• No results found

Karakteristieken van de gymsport

In document Marjan Olfers & Anton van Wijk (pagina 37-42)

Gymsport: specificiteit en structuur

2.6 Karakteristieken van de gymsport

In Cervin (2020) staat een korte historie beschreven over de introductie van acro-batische elementen in de gymsport. Tijdens de eerste Olympische turnwedstrijden (1928) werden turnsters beoordeeld op basis van de destijds heersende opvattin-gen over vrouwelijkheid. De sport mocht niet te intensief zijn, vanwege het ‘zwak-kere’ vrouwenlichaam. Veel turnsters waren destijds voormalig ballerina’s van achter in de twintig. Trainer Vladislav Rastorotsky was de eerste die originele gym-nastiekelementen uit de acrobatiek introduceerde. De sport werd zo een nieuwe richting ingeduwd. Vervolgens ontstond ook turnen voor kinderen. In 1972 deed de zeventienjarige Olga Korbut mee aan de Olympische Spelen en toonde veel acro-batische oefeningen. De gymnastiekautoriteit FIG (Fédération Internationale de Gymnastique) was niet blij met deze ontwikkelingen bij de turnsport en gaf landen met jonge atleten een waarschuwing: ‘’Nobody should be so irresponsible as to think only of producing competitive animals, hastily trained, frequently damaged and incapable of continued progress after a certain level has been reached’’ (Uit onderzoek Cervin, 2020.)

Deze oppositie van de FIG was niet zo zeer gericht tegen de acrobatisering van de sport, het ging meer over de teloorgang van de vermeende vrouwelijkheid van de atleten. Vanaf de jaren 70 van de vorige eeuw waren de acrobatische elemen-ten volledig geïntegreerd. Vanaf die tijd begon de aandacht te verschuiven van het acrobatiseren van de sport tot het verder perfectioneren van de sport.

2.6.1 Basissport

De gymsport wordt gezien als een basissport. Door de veelzijdigheid aan bewegings-vormen leert het kind de wereld te ontdekken en maakt het kennis met het eigen lijf. Gymmen stimuleert de ontwikkeling van de motorische vaardigheden. Het kind leert bijvoorbeeld te balanceren, springen, landen, klauteren, roteren, steunen en bijvoorbeeld ook te hangen. Gymmen stimuleert de coördinatie en behendigheid en de controle over het lichaam.

2.6.2 Esthetische sport

De gymsport, in het bijzonder dames turnen en ritmische gymnastiek, vindt oor-spronkelijk een basis in het ballet. Het is een sierlijke, elegante sport. Het verschil tussen ballet en gymnastiek ligt in de doelen. Het gaat bij gymnastiek om fysieke vaardigheden, onderstreept door artistieke elementen, terwijl de balletdanser(es) de fysieke vaardigheden inzet om juist de artistieke kracht te benadrukken (Kobiela, 2016). Terwijl ballet een vorm is van dans en theaterkunst, is gymnastiek een vorm van sport. De sporters bewegen gracieus en elegant. Het esthetisch karakter is belangrijk. De gymsport is te vergelijken met bijvoorbeeld het kunstschaatsen. Bij trainingen doen de sporters ook balletoefeningen, waarbij ze trainen op het perfect uitoefenen van de bewegingen.

2.6.3 Acrobatische sport

De gymsport betreft ook het uitvoeren van uitzonderlijke bewegingskunsten, waarbij het gaat om coördinatie en behendigheid. Een van de disciplines waar dit in het bijzonder tot uitdrukking komt, is acrogym. Het gaat om sportacrobatiek in teamverband. Ook de andere disciplines kennen acrobatische elementen. Door res-pondenten is aangegeven dat het ook een biomechanische sport betreft. Gewicht en lengte spelen bijvoorbeeld een rol bij het roteren. Tijdens de trainingen wordt bekeken of de kinderen de juiste bolle en holle houdingen kunnen aannemen, die bijvoorbeeld nodig zijn om een enkelvoudige geschroefde salto te maken of mis-schien een driedubbele. Ook wordt aandacht geschonken aan lenigheid en worden rek- en strekoefeningen gedaan.

