• No results found

i. Goud en zilver

2. Verschillende nijverheidsbedrijven

Vlechtnijverheid. De uitvoer van het belangrijkste product van de inheemsche vlechtnijverheid (hoeden van bamboe en p a n d a n ) vertoonde in 1931 het volgend beeld:

1000 stuks Bamboehoeden

l s t e halfjaar 1931 1 2 6 2 2de ,, 1931 1 3 0 1

Totaal 1931 2 563 Totaal 1930 2 936 Pandanhoeden

l s t e halfjaar 1931 4 784

2de ,, 1931 , 1 2 9 1 3 waarde in

f 1000 157 119 276 465

1 2 4 4 1 899 Totaal 1931

Totaal 1930

17 697 19 609

3 143 3 338

NIJVERHEID 137

e

De gemiddelde prijs van bamboehoeden daalde van f 15,85 tot f 10,80 per 100 s t u k ; die van pandanhoeden steeg van f 17 tot f 17,75. De hoogere gemid-delde prijs van pandanhoeden is veroorzaakt door levendiger vraag naar bepaalde soorten van luxehoeden, welke per eenheid belangrijk hooger geprijsd zijn, door-dat de vervaardiging meer arbeid vereisoht. Voor de grovere pandanhoeden, welke hoofdzakelijk onder landarbeiders aftrek vinden, was een bevredigende prijs be-zwaarlijk t e bedingen.

Nog meer dan in 1930 verplaatste zich in het verslagjaar de vleehtnijverheid van de oude centra Tangerang en Tasikmalaja n a a r Miclden-Java. De fijnere pandanhoeden, die vroeger vrijwel uitsluitend van Tasikmalaja afkomstig waren, worden t h a n s in toenemende m a t e in Gombong en omgeving gevlochten, terwijl ook in het regentschap Wonosobo met het vlechten van p a n d a n een aanvang is gemaakt. Die"verplaatsing vindt gedeeltelijk haar oorzaak in de lagere loonen, waarmede in Midden-Java genoegen wordt genomen, doch tevens m de omstandig-heid, dat in de laatste jaren door minder serieuze opkoopers in Tasikmalaja weinig op de kwaliteit der hoeden acht is geslagen, zoodat de opkoop aldaar voor de exporteurs, die er prijs op stellen naai' het buitenland goed afgewerkte producten te leveren, bezwaren opleverde, tengevolge waarvan h u n n e aandacht meer en meer gevestigd werd op de vlechtstreken in Midden-Java, waar meer zorg aan de bewerking der hoeden wordt besteed.

Weef nijverheid. De quantitatieve vooruitgang der handwevorij is in 1931, meer dan in voorafgegane jaren, tot uiting gekomen; cene niet onbelangrijke stijging van den invoer van garens in J a v a en Madoera ging hiermede gepaard.

H e t invoercijfer voor 1931 van katoenen weefgarens bedroeg ril. 1587 000 kg bruto tegen 1196 000 kg in 1930, terwijl de import van zijden en kunstzijden garens steeg van 43 000 tot 46 000 kg. Voor de Buitengewesten is daarentegen de invoer teruggeloopen, van 1272 000 kg bruto (katoenen en zijden garens t e z a m e n ) tot 1103 000 kg bruto.

Terwijl in de voorafgegane jaren de waar te n e m e n uitbreiding van de hand-weverij hoofdzakelijk was toe te schrijven aan de voorlichting, die gegeven werd door de Textielinrichting te Bandoeng, heeft zich in het afgeloopen jaar, ook zonder bemoeienis van de Eegeering, onder de bevolking eene sterke neiging tot het zelf vervaardigen van de door haar benoodigde weefsels geopenbaard. De propaganda, welke door een aantal Inheemsche vereenigingen m navolging van de Swadeshi-beweging in Britsch-Indië wordt gemaakt, is ongetwijfeld m e t zonder invloed op de ontwikkeling van de weefnijverheid der bevolking gebleven.

Terwijl door de Texticlinrichtiiig steeds is gestreefd naar eene dusdanige ver-betering der getouwen, dat de vergroote capaciteit van die gemoderniseerde toe-stellen het verdienen van een behoorlijk loon mogelijk m a a k t , zijn in 1931 weder honderden zoo niet duizenden primitieve weeftoestellen van het inheemsen type, waarmede per dag slechts cene geringe en weinig loonende productie kan worden verkregen, in gebruik genomen, terwijl de verspinning van de in toenemende m a t e aangeplante katoen t e n deele de garens verschafte, welke bij dit primitieve weven worden gebruikt.

Hoewel de voordeelen, -verbonden aan h e t gebruik van moderne toestellen, algemeen worden erkend, was de aanschaffingsprijs in vele gevallen te hoog voor de beurs van den wever of de weefster, die de vervaardiging van kleeding als huisvlijt wilde beoefenen. De geringe gelegenheid tot het nuttig besteden van de vrije uren, die in het I n h e e m s e n gezin, vooral onder de huidige omstandigheden, sterk tot uiting k w a m , benevens de geldschaarschte, die een beletsel vormde voor het koopen van geïmporteerde textiele goederen, brachten de bevolking er toe, de geringe verdienste, die m e t het weven in huisvlijt op het ouderwetsche getouw kan worden gemaakt, als welkomen toeslag op het gezinsinkomen te aanvaarden.

Vooral in Midden-Java heeft die huisnijverheid zich in het laatste jaar ontwikkeld, o-epaard gaande m e t een uitgebreiden handel, waarbij de opkoopers als tusschen-schakel tusschen de nijveren en de Inheemscho groothandelaren eene belangrijke rol vervulden.

138 DE ECONOMISCHE TOESTAND.

Door den lioogerou aanschaffingsprijs leende het gemoderniseerd handgetouw zich tot nu toe hoofdzakelijk voor toepassing in bedrijfsvorm; de inrichting van eon dergelijke weverij vereischt een voor Inheemschen niet onbelangrijk kapitaal.

N a a s t de weefnijverheid in primitieven vorm heeft ook de textielnijverheid, uitgeoefend m e t moderne getouwen, in het afgeloopen jaar belangrijke vorderingen gemaakt. Meer en m e e r werden de toestellen volgens het model der Textiel-inrichting door de weverijen plaatselijk nagemaakt, waardoor de transportkosten, die bij levering uit Bandoeng den aanschaffingsprijs niet onbelangrijk verhoogen, kwamen t e vervallen. D a a r deze vervaardiging buiten bemoeienis van de Textiel-inrichting plaats vindt, is eene juiste opgave van het aantal op J a v a in bedrijf zijnde moderne handgetouwen niet mogelijk; n a a r schatting bedraagt dit aantal evenwel 1200; in het afgeloopen jaar werd door de inrichting te Bandoeng een aantal van 268 stuks geleverd.

Door verscheidene inheemsehe vereenigingen werden weefscholen van beschei-den omvang opgericht. De leiding van die inrichtingen is meestal in hanbeschei-den van personen, die in de Textielinrichting te Bandoeng onderwijs hebben genoten en die daardoor vertrouwd zijn m e t de behandeling van de moderne handgetouwen en m e t de techniek van het verven van garens. Door deze gewezen leerlingen der Textielinrichting wordt ten behoeve van de onder h u n toezicht staande weef-schooltjes veelvuldig gebruik gemaakt van de gelegenheid tot het verkrijgen van nadere voorlichting door de inrichting to Bandoeng.

De op het modern getouw beoefende handweverij verkeert ten aanzien van de vervaardiging van die manufacturen, welke aan mode onderhevig zijn, in eene eenigermate gunstige positie; een winstgevende productie van eenvormige massa-artikelen is evenwel uit den aard der zaak meer aangewezen op eene, naar Westersch voorbeeld ingerichte grootindustrie.

Lederindustrie. Do vermindering van het gebruik van lederen schoeisel, welke reeds in het jaar 1930 duidelijk merkbaar was, is in 1931 nog meer tot uiting gekomen, tengevolge waarvan de productie der I n h e e m s e h e leerlooierijen aan-zienlijk terugliep.

Hoewel bij de inheemsehe looierijen werd gestreefd naar vervaardiging van betere kwaliteiten, aan welk streven de voorlichting door de leerlooierij van de Afdeeling Nijverheid ten grondslag ligt, leverde de afzet van de goede ledersoorten, tengevolge van de overheerschende vraag n a a r goedkoope doch inferieure kwali-teiten, bezwaren op.

Metaalnijverheid. Gelijk te voorzien was, liep het aantal orders aan de Neder-landsch-Indische metaalnijverheid, zoowel t e n behoeve van particulieren als voor het Gouvernement, in 1931 opnieuw belangrijk terug. Mede tengevolge van de lage prijzen (vaak ver beneden den werkelijken kostprijs), welke als een gevolg van onderlinge concurrentie en lage biedingen uit E u r o p a konden worden be-dongen, was eene winstgevende exploitatie niet mogelijk, zoodat de meeste fabrieken er zich toe bepaalden het bedrijf gaande te houden.

Olie-industri e. W a n n e e r de uitvoer van coprakoeken en van kapokpitten-koeken (waarvan slechts een klein gedeelte in bet land zelf wordt verbruikt) als maatstaf wordt aangenomen voor de productie van de Nederlandsch-Indische olie-industrie, leidt eene vergelijking van de uitvoercijfers gedurende 1930 en 1931 tot de conclusie, dat in de productie weinig verandering k w a m .

1930 1 9 3 1 . kg n e t t o kg netto

Coprakoeken 52 180 269 47 412 492 Kapokpittenkoeken 9 319 639 22 488 783

NIJVERHEID 139 en-1'n normale tijden werd een belangrijk gedeelte van de verkregen kapokpitt koeken verbruikt als meststof voor bergcultures, doch aangenomen kan worden dat het binnenlandseh verbruik als zoodanig in 1931, als gevolg van de nood-zakelijke bezuiniging op de cultuur-ondernemingen, belangrijk minder was, zoo-dat een grooter gedeelte van het product voor uitvoer in aanmerking kwam.

Ten aanzien van de fabriekmatige productie van klapperolie valt op t e merken dat de in 1930 en 1931 uitgevoerde hoeveelheden coprakoeken overeenkomen m e t eene olie-productie van ± 104 000 ton in 1930 en 95 000 ton in 1931 _

Aangezien een gedeelte der coprakoeken voor binnenlandseh verbruik is be-stemd "dienen deze productiecijfers als minima te worden beschouwd. Worden bedoelde cijfers verminderd m e t de uitgevoerde hoeveelheden klapperolie (ruim 16 000 ton 'in 1930 en 4000 ton in 1931), dan leert eene berekening dat van de fabrieksproductle in beide jaren minstens resp. 85 % en 95 % in het binnenland is geconsumeerd.

De klapperoogst was, in tegenstelling m e t 1930, vrijwel normaal, doch de prijzen, welke voor klappers en "copra konden worden bedongen, waren zoo laag, dat d e ' p r i m i t i e v e bereiding van olie in de desa, waarvan de rentabiliteit vrijwel uitsluitend door de waarde der grondstof wordt beheerscht, weder belangrijk is toegenomen.

Spiritusfabrikatie. De spiritusindustrie op J a v a is voor haren afzet in hoofd-zaak op het buitenland aangewezen; de binnenlandsche consumptie is van weinig beteekenis. Quantitatief is het binnenlandseh verbruik van alcohol betrekkelijk gering- het komt practisch overeen m e t het verbruik van gedenatureerde brand-spiritus waarvan het q u a n t u m is af te leiden uit de hoeveelheid denaturatie-middel, welke door den Dienst der In- en Uitvoerrechten en Accijnzen is ver-strekt. H e t volgend overzicht geeft een beeld van den uitvoer en van het binnen-landseh gebruik.

1929 1930 1931 Totale uitvoer in 1 iters 21 792 635 23 723 396 16 884 941

waarvan n a a r :

China, incl. Hongkong 2 1 , 3 % 3 7 , 2 % 6 5 , 2 % Mandsjoerije 8 , 4 % 5 , 3 %

Britsch-Indië 2 2 , 6 % 2 1 , 4 % 2 6 , 8 % Overig Azië 7 , 4 % 6 , 0 % 7 , 4 % E u r o p a 4 0 , 3 % 3 0 , 1 % 0 , 6 % Binnenlandseh verbruik van

gedenatu-reerde spiritus in liters 2 590 000 2 330 000 Uit bovenstaande gegevens volgt dat Europa en Mandsjoerije als afzetgebied van spiritus in 1931 van gering belang zijn geweest. De prijzen, welke voor dit m hoofdzaak voor China en Britsch-Indië bestemde uitvoerproduct werden gemaakt, waren tengevolge van de lage valuta in de genoemde landen weinig bevredigend.

Cementfabricatie. Aan de voortgezette daling der cementprijzen heeft de cementfabriek te Indaroeng (bij P a d a n g ) , dank zij krachtig doorgevoerde bezumi-oineen en het bezit van eene moderne fabrieksinstallatie, m 1931 weerstand

k u n n e n bieden. , Tegen het einde van het jaar, toen door J a p a n de gouden standaard werd

ver-laten en tengevolge daarvan het aanbod van cement uit dat land afkomstig op-nieuw zeer belangrijk in prijs daalde, is de Indische cementfabriek aan de on-gunstige gevolgen daarvan niet ontkomen.

140 DE ECONOMISCHE TOESTAND.

Sigaretten- en strootjes fabricage. Terwijl in 1930 de invloed van de ongunstige tijdsomstandigheden op de sigarettenfabrikatie nog niet tot uiting is gekomen, doch daarentegen de invoeren van belangrijke grondstoffen voor deze industrie ten opzichte van 1929 eene stijging vertoonden, zijn de omstandigheden in 1931 van zeer grooten invloed geweest op de consumptie van in Indië vervaardigd rook-materiaal, hetgeen duidelijk blijkt uit de volgende statistische gegevens.

Invoer van sigarettenpapier

(bestemd voor machinale vervaardiging' van sigaretten).

Brutogewicht W a a r d e (in kg) (in gld) 1930 626 347 776 488 1931 376 779 401 424

Invoer van kruidnagelen.

Brutogewicht W a a r d e (in kg) (in gld) 1930 3 038 292 3 397 574 1931 5 173 284 3 549 856

Indien de invoer van sigarettenpapier als maatstaf wordt aangenomen voor de consumptie van machinaal vervaardigde sigaretten en de aanvoer van kruidnagelen voor het gebruik van krètèkstrootjes, valt uit die cijfers te concludeeren, dat in 1931 het verbruik van het goedkoope krètèkstrootje aanzienlijk is gestegen ten koste van den omzet in de duurdere papieren sigaret.

Ten aanzien van de machinale vervaardiging van sigaretten kan uit de statis-tieken worden afgeleid, dat deze industrie in capaciteit zeer aanzienlijk is achter-uitgegaan. E c h t e r is de toegenomen invoer van kruidnagelen wel eene aanwijzing voor eene vermeerderde consumptie van liet strootje, doch niet voor eene uit-breiding' van de strootjesindustrie. I n de behoefte aan dit rookmateriaal voorziet de bevolking, in verband m e t den economischen toestand, meer dan tevoren door het zelf aanmaken van de individueel benoodigde strootjes, welke vroeger tegen hoogeren prijs als industrie-product werden gekocht. De machinale productie in de bedrijven, waarin krètèkstrootjes worden vervaardigd, liep dan ook in 1931 belangrijk terug.

Nog steeds worden in de strootjesindustrie de buitenlandsche nagelen gepre-fereerd boven den kruidnagel van eigen bodem. Als een der eerste pogingen om J a v a van de voorziening van dit artikel onafhankelijk t e m a k e n van het buiten-land moet worden beschouwd een onderzoek, hetwelk ten doel heeft na te gaan of door eene bijzondere wijze van droging eigenschappen der nagelen zoodanig zouden kunnen worden gewijzigd, dat deze voor toepassing in genoemde industrie in aanmerking komen.

Grafische bedrijven. De onbevredigende economische toestand heeft haren invloed op de grafische bedrijven eveneens niet gemist; deze uitte zieli in eene onderling verscherpte concurrentie, welke den minder goed uitgerusten producent meestal geen winst meer opleverde.

De massale fabrikatie van etiketten voor producten bestemd voor de [nhéem-sebe m a r k t (o. in. sigaretten en strootjes), welke voor de grafische industrie van groot belang is, heeft aanzienlijk in omvang ingeboet tengevolge van geïmpor-teerde J a p a n s c h e producten, v/elke in verband m e t den yen-koers tegen uiterst lagen prijs werden aangeboden.

Voor de Landsdrukkerij kenmerkte zich het jaar 1931 door sterken achteruit-gang van het aantal Werkorders. In 1930 bedroeg het aantal 9715 en in 1931 8126, d. i. eene vermindering m e t 1589 of + 16 % . De q u a n t a drukwerk werden over het algemeen belangrijk gereduceerd. L a n g s dezen weg werden wel de onmid-dellijke uitgaven verminderd, doch de eenheidsprijs moest relatief stijgen.

NIJVERHEID 141 I n 1930 was het verbruik van plano-vellen-papier, uitgedrukt m riemen (van 500 v e l ) - 56 775 riem, in 1931 42 472 riem. verschil 14 303 riem of ± 25 % . H e t verbruik van sans-fin-papier was in 1930: 23 020 475 meters, in 1931: 10 255 134 meters, verschil 12 765 341 meters of ± 5 5 % . H e t verbruik in 1930 was echter abnormaal hoog door levering van gedrukten ten behoeve van de volkstelling.

Normalisatie van papierformaten en rationalisatie van modellen werden ge-leidelijk verder doorgevoerd. I n 1930 werd aan genormaliseerd papier verbruikt

11 631 riem en in 1931 21 490 riem, d. i. eene toeneming van 9859 riem of ± 8 5 % . Belangrijke orders, zooals in vorige jaren, had de Landsdrukkerij in 1931 m e t ; wel n a m het aantal bestellingen op korten leveringstermijn voortdurend toe. i n de tweede helft van het jaar gaf de gewijzigde uitvoering der belastmggedrukten gedurende eenigen tijd veel werk; zoo ook het drukken der verschillende jaar-bestellingen

J De ontvangsten van het bedrijf bedroegen over 1931 f 1478 727, de uitgaven (exel. afname in behandeling zijnd drukwerk, rente en afschrijving) f 1170 907 De aan het L a n d uit te keeren rente over het in het bedrijf gestoken kapitaal beloopt f 1 2 3 453, de afschrijving f 1 0 5 850. De boekwaarde bedroeg emde 1931

f 2 069 088. n , j / • t o

De regeling van het bedrijf der Landsdrukkerij is nader aangevuld (zie 1. b . 1931 n°. 476).

Avtow.nbielfabrihutie. H e t bedrijf der N . V . General Motors te Tandjocngpriok werd in 1931 getroffen door achteruitgang in de productie van personen- en vrachtautomobielen. Deze daling van. den omzet was nagenoeg van dezelfde be-teekenis als die van het totaal aantal ingevoerde automobielen, zoodat het bedrijf in beiderlei opzicht den invloed der sterk verminderde koopkracht ondervond. De vermindering van den afzet bedroeg in 1931 40 % van den omzet; m vergelijking m e t het gemiddelde der jaren 1928/1929 verminderde de productie der Indische fabriek m e t 70 % .

Zccffabnltatia. Yolgens de invoerstatistieken steeg de invoer van caustische soda een zeer belangrijke grondstof voor de zeepfabrikatie, van 5067 ton m 1930 tot 6193 ton in 1931. De oorzaak van de toeneming van het gebruik van genoemde grondstof moet worden gezocht in vermeerderde productie op J a v a van op pri-mitieve wijze vervaardigde, goedkoope doch bruikbare zeepsoorten; de afzet van de betere, in modern uitgeruste fabrieken vervaardigde, qualiteiten had daaren-tegen m e t moeilijkheden te k a m p e n .

Aangezien de bereiding van goedkoope zeepsoorten geen hooge eischen aan technische bekwaamheid stelt en slechts weinig kapitaal vereischt, werd de ver-vaardiging door talrijke kleine I n h e e m s c h e en Chineesche nijveren ter hand ge-nomen. De zeer lage prijs der benoodigde klappcrolie was voor de kleine onder-nemers van groot voordeel.

Behalve door de vermeerderde vraag naar eenvoudige zeepsoorten, welke dooi' een groot aantal kleine bedrijven tegen zeer lagen prijs aan de m a r k t werden gebracht, ondervonden de modern ingerichte zeepfabrieken bij den verkoop van de betere' soorten luxezeep nadeel van de concurrentie uit landen met lage valuta.

Triplexkistenfabrihatie. Met betrekking tot deze industrie valt te vermelden, dat de reeds jaren voortdurende felle concurrentie van het buitenlandsch fabrikaat in 1931 zich bijzonder heeft doen gelden, vooral toen in December 1931 de waarde-daling van de J a p a n s c h e ven opnieuw eene belangrijke verlaging van den markt-prijs °ten gevolge had. Voor de Indische fabrieken werd dientengevolge verkoop m e t redelijke winst wel zeer bezwaarlijk.

Vcrbandstoffenfabrilicitic. De t e Soerabaja gevestigde Verbandstoffenfabriek heeft haar productie in het jaar 1931 belangrijk moeten inkrimpen tengevolge van verminderde leverantie aan den Militair Geneeskundigen Dienst, alsmede door de omstandigheid, dat door verschillende importeurs die in vroegere jaren de handel in verbandartikelen van t e geringe beteekenis achtten, t h a n s tegen sterk conenr-reerende prijzen Verbandstoffen verhandelden.

