• No results found

i. Overheidszorg voor de Nijverheid

2. Tusschen- en kleinhandel,

Yoorzoover de tusschenhandel zicli bezig hield met de distributie van ver-schillende importartikelen, konden in het algemeen minder gunstige resultaten worden geboekt. De omzetten liepen dikwijls belangrijk terug, vooral voor die artikelen, die niet tot de allereerste levensbehoeften kunnen worden gerekend.

I n het bijzonder vonden de degelijke doch duurdere artikelen moeilijk afzet, daar liet koopend publiek meer op prijs dan op kwaliteit lette. De oorzaak van de geringere omzetten moet voornamelijk worden gezocht in de vermindering van geldelijke inkomsten, waardoor alle groepen van de Indische samenleving ge-troffen werden. Dat voor vele artikelen de omzetten nog eenigszins op peil konden worden gehouden, moet voornamelijk worden toegeschreven aan de prijsdaling, waaraan bedoelde goederen gedurende het afgeloopen jaar bij voortduring onder-hevig waren. De financieele resultaten vertoonden dan ook voor vrijwel alle branches een minder gunstig verloop. De scherpe concurrentie en het streven, orn de hoeveelheden der om te zetten artikelen op peil te houden en zoo mogelijk op te voeren, noodzaakte den tusschenhandel tot scherp concurreerende prijzen te leveren, waardoor de winstmarges tot een m i n i m u m verminderden. H e t leveren van goederen op crediet bracht uiteraard veel grootere risico's met zich mede dan in normale tijden. E e n voorzichtige inkooppolitiek was clan ook geboden, welke zich uitte in het aanhouden v a n ' d e kleinst mogelijke voorraden, ten einde bij verdere prijsdaling geen verlies t e lijden op duur ingekochte goederen, en om m e t de concurrentie, w a t de prijsnoteering betreft, te k u n n e n medegaan. Tevens moest rekening worden gehouden 'met de toenemende neiging van het publiek om steeds goedkoopere artikelen te koopen.

Voorzoover de tusschenhandelaren zich bezig hielden m e t den opkoop van voor den uitvoer bestemde producten, ondervonden zij eveneens de gevolgen van de slechte tijdsomstandigheden en van den teruggang van het prijsniveau der meeste exportproducten. Konden voor sommige producten de omzetten op peil gehouden worden, voor een enkel artikel zelfs worden vermeerderd, de lage prijzen, die de exporteurs in staat waren te betalen, deden de geldelijke opbrengsten dikwijls ver achter blijven bij die welke in 1930 worden behaald, terwijl voor enkele andere producten ook nog de vraag afnam. De I n h e e m s c h e bevolking, die deze producten leverde, en de I n h e e m s c h e opkoopers, die in vele gevallen het intermediair vorm-den tusschen de bevolking en vorm-den tusschenhandel, ondervonvorm-den uiteraard de na-deelige gevolgen van een en ander. De lage prijzen hadden dikwijls tot gevolg, dat de 'bevolking hare producten in belangrijke hoeveelheden t e n verkoop aan-bood, ten einde door grootere omzetten meer inkomsten te verkrijgen. Dit ver-schijnsel deed zich inzonderheid in die streken voor, waar de opbrengst van slechts enkele exportproducten vrijwel de eenige bron van geldinkomsten vormde, zooals in vele streken van de Buitengewesten. De opkoopprijzen van die produc-ten waren dan ook aan scherpe en voortdurende verlaging onderhevig. Behalve

HANDEL 155 dat de verdiensten uit hoofdbedrij ven terugliepen, gingen ook die, welk uit neven-bedrijven werden verkregen, achteruit, terwijl gelegenheid tot het vermeerderen van geldinkomsten door het verrichten van arbeid in loondienst eveneens weinig meer werd geboden. Ook de tusschenhandel in inheemsche nijverhcidsartikelen en landbouwproducten voor verbruik in Indië onderging een sterken achteruit-gang, hetgeen eveneens het geval was m e t den veehandel.

