• No results found

De regio Oost-Groningen omvat sinds kort zeven gemeenten. Voorheen waren dit er negen, maar door de herindeling van de gemeenten Scheemda, Reiderland en Winschoten in de gemeente Oldambt (1 januari 2010) zijn er als gezegd twee gemeenten minder. Kijkend naar Oost -Groningen als samenwerkingsgebied blijkt de regio meerdere gezichten te hebben. De regio kent het samenwerkings verband Streekraad Oost-Groningen waar maar vijf gemeenten in deelnemen. Stadskanaal en Vlagt wedde besloten in 2007 om uit dit samenwerkings verband te stappen. De reden hiervoor ligt in het feit dat deze t wee gemeenten de meerwaarde van het samenwerk ings verband te nihil vonden en besloten niet langer deel te nemen. Opvallend is echter dat beide gemeenten op het gebied van wonen en volkshuis vesting wel de samenwerking met de rest van de regio aan gaat – Stuurgroep Regionaal Woonplan Oost-Groningen. Daarnaast is de afbakening van de regio met name gebaseerd op de geografische ligging van de betreffende gemeenten. Regios pecifiek gezien wordt de regio in meerdere deelgebieden opgesplitst. Zo wordt een deel van het gebied (Veendam, Oude Pekela en Stadskanaal) van oudsher gek enmerkt door de veengronden, Vlagt wedde valt volgens het provinciaal omgevingsplan Groningen in het gebied Westerwolde, een regio die wordt

gekenmerkt door een uniek landschap en ook Oldambt heeft een eigen karakteristiek dijkenlandschap. Door deze diversiteit aan deelgebieden zijn er binnen de regio meerdere organisaties, verenigingen en ook samenwerkings verbanden. Zo hebben de Veenkoloniën een focus op de provincie Drenthe en neigt de gemeente Oldambt steeds meer naar Delfzijl toe.

De discussie omtrent de ideale afbakening voor een regio als passend integratiekader voor de samenhang van uit eenlopende ruimtelijke vraagstukken van infrastructuur, woningmarkt, landschap en dergelijke, is dan ook passend voor de regio Oost -Groningen. De VROMraad (2008) stelt dat dé regio als eenduidig geografisch af te bakenen bestuurlijke entiteit niet bestaat, omdat tal van bovenlokale regionale opgaven zich buiten het eigen focusgebied afspelen. Diezelfde conclusie geldt ook voor Oost-Groningen. Ondanks de interne focus op elkaar –veelal ingegeven uit nut en noodzaak- wordt de regio min of meer uit elkaar getrokken door het netwerk waarbinnen de regio moet functioneren. Zo heeft men naast de relatie met Drenthe en de Eemsdelta ook te maken met Duitsland.

Ondanks de verschillen binnen de regio en de diverse relaties naar buiten toe, erkennen de zeven gemeenten de regio Oost-Groningen wel. Begrensd door de provinciale grens in het zuiden en de nationale grens in het oosten is men in bestuurlijk opzicht op elkaar aangewezen, hetgeen zich zoals later zal blijken, vertaalt naar een krampachtige aanpak van de krimpproblematiek.

Onderstaand is het eindoordeel van dit eerste ont werpprincipe schematisch weergegeven. Dit eindoordeel is tot stand gekomen, zoals ook in hoofdstuk vier is toegelicht, uit de sommatie van de uitkomsten uit de mini-enquêt e (Bijlage 2: uitwerking interviews) en een eigen beoordeling op basis van rapport en, statistische gegevens, eigen waarnemingen en geanalyseerde visies. Als gezegd wordt de eigen beoordeling enkel toegepast wanneer de enquête geen eenduidige uitkomst weergeeft; de enquête is leidend in de eindbeoordeling.

Oordeel

2. Gezamenlijke afstemming

Ondanks het feit dat de regio Oost-Groningen sinds enkele jaren te maken heeft met een algehele bevolkingsdaling is de bewustwording omtrent het verschijnsel nog niet in iedere gemeent en aanwezig. Dit heeft a) te maken met het feit dat de versc hillen binnen de regio groot zijn en b) omdat gezins verdunning de gevolgen van krimp lange tijd heeft opgevangen. Huishoudensdaling is een verschijnsel dat pas onlangs zijn intrede heeft gedaan en men heeft daarom pas in 2009 het eerste regionale plan met het oog op krimp aangeleverd.