2.6.4 Concentratiesport

Een aantal disciplines is te categoriseren als gevaarlijke sport, waaronder het tur-nen. De sporter wordt continu uitgedaagd om angst, bijvoorbeeld om te vallen, te overwinnen. Het kind moet op de balk een salto maken of vluchtelementen uitvoe-ren op de brug. Concentratie is daarbij zeer belangrijk. De afhankelijkheid van de trainer is zeer groot. Immers, de trainer zal het kind aanmoedigen ‘door de angst

heen te gaan’ om bijvoorbeeld een sprong op de balk te wagen, waarbij het kind erop moet kunnen vertrouwen dat het wordt gevangen als het misgaat. Een res-pondent uit het turnen geeft aan dat het sterk zijn bij de turnsport op een andere wijze tot uitdrukking komt dan bijvoorbeeld in de voetbalsport:

“Een turnster kan niet mentaal zwak zijn. Want elke dag moet je heel wat keer je angst overwinnen. Je moet je heel veilig voelen en de juiste technie-ken aangeleerd hebben gekregen. Altijd sta je op scherp, altijd heb je heel veel adrenaline en ben je alert. Je moet het vertrouwen hebben dat je wordt gevangen. Je moet er ook op kunnen vertrouwen dat je het alleen kunt als de trainers dat tegen je zeggen.”

2.6.5 Binnensport

De meeste gymsportdisciplines zijn binnensporten, met uitzondering van freerun-ning, voor in een gymzaal of een sporthal. Vaak wordt deze zaal of hal gehuurd door de vereniging van de gemeente. Dit betekent in sommige gevallen dat een club ver-spreid gebruik maakt van verschillende sporthallen, de accommodatie met andere verenigingen (en andere sporten) moet delen en veel tijd kwijt is met het opbou-wen en afbreken van turntoestellen. Soms hebben clubs de beschikking over een eigen accommodatie. Binnensporten betekent dat er soms weinig licht de hal bin-nenkomt, de hal gesloten is, anders dan bijvoorbeeld de buitensporten, waar het eenvoudiger is om te komen kijken.

2.6.6 Intense sport met veel repeterende bewegingen

In de gymsport gaat het over het algemeen om een hoge mate van intensiteit, waarbij de atleet zich de basisbewegingen goed eigen maakt, zodat ze ingeslepen raken. Over het turnen geeft een trainer aan:

“Soms krijgen de kinderen weleens blaren op hun handen van het harde wer-ken op de brug. De trainer vindt het belangrijk dat de meisjes dan gewoon door turnen: het kan immers ook weleens in een wedstrijd gebeuren dat je ineens een blaar krijgt. Het is voor de kinderen echter moeilijk om zich door de pijn heen te zetten en kwalitatief goede beurten te maken.” [Van Riel, 2003]

2.6.7 Vroeg-ontwikkelsport: minderjarigen

De topatleten zijn veelal op zeer jonge leeftijd gestart met gymnastiek. Jaren van dagelijkse training zijn nodig om op professioneel niveau uit te komen. Deelname

aan de Olympische Spelen mag volgens de internationale regels van de FIG al in het jaar dat de sporters zestien jaar worden. De FIG-regelgeving geldt voor bijvoorbeeld de Olympische Spelen en WK’s. Er ontstaat dan (vanzelf) een prestatiecultuur. De gymsport, meer in het bijzonder de turnsport, betreft een sport waarbij op zeer jonge leeftijd talentvolle sporters zeer intensief trainen, veel trainingsuren maken en waarbij de intensiteit van de trainingen zeer hoog is. Op jonge leeftijd, soms zelfs al onder zes- zevenjarigen, vindt selectie op de clubs plaats met als doel sporters op te leiden richting wedstrijd of topsport. Veruit de meeste sporters worden ‘slechts’

geselecteerd voor wedstrijdsport (van regionaal tot landelijk). Het gaat vooral bij de selectie om zeer lenige, snelle, sterke en slanke kinderen. Een oud-turnster, vertelt:

“Vanuit kleutergym werd ik geselecteerd. Ik mocht al snel twee of drie keer per week trainen. Toen ik negen jaar oud was trainde ik vier keer per week. Toen ik tien jaar oud was, haalde ik op het NK zoveel punten dat ik door moest stromen naar topsport. De eerste tien moesten namelijk door.

Ik trainde toen drie keer en ongeveer 24 uur in de week. Ik mocht eerder weg van school om te trainen. […] Toen dat gebeurde ging ik het huis uit naar een gastgezin. Ik was twaalf. Het was te veel heen en weer rijden voor mijn ouders. Ik trainde toen 31 – 33 uur in de week. Ik was soms van half acht in de ochtend tot half 9 in de zaal.”

Dit betekent dat de sporters overwegend minderjarig zijn op het moment zij al veel trainingsuren maken en topsport bedrijven. Bij veel andere sporten vindt selectie op hogere leeftijd plaats en ligt het aantal trainingsuren op dezelfde leeftijd lager.

Hier bestaat wel een verschil tussen jongens en meisjes. Jongens ontwikkelen zich op een andere wijze dan vrouwen.

2.6.8 Aanrakingssport

Anders dan bijvoorbeeld bij voetbal of hockey betreft de gymsport een sport waar-bij de trainer de atleet fysiek aanraakt. Het kind moet waar-bijvoorbeeld worden opgetild of gevangen. Ook bij het rekken/strekken raakt de trainer het kind soms aan, even-als bij trainingen wanneer bepaalde oefeningen verder worden geperfectioneerd.

