• No results found

De rol van medische professionals

In document Marjan Olfers & Anton van Wijk (pagina 90-95)

Grensoverschrijdend gedrag in de (gym)sport, een literatuurverkenning

3.7 Grensoverschrijdend gedrag in de gymsport

3.7.5 De rol van medische professionals

De gymsport en dan met name het turnen en trampolinespringen betreft een gevaarlijke sport die veel durf van de (gym)sporter vereist. Ervaren van en leren omgaan met angst is bij deze acrobatische sport gewoon. Een studie naar blessu-res in de gymnastieksport toont dat de vrouwen bij de turnsport de meeste

bles-sures kennen. Veertig procent van deze blesbles-sures zijn ernstig genoeg om langere tijd niet meer te kunnen sporten (Edouard et al., 2017). Een studie van the National Center for Catastrophic Sports Injury Research (NCCSIR) toonde aan dat de gymnas-tieksport op de tweede plaats staat wanneer het gaat om serieuze blessures van vrouwelijke sporters op de universiteiten. Vrouwelijke turnsters ondergaan intense trainingen op jonge leeftijd en voeren moeilijkere oefeningen uit op toestellen die het niveau van de vaardigheden en het risico dat hierbij komt kijken verhogen.

Schubring & Barker-Ruchti (2020) geven in hun onderzoek aan dat de sporte-thiek die er in de topsport heerst, sporters ertoe kan dwingen om bijvoorbeeld ondanks de pijn door te sporten en zelfs als ze geblesseerd of ziek zijn, het herstel negeren of weinig eten.

De medische problemen die de sportartsen volgens Schubring & Barker-Ruchti (2020) het meest tegenkwamen bij zowel junior als senior gymnasten dames waren doortrainen met pijn en blessures en problemen met de gewichtscontrole. Beide artsen vertelden ook over incidenten waarbij sporters traumatische verwondingen opliepen, zoals een whiplash of een elleboogfractuur. De medische professionals vertelden dat ze de sporters wilden helpen zo gezond mogelijk te laten zijn tijdens en als ze klaar zijn met het beoefenen van topsport. Er werd volgens de onderzoe-kers een duidelijk onderscheid gemaakt tussen het beoefenen van sport voor de gezondheid en het beoefenen van topsport. De artsen omschreven hun baan als beperken van schade, oplossen van problemen en beschermen van de sporters voor meer schade.

De medische professionals omschreven situaties waarin ze moesten navigeren tussen de prestatiedruk van de sport en de verplichtingen in de gezondheidszorg.

Dit was met name voorafgaand aan wedstrijden het geval. Zo beschrijft een fysio-therapeut in het onderzoek van Schubring & Barker-Ruchti (2020) hoe hij een (gym) sporter met een gescheurde spier zware pijnstillers gaf voorafgaand aan een wed-strijd. Dit is gerechtvaardigd vanuit een topsportperspectief, zo vond de arts, maar niet zo zeer vanuit het zorgperspectief (Schubring & Barker-Ruchti, 2020).

De fysiotherapeut gaf in het onderzoek van Schubring & Barker-Ruchti (2020) aan dat sporters met tegenzin gezondheidsproblemen rapporteren. Zo geven ze soms pas veel te laat aan dat ze ergens last van hebben. Hij stelt dan ook dat spor-ters pas aangeven dat ze last hebben op het moment waarop amateursporspor-ters al lang gestopt zouden zijn met de sport. Zij deden dit uit angst dat de (gym) sporter in kwestie niet mee mocht doen aan wedstrijden. Sporters gebruiken pijnstillers zonder voorafgaand overleg met medische professionals, Schubring &

Barker-Ruchti (2020).

3.8 Resume

In dit hoofdstuk is op basis van openbare bronnen gekeken naar wat bekend is over prevalentie van grensoverschrijdend gedrag in de sport. Er zijn geen specifieke pre-valentieonderzoeken in Nederland uitgevoerd in de gymsport, noch in het buiten-land. Wel is voor dit onderzoek gekeken naar wat bekend is over de gymsport in een aantal bestaande prevalentieonderzoeken, die gericht zijn op grensoverschrij-dend gedrag in meerdere sporten, waarbij ook is gekeken naar de gymsport.

