• No results found

De (top)sporter-trainerrelatie

In document Marjan Olfers & Anton van Wijk (pagina 86-89)

Grensoverschrijdend gedrag in de (gym)sport, een literatuurverkenning

3.7 Grensoverschrijdend gedrag in de gymsport

3.7.3 De (top)sporter-trainerrelatie

Wilinsky & McCabe (2020) concluderen dat de relatie tussen de trainer en de (gym) sporter intensief en sterk hiërarchisch is. Door deze positie van de trainer is de min-derjarige gymsporter kwetsbaar voor misbruik. Doordat de relatie met de trainer sterk hiërarchisch is en de trainer veel macht heeft over de minderjarige sporter, lopen deze sporters het risico om een ongezonde levensstijl te ontwikkelen. Alles staat ten dienste van de sportprestatie. De prestatie komt boven het welbevinden van het kind te staan.

Zoals hiervoor beschreven, betreft de macht en afhankelijkheidsrelatie tussen trainer en (gym)sporter een risicofactor voor grensoverschrijdend gedrag in de breedste zin van het woord. De afhankelijkheidsrelatie wordt nog extra gevoed

omdat de gymsport een vroeg-ontwikkelsport is en de zeer jonge sporter veel intensieve trainingsuren doorbrengt met de trainer.

Specifiek voor de gymsport geldt dat de trainers een drietal bewuste dan wel onbewuste omgangsvormen hanteren om de afhankelijkheidsrelatie en het ‘gehoor-zame’ gedrag van de gymsport(st)ers te versterken (Stirling & Kerr, 2009; Kerr &

Sterling, 2012; Knoppers, Smits & Jacobs, 2014; Smits, Jacobs & Knoppers, 2016).

De eerste omgangsvorm is het isoleren van de gumsport(st)ers, wat zoals eerder beschreven een onderdeel is van het grooming-proces. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan trainen in gesloten sessies, creëren van een zwijg- en vergeldingscultuur en proberen te voorkomen dat turn(st)ers vriendschappen ontwikkelen buiten de sport om (Vertommen & Schipper-van Veldhoven, 2012; Smits, Jacobs & Knoppers, 2016). Het idee hierachter is dat de turn(st)ers zich volledig moeten richten op het behalen van het uiteindelijke doel. Zo wordt het hen verteld, dus heeft de spor-ter het idee dat dit een noodzakelijk onderdeel is van het ontwikkelingstraject. Het gevolg is dat ouders en verenigingsbestuurders geen of amper zicht hebben op wat er zich afspeelt in de gymzaal. Wanneer de turn(st)ers hun ouders hiervan op de hoogte stellen, komt het soms voor dat de ouders verhaal halen bij de trainer. Als dat gebeurt, wordt de turn(st)er daar op de eerstvolgende training voor gestraft.

Zodoende ontstaat er een code of silence die de afhankelijkheidsrelatie versterkt (Pinheiro, Pimenta, Resende & Malcolm, 2014; Smits, Jacobs & Knoppers, 2020)

De tweede omgangsvorm is het dusdanig intimideren van de turn(st)ers dat zij leren dat het hebben van een eigen mening niet is toegestaan. De trainers ‘fra-men’ dit als het ontwikkelen van mentale weerbaarheid, wat van cruciaal belang is om op de lange termijn sportieve successen te boeken. Door deze framing accep-teren de turn(st)ers de intimidatie (Knoppers, Smits & Jacobs, 2014; Smits, Jacobs

& Knoppers, 2016; Vertommen, 2017; Smits, Jacobs & Knoppers, 2020). Knoppers, Smits en Jacobs (2014) ‒ die in hun onderzoek 36 turnsters hebben gesproken die actief zijn in het turn(sub)topsportklimaat ‒ benoemen verschillende trefwoor-den die een beeld schetsen van de intimidatie: ‘Manipuleren’, ‘Heel gemeen’,

‘Stimuleren op het negatieve’, ‘Negeren’, ‘Afbranden’, ‘Isoleren’, ‘Afrekenen’,

‘Afzeiken’, ‘Schelden’, ‘Behoorlijk tekeer gaan’, ‘De schuld geven’, ‘Pispaaltje’,

‘Machtspelletjes’, ‘Zij is een mietje’, ‘Te kakken gezet’, ‘Tot op het bot kapot’,

‘Schreeuwend door de zaal’ en ‘Eruit gestuurd worden’. Pinheiro, Pimenta, Resende en Malcolm (2014) beschrijven dat er ook lichamelijke straffen uitgedeeld worden, zoals in het gezicht slaan en tegen de benen trappen. Turn(st)ers accepteren derge-lijk gedrag vooral vanwege de afhankederge-lijkheidsrelatie met de trainer. Ook houden ze het geheim omdat ze dan actief mogen blijven in de sport om in staat te zijn de

competitie te winnen en/of gekozen te worden voor het nationaal team (Pinheiro, Pimenta, Resende & Malcolm, 2014).