De malaise deed haren invloed gelden op den algemeenen toestand van den kleinhandel. De prijzen van vrijwel alle pasar-artikelen, zoowel levensmiddelen als inheemsche nijverheidsprodueten en importartikelen, daalden gedurende 193 L voortdurend. Hiertoe werkte o. a. mede het gebrek aan geld, waardoor velen ge-dwongen werden h u n n e producten tegen lage prijzen te verkoopen, ten einde contant geld in h a n d e n te krijgen voor den aankoop van noodzakelijke levens-behoeften en gebruiksartikelen, in welker productie m e n niet zelf kon voorzien.

I n verschillende streken werd eene vermindering van den omzet geconstateerd, m andere bleek de kleinhandel vrijwel constant gebleven of in meerdere of mindere niai e toegenomen; de opbrengsten waren echter over het algemeen verminderd.

Ook in het pasarbezoek viel op vele plaatsen achteruitgang waar t e nemen, waardoor de marktbedrijven h u n n e inkomsten zagen slinken.

Als oorzaak voor het afnemen van het aantal marktverkoopers werd in ver-schillende gevallen opgegeven de neiging van deze lieden om h u n n e artikelen en producten buiten de pasars om te verhandelen; m e n was dan niet onderworpen aan betaling van pasarretributie. I n grootere plaatsen kon echter eene toeneming van het pasarbezoek geconstateerd worden. De oorzaak hiervan moet worden ge-zocht in de omstandigheid, dat de grootere pasars meer kans bieden om de waren van de hand te doen dan de kleine m e t haar veel geringer aantal bezoekers. E e n andere oorzaak was de toegenomen werkloosheid, waardoor velen m e t het drijven van kleinhandel op de pasars in h u n onderhoud t r a c h t t e n te voorzien.

E e n e opmerkelijke toeneming kon op verschillende plaatsen worden waar-genomen ten aanzien van den waroenghanclel en den handel uitgeoefend door marskramers, zoowel door I n h e e m s c h e n als door Vreemde Oosterlingen. I n vele gevallen moet ook dit verschijnsel worden toegeschreven aan de algemeene malaise en aan de werkloosheid, waardoor velen er toe worden genoopt om m e t het ver-koopen in waroengs of m e t het rondventen van allerlei eetwaren en andere arti-kelen van geringe waarde nog iets te verdienen of bij te verdienen. I n het alge-meen bleef de waroenghanclel als nevenbedrijf uitgeoefend.

Ook het winkelbedrijf had in vele streken van den druk der tijdsomstandig-heden te lijden. Vele toko-houders zagen zich genoodzaakt h u n n e bedienden met allerlei artikelen t e laten rondventen om nog iets te kunnen verhandelen. De gemakkelijke voorwaarden, waaronder leveranciers goederen leverden aan klein-handelaren, stimuleerde eveneens den marskramerhandel. Daar, waar de geld-schaarschte onder de bevolking zich sterk deed gevoelen, liepen de omzetten editor achteruit, zoodat het niet langer de moeite loonde zich m e t den handel m krarne-rijen bezig te houden.

Ten slotte dient nog te worden vermeld, dat in eenige streken, zoowel op J a v a als in de Buitengewesten, door de sehaarschte aan geldmiddelen veel meer dan Lot dusver tot den ruilhandel werd overgegaan, waarbij zelfgeteelde producten of zelfvervaardigde artikelen in waroengs en op pasars werden geruild tegen die, welke m e n dringend noodig had en waarvoor de contanten voor aankoop ontbraken.

3. Venduweaen.

Dij de Landsvendukantoren (vendukantoren dor 1ste klasse, waaronder be-grepen die, welke beheerd worden door algemeene ontvangers van 's Lands-kassen) is in 1931 omgezet f 7 705 510 (in 1930 f 9 1 7 0 045). Aan recht werd geheven f 569 879, na aftrek van de kosten dier kantoren, een winst latend van f 320 097 (over 1930 bracht dit recht onzuiver f 676 367 en zuiver f 391 171 o p ) .

