• No results found

We signaleren te weinig of te laat

In document Voorst onder de Loep (pagina 111-120)

Deel B: Krijgen mensen de juiste hulp?

Hoofdstuk 4: Vroegtijdig signaleren en in actie komen

4.2 We signaleren te weinig of te laat

We weten niet waar de mensen met problemen zijn

Of er is verborgen leed, mensen zijn niet meer in beeld. We kennen ze niet, we weten ze niet te vinden. De oudere mensen melden zich niet vanzelfsprekend. Ze vinden dat ze het zelf moeten oplossen. Of ze vinden dat het nog mee valt. Mensen zijn niet goed in beeld, we kunnen ze niet goed vinden. En als we ze gevonden hebben, hebben we niet voldoende te bieden als gemeente om ze overeind te houden, om het hele systeem in balans te houden. Ik zie het vanuit mijn werk, de oudere mensen de verwarde mensen, dat is de groep waar ik het meest mee te maken heb. Dus per definitie de minder mondige mensen bijna. We horen ze niet, we kunnen ze niet vinden, we weten niet waar ze zitten.

Wij zijn nu wel bezig met oplossingen en kijken of vrijwilligers daar kunnen helpen, of buren daar vaker naartoe kunnen gaan. Maar het begint natuurlijk al, kunnen we het signaleren, en je krijgt lang niet alles in beeld. Ik ben er best van overtuigd dat er veel mensen thuis zitten die niet een signaal afgeven van; ik zou wel ergens een activiteit willen of ik zou weleens iemand thuis willen. We kunnen niet alles in beeld krijgen, en ik denk dat in de toekomst mensen langer thuis blijven wonen.

We weten dat 60 gezinnen vanuit Twello naar de voedselbank in Deventer gaan. Dat was twee jaar geleden. Dat besef was best wel even heftig: zo van, in Twello, wie zouden dat dan moeten zijn? Ons kent ons, dat dachten we. Maar dat is dus niet zo. We kennen onze eigen laag. Daar kwamen we achter doordat we zelf gingen zoeken. De zoektocht naar mensen was best wel moeizaam om dat we zelf anders moesten leren kijken en denken. Mensen melden zichzelf niet, zou ik zelf ook niet doen. Dat zijn mensen die sociaal zwakker zijn of mensen die door ziekte of door faillissement en de nasleep daarvan in zo’n situatie terecht komen. Je krijgt heel wat verhalen. Wat me ook opvalt, die mensen kennen elkaar niet. Dus ze hebben dan gelukkig dan wel contact met curator in verband met schulden. Ze hebben wel vrienden, maar vrienden helpen niet genoeg om het hoofd boven water te houden. Het gevoel je eigen broek

110

op te moeten houden, dat is wel het punt. En als wij ze niet weten te vinden, dan weten ze ons ook niet te vinden. Dat zou voor mij iets vanuit de diaconie zijn, dat wij daar ook voor zijn. De stichting Naastenhulp Voorst zou veel pro-actiever moeten zijn. Alleen al de naam is oubollig, Naastenhulp heeft al zoiets van wij helpen jou. Als je dan een 06nummer hebt en ze verwijzen je door naar de kerk. Dat werk zo niet. We hebben een heel welwillende diaken, die wil alles doen, maar die heeft niet door hoe dit mechanisme werkt. Ze kunnen toch bellen? Wij gaan er ook zelf vanuit, dat ze hun eigen broek moeten houden. Ze moeten zelf maar contact leggen.

Maar die stap is enorm moeilijk. Maar als iemand naar jou toekomt, valt alles in 1x weg. Maar ook dat staat en valt met elkaar kennen.

