• No results found

Functie en rol

In document Marjan Olfers & Anton van Wijk (pagina 78-81)

Grensoverschrijdend gedrag in de (gym)sport, een literatuurverkenning

3.3 Grensoverschrijdend gedrag verklaard: sportbreed

3.4.3 Functie en rol

Als het gaat om grensoverschrijdend gedrag, dat zich niet beperkt tot seksu-eel grensoverschrijdend gedrag, zijn er studies die concluderen dat trainers niet de meest genoemde plegers zijn. Zo laten Alexander, Stafford en Lewis (2011) en Vertommen (2017) naar aanleiding van hun retrospectieve vragenlijst zien dat dit vooral teamgenoten en/of medesporters zijn, gevolgd door bekende volwasse-nen bij een club en onbekenden, zoals supporters, omstanders of voorbijgangers.

Aanvullend tonen Alexander, Stafford en Lewis (2011) aan dat trainers vaker voor-komen als plegers van fysiek grensoverschrijdend gedrag naarmate het competitie-ve nicompetitie-veau, waarin de sporters actief zijn, stijgt.

In geval van seksueel grensoverschrijdend gedrag tonen Van Wijk, Hardeman, Scholten en Olfers (2017) en het EenVandaag Opiniepanel (De Vries, Ross-van Dorp

& Myjer, 2017) aan dat de trainer het vaakst de beschuldigde is. Uit de incidenten-analyse die in de periode 2001-2016 bij het VPS (Vertrouwenspunt Sport) zijn gere-gistreerd, blijkt dat trainers in 69 procent van de gevallen de pleger zijn, waarna de medesporter als pleger volgt met 15 procent. In de overige gevallen gaat het om mensen uit het sportkader, bestuursleden, personen die zowel bestuurslid als bege-leider zijn, (para)medische stafleden en anderen (Vertommen, 2017).

Vertommen, et al. (2017) tonen aan dat de ernst van seksueel grensoverschrijdend gedrag groter is wanneer de pleger een trainer is. De mate van ernst van seksueel grensoverschrijdend gedrag is groter wanneer de trainer de pleger is. Als oorzaak wordt het grooming-proces genoemd en de hiërarchische trainer-sporterrelatie.

Dit zou namelijk een meer intensieve, verborgen en langdurige relatie behelzen die steeds ernstiger wordt in vergelijking tot de relatie tussen sporters onderling (Vertommen, et al., 2017).

Uit onderzoek blijkt dat de plegers een belangrijke (soms onmisbare) positie ver-vullen bij een vereniging. Zo verrichten ze veel (onbetaald) werk, maken ze schoon, onderhouden ze de website, rijden ze naar uitwedstrijden en hebben ze goede trai-nerskwaliteiten. Hiermee hopen ze aanzien te verkrijgen. Dit maakt het tegelijker-tijd moeilijk om hen op hun gedrag aan te spreken in het geval van incidenten (Van Wijk, Hardeman, Scholten & Olfers, 2017).

3.4.4 Criminaliteitsprofiel

In het onderzoek van Wijk, Hardeman, Scholten en Olfers (2017) is op basis van 102 politieregistraties in kaart gebracht wat de criminele carrière is van de ple-gers van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het blijkt dat 40 procent van de plegers hiermee voor het eerst met een strafbaar feit zijn geregistreerd door de politie. Degenen die wel met andere antecedenten geregistreerd stonden, stonden dit onder meer vanwege gewelds- en vermogensmisdrijven (Van Wijk, Hardeman, Scholten & Olfers, 2017).

3.5 Slachtofferkenmerken

Er zijn in de wetenschappelijke literatuur specifieke slachtofferkenmerken te onder-scheiden die aangeven welke individuen een verhoogde kans hebben om slachtof-fer te worden van grensoverschrijdend gedrag. In het vervolg wordt ingegaan op het geslacht en de leeftijd van de slachtoffers en op de overige risicofactoren. Ook hier geldt dat de te bespreken wetenschappelijke artikelen niet specifiek hebben gekeken naar de slachtoffers in de gymsport, maar in het algemeen naar slachtof-fers in de sport.