De derde en laatste omgangsvorm die trainers kunnen aanwenden, is het ‘regu-leren’ van het lichaam (Knoppers, Smits & Jacobs, 2014). Het doel daarvan is om de (gym)sport(st)ers letterlijk klein te houden. Turnbewegingen zijn gebaseerd op de mogelijkheden van het lichaam van kleine (gym)sport(st)ers. Daarnaast letten juryleden niet alleen op de technische vaardigheden, maar ook op het uiterlijk, de sierlijkheid en elegantie van het lichaam van de sport(st)ers. De trainers verwach-ten dan ook dat de sport(st)ers op hun gewicht en op andere fysieke voorwaarden letten. Indien de sport(st)ers niet aan de verwachtingen van de trainers voldoen, kan dat ervoor zorgen dat de (gym)sport(st)ers door de trainers uit de competitie worden gehaald of dat ze niet mogen eten. Dit zorgt voor een intrinsieke motivatie bij de sport(st)ers om niet aan te komen (Pinheiro, Pimenta, Resende & Malcolm, 2014; Knoppers, Smits & Jacobs, 2014). Het reguleren van het lichaamsproces heeft niet alleen betrekking op de fysieke voorwaarden zoals het vetpercentage, het gewicht en de lengte, maar ook op het accepteren van blessures. De (gym)sport(st) ers raken er in de loop van de tijd van overtuigd dat blessures erbij horen om de top te bereiken en dus blijven zij doorgaan ongeacht het feit dat zij een mogelijk (ernsti-ge) blessure hebben (Pinheiro, Pimenta, Resende & Malcolm, 2014; Knoppers, Smits

& Jacobs, 2014; Smits, Jacobs & Knoppers, 2016). Daarbij komt dat de carrière, het inkomen en/of de reputatie van de trainer in grote mate afhankelijk zijn van de prestaties van de (gym)sport(st)ers. (Pinheiro, Pimenta, Resende & Malcolm, 2014).

De (gym)sport(st)ers verzetten zich vaak niet tegen deze drie omgangsvor-men (Pinheiro, Piomgangsvor-menta, Resende & Malcolm, 2014). Ten eerste omdat zij op dat moment vaak nog niet oud genoeg zijn om kritisch naar de aard van hun relatie met de trainer te kijken en ten tweede omdat zij in een levensfase zitten waarin hen wordt geleerd om naar volwassenen te luisteren (Pinheiro, Pimenta, Resende

& Malcolm, 2014; Knoppers, Smits & Jacobs, 2014). Dit verandert op het moment dat de sport(st)ers in de puberteit terechtkomen. In die periode worden de (gym) sport(st)ers mondiger en geven zij geregeld hun eigen mening, waardoor de trainer zijn of haar invloed (gedeeltelijk) dreigt te verliezen. De trainers bestempeld deze (gym)sport(st)ers als ‘lastig’ (Knoppers, Smits & Jacobs, 2014).

Intermezzo – De onvrije oefening

In het boek ‘De onvrije oefening’ vertellen twee voormalig topsportturnsters over hun ervaringen met grensoverschrijdend gedrag in de gymsport. Op jonge leeftijd kwamen zij in aanraking met een trainer die een goede reputatie en status had. Hij hanteerde hardhandige methoden die ervoor zorgden dat beide turnsters de top van het turnen wisten te bereiken. Echter, het vernederen, uitschelden, bespugen en af-beulen van de turnsters behoorden ook tot die methoden. Zowel tegen de trainer als tegen de eigen ouders durfden zij hier niets over te zeggen, uit angst om nog harder aangepakt te worden. De trainer nam de turnsters ook in huis om volledige controle over hen te hebben. Een van de twee voormalig topsportturnsters reflecteert als volgt op haar topsportcarrière: ‘Als ik terugkijk op mijn turncarrière, weet ik inmid-dels dat het hier gaat om jarenlange vrijheidsberoving, dwang, fysieke mishandeling, manipulatie, indoctrinatie, ontnemen van persoonlijkheid en mensenrechten, ont-houding van ouderliefde en belemmering van geestelijke en persoonlijke ontwikke-ling en groei’ (Heitinga, 2013).8

In document Marjan Olfers & Anton van Wijk (pagina 86-89)