We hebben mensen niet in beeld

Wat mensen bezig houdt is ook heel lastig om in beeld te krijgen. Een enorme kans is gemist toen met de bezuinigingen op de Wmo om het gesprek aan te gaan met ouderen over wat er speelt. Er wordt zo langzamerhand nu een inhaalslag gepleegd. Dat was een hele grote kans geweest om het wel te doen. En er is voor gekozen om dat niet te doen. Ik denk dat daar een enorme kans gemist is. Als het gaat over armoede. Over eenzaamheid. Maar ook over de zorg die mensen nodig hebben. En dan niet alleen over wat heb je nu nodig, maar hoe gaat dat zich ontwikkelen de komende jaren. Dan had je toch al van een grote groep mensen toch al wat geweten. Ik denk dat we dat beeld niet hebben. En eigenlijk is dit dan al een inhaalslag. En het niet in beeld hebben is breder dan alleen bij de ouderen. Ook bij jongeren, dat is dan bij de jeugdzorg, was de bedoeling dat je dan een keukentafelgesprek zou voeren. En dan kan je ook gesprekken voeren over participatie. Over hoe moeilijk het is om aan het werk te komen. Bij Wajonger natuurlijk. Die toch aan de kant staan. Dat hebben wij niet in beeld. Daar hebben wij niet de grip op. Om daar beleid op te kunnen maken. En de jongeren hebben wij ook niet echt in beeld.

Wij horen ook dat er een hele grote groep mensen is, we hebben 55 een beetje als grens genomen, zeg maar de prepensioen leeftijd van mensen, voorbij de midlifecrisis, die denken “o god ik moet nog tien of vijftien jaren werken”. En de kinderen gaan de deur uit, soms

overlijden partners, anderen raken hun baan nog kwijt en dan is het best nog lastig om weer een baan te vinden en wij zien een toename van het aantal aanmeldingen van die leeftijd. Het knellende aan de problematiek rond 55plussers is dat die denk ik foefjes hebben aangeleerd.

Om te overleven. Om niet in het zicht te komen van mensen, om uit de hulpverlening te blijven en om zichzelf te redden. Dus die komen niet in beeld. Dat is wel het probleem hoe ga je die in kaart brengen en dan heb je wel een gemeente Voorst nodig. Waar zitten ze, waar kunnen we ze vinden, kunnen we er eens langs gaan? Nou ja, daar kunnen we een project van maken. De oorzaak is vaak de midlifecrisis en als dat is geweest dan is er een soort opleving, een soort Halleluja moment; 50 is het nieuwe 30, ik ben weer hip. Ik word zelf 46, he, dus ik zit zelf ook helemaal in die fase. Maar als dat dan geweest is en je realiseert je, he ik moet nog 15 jaar werken en inderdaad kinderen gaan studeren en uit huis en daar zit je dan en dan? Scheiden, overlijden van partners, toch baanverlies. Wat breng je nog op deze wereld en grijpen ze naar middelen en dan komen ze bij ons in beeld. En we willen voorkomen dat ze bij ons in beeld

111

komen, of we willen ze wel in beeld hebben, maar we willen ze eigenlijk niet helemaal in een behandeltraject hebben, maar we willen er eerder bij zijn.

Mensen die eenzaam thuis zitten melden zich meestal niet vanzelf of uit zichzelf. En er is dan ook vaak geen familielid in beeld die hen hiertoe kan aansporen. Deze eenzame mensen zouden beter gesignaleerd moeten worden. Hier ligt volgens mij een mooie taak voor de gemeente. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de zogenaamde ‘keukentafelgesprekken’. De gemeente zou dan met alle inwoners vanaf een bepaalde leeftijd, bijvoorbeeld 75 jaar, een maatschappelijk gesprek moeten voeren. Met als doel een beeld te krijgen of iemand nog een sociaal netwerk om zich heen heeft. En zich hier goed bij voelt, want dit is ook niet altijd het geval. Het gaat om de mensen die je niet in de focus hebt via bijvoorbeeld huisarts of

thuiszorg. Hoe krijg je die mensen in beeld?