142 DB ECONOMISCHE TOESTAND.

Batiknijverheid. E v e n m i n als andere takken van nijverheid, heeft de batik-industrie aan de gevolgen van den druk der tijden k u n n e n ontkomen. De voor deze industrie gunstigste perioden — die aan het einde der v a s t e n m a a n d , den lebaran hadji, enz., voorafgaan — hadden in 1931 geen merkbaren invloed op den omzet der b a t i k s ; evenmin de oogsttijden der verschillende landbouw-gewassen; alle gebeurtenissen, welke anders eene sterke opleving van de batik-m a r k t ten gevolge hebben. De verbatik-minderde koopkracht van de groote batik-massa der bevolking kwam tot uiting in een grootere vraag n a a r goedkoopere soorten van batiks.

E e n en ander had tot gevolg, dat do prijzen, die de batikhandelaren m a a k t e n , zeer slecht waren, zoodat het jaar voor velen h u n n e r m e t niet onbelangrijke ver-liezen eindigde. Ook de niet geringe voorraden, welke nog van 1930 resteerden, oefenden een ungünstigen invloed uit op den prijs der batiks. Zoo daalde te Batavia de prijs van inferieure sarongs (kain pendek) tot het ongekend laag niveau van f 6 tot f 8 per kodi van 20 stuks.

Voor velen was het wegens de sterk verminderde vraag en de zeer lage prijzen der batiks niet moer loonend om zich op de vervaardiging daarvan toe te leggen, zoodat verschillende werkplaatsen het geheele jaar gesloten bleven. Globaal kan aangenomen worden, dat de omvang der batiknijverheid terugliep tot 40 % van den omvang in 1929.

H e t eenige b a t i k c e n t r u m , dat van de vraag naar goedkoopo batiks profiteerde, was Ponorogo, hetgeen echter geschiedde ten koste van de centra t e Toeloenga-goeng en in de Vorstenlanden. Te Ponorogo zijn nl. geen eigenlijke bedrijven ge-vestigd, het batikwerk wordt er in de desa's in loonarbeid uitgegeven, hetgeen een goedkooper werkwijze schijnt te zijn dan de elders gevolgde.

Pekalongan, Batavia, de omgeving van Soerabaja en Ambarawa, welke centra in normale tijden voor een belangrijk deel op den afzet naar de Buitengewesten zijn aangewezen, ondervonden in ernstige m a t e de gevolgen van de buitengewone prijsdaling, in het bijzonder van de bevolkingsrubber en in het algemeen van die van alle boschproducten.

Do situatie was derhalve voor de batik-industrie in 1931 zeer ongunstig, even-als de vooruitzichten voor 1932.

Verffabrikatie. Hoewel in 1931 het verbruik van verf door Gouvernements-instellingen en de groote cultures belangrijk is verminderd, is de totale productie in kg der Nederlandsch-Indische Verffabrieken niet aanzienlijk gedaald. H e t ver-bruik van strijkklare fabrieksverf door inhoemschen schijnt meer en meer ingang te vinden en de individueele a a n m a a k uit droge verf en olie t e vervangen.

De scherpe concurrentie, niet alleen door ingevoerde producten, doch ook tus-schen de binnenlandsche fabrieken onderling, was voor het belangrijke bedrijf der P . A. E e g n a u l t s Verffabrieken te Soerabaja geen beletsel om den bouw van haar tweede fabriek t e Batavia voort te zetten.

Gasfabrikatïe. Hoewel de sterk gedaalde conjunctuur oorzaak is geweest van eene verminderde levering van de bijproducten, cokes en toer, tegen lagere prijzen aan industrieele ondernemingen, heeft de gasfabricage, mede profiteerende van de lage prijzen der als grondstof gebezigde kolen, zeer bevredigende resultaten kunnen bereiken.

De hoeveelheid afgeleverd gas was weinig minder dan in 1930. De door de economische crisis veroorzaakte daling in het inkomen der meeste gasverbruikers kwam bij de gasbedrijven t o t uiting in eene abnormale verhouding tusschen het aantal nieuw geplaatste gasmeters en de uitbreiding der gasleidingen. H e t aantal nieuwe aansluitingen was zeer gering, doch het aantal meters nieuwe aanleg was weinig minder dan in 1930. Deze feiten houden t e n n a u w s t e verband m e t de ver-huizing van vele gasverbruikers naar nieuw gebouwde kleinere perceelen of naar kleinere bestaande woningen, welke van gasleiding moesten worden voorzien.

NIJVERHEID 143