Uit verschillende onderzoeken blijkt dat, wanneer het gaat om grensoverschrij-dend gedrag, in de meeste gevallen sprake is van een vorm van psychologisch grensoverschrijdend gedrag, gevolgd door respectievelijk seksueel en fysiek grens-overschrijdend gedrag. Uit het onderzoek uit 2020 blijkt dat seksueel grensover-schrijdend gedrag in Nederland onder sporters minder vaak voorkomt dan fysiek grensoverschrijdend gedrag.

In Nederland is één gepubliceerd onderzoek bekend waarbij specifiek is gekeken naar de aard en omvang van grensoverschrijdend gedrag in één bepaalde sport, de wielrensport. Uit dit onderzoek blijkt dat grensoverschrijdend gedrag vooral voor-komt in de top van de wielrensport en dat het dan met name gaat om dwang/chan-tage om iets te doen of te laten wat de sporters niet willen.

Veel onderzoeken in de sport richten zich op een van de vormen van grens-overschrijdend gedrag, namelijk seksueel grensgrens-overschrijdend gedrag. Zo blijkt uit Australisch onderzoek in de topsport seksueel grensoverschrijdend gedrag vaker voorkomst dan op amateur/recreatief niveau. Voor de Nederlandse situatie geldt dat van de 642 respondenten 4,2 procent ervaringen heeft met ongewenst seksu-eel grensoverschrijdend gedrag in de sportvereniging. Verbale seksuele intimidatie komt het meest voor. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat in de topsport vaker grensoverschrijdend gedrag voorkomt dan in de recreatiesport.

Verklaringen voor grensoverschrijdend gedrag wijzen volgens diverse onderzoe-ken op de machts- en afhankelijkheidsrelatie tussen de trainer en zijn of haar pupil.

Het risico bestaat dat door deze machtsonbalans de sporter het gedrag als nor-maal en noodzakelijk gaat zien. Voorts geldt dat het sportniveau en de prestaties bepalende factoren kunnen zijn voor ongewenst gedrag. Een andere bevorderende factor voor grensoverschrijdend gedrag is de cultuur van lichamelijkheid, waarbij fysiek contact vanzelfsprekend is. Daar kan een proces van grooming aan vooraf gaan, met name als het gaat om seksueel grensoverschrijdend gedrag.

In de meeste gevallen is de pleger man. De meeste plegers zijn tussen de 31 en 50 jaar oud. Vaak zijn trainers niet de meest genoemde plegers, maar teamgenoten en/of medesporters, gevolgd door bekende volwassenen in een club en

onbeken-den, zoals supporters, omstanders of voorbijgangers. Trainers zijn wel vaker plegers als het gaat om sporters die actief zijn in de topsport en als het specifiek gaat om seksueel grensoverschrijdend gedrag.

Meer dan driekwart van de respondenten was bij het grensoverschrijdend gedrag jonger dan 16 jaar. Meisjes lopen meer risico om slachtoffer te worden van grensoverschrijdend gedrag dan jongens. Verschillende onderzoeken geven aan dat slachtoffers meestal door de respondenten als kwetsbaar worden beschreven.

Het gaat dan bijvoorbeeld om weinig zelfvertrouwen of een slechte thuissituatie.

Andere risicogroepen zijn de psychisch en cognitief kwetsbare kinderen waaronder bijvoorbeeld kinderen met een beperking.

Volwassenen die in hun kindertijd tijdens het beoefenen van hun sport slacht-offer zijn geworden van grensoverschrijdend gedrag kunnen daar gezondheidspro-blemen aan overhouden. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om depressieve gevoelens en angst, maar ook om een eetstoornis, schuldgevoelens, posttraumatische stress-stoornis, wantrouwen naar anderen en moeite hebben met interpersoonlijke rela-ties. Ook komen zelfbeschadiging en zelfmoordgedachten en -pogingen voor.

Wanneer het specifiek gaat om de gymsport blijkt uit (beperkt) onderzoek dat gymnastiek/turnen op de zesde plaats van de sporten staat wat betreft ingrijpende gebeurtenissen op het gebied van emotioneel grensoverschrijdend gedrag. Dit type gedrag komt verhoudingsgewijs het meest voor bij voetbal, hockey/rolstoelhockey, korfbal en handbal. Als het gaat om lichamelijk grensoverschrijdend gedrag staat de gymsport op plaats vijf en voor seksueel grensoverschrijdend gedrag staat de gymsport op plaats twaalf. Bij dit onderzoek zijn vanwege de onderzoeksmethodiek vraagtekens te plaatsen. Het gaat onder meer om een niet te bepalen moment in de tijd wanneer het ongewenst gedrag plaatsvond en de toets op normoverschrijding vindt ‘slechts’ plaats op basis van een subjectief belevingskader in retrospectief.

Vervolgens is nog onderzocht wat er bekend is over een bepaald type onge-wenst gedrag, waarbij (ook) is gekeken naar de gymsport, waaronder het ontwik-kelen van eetstoornissen. Eetstoornissen komen significant vaker voor bij sporters dan bij niet-sporters en vaker bij vrouwen dan bij mannen. Andere studies bevesti-gen dat eetstoornissen vaker voorkomen in esthetische sporten, zoals de gymsport.

In de literatuur worden de volgende risicofactoren genoemd voor het ontwikkelen van een eetstoornis: sociale druk door personen in de sportomgeving, ontevreden-heid over het lichaam, lichter willen zijn voor de sportbeoefening.

In de gymsport leggen onderzoekers vooral de nadruk op turnen als een van de specifieke vormen van de gymsport. Onderzoekers wijzen op het risico van het isoleren van turnsters, het intimideren van de turn(st)ers, het ‘reguleren’ van het

lichaam. Het doel daarvan is volgens onderzoek om de turn(st)ers letterlijk klein te houden, om eenvoudiger de oefeningen uit te kunnen voeren. Wanneer geke-ken wordt naar de relatie tussen de trainer en de (gym)sporter blijkt dat deze zeer intensief is en sterk hiërarchisch. Door deze vrijwel onaantastbare positie van de trainer is de minderjarige gymsporter kwetsbaar voor misbruik.

Als laatste is in dit hoofdstuk gekeken naar de rol van ouders en medisch profes-sionals. De meeste ouders hebben geen ervaring met topsport en het leven van het kind en het gezin draait om het sportende kind. Het kind kan druk van de ouders ervaren. Ook ouders kunnen druk ervaren. De medische professionals omschre-ven situaties waarin ze moesten navigeren tussen de prestatiedruk van de sport enerzijds en de verplichtingen uit hoofde van hun professie in de gezondheidszorg anderzijds. Uit onderzoek blijkt dat doortrainen met blessures een probleem is in de gymsport.

Eindnoten

1. De interne onderzoeken die de KNGU en, of NOC*NSF heeft doen laten uitvoeren en niet zijn gepu-bliceerd, maken geen deel uit van dit hoofdstuk maar worden in hoofdstuk 8 behandeld.

2. Dit betreft een confederatie van studentenverenigingen in het Verenigd Koninkrijk waar ongeveer 600 studentenverenigingen bij zijn aangesloten.

3. https://nocnsf.nl/nieuws/2020/11/nocnsf-publiceert-prevalentieonderzoek-grensoverschrijdend-gedrag-in-de-nederlandse-sport, bezocht 7 maart 2021.

4. https://nocnsf.nl/nieuws/2020/11/nocnsf-publiceert-prevalentieonderzoek-grensoverschrijdend-gedrag-in-de-nederlandse-sport, bezocht 7 maart 2021.

5. In deze rij staat in het aangehaalde onderzoek in de tabel waar het gaat om minimaal 1 gebeurtenis (die indruk heeft gemaakt), terwijl het gaat om mensen die geen ervaringen hebben met grensover-schrijdend gedrag. We interpreteren het als dat 28 procent van de sporters geen ervaringen heeft gehad met grensoverschrijdend gedrag.

6. De respons bij de professionele wielrenners was 47 procent en bij de amateurs 23 procent.

7. Het betreft lichamelijk onverklaarbare klachten die voortkomen uit stress en andere psychische pro-blemen. Klachten kunnen zijn: pijn op de borst, vermoeidheid, duizeligheid, rugpijn, ziek gevoel et cetera.

8. Algemeen Dagblad, 23 maart 2013

4

In document Marjan Olfers & Anton van Wijk (pagina 90-95)