En het meest knellende hieraan is de signaalfunctie en het doorkijken, ik vind dat wanneer iemand zegt ik redde mie wel en ik kieke zo in een huuskamer rond dan zol ik vroagen, heb ie contact met de buren, heb ie goed contact met de kinder, woont die verre weg, heb ie vaak contact? Ie mot ze uut de tente lokken. Dat is oe vak. Om dat dudelijker te maken, Ik goa met iemand op pad die hef een onderzoek odaon in de buurt van het Martinushof en ze kwamen bij drie adressen waarbij ze direct het maatschappelijk werk hebben ingeschakeld. Dat is nu het punt. Die mensen zagen meteen dat er iets niet goed zat en dat zagen ze alleen maar omdat ze er kwamen door die enquête. Ik vroeg meteen: is dat niet wat veule, ja natuurlijk is dat zo maar woarumme signaleert andere mensen dat niet, de buren, familie of bijvoorbeeld de kerk?

Mensen met hersenletsel gaan niet beter worden. Je kunt proberen te sturen, mensen mogen ervaren wat er mis kan gaan, mensen zien dan wat er gebeurt en daardoor zal men de hulp wel accepteren. Belangrijk hierin is relatie opbouwen en terugkoppelen bij de cliënt. Mensen geven heel veel adviezen maar als je niet weet hoe hiermee om te gaan, of hoe je dat moet doen haak je af, laat je het zitten. Mensen zeggen je moet het opschrijven, maak een to do lijstje. Ik heb een lijstje, het ligt er al een jaar er staat van alles op, verzekering opzeggen. Wat gaat er dan door je hoofd als je dit leest, dat ik dan op internet moet kijken en dan moet ik ineens van alles en dan houdt het op. Dan is het overzicht weg. Het gaat er niet om dat iemand niet wil, het gaat erom dat iemand wel wil maar geen idee heeft hoe dan en dan haken ze af. Het niet meer weten hoe en dan blijft het lijstje liggen met gevolg dat alle rekeningen door lopen, niet betaald worden, niet achteraan gezeten worden, noem maar op. En dan komen wij

(begeleiders). En dan komt langzamerhand boven tafel wat er aan de hand is. Dan komt er uit een oude schoenendoos post met wat er aan de hand is. Vanuit de omgeving wordt best gauw gezegd. Ohh je doet het best aardig. Je ziet deze mensen met letsel alleen maar op momenten als het goed met ze gaat. Niet als ze thuis zijn, in alle wanhoop zitten, dan komen ze niet, dan zie je ze niet.

Gericht op mensen met een verstandelijke beperking, dat is dat er nu heel veel over is gegaan naar de gemeente vanuit de zorg. Want mensen die eerst vielen onder de wet ‘langdurige zorg’, vallen nu dan onder de Wmo. Doordat mensen dan misschien minder in beeld zijn kunnen er wel meer problemen ontstaan. Dus dat er minder kort op gezeten wordt, kan dat

112

ontstaan. En dan vooral mensen die net in zorg komen. Mensen die al in zorg zijn bij ons, daarvan weten we wat er speelt. Het probleem kan zijn dat er verborgen zaken liggen.

Schulden en dat soort dingen komen vaak vrij snel aan de orde want dat zijn vaak dingen waarom de mensen aan de bel trekken. Bijvoorbeeld; iemand heeft helemaal geen netwerk. Dat is gewoon heel belangrijk, dat je iemand kunt ondersteunen bij ‘hoe kun je werken aan je netwerk’.

We weten onvoldoende om goed te signaleren

We werken ook veel samen met IJsseldal woningbouwvereniging. Als er 2 maanden

huurachterstand is, proberen we er op in te zetten, maar het is wel een groot probleem, ook voor mensen die niet in de bijstand zitten maar die een eigen woning hebben en door verlies van baan in de schulden komen of door een faillissement in de problemen komen. Er is meer niet zichtbaar, wat eigenlijk wel zichtbaar zou moeten zijn voor ons, waardoor we mensen eerder zouden kunnen helpen.

Ik ben onbekend met mensen in probleemsituaties in de zin van hoe gaan we met hen om. Ik heb wel ervaring met een ongrijpbare groep personen, wisselend van aard, waaronder soms boefjes of ‘gebruikers’. Ik ben niet bekend met de meest knellende en problematische

ervaringen. Elke dag komt een man in de winkel die een kratje bier en een pakje shag koopt. Ik denk dat die man steeds verder weg zakt. Ik vraag mij weleens af waarom een mens tot dit gedrag komt. Ik denk eens waarom mensen zo leven en waarom ze zich niet nuttig maken voor de maatschappij, maar ik ken hun opvoeding en achtergronden niet. Daarbij denk ik dat dergelijke situaties door toeval ontstaan.

Als ik iets tegen kom met betrekking tot sociale narigheid dan heeft het altijd betrekking tot het werkveld van diegene, dus de boer. Je hoort weleens wat bij mensen vooral als ze

problemen over het voorbestaan van hun bedrijf. Of als ze moeilijkheden hebben met de gemeente omdat ze geen schuur mogen bouwen of omdat de milieuvergunning niet verlengd is. Dat bespreken ze wel met mij als we achter de koeien staan, dan is praten wel makkelijk.

Maar wat daar dan allemaal van klopt of waar is weet ik niet.

Professionals hebben last van handelingsverlegenheid

Ja dat is één ontwikkeling waar ik niet meer actief in ben in de zin van betaald werk, op het gebied van huiselijk geweld, kindermishandeling, geweld in huiselijke kring. Ja dat is nog steeds een te groot probleem. Nog steeds 1 van de 5 a 6 gezinnen heeft te maken met

huiselijk geweld. Is het dan partner geweld of kindermishandeling. En ik vind dat de hulp daar nog steeds niet goed georganiseerd is, hier in de gemeente in ieder geval. Omdat er bij professionals nog handelingsverlegenheid speelt. Dus als er al signalen zijn die mogelijk zorgelijk zijn om daarna vervolgens te handelen, om in gesprek te treden met degene bij wie je de signalen en de zorgen voelt of merkt of hoort, ja dan is er een grote drempel. Nog steeds voor professionals. De drempel die wordt ervaren is: je treedt eigenlijk in een privéwereld en dat is iets wat mensen erg moeilijk vinden. En je treedt in een wereld met een vermoeden, je voelt iets of je hoort iets. Wat vaak niet grijpbaar is maar waar je een soort van

onderbuikgevoel hebt. En om dat bespreekbaar te maken, vinden mensen eng. En dan denken

113

professionals, ja stel dat ze kwaad op me worden, of dat ze zeggen waar bemoei je je mee? En vaak wordt er aangegeven ja, om het vertrouwen van mensen niet kwijt te raken hebben we er maar niet over. Met als gevolg dat, ik weet nu de cijfers niet uit mijn hoofd, zoveel kinderen in Nederland mishandeld worden, verwaarloosd worden noem maar op. En waardoor er geweld in de relaties blijft voorbestaan. En mensen weten vaak ook onvoldoende hun weg te vinden. In het zoeken van hulp daarvoor.

Signalen worden niet herkend

Nou, als we nu kijken naar de groepen die, uit welke landen ze komen, de afgelopen 2 jaar is dat vooral Syrië, Eritrea en Afghanistan. En hoewel dat heel verschillende landen zijn en ook mensen met verschillend opleidingsniveau en zo, is het natuurlijk al een probleem dat als er geestelijke gezondheidsproblemen zijn, dat daar niet een cultuur is dat je daar over praat. Of dat je daarvoor naar iemand toegaat. Als er iemand, dat zei gisteren nog iemand over

Eritreeërs, dat ontken je zo lang mogelijk. Want ja, als je ergens naar toe gaat ben je gek en wie wil er nou gek zijn? Dat is natuurlijk al een probleem. De andere kant is, in hoeverre is daar oog voor bij de huisarts, als die man voor de 4e of 5e keer komt omdat hij vaak hoofdpijn heeft en slecht slaapt. Of bij het maatschappelijk werk of bij het team in Voorst, is er geloof ik een maatschappelijk netwerk, in hoeverre is daar oog voor dat dat soort dingen spelen.

