• No results found

Omvang en aard grensoverschrijdend gedrag

In document Marjan Olfers & Anton van Wijk (pagina 63-67)

Grensoverschrijdend gedrag in de (gym)sport, een literatuurverkenning

3.1 Omvang en aard ongewenst gedrag sport algemeen

3.1.1 Omvang en aard grensoverschrijdend gedrag

Grensoverschrijdend gedrag in de (gym)sport, een literatuurverkenning

In dit hoofdstuk is op basis van nationale en internationale wetenschappelijke literatuur uiteengezet wat er bekend is over de problematiek van grensoverschrij-dend gedrag in de gymsport.1 Zo wordt ingegaan op de aard en omvang en aard van grensoverschrijdend gedrag in de (gym)sport. Het gaat daarbij zowel om seksu-eel grensoverschrijdend gedrag als ander grensoverschrijdend gedrag, waaronder pesten, intimidatie en geweld. In dit hoofdstuk gaan wij verder na wat bekend is over pleger- en slachtofferkenmerken en welke verklaringen gegeven worden voor grensoverschrijdend gedrag als het bijvoorbeeld gaat om de heersende sport- en trainingscultuur. Na een verkenning van de meer algemene literatuur over onge-wenst gedrag zal de focus verschuiven naar wat meer specifiek bekend is over grensoverschrijdend gedrag in de gymsport. Er is in dit hoofdstuk aangesloten bij de terminologie, zoals gebruikt in de onderzoeken.

3.1 Omvang en aard ongewenst gedrag sport algemeen

Als eerste is nagegaan wat er in de literatuur bekend is over de aard en omvang van grensoverschrijdend gedrag in de sport in algemene zin. Daarbij valt op dat sommige onderzoeken zich richten op grensoverschrijdend gedrag in alle verschij-ningsvormen, terwijl andere onderzoeken zich richten op een deel van het grens-overschrijdend gedrag en meer specifiek op seksueel grensgrens-overschrijdend gedrag.

In deze paragraaf gaat het om grensoverschrijdend gedrag in brede zin.

3.1.1 Omvang en aard grensoverschrijdend gedrag

Het is lastig om de resultaten over de prevalentie van grensoverschrijdend gedrag in de sport op basis van verschillende wetenschappelijke studies met elkaar te ver-gelijken (Vertommen & Schipper-van Veldhoven, 2012). Ten eerste is de aangifte-bereidheid van slachtoffers voor grensoverschrijdend gedrag over het algemeen laag, waardoor er sprake is van een hoog dark number, een aantal dat waarschijnlijk in werkelijkheid veel hoger ligt. Het dark number is in de sport vermoedelijk nog

hoger, aangezien de sporter voor zijn of haar carrière afhankelijk is van de trai-ner. Uit bijvoorbeeld een Amerikaans onderzoek onder vrouwen die slachtoffer zijn geworden van verkrachting blijkt dat een minderheid (16-19%) aangifte doet (Tjaden & Thoennes, 2006). Redenen om geen aangifte te doen zijn onder meer de angst voor de dader, schuld- en schaamtegevoelens bij het slachtoffer en de ver-wachting dat aangifte doen geen zin heeft. Zedenmisdrijven worden vaker aange-geven als de dader een onbekende is van het slachtoffer (Koss, 1993). Als het gaat om de aangiftebereidheid bij tuchtzaken lijkt de drempel lager te liggen (Van Wijk et al., 2017). Ook dan spelen gevoelens van schaamte een rol, maar in het tucht-recht worden ook lichtere vergrijpen gesanctioneerd en is de kring van personen die aangifte doen ruim. Zo kunnen bijvoorbeeld bestuursleden een dergelijke zaak starten (Van Wijk et al., 2017). Bovenal geldt in de sport, wanneer sprake is van ongewenst gedrag door de trainer, dat het bekendmaken van grensoverschrijdend gedrag negatieve gevolgen kan hebben voor de sportcarrière van de sporter (Van Wijk & Olfers, 2020).

Ten tweede is er vaak gebruikgemaakt van verschillende definities en methodo-logieën (Vertommen et al. 2012; Ohlert et al. 2020). De uitgevoerde onderzoeken verschillen qua opzet, design en uitkomsten. De prevalentie van seksuele intimida-tie varieert bijvoorbeeld van 19 tot 92 procent en van seksueel misbruik van 2 tot 49 procent (Montjoy et al., 2016).

In veel studies is geen nader onderscheid gemaakt naar de diverse sporttakken en -niveaus. Wanneer dit onderscheid wel is gemaakt, blijkt dat in de topsport vaker grensoverschrijdend gedrag voorkomt (Vertommen, et. all. 2016). Voorstelbaar is dat bepaalde sporten ‘vatbaarder’ zijn voor grensoverschrijdend gedrag. Zo zijn er sporten waarbij lichamelijk contact tussen trainer en sporter gebruikelijker is dan bij andere sporten. Denk aan het voordoen van een houdgreep bij het judo of als kind leren zwemmen. Ook kan een onderscheid worden gemaakt tussen individu-ele en teamsporten of semi-individuindividu-ele sporten. Bij individuindividu-ele sporten bestaat bij-voorbeeld vaak een een-op-een-relatie en een zeer nauwe band tussen trainer en pupil, waardoor mogelijk een sterkere machts- en afhankelijkheidsrelatie ontstaat dan bijvoorbeeld bij de teamsporten.

Ten slotte heeft men zich in veel onderzoeken alleen gericht op seksueel grens-overschrijdend gedrag, terwijl dit in de praktijk vaak samengaat met psychologisch en fysiek grensoverschrijdend gedrag (Ohlert, et al. 2020).

