• No results found

2. Regionale Afstemming

6.4.1 Conclusie Parkstad Limburg

Medio jaren negentig werd duidelijk dat Parkstad Limburg als eerste regio snel met een betekenis volle mate van bevolkingsdaling te maken zou gaan krijgen. De politiek- bestuurlijke reactie had de kenmerken van het zogeheten 'rouwproces': ontkennen en wegwuiven, opstandigheid en verzet. De twee andere karakteristieke kenmerken, te weten die van acceptatie en berusting, alertheid en actie kwamen echter pas veel lat er. Langzaam drong

het besef door dat de gevolgen van de structurele bevolkingsdaling, met name in de stedelijke gemeenten van de regio, niet met succes op lokaal niveau konden worden bestreden.

Reeds in 1962 hadden de gemeenten in de voormalige Oostelijke Mijnstreek beslot en om de handen ineen te slaan in de vorm van de gemeenschappelijke regel ing 'Stadsgewest Oostelijk Mijngebied', die in 1999 werd omgedoopt in 'Parkstad Limburg'. Een wez enlijke inhoudelijke verandering k wam in 2006 tot stand, toen Parkstad Limburg werd opgenomen in het register van Wgr - plusregio‘s. De effecten van bevolkingsdaling op alle terreinen van het economische en maatschappelijke leven vereisten immers een steeds hecht ere samenwerking. Demografische krimp (motief) vormt in dit verband dus de aanleiding van een intensievere samenwerking. Sinds de benoeming tot Wgr-plusregio behartigt Parkstad onder andere de gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten op het terrein van: ruimtelijke ordening, volkshuis vesting, bouwen en economische ontwikkeling.

Parkstad Limburg heeft anders dan de overige onderzochte regio‘s al in 2006 initiatieven genomen om de – moeilijk te beïnvloeden woningmarkt- in de richting van een groeisituatie naar een nieuwe (krimp)balans te brengen. In 2006 werd in de vorm van de regionale woonvisie een eerste aanzet gedaan. De volgende stap werd in 2009 gezet. In dat jaar werd gez amenlijk de ‗Herstructurerings visie voor de Woningvoorraad‘ voor de periode na 2010 opgesteld. In deze visie wordt het duidelijk waar en op welke wijze de kwantitatieve en k walitatieve veranderingsopgave plaats die nt te vinden. De visie brengt sloop, herstructurering en nieuwbouw met elkaar in verband. De status van deze Herstructurerings visie is die van kaderstellend beleidsdoc ument voor het thema wonen. Opvallend aan het strategische plan ‗Herstructurerings visie voor de Woningvoorraad‘ is dat het, in tegenstelling tot de plannen in de overige regio‘s, reeds vertaald is een uitvoerings programma. Het uitvoeringsprogramma ‗Naar een duurzaam vitale regio‘ (2010) is een programma met drie tijdshorizont en: 2040, 2020 en 2014. Zo ‗pelt‘ Parkstad haar ambities voor 2040 af, via de strategische keuzes voor 2020, tot concrete programma‘s en projecten die tot 2014 worden opgepakt. De cobinatie van een beleids- en uivoerings organisatie dient de regio meer slagkracht te geven. Met name de aanwijzing van een onafhankelijke voorzitter is hierbij essentieel.

Case: Parkstad Limburg Oordeel: 1 2 3 4 5 O n d e rzo e k s e le m e n t 1. Samenwerkingsgebied x 2. Regionale afstemming x 3. Vertegenwoordiging x 4. Gemeentelijke inspraak x 5. Strafsysteem x 6. Sociale infrastructuur x 7. Mogelijkheid zelforganisatie x 8. Taakverdeling x

Het is duidelijk dat P arkstad Limburg het meest vergevorderd is in haar aanpak omtrent demografische krimp. Niettemin moeten bij de zojuist beschreven aanpak enkele k antte keningen geplaatst worden. Ten eerste wordt de realisatie van de transformatieopgave grotendeels door wijkgebonden herstructureringsprojecten bepaald, welke enkel betrekking hebben op de grotere steden in de regio. Het doel van de Limburgse Wijkenaanpak is om samen met betrokken partijen te komen tot een versnelling van de herstructurerings opgave en daarmee ook het leefbaarheids vraagstuk in een krimpend gebied aan te pakken. In de praktijk kan deze aanpak worden gezien als het vervolg van een eerder gestarte herstructureringsopgave en is daardoor nauwelijks vernieuwend. Een ander opvallend punt in de beschreven aanpak heeft met name betrekking op de uit voering van de Herstructurerings visie. Het uit voeringsprogramma spreekt slechts van 5.500 en niet van de ‗strategische‘ 13.157 woningen die van de woningvoorraad onttrokken dienen te worden. Dit verschil wordt veroorzaakt door de onzekerheid omtrent het financiële arrangement dat gesloten moet worden (fonds). Het aantal te onttrek ken woningen over een bepaalde periode, wordt enerzijds bepaald door de middelen in het fonds en de reik wijdte daarvan, anderzijds door de mogelijkheden die o.a. de rijksoverheid vormgeeft op het gebied van beleids - en financieringsstructuren. Ondanks het feit dat alle gemeenten de opgave in de vorm van de ‗envelop‘, zoals opgenomen in de Herstructurerings visie, hebben vastgesteld als kaderstellend, heeft de uitwerking van deze strategische visie, door deze financiële onzekerheid, als gezegd met name betrekking op het stedelijke gebied. Dit betekent dat de sloop en herstructureringsopgave van de kleinere gemeent en vooralsnog op de lange baan worden geschoven. Doordat de opgave wordt gekenmerkt door een groot aantal particuliere woningen, ontbreekt bij gemee ntelijke bestuurders de kennis, het instrumentarium en de middelen (financieel) om dergelijke opgaven ter hand te nemen. Het ont brek en van een gedeeld strafsysteem kan in dit verband tot verdeeldheid leiden. Er zijn immers geen consequenties verbonden aan het niet nakomen van de gemaakte afspraken.

Daarentegen stelt men dat noodzaak voor gemeenten om met elkaar samen te werken vergroot is waardoor een strafsysteem niet langer noodzakelijk is. Niet alleen omdat in de afgelopen vier jaar de gevolgen van krimp steeds nadrukkelijker aanwezig zijn, maar ook vanuit financiële noodzaak. Gemeenten in krimpgebieden halen steeds minder winst uit grondexploitaties, hebben te maken met hogere kosten (slopen, herstructurering etc.) en krijgen daarbij net als alle andere gemeenten de komende tijd te maken met bezuinigingen. Daar komt bij dat de regio‘s, in de vorm van rijksgelden (krimpgelden), sinds enkele jaren meer middelen toebedeeld krijgen (Regiofonds), hetgeen de regionale samenwerking voor gemeenten stimuleert. Kortom, men is uit nut en noodzaak ