• No results found

Aard van de gedragingen

In document Marjan Olfers & Anton van Wijk (pagina 183-187)

Volwassen gymsporters

6.4 Dwang, chantage of machtsmisbruik

6.4.1 Aard van de gedragingen

Onder de noemer dwang, chantage of machtsmisbruik vallen verschillende gedra-gingen waarvan de gymsporters konden aangeven of ze daar in hun laatste sport-jaar mee te maken hebben gehad. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen ‘nooit’,

‘soms’ en ‘vaak’. Uit onderstaande tabel blijkt het moeten doortrainen bij blessu-res het meest genoemd. Een derde (33%) van de sporters heeft daar in het laat-ste sportjaar mee te maken gehad. Hierbij zijn ‘soms’ en ‘vaak’ bij elkaar genomen.

Ongeveer een kwart heeft de ervaring dat hij/zij niet een eigen keuze mocht maken (28%) of geen mening mocht geven (24%). Vrijwel niemand heeft de ervaring om tegen de wil medicijnen of andere middelen te gebruiken (1%). Onder de noemer dwang, chantage of machtsmisbruik vallen nog meer gedragingen, zoals uit de tabel blijkt, die ook in de interviews aan de orde zijn gekomen of blijkt uit de toelichtin-gen die de gymsporters bij hun antwoorden hebben geschreven.

Tabel 6.1 Gedragingen van dwang, chantage of machtsmisbruik

Nooit Soms Vaak

Gedragingen n % n % n %

Ik moest doortrainen met blessure en/of pijn 425 67 144 23 61 10 Ik durfde bij de begeleiders niet mijn mening te

geven of eigen keuzes te maken 455 73 130 21 41 7

Ik mocht mijn mening niet geven 480 76 109 17 43 7

Ik voelde me onder druk gezet om meer

trai-ningsuren te maken dan ik aankon 483 76 123 19 26 4

Ik werd gestraft nadat ik een oefening niet of niet goed had uitgevoerd (bijvoorbeeld straf-training)

489 78 115 18 26 4

Ik had het gevoel dat ik geen privéleven meer had (mijn doen en laten en dagelijks leven wer-den gecontroleerd)

518 82 82 13 33 5

Nooit Soms Vaak

Gedragingen n % n % n %

Ik durfde in de groep mijn mening niet te geven

of mijn eigen keuzes te maken 518 82 86 14 25 4

Ik voelde me gedwongen om gewicht te verlie-zen (bijvoorbeeld uithongeren of onthouden van

maaltijden) 536 85 63 10 33 5

Ik voelde me gedwongen mijn medische

infor-matie te delen 546 86 68 11 19 3

Ik werd geïsoleerd, ik voelde me alleen staan 558 88 54 9 19 3 Ik ben gechanteerd (ergens mee gedreigd om mij

iets te laten doen of niet te doen) 580 92 38 6 14 2

Ik werd onder druk gezet om iets dat tijdens de training of wedstrijd gebeurd is, niet aan

ande-ren te vertellen 591 94 27 4 13 2

Ik kreeg geen toestemming om medische hulp

te zoeken 603 96 22 3 6 1

Ik werd beperkt door de trainer in het volgen

van onderwijs 604 96 18 3 10 2

Ik voelde me onder druk gezet om bepaalde

middelen/medicijnen niet te gebruiken 610 97 17 3 5 1

Anders 403 94 14 3 10 2

Ik voelde me onder druk gezet om bepaalde

middelen/medicijnen te gebruiken 625 99 7 1 1 0

Voornoemde resultaten gaan over de gehele groep volwassen gymsporters. De gymsport kent verschillende disciplines. We hebben gekeken in hoeverre het grens-overschrijdende gedrag verschilt naar discipline. In onderstaande figuur (6.8) is te zien dat de disciplines acrobatische gymnastiek (70%), ritmische gymnastiek (70%), turnen dames (63%) en turnen heren (52%) vaker een of meerdere vervelende erva-ringen met dwang, chantage of machtsmisbruik hebben meegemaakt.

Figuur 6.8 Percentage gymsporters met vervelende ervaringen met dwang, chantage of machtsmisbruik naar discipline (n=662)

Naast de verschillende disciplines is het voorkomen van grensoverschrijdend gedrag, in casu dwang, chantage of machtsmisbruik, bepaald naar niveau (figuur 6.9). Op het niveau wedstrijdsport internationaal hebben de gymsporters vaker een vervelende ervaring meegemaakt, namelijk in zeventig procent van de gevallen.

Iets minder dan de helft van de nationale wedstrijdsporters (48%) heeft vervelende ervaringen met dwang, chantage of machtsmisbruik meegemaakt.

Figuur 6.9 Percentage gymsporters met vervelende ervaringen met dwang, chantage of machtsmisbruik naar niveau (n=662)

De volwassen gymsporters hebben schriftelijk en mondeling nadere toelichtingen gegeven en voorbeelden genoemd van dwang, chantage of machtsmisbruik. Over het doortrainen bij blessures zegt een gymsporter bijvoorbeeld:

“Bij binnenkomst kon ik al zien of het een goede of slechte training ging worden. Heel vaak veel geschreeuw, veel fysiek zware trainingen, er werd gewoon te weinig geluisterd naar turnsters. Ook bij blessures, ook al had ik

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80%

Restgroep (n=57) Turnen dames (n=246) Turnen heren (n=42) Acrobasche gymnasek (n=77) Trampolinespringen (n=33) Dans (n=112) Ritmische gymnasek (n=30) Groepsspringen (n=65)

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80%

Recreaef (n=21) Westrijdsport regionaal (n=57) Wedstrijdsport naonaal (n=415) Wedstrijdsport internaonaal (n=169)

pijn, ik moest door. Ook niet kijken naar mijn kwaliteiten, sommige dingen kon ik niet, moest ik wel doen. 32 uur per week mijn top.”

Sommige trainers waardeerden het niet als de gymsporters een eigen mening gaven:

“Een medeturnster had een heftige blessure, maar ze moest wel springen ondanks dat de kans groot was dat dit niet goed zou gaan. Ik was de enige turnster die haar aanmoedigde. Hier werd ik op aangesproken. Dat we niet in een speeltuin zijn. Het was duidelijk dat je individueel daar bent. Medelijden werd niet in dank afgenomen. Het is heel erg een taboe om te knuffelen en leuk te gaan doen als er iets is. Het is een harde wereld. Het werd niet gewaardeerd toen ik tegen dat meisje zei: ’Koppie op.’ Ik kon dat goed heb-ben, maar kan het niet vergeten. Op dat moment was het: mond houden, incasseren en doortrainen.”

Verder komt uit de opmerkingen naar voren dat fysieke pijn een reden was voor de trainer om een bepaalde gymsporter links te laten liggen. De trainer vond dat de sporter zich aanstelde.

“Toen ik turnde had ik niet in de gaten wat er gebeurde. Ik viel van de balk…

bloedde ook… huilen, moest weer de balk op… Trainster stond met de rug naar me toe totdat ik de oefening afdeed. Er werd best veel gehuild. Dan werd je naar de kleedkamer gestuurd en kom maar weer terug als je weer normaal doet.”

Ook worden fysieke pijnen genegeerd waardoor blessures een chronisch karakter kregen. Zo heeft een van de gymsporters een blessure en trainde ermee door. Later waren er drie operaties nodig om het te herstellen. Verschillende gymsporters omschrijven de trainingsmethoden als spartaans en streng.

“Het is soms wel streng. Maar ik denk dat dat ook wel nodig is als je op een bepaald niveau traint. Maar er is plaats voor lachen en gezelligheid. Ik denk dat het een goede balans is.”

“Ik heb over het algemeen fijne ervaringen gehad. Wel een wat mindere band gehad met een trainster. Ben ik ook overheen gekomen. Ze was heel streng en misschien te hard voor mijn leeftijd (10 jaar). Dan komen dingen

misschien harder aan dan ze misschien bedoelde. Nogmaals, het is wel een topsport, dus je moet dit wel accepteren als je hierin zit.”

Uit veel opmerkingen in de vragenlijst, maar ook tijdens de interviews is naar voren gekomen dat de gedragingen van de trainer ten tijde van hun sportperiode niet als dwang, chantage of machtsmisbruik werd ervaren. Eerder het tegendeel is het geval, het was normaal en hoorde erbij. Pas later, vaak als ze de gymsport hebben verlaten, realiseren ze zich dat het grensoverschrijdend gedrag was.

“Op dat moment lijkt het heel erg normaal. Je wordt gewoon helemaal

‘gebrainwashed’. Nu ik eruit ben en ik kijk erop terug, denk ik, het is echt niet normaal. Ik heb mezelf ook een tijd de schuld gegeven. Ik had er wat tegen moeten doen. Maar op dat moment was het heel normaal. Achteraf pas besefte ik dat het niet kon.”

Sommige trainers hebben zich intensief bemoeid met de voeding en het dieet van de gymsporters. Zo werden de sporters gecontroleerd op hun gewicht en dieet. In het geval dat de trainer niet tevreden was, liet hij/zij dat aan de sporters weten met vervelende en kwetsende opmerkingen. Andere betrokkenen, zoals diëtisten, die hiervan op de hoogte waren, grepen dan niet in.

“Ik denk dat het vooral bij mij iets was op hogere leeftijd. Wij hadden wel echt begeleiding. Er was een diëtiste elke maand die je gewicht, lengte en vetpercentage bij hield. Ik was altijd een beetje de zwaardere van de groep.

Ik voelde wel druk om goed te eten. Ook voor mijn eigen belang. Ik kreeg wel vaak feedback dat het nog minder moest. Er waren verschillende diëten die je moest volgen. Je hoorde ook van trainers dat je er niet goed uitzag.

Hierdoor kon wel je zelfverzekerdheid omlaaggaan. Zeker in de puberteit.

Voor mij was het ook in combinatie met blessures. Ik denk dat diëtisten wel een rol kunnen spelen doordat ze het anders aanpakken. Bijvoorbeeld niet met de trainers bespreken. Ze zeggen dan wel op nationale stages dat ze niet kijken naar wat er op je bord ligt, maar dat doen ze wel. Ze kijken wat er op je bord ligt. Als het niet goed is, weet je het snel genoeg.’’

In document Marjan Olfers & Anton van Wijk (pagina 183-187)