaar, het callcentre en internet.

s Substitutie tussen distributiekanalen is mogelijk wanneer een zelfde product via verschillende distributiekanalen wordt gedistribueerd en de klant kan en wil switchen naar een ander distributiekanaal. Dit moet telkens worden onderzocht.

2.4 Aanbodsubstitutie

2.4.1 Inleiding

De achterliggende vraag voor het inschatten van de aanbodsubstitueerbaarheid is, welke aanbieders op korte termijn en zonder aanzienlijke kosten additionele capaciteit zouden kunnen aanbieden. De toevoeging op korte termijn en zonder aanzienlijke kosten sluit volledig nieuwe toetreders tot de (financiële) markt uit. Het gaat hier dus

39

om aanbieders die zich nu al begeven op de markt voor bancaire producten. Met mogelijke toetreding op langere termijn (vanaf twee jaar) wordt rekening gehouden bij de bespreking van de mogelijkheden voor het uitoefenen van marktmacht (zie hoofdstuk 3 en 4).

In deze paragraaf zal een aantal factoren worden besproken die de aanbodsubstitutiemogelijkheden beïnvloeden. We besteden daarbij achtereenvolgens aandacht aan mogelijke wettelijke belemmeringen, de kritische omvang van alternatieve aanbieders, de vereiste kennis en ervaring om de producten te kunnen aanbieden en de markt te kunnen betreden en de mogelijkheden die er zijn om klanten te bereiken en vervolgens te overtuigen om het product daadwerkelijk af te nemen. De bespreking van deze factoren wordt afgesloten met een overzicht van de belangrijkste belemmeringen voor aanbodsubstitutie.