Niet iedereen heeft een indicatie. Breder dan LVB – niet zichtbare beperkingen, kan ook autisme, etc. zijn, gaat dus verder dan LVB. Ook die mensen worden snel overschat. En het gaat ook om mensen die misschien wel hun woordje klaar hebben, maar niet de post meer openen of niet begrijpen wat er geschreven of gevraagd wordt. Niet herkend en overschat, dat gebeurt er met een groep mensen. In trainingen zie ik echt terug dat het niet snel genoeg herkend wordt door mensen aan balies en dergelijke. We hebben het dan over een groep die op alle levensterreinen in de problemen kan komen. Denk hierbij aan het in handen vallen van loverboys, het snel in de schulden komen. Over die groep maak ik me zorgen en over de vrijwillige mantelzorgers.

Een paar jaar gelden was er een collega van mij die had hier voorlichting geven over LVB en toen hoorde ze van partijen hier aan tafel dat er hier geen LVB’ers zijn in deze gemeente. En dat is onmogelijk, echt onmogelijk want ze zijn er, dus worden ze niet herkend dus krijgen ze niet de juiste hulp kan haast niet anders. Nou en daarom is het wel belangrijk dat je herkent wat ze kunnen wat je van ze kunt vragen en dat is niet eindeloos.

Je moet als gemeente weten wat er speelt en voorkomen dat gezinnen onder de radar blijven.

Er zijn gezinnen die schreeuwen om hulp met uitingsvormen waar je niet blij mee moet zijn.

Er zijn vrij veel suïcides onder jongeren/volwassenen in onze gemeente (spoor dwars door onze gemeente). Dat is opvallend in deze gemeente. Het niet tijdig herkennen van de signalen door bijvoorbeeld een leerkracht. Zijn die voldoende toegerust om dat te herkennen? Niet wegkijken van het probleem, maar signaleren. Ondersteuning van leerkrachten is daarbij nodig: waar op te letten? Dan kunnen we suïcides voorkomen, door het tijdig te bespreken en de cliënt daarin te ondersteunen. Dit geldt ook bij kindermishandeling. Leren signaleren.

114

Suïcide mag niet normaal worden gevonden, als iets dat erbij hoort. Het is wel een signaal over hoe ingewikkeld de samenleving is geworden. Maatschappij is ingewikkelder geworden.

Er is weinig kennis over “rouw”. Hoe belangrijk is het om erover te praten. Iedere leerkracht is oprecht betrokken bij kinderen. Een leerkracht weet vaak niet hoe belangrijk het is om een rouwsituatie te herkennen. Even dat schouderklopje, even die aandacht bij Moederdag van “ik weet van jouw verdriet”. Ieder kind moet gezien en gehoord worden bij rouwsituaties op scholen. Indien kinderen herkend worden in hun verdriet kunnen ze het hele jaar door spelen en zijn ze goed te pas. Leraren moeten daarin opgeleid worden. Op moment dat weer iets gebeurt bijvoorbeeld een situatie met zelfdoding en kinderen hebben dat van dichtbij

meegemaakt dan is dat zo heftig. En dat gebeurt elk jaar wel een keer, niemand relateert dat dan aan dat gebeuren. Ik heb ervaring met onze eigen dochter van 11 jaar toen de oppas

meegemaakt dan is dat zo heftig. En dat gebeurt elk jaar wel een keer, niemand relateert dat dan aan dat gebeuren. Ik heb ervaring met onze eigen dochter van 11 jaar toen de oppas

In document Voorst onder de Loep (pagina 111-120)