• No results found

Het ‘normaal’ in de gymsport

In document Marjan Olfers & Anton van Wijk (pagina 109-114)

Normenkader en plaatsing in de tijd

4.3 Gymsport: Context in de tijd

4.3.6 Het ‘normaal’ in de gymsport

Tegen de onderzoekers is regelmatig gezegd dat sommige zaken, die wij in deze tijd als ongewenst zien, vroeger ‘normaal’ waren in de gymsport, waaronder de harde Oost-Europese trainingsmethoden, waarbij tegenspraak niet werd geduld. In de jaren 80, 90 tot beginjaren 2000 werd het zeer veelvuldig wegen door de trainer door velen gezien als horend bij de gymsport. Er werd echter in het midden van de jaren 80 van de vorige eeuw in de literatuur (zie hoofdstuk 3) al aandacht geschon-ken aan eetstoornissen en doortrainen met blessures in de gymsport (Brinkhorst e.a. 1985). In de subcultuur van de gymsport werden bepaalde gedragingen geac-cepteerd, die in de samenleving niet (langer) werden geaccepteerd en schuurden met het heersende juridische normenkader, waaronder de rechten van het kind.

Op dit moment is wegen nog steeds aan de orde. De algemeen heersende opvatting is nu dat minder vaak en onder andere omstandigheden (niet meer ten overstaan van de gehele groep) gewogen wordt en dat het wegen niet plaatsvindt door de trainer, maar bijvoorbeeld door een medisch professional. Het kind moet ook goede uitleg krijgen waarom er gewogen wordt. Van belang zijn evenwel ook de omstandigheden. Het ten overstaan van andere sporters wegen en uitschelden met bijvoorbeeld ‘dikke koe’ in de nabijheid van mede-turnsters is nooit acceptabel geweest.

Doorduwen bij lenigheidsoefeningen door de trainer werd eveneens gezien als normaal gedrag. Dit betekent niet dat een zware mat op een kind leggen, gezien werd als ‘normaal’. Ook het doorduwen wanneer een kind huilend kenbaar maakt dat het doorduwen te ver gaat, was toen en is nu niet normaal. Er zijn gevallen bekend waarbij het doorduwen tot ernstige blessures en soms zelf scheuringen heeft geleid. Het doorduwen is op dit moment een punt dat ter discussie staat. Een respondent zegt hierover:

“Bij de beginnende puberteit is het een issue dat het lichaam stijf kan wor-den. Voor turnen moet je een basislenigheid bezitten. Dit is ook nodig voor het voorkomen van blessures. Je moet het goed uitleggen en ook vertellen hoe je het dan doet. Het is ook beter dat de trainer het niet doet. Als dan toch iemand het moet doen, kan dit beter iemand zijn van de medische staf.

En dan nog alleen als het per se nodig is. En stop is stop.”

Sommige experts geven aan dat het kind best zichzelf kan doorduwen. Anderen plaatsen daar vraagtekens bij. Zij geven aan dat ook een trainer dat mag doen, mits de trainer rekening houdt met de autonomie van het kind. De vraag is dan of de trainer hiertoe op een verantwoorde manier toe in staat is en het kind mondig

(genoeg) om grenzen aan te geven. Een oud-topturnster, die actief was als topspor-ter vanaf eind jaren tachtig en begin jaren negentig, zegt:

“Ook in onze tijd was het de bedoeling dat je met je tengels van andermans kinderen afblijft. Ook al zou iets in de tijdgeest normaal zijn geweest (wat dus niet zo was), dan nog hebben wij het recht dat wij dat zo niet willen en dat het moet veranderen, dus dan kan het alsnog niet zo onder tafel worden geveegd met het argument dat het toen normaal was.”

Zo zei [naam functionaris]: “Een klap tegen je been omdat jij je been moet strekken, is natuurlijk geen grensoverschrijdend gedrag, maar ook dan heb-ben wij het recht om aan te geven of wij dat willen of niet.”