De Stuurgroep Regionaal Woonplan Oost-Groningen heeft met de Provincie Groningen overeenstemming bereikt over het zogenaamde ‗nieuwbouwprogramma‘ tot 2020. Het programma kent twee periodes. Tot 2015 mogen in de regio ruim 1.827 woningen worden gebouwd. Tussen 2015

Niet - Volledig

1 2 3 4 5

en 2020 mogen nog 300 woningen worden bijgebouwd als blijkt dat de woningbouw voorspoedig verloopt. Deze woningbouwaant allen gelden alleen voor de uitbreidingsbehoefte, feitelijk de netto toevoeging aan de bestaande woningvoorraad. Hierbij is afgesproken dat woningen die vanaf 2010 gesloopt worden 1 op 1 mogen worden vervangen door nieuwe woningen. De regio heeft uiteindelijk minder woningen van de provincie toegewezen gek regen dan dat zij hadden gevraagd (1827 i n plaats van 2900). Dit heeft volgens de provincie alles te maken met de prognoses omtrent bevolkings - en huishoudensdaling. Over het uiteindelijke aant al nieuwbouwwoningen tot 2020 heeft de regio hard met de provincie onderhandeld, hetgeen heeft geresulteerd in een overeenkomst waarbij de provincie bij knelpunten de individuele gemeent en moet bijstaan in het zoeken naar oplossingen. De ontwikkeling van de nieuwbouwprojecten in de gemeenten zal jaarlijks worden gemonit ord. Na twee jaar wordt die monitoring door de regio en de provincie geëvalueerd en kunnen afspraken eventueel worden bijgesteld, hetgeen het programma een dynamisch karakter geeft.

Ondanks het feit dat het nieuwbouwprogramma vooruitstrevend is en een eerste (beperkte) verdeling van de ‗pijn‘ –lasten- weergeeft, wordt het door de provincie voornamelijk als een vertrekpunt gezien voor de verdere aanpak van de k rimpproblematiek. Het nieuwbouwprogramma dient namelijk nog vertaald te worden naar een regionaal woon - en leefbaarheidsplan, waarin een ‗echte verdeling van de pijn in opgenomen is. Hierin zal namelijk aandacht worden geschonken aan de aanpak van de particuliere woningen en de bereikbaarheid van voorzieningen. Een dergelijk plan wordt door de zeven gemeenten echter nog niet op een regionaal nivea u opgepakt. In plaats daarvan is vanuit een eigen initiatief besloten om op subregionaal niveau een woonplan op te stellen. Stadskanaal, een van de grot ere gemeenten en waar de denk omslag van groei naar krimp nauwelijks is gemaakt, is samen met Vlagtwedde en Bellingwedde bezig om een dergelijk plan handen en voeten te geven. Hetzelfde geldt voor de gemeente Oldambt en de overige drie gemeenten (Veendam, Pekela en Ment erwolde). Deze drie subregionale plannen dienen uiteindelijk in één regionaal plan sameng evoegd te worden. De reden voor deze werkwijze wordt deels veroorzaakt doordat de regio als geheel nog niet de

Gemeente Nieuwe verdeling 2010-15 Nieuwe verdeling 2015-20 Totaal 2010-20 Menterwolde 156 26 182 Veendam 443 74 517 Pekela 150 25 175 Bellingwedde 87 14 101 Scheemda 81 11 92 Winschoten 279 47 326 Reiderland 30 5 35 Stadskanaal 414 69 483 Vlagtwedde 187 31 218 Totaal 1.827 302 2.129

Tabel 6.1: Bestuurlijke afspraken provincie Groningen met de regio Oost- Groningen (POP, 2009)

denkomslag van groei naar krimp heeft gemaakt en deels doordat de individuele gemeenten niet over de eigen gemeentegrenzen heen kunnen of durven kijken.

Een beoordeling wat betreft de verdeling van de pijn in de vorm van een gezamenlijke afstemming is om bovenstaande reden moeilijk te maken. De vraag in hoeverre het nieuwbouwprogramma slechts een vertrekpunt is en nog geen daadwerkelijke verdeling van de –krimp- lasten is moeilijk te beoordelen. Uiteraard hebben de gemeenten hun woningbouwprogramma‘s moeten bijstellen en hebben zij te maken met nieuwe bijgestelde begrotingen, hetgeen grote financiële gevolgen met zicht mee kan brengen. Anderzijds is de gezamenlijke afstemming, zij het in samenspraak, vanuit de provincie Groningen op basis van prognoses opgelegd. De individuele gemeenten zullen hier slechts ten dele een hand in hebben gehad, hetgeen betekent dat de onderlinge samenwerking –afstemming- nog nauwelijks op de proef is gesteld. Wel is het zo dat de gemeenten met een grot er voorzieningenniveau en een groter aant al inwoners de meeste woningen toebedeeld hebben gekregen. Ondanks het feit dat deze afstemming als gezegd op basis van prognoses is gemaakt leidt deze binnen de regio wel tot een bepaalde verdeeldheid. E r wordt ook wel gesteld dat de gemeent en die de denkomslag van groei naar krimp nog maar ten dele hebben gemaakt, harder met de provi ncie hebben onderhandeld en zo uiteindelijk meer woningen toebedeeld hebben gek regen dan de gemeenten die krimp al langer accept eren en eerder met de prognoses van de provincie hebben ingestemd. Niettemin k unnen alle zeven gemeenten, volgens de mini-enquêt e, zich vooralsnog in het akkoord vinden –althans hebben zij zich aan de gemaakte afspraken gecommitteerd- en levert dat de volgende beoordeling van dit tweede ontwerpprincipe op.

Oordeel