• No results found

1.5 Typologie van de Bancaire Diensten en Producten

1.5.5 Asset management

Asset management was lange tijd onderdeel van de private banking activiteiten, maar is nu ook onderdeel van de retail dienstverlening. De scheidslijn tussen beide segmenten wordt bepaald door de mate van persoonlijk advies. Financiële instellingen bieden verschillende diensten aan voor vermogensbeheer. Allereerst is er advisering. Meestal wordt hier geen vergoeding voor gevraagd, ten minste als het gaat om reguliere of potentiële klanten. De klant wordt dan vooral gewezen op de producten van de instelling en hoe deze zouden kunnen voorzien in zijn behoefte.

De producten zijn meestal van tweeërlei aard: deelnemingen in/aandelen in onderling kapitaal of een op maat gemaakte portefeuille. De eerste richt zich op de retailmarkt, de tweede op de institutionele markt en private banking klanten. De ontwikkeling van beleggingsproducten, met name beleggingsfondsen, heeft een grote vlucht genomen. Dit komt tot uiting in een steeds groeiend aantal beleggingsfondsen. Slechts zelden wordt een fonds weer uit de markt gehaald. De meeste fondsen richten zich op belegging in vermogenstitels met allerlei te onderscheiden eigenschappen die geacht worden winstpotentieel te genereren. De sectorfondsen zijn hiervan een uitvloeisel. Men heeft fondsen die uitsluitend beleggen in bijvoorbeeld de zorgsector, in de voedselindustrie, in media, in IT, maar ook in mens- en milieuvriendelijke bedrijvigheid. Daarnaast zijn er landenfondsen en regiofondsen, alsmede fondsen die

19

wereldindices of landenindices trachten te reproduceren. Fiscale overwegingen spelen een belangrijke rol bij de constructie van beleggingsfondsen.

Op de retail markt worden vooral participaties in beleggingsfonds aangeboden. De informatievoorziening is gestandaardiseerd. Distributie vindt plaats via het kantorennet, maar evenzeer via direct banking kanalen. Tot voor kort was dit primair via de telefoon. Internet lijkt echter een grote rol te gaan vervullen.

Bij private banking is er een adviseur die de portefeuille en de mogelijkheden van de klanten doorloopt. Het betreft veelal meer dan puur het beleggen van middelen. Zaken zoals erfenis, bedrijfsopvolging etc. staan vaak nadrukkelijk centraal in de advisering. Voor institutionele beleggers is het beleggen en de advisering daaromtrent maatwerk via vermogensbeheer. Aangeboden worden allerlei diensten die deel uitmaken van het reguliere beleggingsproces. Een pensioenfonds kan bijvoorbeeld zelf de beleggingen in Nederlandse aandelen en obligaties doen, maar haar onroerend goed door een specialistische intermediair laten beleggen. Ook internationale beleggingen worden vaak uitbesteed. Ook stellen banken - en gespecialiseerde dienstverleners - de institutionele beleggers allerlei analyse-instrumenten ter beschikking ter beoordeling en monitoring van de financiële markten en hun eigen portefeuille.

Onderdeel van het asset management is vanouds het trustbedrijf. Het trustbedrijf is het voor een klant (de trustor) beheren van vermogen door een specialist (de trustee). Oorspronkelijk werd dit vooral door notarissen bedreven, later ook door banken en andere gespecialiseerde instellingen. Het trustbedrijf is vermogensbeheer van zowel zakelijke als particuliere klanten. Bij het traditionele trustbedrijf kan het vermogensbeheer gesplitst worden in informeel beheer en in een formele overdracht van vermogen. Bij het informele of passieve vermogensbeheer heeft de trustee vooral een administrerende en adviserende rol. Men koopt bijvoorbeeld titels en kijkt er tot de aflossing niet meer naar om (de zogenaamde buy-and-hold-strategie). Een andere mogelijkheid is de beleggingen zodanig op te bouwen, dat de waardeontwikkeling ervan gelijk is aan die van de markt als geheel waarop belegd wordt (indexatiestrategie). Ook het ongevoelig maken (immunisatie) voor de rentestand van een portefeuille met vastrentende waarden als obligaties of onderhandse leningen is een voorbeeld van een passieve strategie. Bij de formele overdracht wordt het vermogen beheerd naar het inzicht van de trustee. Hierbij speelt de visie van de vermogensbeheerder op de ontwikkelingen op de financiële markten een rol.

Tot de zakelijke trustactiviteiten behoren het optreden voor bedrijven bij emissie van aandelen en obligaties. De administratieve werkzaamheden van het beheer van de emissie liggen vaak bij een trustkantoor. Soms zijn de financiële titels gecertificeerd, dat gebeurt vooral bij aandelen. Het stemrecht op aandelen berust dan bij het trustbedrijf. De certificaathouders houden wel het recht op dividend. Ook de afwikkeling en uitvoering van ingewikkelde financieringsconstructies, waar vele en verschillende partijen bij betrokken zijn, wordt gerekend tot het trustbedrijf. De trustee fungeert dan als een neutrale tussenpersoon, die toeziet op het nakomen van onderlinge afspraken. Vermogensbeheer levert de financiële instelling een provisie die gekoppeld is aan het te

beheren bedrag. Het brengt nauwelijks een beslag op de balans met zich mee. Vermogensbeheer is voor financiële instellingen bovendien aantrekkelijk omdat de instelling daarmee een vertrouwensrelatie met de klant krijgt. Daardoor kan de klant ook andere financiële diensten gaan afnemen.