Voor wat betreft de vendukantoren der 2de klasse (die, welker beheer eene bijbetrekking u i t m a a k t ) , beliep de omzet in 1931 bij de door notarissen beheerde kantoren f 9 551000 en bij die onder beheer van gewestelijke secretarissen,

com-156 DE ECONOMISCHE TOESTAND.

miezen op assistent-residentiekantoren of bestuursambtenaren f 2 1 0 1 9 7 1 , te-zamen f 1 1 6 5 2 971, welke sommen in 1930 bedroegen f 1 5 258 785, f 3 364 000 en f 18 622 785.

Als aandeel van den L a n d e in de inkomsten der vendukantoren der 2de klasse werd in 1931 geïnd van de door notarissen beheerde kantoren f 311 742 en van do overige kantoren f 5 6 205, t e z a m e n derhalve f 3 7 6 947 (in 1930 f 3 7 8 057 en i 101 600, of t e z a m e n f 479 657).

De zuivere opbrengst voor den L a n d e van alle vendukantoren t e z a m e n beliep, mede na aftrek van de kosten van de m e t de contrôle belaste afdeeling van het D e p a r t e m e n t van Financiën t e n bedrage van f 68195, in 1931 f 628 849 (in 1930 f 8 0 5 891).

Als resultaat van de op 1 J a n u a r i 1931 ingevoerde berichtgeving, waarvan in het vorig Verslag werd melding gemaakt, kan t h a n s voor het eerst voor 1931 het onderstaand overzicht worden gegeven van den omzet der gehouden verkoopingen, gesplitst naar den aard der verkochte zaken zoomede naar de doeleinden van de verkoopingen.

Roerende goederen.

Vertrek f 8 042 913 Verhuizing 542 603 Opheffing 490 097 Sterfboedel 193 634 Gommissiegoederen 966 732 Executie 296 035 Tokogoederen 67 762 Op verzoek van de W e e s k a m e r 853 580 Door particuliere pandhuizen verkochte panden 235 072 Door gouvernements pandhuizen verkochte goederen .. 2 426 943 Vee , 373 937 Gouvernements hout 2 381 686 Andere verkoopingen vanwege het Gouvernement 120 110

f 16 991 104 Onroerende goederen.

Vrijwillig f 1 5 7 8 719 Op verzoek van de Weeskamers 196 422 Executie 532 274

2 307 415 Totaal f 19 298 519

5. Middenstandswezen.

De middenstand zag in het algemeen zijne geldelijke inkomsten achteruitgaan tengevolge van de daling van het welvaartspeil.

De Europeesche en Chineesche winkelzaken, die hare clientèle vinden in ge-goede kringen, hadden geringere omzetten, vooral van dure en luxe artikelen.

Van de J a p a n s e h e winkels, de Britsch-Indische (Bombay-winkels) en de enkele I n h e e m s c h e zaken van middelmatigen omvang moet hetzelfde worden verklaard.

De kleine middenstandszaken, in hoofdzaak in Chineesche en in vele plaatsen ook in I n h e e m s c h e handen, weihe zoo goed als geheel zijn ingesteld op den ver-koop van artikelen voor gebruik door de groote massa der bevolking, ondervonden evenzeer de gevolgen van de verminderde koopkracht en de heersehende geld-schaarschte.

HANDEL 157 De Europeesche middenstandsvereenigingen schonken veel aandacht aan de organisatie en verbetering van het incassobedrijf en aan eene betere outilleering van informatiediensten. H e t aantal vereenigingen. dat zich aansloot bij de Fede-ratie van Middenstandsvereenigingen in Nederlandsch-Indië, n a m toe. Pogingen werden in het werk gesteld om te komen tot de oprichting van een middenstands-bank, waartoe door de Federatie van Middenstandsvereenigingen in Nederlandsch-Indië eene commissie werd ingesteld, welke bereids een enquête instelde.