3.5.1 Geslacht

Alexander, Stafford en Lewis (2011) concluderen in hun onderzoek dat zich richt op ervaringen van kinderen in de sport, dat er nauwelijks verschillen zijn in slachtoffer-schap naar geslacht. Zo is 74 procent van de vrouwen slachtoffer van psychologisch grensoverschrijdend gedrag tegenover 77 procent van de mannen en zijn 23

pro-cent van de vrouwen slachtoffer van fysiek grensoverschrijdend gedrag tegenover 26 procent van de mannen.

De meeste literatuur richt zich op de beschrijving van slachtofferkenmerken van seksueel grensoverschrijdend gedrag, waaronder Vertommen et al. (2016) en Parent, Lavoie, Thibodeau, Hébert, Blais en Team PAJ (2016). Zij concluderen dat meisjes in algemene zin meer kans maken om slachtoffer te worden van grensover-schrijdend gedrag dan jongens. Volgens laatstgenoemde onderzoekers zelfs maar liefst vijf keer meer. Het grote verschil in slachtofferschap tussen vrouwen en man-nen is te relateren aan seksuele intimidatie: 34 procent van de vrouwen tegenover 17 procent van de mannen. Dit wordt bevestigd door het onderzoek van Leahy, Pretty en Tenenbaum (2002), waarin wordt aangetoond dat meisjes vaker slachtof-fer zijn van seksueel grensoverschrijdend gedrag.

Indien het gaat om de meest ernstige vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag is er volgens Vertommen (2017) geen verschil in slachtofferschap tussen jongens en meisjes, terwijl Ohlert, et al. (2020) concluderen dat meisjes ook in die gevallen meer kans hebben om slachtoffer te worden van de meest ernstige vor-men van seksueel grensoverschrijdend gedrag.

Van Wijk, Hardeman, Scholten en Olfers (2017) wijzen erop dat slachtoffers meestal door respondenten als kwetsbaar worden beschreven. Die kwetsbaarheid kan zich op verschillende manieren manifesteren, waaronder weinig zelfvertrou-wen, een slechte thuissituatie, overlijden van een van de ouders, verwaarlozing, weinig vrienden hebben, een laag IQ en lichamelijke handicaps. Bij meisjes noe-men respondenten daarnaast de kwetsbaarheid van meiden in de puberleeftijd die verliefd worden op hun (iets oudere) trainer en een seksuele relatie aangaan (experimenteergedrag).

Bij jongens in de puberteit kan nog meespelen dat zij onzeker zijn over hun sek-suele geaardheid. Hierbij heerst wel het vermoeden dat er sprake is van een onder-rapportage voor het slachtofferschap van jongens. Voor hen is het namelijk moeilijk om tegen het masculiene, heteroseksuele cultuur- en sportbeeld in te gaan door zich als slachtoffer van grensoverschrijdend gedrag te melden (Van Wijk & Olfers, 2020).

3.5.2 Leeftijd

Er zijn verschillende studies die hebben gekeken naar de leeftijd waarop de sporters een van de drie vormen van grensoverschrijdend gedrag hebben ervaren. Zo con-cludeert Vertommen (2017) dat meer dan driekwart van de respondenten jonger was dan 16 jaar ten tijde van het grensoverschrijdende gedrag en dat meer dan de helft van de respondenten 16 jaar of ouder is wanneer het stopt.

Als het gaat om seksueel grensoverschrijdend gedrag geldt dat van de 642 respon-denten in het EenVandaag Opiniepanel hebben aangegeven ongewenst seksueel gedrag te hebben meegemaakt, daarvan blijkt meer dan twee derde (67 procent) minderjarig te zijn. Zo is 15 procent jonger dan 12 jaar, 36 procent tussen de 12 en 16 jaar en 17 procent tussen de 16 en 18 jaar (De Vries, Ross-van Dorp & Myjer, 2017). Ook Van Wijk, Hardeman, Scholten en Olfers (2017) concluderen dat de leef-tijdscategorie 12 tot 15 jaar de grootste groep slachtoffers van seksueel grensover-schrijdend gedrag behelst. Vertommen (2017) toont hetzelfde aan via de cijfers van het VSP: 60 procent van de slachtoffers is jonger dan 16 jaar wanneer zij te maken krijgen met seksueel grensoverschrijdend gedrag, waarvan 18 procent jonger is dan 12 jaar. Er zijn echter ook slachtoffers die ouder zijn dan 20, namelijk 18 procent, waardoor het niet alleen om jonge sporters gaat (Vertommen, 2017).

In document Marjan Olfers & Anton van Wijk (pagina 78-81)