• No results found

De sociale infrastructuur, de mate waarin en de manier waarop de zeven gemeenten elkaar opzoek en en met elkaar omgaan, is in Oost-Groningen verdeeld. Als gezegd is de regio opgedeeld in drie subregio‘s, clusters, hetgeen zich wat betreft de intensiteit e n de aard van het ‗sociale verkeer‘ binnen de regio op uiteenlopende manieren uit. Zo wordt de relatie tussen P ekela en Veendam gekenmerkt door een samenwerkings verband op met name ambtelijk niveau. Beide gemeent en hebben besloten om hun eigen identiteit o p bestuurlijk vlak te behouden, maar op ambtelijk niveau te fuseren. Dit betekent dat één ambt elijke organisatie twee verschillende besturen adviseert en bijstaat. Het spreekt voor zich dat de sociale infrastructuur tussen deze twee gemeent en goed is. Men heeft immers een gezamenlijke focus tot elkaar. Een ander voorbeeld is de relatie binnen de nieuwe gemeente Oldambt. De voormalige gemeenten Scheemda, Reiderland en Winschoten hebben net als Pekela en Veemdam een focus op elkaar, enkel is deze vanuit een ander perspectief ingegeven. Het project Blauwestad vormde in dit geval de directe aanleiding om de drie gemeenten te fuseren. Het project ging in 2004 van start met de bedoeling 1.500 kavels, verdeeld over een gebied dat alle drie de gemeenten bestrijkt, te verkopen en die te laten bebouwen in een wat errijke en groene

Niet - Volledig

1 2 3 4 5

omgeving. Het project Blauwestad is bedoeld om Oost-Groningen een economische impuls te geven en moet vooral rijke westerlingen interesseren. Het project liep echter op een debacle uit en wordt dan ook als mislukt bestempeld. Peter Hall geeft in zijn werk ‗Great Planning Disasters‘ (1980) een uitgebreide analyse van tal van casestudies welke allemaal als ‗planning disaster‘ betiteld worden. Een interessant onderdeel van zijn werk bestaat uit de toepassing van enk ele onzekerheden die in ‗planning‘ vaak de aanleiding vormen voor het uiteindelijke falen van het project. Hall, heeft zich hiervoor met name late inspireren door Friend en Jessop (1969). Zij presenteren de volgende drie onzekerheden:

- Onzek erheden over en vanuit de relevante planningsomgeving.

Deze onzek erheid heeft betrekking op de prognoses en verwachtingen welke niet direct binnen het besluit vormingsproces vallen. Men spreekt in dit geval ook wel van een conventionele onzekerheid, welke zich in slechte prognoses en verwachtingen omtrent bepaalde trends uit. Het bepalen van het gedrag van mensen binnen de samenleving (forensen, consumentenstromen, etc.) staat hierbij centraal.

-

Onzek erheden over besluiten en afsprak en in de directe „decision areas‟.

Deze vorm van onzek erheid is al veel meer toegespitst op het daadwerkelijke probleem. Het gaat in dit geval om het gedrag van partijen, actoren en organisaties die zowel binnen als buiten de directe besluit vorming vallen. De afstemming van al deze actoren, welke niet allemaal even afhankelijk van elkaar zijn, dient op een gedegen manier geregeld te zijn, maar leidt vaak tot onzekerheid.

-

Onzek erheden over de waardebepalingen.

De onz ekerheid over de waardebepalingen heeft niet alleen betrekking op de raming van het totale kostenplaatje van het project, maar ook op de wijze van financiering. Hiervoor moeten inschatting worden gedaan. Deze inschatting dienen ec hter op een bepaald tijdstip t e worden gemaakt hetgeen onzekerheden met zich mee brengt. De financiering en waarden van het project kunnen immers in de loop van de tijd veranderen, hetgeen het project in een later stadium ernstig kan schaden.