2.6.9 Blessuregevoelige sport

Gymnastiek is een blessuregevoelige sport (Edouard et al., 2017). Vanwege de hoge intensiteit en de druk op gewrichten bestaat een grote gevoeligheid voor blessu-res. Veelvoorkomende blessures betreffen blessures aan schouders, rug, ellebogen, knieën, polsen en enkels.

2.6.10 Jurysport

Alle disciplines, waaronder bijvoorbeeld het turnen, trampolinespringen, ritmische gymnastiek, betreffen een jurysport. Dit betekent dat, anders dan bijvoorbeeld de honderd meter hardrennen, waarbij iedereen kan zien (al dan niet met fotofinish) wie de snelste tijd heeft gehaald, het oordeel altijd in handen is van de jury. De juryleden beoordelen de sporters aan de hand van een aantal vastgestelde criteria, waaronder technische fouten, fouten van de houding, uiterlijke verzorging, e.d. Een jurylid zet de geleverde prestatie af tegen de ideale prestatie. In de turnsport geldt bijvoorbeeld dat het pakje uit de billen trekken tot puntenaftrek leidt. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld wanneer een turnster aan haar haren zit. Juryleden berekenen het cijfer en motiveren dat. Het jurylid noteert de onderdelen en afwijkingen, bere-kent het cijfer en overlegt het jurybriefje met de motivering van het cijfer.

De KNGU biedt voor personen vanaf zestien jaar juryopleidingen aan. Anders dan bij andere sporten, zoals bij het schoonspringen, wordt bij de jury niet het hoogste en laagste cijfer weggestreept. Bij andere sporten wordt bijvoorbeeld direct, via het omhoogsteken van een bordje, de score getoond. Dit is in de gym-sport niet het geval. In de gymgym-sport wordt een briefje overlegd. Een voormalig top-turnster en thans trainster zegt: “Wanneer met een bordje wordt gewerkt, is direct duidelijk wat de score is per jurylid. Er ontstaat zo geen discussie achteraf. In het turnen is dit anders, soms worden scores opgeschreven door bij elkaar af te kijken.”

2.6.11 Stuwende werking naar hogere uitgangswaarden

In het turnen verloopt, zo is hiervoor uitgelegd, de prestatievergelijking langs uit-gangswaarden, waarbij punten worden afgetrokken bij ‘fouten’. Met andere woor-den, hoe hoger de uitgangswaarde, hoe groter de kans hoog in de competitie te eindigen. Dit betekent dat in de topsport een stuwende werking uitgaat naar nog ingewikkeldere maar ook nog gevaarlijker oefeningen.

2.6.12 Kledingvoorschriften

In een aantal disciplines (turnen en ritmisch) is het opvallend aan de lichamen van vrouwelijke atleten in de gymsport dat het overwegend jong-ogende, kleine licha-men zijn zonder volwassen rondingen. Het lichaam wordt geaccentueerd door een strakzittend turnpakje met een V-vorming bij het kruis waardoor de billen, benen en dijen van de turnsters zichtbaar zijn. De rechtvaardiging die wordt gegeven voor de noodzaak van deze turnpakjes is dat ze essentieel zijn voor trainers en juryleden om de lichamen van vrouwelijke atleten te kunnen observeren voor prestatiefou-ten, zoals gebogen benen (Lord en Stewart, 2020). Deze noodzaak is er blijkbaar bij mannen niet. Mannelijke atleten dragen broeken die niet nauwsluitend zijn.

In Nederland heeft de KNGU, in tegenstelling tot de internationale geldende voor-schriften, sinds het seizoen 2018-2019 bepaald dat het dragen van een turnbroekje is toegestaan. Tijdens trainingen dragen de dames in de regel een onderbroekje onder de kleding. Bij wedstrijden dragen zij geen ondergoed. Ondergoed mag tij-dens wedstrijden en competities nooit onder het pakje uitkomen, omdat dit leidt tot puntenaftrek. Dames mogen in verband met de veiligheid geen sieraden dragen.

Meestal turnen ze op blote voeten. In tegenstelling tot de dames moeten heren bij oefeningen op de ringen, rekstok, brug een singlet dragen en een lange gymnas-tiekbroek. De heren dragen ook sokken. Turnschoenen zijn toegestaan, maar wor-den niet verplicht voorgeschreven. Bij de sprong en vloer dragen de heren dezelfde kleding, maar ze mogen ook een korte broek dragen met of zonder sokken of turn-schoentjes. Beide oefeningen mogen ze ook met blote voeten uitvoeren.

In document Marjan Olfers & Anton van Wijk (pagina 37-42)