• No results found

Beëindigen sportcarrière

In document Marjan Olfers & Anton van Wijk (pagina 127-130)

Ervaringen van oud-sporters

5.4 Beëindigen sportcarrière

De oud-sporters hebben aangegeven wat de reden is geweest om te stoppen met de gymsport. Naast de ‘overige redenen’ vormen het grensoverschrijdende gedrag en het bereiken van een bepaalde leeftijd de voornaamste redenen om te stoppen met de gymsport (figuur 5.3). Veel sporters hadden op dat moment vaak niet door dat het gedrag van met name de trainers grensoverschrijdend was. Tegelijkertijd stellen de oud-sporters dat ze stopten met hun sportcarrière omdat er niets tegen het grensoverschrijdende gedrag gedaan werd of omdat ze het psychisch en/of fysiek niet meer vol konden houden. Het grensoverschrijdende gedrag is – zeker achteraf – uiteindelijk wel een oorzaak geweest bij de beëindiging van het uitoefe-nen van de sport, maar een enkele ervaring was niet genoeg om hun sportcarrière op te geven. Een oud-sporter geeft bijvoorbeeld aan dat zij in 2008 is gestopt omdat er niets aan het grensoverschrijdende gedrag werd gedaan en het zelfs erger werd, de trainer zette het namelijk bewust in. Het stopte pas wanneer de sporters zichzelf uit de situatie haalden. Het bereiken van een bepaalde leeftijd is ook een veelge-noemde reden om te stoppen met de gymsport. Stoppen vanwege blessures wordt ook genoemd, echter in mindere mate dan voornoemde redenen.

Figuur 5.3 Redenen om te stoppen (n=136)

In figuur 5.4 zijn de ‘overige’ redenen genoemd. De meeste oud-sporters, die deze vraag hebben beantwoord, geven aan dat ze gestopt zijn vanwege een studie die lastig was te combineren met sport. Een aantal zegt ook dat ze mentaal waren uitgeput en het niet meer aankonden (waarschijnlijk als gevolg van het grensover-schrijdende gedrag).

0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40%

Overige Blessures/lichamelijke klachten Grensoverschrijdend gedrag Bereiken leeijd Geen zin meer Verhuizen

Figuur 5.4 Overige redenen om te stoppen (aantal keer genoemd)

De gesprekken met de oud-sporters bevestigen grotendeels de uitkomsten uit de survey. Inderdaad heeft een aantal sporters hun carrière moeten beëindigen van-wege chronische blessures. Door die lichamelijke beperkingen konden ze hun sport niet meer beoefenen, althans niet op topniveau. Een enkeling gaat naar een lager niveau. Het moment om te stoppen komt voor de meeste niet zomaar. Daar gaat vaak een lange periode aan vooraf waarin de liefde voor de sport, de loyaliteit aan de trainer en ouders het moeten opnemen tegen de ervaren grensoverschrijdende gedragingen. Wat uiteindelijk de doorslag geeft om te stoppen, varieert per per-soon. De ene sporter krijgt een vriendje die laat inzien dat er meer is dan turnen, de ander stopt nadat de trainer voor de zoveelste keer over de schreef is gegaan. De ouders spelen in veel gevallen een grote rol, zowel bevorderend als belemmerend voor de sporter die wil stoppen. In elk geval komt de beslissing om te stoppen vaak onverwacht voor de naaste omgeving van de sporter.

“Mijn dochter is gestopt omdat ze naar de middelbare school ging. Ze wilde gewoon wat anders doen: de omgeving was niet goed voor haar. Als ouder denk je dan: oh, ze is zo goed, dat is wel zonde. We hebben naar haar geluis-terd. Er zijn ook ouders die verder pushen. Dan ga je mee in die waanzin dat jouw kind olympiër wordt.”

“Mijn ouders vonden het wel gek dat ik wilde stoppen zo vlak voor het EK.

Mijn moeder zei: dan stop je toch na het EK en zie je dat als afsluiting? Ik dacht toen, jeetje moet ik die hele kwalificatie doen. Anders kom ik nooit

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Anders Studeren/niet te combineren Mentaal uitgeput/kon het niet meer aan Leeijd of vanwege puberteit

Overgestapt naar andere club Trainer Turnen was niet cool op de middelbare school Niet goed genoeg Overgestapt naar andere discipline Trainer/trainster geworden

uit het wereldje. Heb toen bewust fouten gemaakt, behoorlijk verkloot, dan plaats ik me niet en dan is het klaar.”

Er zijn weinig geïnterviewde oud-sporters die na het beëindigen van hun gymcar-rière probleemloos de draad hebben opgepakt in de ‘normale’ samenleving. Gezien het voorgaande is dat niet vreemd. Het oppakken van de draad en de moeite die dat vaak kost, heeft niet alleen met het ervaren slachtofferschap te maken, maar ook met de carrière als topsporter. Het bekende zwarte gat doemde op.

“Ik trainde mijn hele leven en als je dan ineens gestopt bent, dan heb je niets meer. Je trainde dertig uur per week en dan is het ineens weg. Ik ben zo uit-geput en mijn lijf is uituit-geput. Ik heb nu een goede kring van mensen om me heen. Ik studeer nu”.

De oud-sportster uit het vorige citaat merkte in het gesprek op dat ze heeft moe-ten leren accepteren dat het haar schuld niet was hoe ze zich voelde (schuldig, tekortschieten, faalangstig) en dat dat een tijdje heeft geduurd. Ze heeft haar leven redelijk op orde, zegt ze, maar er zijn momenten dat de ‘oude’ periode ineens weer levend voor haar is. Dat is voor andere oud-sporters herkenbaar.

“Na het turnen is mijn leven prima gegaan; ik heb het goed op de rit. Heb een vriend, een baan en een kind van drie jaar. Alleen ik merk dat mijn turn-verleden me soms nog achtervolgt, bijvoorbeeld in de manier van denken.

Ik vind het moeilijk om keuzes te maken. Kan erg dichtklappen en niet meer handelen. Erg gevoelig hoe de sfeer aanvoelt, als dat niet oké is, dan klap ik dicht. Dat vind ik soms erg lastig”.

Aan de oud-turnsters is vaak aan het einde van het gesprek gevraagd of ze hun kin-deren op turnen zouden laten. Veel oud-sporters zeggen van niet, ankin-deren twijfe-len, omdat het een mooie sport is. Als de trainingen positief worden gebracht, is er veel plezier aan te beleven. De voorwaarde is wel een goede trainer.

“Ik heb geen kinderen dus ik weet niet hoe ik het zou doen. Ik zou het wel leuk vinden als ze de turnsport leuk zouden vinden, het is wel een leuke sport. Het is wel heel goed voor je balans, souplesse. Ik zou wel voorzichtig zijn, bepaalde trainers zou ik m’n kind niet bij laten trainen. De trainers zijn nog steeds actief, het zijn er tussen de 5 en de 10. Er zijn ook trainsters die wel goed zijn en waar ik mijn kind ook zeker bij zou laten sporten.”

In document Marjan Olfers & Anton van Wijk (pagina 127-130)