De oud-turnster geeft aan dat kinderen ook liever hebben dat je zegt: “Als je nu nog je knie strekt, dan is dat denk ik nog mooier”, dan dat zonder iets te zeggen (of juist luid brullend) hard op hun knie wordt geslagen (waarbij soms een rode handafdruk achterblijft) en dat je door de klap automatisch je knie strekt. Veel turnsters merken op dat oud-topturnsters echt niet van slag zijn door een keer een klap. Zij wijzen nadrukkelijk – ook − op de omstandigheden waaronder zij zijn geslagen of bijvoor-beeld geschopt, waaronder het schreeuwen, uitschelden, dreigen en de continue angst voor een uitbarsting.

Van belang is om de grens te trekken bij wat hoort bij de topsport en wat niet.

In de topsport worden grenzen opgezocht, maar ook daar geldt dat slaan, schoppen en spugen er niet bijhoren. Ook horen continue angst, isolatie en stelselmatig nege-ren en intimidenege-ren niet bij topsport. Het doet de voormalig topsporters veel pijn wanneer ze horen dat ‘het nu eenmaal bij topsport hoort’.

Een van de geïnterviewde oud topturnsters omschreef het in een bericht naar een van de onderzoekers als volgt:

“Wat mij en veel andere turnsters pijn doet… dat er wordt gezegd dat niet iedereen geschikt is voor topsport. Alleen de winnaars redden het en de verliezers niet. Alsof wij verliezers zijn. Je kunt niet zeggen dat [namen van oud-topturnsters] niet hoorden bij de top. Het is echt heel erg dat dit gezegd wordt. Dit klopt ook niet. Het gaat niet om het harde trainen. Wij train-den allemaal ontzettend hard. Wat wij hebben meegemaakt, hoort niet bij topsport.”

Een andere turnster schrijft in bericht naar aanleiding van een televisie-uitzending:

“Er wordt weer zo een niet compleet beeld geschapen en dat irriteert gewoon mij omdat het nu net lijkt of wij zeuren en het alleen vroeger zo was en nu alles koek en ei is. Terwijl wij allemaal weten dat het vast iets beter kan maar er nog genoeg dingen gebeuren die niet kunnen en mogen.”

4.4 Resume

In dit hoofdstuk hebben we het normenkader geschetst voor het grensoverschrij-dende gedrag in de gymsport. In de gymsport werd in de jaren 80 en 90 van de vori-ge eeuw op topniveau wat betreft de trainingsstijl vori-gekeken naar en vori-gespievori-geld aan de Oost-Europese manier van les geven. In deze tijd (jaren 80, 90 vorige eeuw) werd het veelvuldig wegen door de trainer bijvoorbeeld gezien als horend bij de topsport.

Het ging in de subcultuur van de top-gymsport destijds om een door respondenten genoemde ‘harde’ (Oost-Europese) methode. Naast veel trainingsuren betrof het vooral veel herhalingen van dezelfde oefeningen en een harde benadering en beje-gening van de sporters, waarbij tegenspraak niet werd geduld. Hoewel schreeuwen, schelden, intimideren van kinderen in de samenleving ook destijds niet werd gezien als geaccepteerd gedrag, werd dergelijk gedrag tot op zekere hoogte toegeschreven aan het beoefenen van de top-gymsport.

Deze ‘normalisering’ van ongewenst gedrag is opvallend, vanwege het feit dat de maatschappelijke normen in de samenleving sinds de jaren tachtig nauwelijks zijn gewijzigd. Het IVRK, aangenomen door de VN in 1989, maakt duidelijk dat geweld tegen kinderen niet acceptabel is en dat kinderen het recht hebben hun mening te geven. Van belang is ook dan al dat rekening dient te worden gehouden met de ontwikkelingsleeftijd van het kind bij besluitvorming rond het kind. Hoewel het generieke juridische normenkader veel aandacht schenkt aan de rechten van het kind, waaronder het IVRK, is op dat moment (jaren 90 vorige eeuw, beginjaren 2000) in de sportomgeving nog weinig aandacht voor ongewenst gedrag binnen dit normenkader. Van belang is verder dat vanaf eind jaren 80 van de vorige eeuw al wetenschappelijke artikelen verschijnen over eetproblematiek en het doortrainen met blessures in de gymsport en de aangestipte problematiek geen weg vindt naar het normenkader binnen de gymsport.

Hoewel dus de normen in de samenleving sinds de jaren 80 van de vorige eeuw nauwelijks zijn gewijzigd, is het strafrechtelijk instrumentarium met de komst van internet wel uitgebreid en zijn nieuwe strafbare gedragingen opgenomen in het wetboek van strafrecht, waaronder sexting. Het Nederlandse strafrecht kent voor

psychisch geweld geen aparte strafbare bepaling. Psychisch geweld valt onder het meer generieke artikel 300 Sr over mishandeling. Naast een strafrechtelijke bena-dering zijn er ook andere rechtsgebieden waar de bescherming van het kind cen-traal staat. Opvallend is bijvoorbeeld de regelgeving rond het arbeidsrecht in relatie tot het kind, waarbij het uitgangspunt is dat kinderen tot 12 jaar in beginsel niet mogen werken, tenzij daar een ontheffing voor is gekregen van de Inspectie SZW.

Hoewel kinderen in de gymsport in beginsel geen arbeid verrichten in de zin van de wet, omdat een financiële vergoeding in de regel ontbreekt, gaat het in de top(gym) sport wel om zeer intensieve trainingen gedurende veel uren in de week. Bij de sport gelden geen nationale publiekrechtelijke beschermingsmaatregelen. De sport is geen specifiek overheidsdomein.

Beleidsmatig krijgt, naast de sport als positief maatschappelijk fenomeen, vanaf de jaren 2005 de topsport meer aandacht. Dit komt met een ambitie bij de beste tien landen van de wereld te horen. NOC*NSF komt met het eerste Masterplan talentontwikkeling 2006-2010. Het gaat vooral in op de faciliteiten en voorzienin-gen (waaronder een CTO-structuur) waardoor het talent de vereiste trainingsuren kan maken. In 2011 wordt veiligheid in de sport in Nederland een belangrijk thema.

Het gaat daarbij vooral om het voorkomen van agressie op en rond de velden en het voorkomen van seksuele intimidatie. Intimidatie en andere vormen van grensover-schrijdend gedrag krijgen in die tijd niet tot nauwelijks aandacht. Pas in 2011 komt de sport met een eigen normenkader en dan nog alleen als het gaat om seksuele intimidatie. Dit ondanks aandringen van de KNGU om ook aandacht te schenken aan andere vormen van intimidatie en geweld. In 2020 is het algemeen tuchtregle-ment uitgebreid met artikelen op het gebied van grensoverschrijdend gedrag.

Een scherpe afbakening van wat wel en wat niet is toegestaan is soms lastig te maken. In ieder geval is alles wat onder de strafbepalingen valt wettelijk niet toege-staan en alles wat onder het tuchtrecht valt, is in de sportomgeving niet toegetoege-staan.

Toen niet en nu niet. Daarbij komt dat verschillende vormen van grensoverschrij-dend gedrag naast elkaar voor kunnen komen en dat zware vormen van grensover-schrijdend gedrag vaak pas na veel jaren naar buiten kunnen komen. Er zal evenwel altijd sprake zijn van een normatieve component. Wat als ernstig wordt ervaren en gekwalificeerd, zal immers voor ieder slachtoffer anders zijn. Over slaan, schoppen, spugen, uitschelden en beledigen zal geen discussie ontstaan, eerder zal het gaan om schreeuwen of negeren. Het vanaf jonge leeftijd binnen de topsport moeten presteren in een situatie van isolatie, onder continue angst, continue stress, con-tinue controle, waarbij geen of onvoldoende ruimte is voor een eigen mening en inspraak, was toen en is ook nu onwenselijk. In een dergelijke situatie kan geen sprake van een gezonde groei en ontwikkeling van een kind.

Eindnoten

1. Verdrag van Amsterdam, Annex, 2 oktober 1997.

2. Het Instituut Sportrechtspraak verzorgt voor de meeste sportbonden in Nederland de tuchtrecht-spraak. Sportbonden sluiten per module aan. De KNGU is aangesloten bij het Instituut Sportrecht-spraak en heeft alle tuchtrechtSportrecht-spraak, onder meer het algemeen tuchtrecht en seksuele intimidatie, ondergebracht bij dit Instituut.

3. https://www.isr.nl/documents/Reglementen/Algemeen%20Tuchtreglement%20ISR%20met%20 aanklager%20-%20juli%202020.pdf

DEEL 2

ONDERZOEK ONDER DE

In document Marjan Olfers & Anton van Wijk (pagina 109-114)