• No results found

Wetenschap andere mensen uit omgeving

In document Marjan Olfers & Anton van Wijk (pagina 150-153)

Ervaringen van oud-sporters

5.7 Wetenschap grensoverschrijdend gedrag ouders en omgeving omgeving

5.7.4 Wetenschap andere mensen uit omgeving

In de survey is ook gevraagd in hoeverre de omstanders wisten van het grensover-schrijdende gedrag van sommige trainers. Diverse oud-sporters stellen dat de fysio-therapeut vaak wel op de hoogte was, want hij/zij kreeg immers de blessures te zien die door doortrainen chronisch konden worden. Ze toonden, zo blijkt uit de geschreven toelichtingen, wel medelijden met de jonge sporters maar lieten het er

verder bij. In de turnzaal waren ook andere (assistent) trainers aanwezig die getuige waren van het grensoverschrijdende gedrag. De teneur, zo blijkt uit de antwoor-den op de vragen door de oud-sporters, is dat ze het niet normaal vonantwoor-den hoe de trainer met de kinderen omging, dat ook wel tegen de betreffende kinderen zei-den, maar verder geen actie durfden ondernemen uit angst voor hun positie bij de vereniging. Tot slot noemen de oud-sporters in de survey ook de KNGU en de ver-enigingsbestuurders die wel degelijk wisten wat sommige trainers deden maar niet ingrepen vanwege de topprestaties die deze trainers ook leverden. De prestaties stonden centraal. De trainers hadden door hun machtspositie (vanwege de resulta-ten) een welhaast onaantastbare status, ook ten opzichte van de bond.

De interviews laten een iets genuanceerder beeld zien dan wat uit de geschre-ven woorden blijkt. Er waren inderdaad fysiotherapeuten en artsen die zich zorgen maakten om de gezondheid van de sporters. Zij boden een luisterend oor en een enkeling ging daarover de confrontatie aan met de trainer. Dat resulteerde in ruzie of op een zijspoor gezet worden door de trainer.

“De enige veilige plek was een nieuwe fysio. Hij was heel erg lief. Hij was de enige met wie ik durfde te praten omdat ik pijn had.”

Sommige oud-sporters zijn achteraf blij dat een arts hen heeft verboden om verder te trainen en dat ook tegen de trainer hebben gezegd. Zelf waren ze daartoe niet in staat. En een enkeling kijkt toch met weemoed terug op hun sportperiode.

“Ik woonde op een gegeven moment in het buitenland en de arts daar zei dat ik meteen moest stoppen met turnen vanwege mijn klachten. Ik was 14.

Ik was zooo blij. Ik was zo bang dat ik toch een telefoontje zou krijgen dat ik weer moest komen trainen. Het was een lastige periode. Van topsport en dan thuis te zijn. Na de zomervakantie ging ik weer naar school.”

‘’In die tijd ontwikkelde ik een eetstoornis. Ik ben weggegaan toen ik zestien jaar oud was omdat ik werd opgenomen in het ziekenhuis vanwege mijn eet-problemen. Ik was net weer aan het opbouwen maar ik moest toen stoppen van de artsen. Dat heb ik een hele tijd heel lastig gevonden. Ik vind het nog steeds een prachtige sport. Ik vond dat toen heel moeilijk. Ik ben andere din-gen gaan doen daarna.’’

Uit de interviews komt de indruk naar voren dat artsen een neutralere positie inna-men c.q. konden inneinna-men dan fysiotherapeuten. De trainers, zo vertellen sommige

oud-sporters, deden er alles aan om te voorkomen dat een geblesseerde sporter naar een arts werd verwezen die een MRI kon laten maken en dan mogelijk de sporter zou verbieden om te trainen. De trainer bagatelliseerde de klachten van de sporter of zorgde ervoor dat de sporters niet verder kwamen dan de fysiothe-rapeut. Overigens zijn er ook voorbeelden dat kritische artsen op een zijspoor zijn gezet.

“Ik had een fysiotherapeut die uitgekozen was door trainer I. Zij zei op een gegeven moment dat ik niet meer naar de fysiotherapeut hoefde. Ze hield ons altijd weg bij artsen. Dit deed ze omdat de artsen wel eens vraagtekens konden zetten bij haar trainingsmethode. Er kwam maar een keer in de week een sportarts en als het (de blessure) erg genoeg was, had je geluk. Als de trainer zegt: ‘Het is niet erg’, wie ben jij dan om toch naar de sportarts te gaan?”

Enkele oud-sporters stellen dat de klachten die zij bij de fysiotherapeut vertel-den direct wervertel-den doorverteld aan de trainer. De sporters voelvertel-den zich daardoor niet veilig. De trainingen moesten doorgaan, ook al wist de fysiotherapeut dat het onverantwoord was. De sporter durfde er niet tegenin te gaan.

“X is een aardige man. Hij keek mij vol medelijden aan. Ik werd gemasseerd en ik had zoveel pijn in mijn rug. Zoveel pijn. Waarom deed niemand iets? Als hij had ingegrepen, dan had ik de wedstrijd niet mogen turnen. Ik zou daar dan staan voor een toernooi. Ik was blij geweest als hij had ingegrepen. Ik had zo een stress en zo een pijn. Het was niet mijn keuze.”

“Ik had een blessure gehad, die was nog niet helemaal hersteld dus mocht niet helemaal belast worden. De fysiotherapeut N speelde onder een hoedje met B en duwde heel hard. Ik moest toen dezelfde oefeningen doen en N zei dat ik niets had. De bondsarts was er toen niet bij, want N had de medische begeleiding. Hij durfde niet volledig tegen B in te gaan.”

De interviews maken ook helder dat het niet alleen de trainer was die voorbijging aan de medische toestand van de sporter en eventueel aan de adviezen van een arts of fysiotherapeut. Het waren ook de sporters zelf die wilden doortrainen, omdat zij bang waren achterop te raken en daardoor een wedstrijd zouden moeten missen. Uiteraard ligt de verantwoordelijkheid bij de volwassene, de trainer, die de jonge sporters op dat moment tegen zichzelf moest beschermen.

De informatie uit de survey en interviews over de wetenschap die de omgeving had over het grensoverschrijdende gedrag spitst zich voornamelijk toe op het fysie-ke aspect, de blessures en het doortrainen. In de interviews is ook verschillende keren aan de orde geweest dat de andere volwassenen in de turnzaal zicht moeten hebben gehad op het mentale grensoverschrijdende gedrag van bepaalde trainers.

Dat is bevestigd in de interviews. We zien hier hetzelfde patroon: de assistent-trai-ners, fysiotherapeuten die – net als de sporters misschien niet beter weten dan dat het gedrag erbij hoort en ook niet tegen de trainer in durven gaan – waardoor feitelijk niets aan de misstanden is gedaan. Er zijn verhalen dat een assistent-trainer de ouders waarschuwt voor het gedrag van de hoofdtrainer.

“Assistent P heeft alarmerende dingen van trainer D gezien afgelopen jaar en heeft dat tegen ouders verteld. Als jullie L (turnster) wilden redden moe-ten jullie ingrijpen. Ik was uit de training gestuurd omdat ik terneergeslagen keek. Vader moest zich inhouden bij D.”

In document Marjan Olfers & Anton van Wijk (pagina 150-153)