1.5.6 Overig

In deze categorie worden alle producten bijeengebracht die niet passen in een van de vorige categorieën.

Venture capital en participatie-activiteiten: Deze activiteiten betreffen het ter beschikking stellen van mezzanine-type financieringsarrangementen aan startende bedrijven. Het onderscheidend element (van “gewone” corporate finance) is dat sprake is van equity financiering (gecombineerd met schuld, dit is meestal het “mezzanine”) en een grote directe betrokkenheid van de financier. Banken hebben dit veelal afgezonderd in venture capital dochters.

Bedrijfsspaarrekening. Een initiatief van de overheid waarbij werknemers jaarlijks een deel van hun salaris vrij van loonbelasting en sociale lasten kunnen sparen. Het spaargeld staat in principe wel voor minstens vier jaar vast.

1.6 Regulering

1.6.1 Algemeen

Het Ministerie van Financiën bepaalt in Nederland de wettelijke kaders voor de financiële sector. Zij bereidt de wetten over de financiële markten en instellingen voor. Controle op hun handhaving vindt plaats door de toezichthouders, die op hun beurt ressorteren onder het Ministerie van Financiën.

Het Ministerie van Economische Zaken ziet erop toe dat financiële instellingen op zorgvuldige wijze krediet verstrekken aan particulieren. Dit is geregeld in de Wet op het afbetalingsstelsel en de Wet op het consumptief geldkrediet. Daarnaast ziet zij in algemene zin toe op de mededingingsverhoudingen.

Binnen de scope van dit onderzoek zijn verschillende instanties te identificeren die (sector specifiek) toezicht houden op de bankensector of producten uit de bankensector. In Nederland zijn dit: De Nederlandse Bank (DNB), Stichting toezicht effectenverkeer (STE), Verzekeringskamer (VK) en Raad van financiële toezichthouders (RFT). Vanaf 1 januari 2000 staat de financiële sector ook onder toezicht van de NMa. Concentraties in de financiële sector worden door NMa op hun effecten voor de marktwerking onderzocht en beoordeeld.

Wanneer banken of aanbieders van bankproducten internationale activiteiten ontplooien, krijgen ze te maken met grensoverschrijdende toezichthouders. Binnen de Europese Unie betreft dit het Raadgevend Comité voor het bankwezen (BAC, Banking

21

Advisory Committee), het Verzekeringscomité en het Comité op Hoog Niveau van Effectentoezichthouders. Op bredere internationale schaal zijn de ‘Bank for International Settlement’ (BIS), IAIS voor verzekeringstoezicht, en IOSCO voor effectentoezicht actief.

Figuur 1 Overzichtsmodel voor toezicht in Nederland

Systeem-toezicht

Bedrijfseconomisch toezicht Gedragstoezicht

sectoraal Sector overschrijdend Niet-effectentypisch Effectentypisch sectoraal Sector Overschrijdend Banken DNB DNB Verzekeraars DNB VK RFT VK RFT STE* NMa Effecteninstelling en STE STE

* Bezien wordt op welke inhoudelijke wijze in een sectoroverschrijdende benadering het effectentypisch gedragstoezicht ook zal gelden voor verzekeraars, pensioenfondsen en alle andere financiële instellingen die actief zijn op de effectenmarkten. Bron: Nota toezicht financiële sector, Ministerie van Financiën.

In de volgende paragrafen wordt de specifieke rol van de belangrijkste sector specifieke toezichthoudende instanties beschreven.

1.6.2 DNB

De Nederlandsche Bank (DNB) is de centrale bank in Nederland en houdt toezicht op banken, beleggingsinstellingen en wisselkantoren. In de Bankwet 1998 staat vermeldt wat haar taken zijn:

Ø het meebepalen van het monetaire beleid; Ø het beheren van de goud- en deviezenvoorraad; Ø het bevorderen van het betalingsverkeer; Ø het verzamelen van statistische gegevens; Ø het toezicht houden op de banken.

Deze laatste rol is vastgelegd in de Wet Toezicht Kredietwezen. Het toezicht is te verdelen in drie doelstellingen:

1. sociaal-economisch/monetair toezicht: het waarborgen van de stabiliteit. Het systeemtoezicht is niet gericht op individuele financiële instellingen maar op de stabiliteit van het financiële systeem als geheel. Hierbij wordt de interne en externe waarde van de gulden beheerst. DNB kan op basis van de WTK, na het horen van de banken, monetaire maatregelen vaststellen. Hierbij kan men denken aan maatregelen om de liquiditeitscreatie te regulieren en het systeemrisico te beperken.

2. bedrijfseconomisch toezicht: het beschermen van de klant tegen faillissement van