Al deze drie onzekerheden zijn ook van toepassing geweest op het project de Blauwestad en hebben er uiteindelijk voor gezorgd dat het project als een ‗disaster‘ betiteld kan worden. Allereerst is de waardering van de prognoses en verwachtingen niet naar behoren uitgevoerd. Men ging er vanuit dat in het westen van Nederland, onder de welvarende en oudere bevolkingsgroepen, vraag zou zijn naar dure woningen in Oost-Groningen. Dit bleek niet zo te zijn. Tot op heden (juli 2010) zijn slechts 183 van de 1.500 kavels verkoc ht. De Provinciale Stat en van Groningen hebben in 2009 (december) de Noordelijke Rekenkamer gevraagd om onderzoek te doen naar de tegenvallende verkoop. Uit het aangeleverde rapport bleek dat er telkens uitgegaan is van de gunstigste scenario‘s en werden kritiek en waarschuwingen genegeerd (Interview: Busemann).

Ook wat betreft de onzekerheden binnen de besluit vorming is het bij de Blauwestad verkeerd gegaan. De Rekenkamer oordeelt dat de provincie Groningen de ‗hoofdschuldige‘ is aan het debacle. Toen twee marktpartijen zich in 2007 terugtrokken uit de publiek private samenwerki ng die was opgezet voor de Blauwestad, hield de provincie zich te afzijdig. De provincie zou niet hebben onderkend dat zij er alleen voor zou komen te staan als private partijen de risico‘s niet meer zouden kunnen of willen dragen. Volgens de Rekenkamer een cruciale fout.

Ook met betrekking tot de kostenraming en de mogelijke financiering zijn er bij de Blauwestad fouten gemaakt. Zo kost de ontwikkeling van Blauwestad de provincie Groningen bijna 29 miljoen euro meer dan oorspronkelijk werd verwacht. Dat komt door de tegenvallende k avelverkoop en doordat de provincie en de nieuwe gemeente Oldambt de samenwerking verbraken met Koop Holding, de laatst overgebleven projectont wikkelaar. Het grootste deel van het verlies, 13,7 miljoen euro, wordt gebruikt om onder andere de grond, een bezoekerscentrum, een modelwoning en alle vergunningen en bouwplannen van de gestopt e projectontwikkelaar over te nemen. Om die investering mogelijk te maken wordt het investeringskrediet van Blauwestad verhoogd van 105 naar 118 miljoen euro. De provincie verwacht in een nieuwe publieke samenwerking met de gemeent e Oldambt, de komende veertig jaar gemiddeld dertig kavels per jaar te verkopen, waarbij tevens aan het huidige concept van dure woningen wordt vastgehouden. Aanvankelijk verwachtte de provincie 150 kavels per jaar te kunnen verkopen.

Ingegeven vanuit een financiële en uit voerende druk zijn de drie afzonderlijke gemeent en ui teindelijk samengevoegd, hetgeen de sociale infrastructuur in het gebied duidelijk heeft versterkt. Het feit dat de sociale infrastructuur voor de gemeente Oldambt is versterkt heeft voor de regio Oost -Groningen zowel voor- als nadelen. Het voordeel van de fusie is uiteraard dat de onderlinge verhoudingen tussen de drie voormalige gemeenten versterkt is. Zo was er voorheen tussen Scheemda en Winschot en duidelijk sprake van een wederzijdse concurrentie wat betreft wonen, werken en voorzieningen. Deze concurrentie is door de herindeling (op bestuurlijk vlak ) te niet gedaan. Het nadeel van de fusie is dat de regio Oost-Groningen verder opgedeeld is geraakt in drie subregio‘s. Naast de cluster, Stadskanaal, Vlagt wedde en Bellingt wedde, zijn door de fusie van de drie gemeenten in Oldambt, ook de drie overgebleven gemeenten, Veendam, Pekela en Menterwolde dichter naar elkaar gekropen. Hetgeen als gezegd de sociale infrastructuur op subregionaal niveau positief heeft beïnvloed, maar op regionaal niveau heeft geleid tot een duidelijke driedeling.

Oordeel

Niet - Volledig

1 2 3 4 5