Tot dusverre zijn er een handvol prevalentieonderzoeken geweest die naar de drie vormen van grensoverschrijdend gedrag in de sport hebben gekeken (psycho-logisch/psychologisch, fysiek, seksueel). Hiervoor hebben Alexander, Stafford en Lewis (2011) een online vragenlijst uitgezet onder alle 250.000 Britse studenten uit

de National Union of Students (NUS) database.2 Het betreft geen willekeurig geko-zen representatieve onderzoekspopulatie, aangezien de respondenten zich kon-den aanmelkon-den om deel te nemen aan dit onderzoek. Uiteindelijk hebben 6.125 respondenten van 18 tot 22 jaar die tot hun zestiende levensjaar participeerden in veertig verschillende georganiseerde sporten deelgenomen aan het onderzoek.

De onderzoekers vermoeden dat dit respondenten zijn met negatieve ervaringen, waardoor zij meer gemotiveerd zijn om deel te nemen. Aan hen is gevraagd of het participeren heeft geleid tot zelfverminking, emotionele schade, fysieke schade en seksuele schade.

Ook Vertommen, et al.(2016) en Ohlert, et al. (2020) hebben een vragenlijst uit-gezet. De steekproef van Vertommen et al. (2016) bestaat uit 4.043 Nederlanders en Belgen van 18 tot 50 jaar. Ohlert et al. gebruikten twee datasets, een in Nederland en België, Vlaanderen (N=231 Nederland, N=203 in België, Vlaanderen) en een in Duitsland (N=1132). Via de vragenlijsten Interpersonal Violence in Sport (IViS) werd naar ervaringen met psychologisch, fysiek en seksueel geweld gevraagd. De vragen-lijst bestaat uit veertien items die ingaan op psychologisch geweld, tien items die ingaan op fysiek geweld en zeventien items die ingaan op seksueel geweld. De res-pondenten konden aangeven of zij hier bij de uitoefening van hun georganiseerde sport tot hun achttiende levensjaar mee te maken hebben gehad. In tabel 3.1 staan de resultaten van deze studies schematisch weergegeven.

Het blijkt dat de respondenten in alledrie de onderzoeken het vaakst een vorm van psychologisch grensoverschrijdend gedrag hebben ervaren, gevolgd door res-pectievelijk seksueel en fysiek grensoverschrijdend gedrag (Alexander, Stafford &

Lewis, 2011; Vertommen et al., 2016; Ohlert et al, 2020).

Alexander, Stafford en Lewis (2011) hebben gekeken naar de aard van de psy-chologisch grensoverschrijdende gedragingen bij veertig georganiseerde sporten.

Zij concluderen dat het gaat om het krijgen van kritiek waarmee de sporters hun prestaties niet kunnen verbeteren of om kritiek die in hun ogen disproportioneel is en/of niet leidt tot resultaat. Ook is het voorgekomen dat er naar ze geschreeuwd werd, dat ze werden gepest en/of dat ze werden vernederd. De genoemde fysiek grensoverschrijdende gedragingen zijn: moeten trainen met een blessure of erva-ren van agressief gedrag, zoals geslagen worden (Alexander, Stafford & Lewis, 2011).

In een ander onderzoek, naar aanleiding van een spraakmakende zaak van sek-sueel misbruik van kinderen in de sport in 1996, hebben het Nederlands Olympisch Comité en de Nederlandse Sport Federatie (NOC*NSF) een hulplijn service opge-steld voor seksuele intimidatie en misbruik (SHA). Om meer grip te krijgen op het probleem hield NOC*NSF een schriftelijke registratie bij van incidenten die aan de

hulplijn werden gemeld. Uit deze gegevens kwamen 323 afzonderlijke incidenten naar voren voor de periode 2001-2010 (Vertommen et. al., 2015).

Tabel 3.1 De mate van psychologisch, fysiek en seksueel grensoverschrijdend gedrag in de sport Studie Alexander, Stafford &

Lewis, 2011

Vertommen et al., 2016 Ohlert, Vertommen, Rulofs, Rau & Allroggen,

In alle gevallen is slechts één (vermeende) dader gemeld. Voor zover bekend heb-ben de gegevens betrekking op 323 afzonderlijke daders. Het is echter wel mogelijk dat dezelfde dader meerdere incidenten veroorzaakt heeft.

In de 323 rapporten zijn 46 sporten vertegenwoordigd. Zestien procent van de meldingen (N = 39) vond plaats in het voetbal (tabel 5). Zwemmen (inclusief water-polo en platformduiken) (N = 35) is 15 procent, atletiek (N = 21) 9 procent en gym-nastiek (N = 25) 10 procent vertegenwoordigd. Volleybal (10 procent) en fietsen (4 procent) komen ook voor in een aanzienlijk aantal rapporten. De overige 171 inci-denten hebben betrekking op veertig afzonderlijke sporten.

Tabel 3.2 Sporten met meeste aantal meldingen van seksuele intimidatie en misbruik

Sport N %

Voetbal 39 16

Zwemmen (inclusief waterpolo en platformduiken) 35 15

Gymnastiek 25 10

Volleybal 23 10

Atletiek 21 9

Wielrennen 9 4

Volgens de hulplijn was de significante meerderheid van de slachtoffers actief op amateur- of niet-elite-niveau (74 procent van de gemelde incidenten). In elf procent van de incidenten was het slachtoffer actief in de topsport/internationaal niveau.

In document Marjan Olfers & Anton van Wijk (pagina 63-67)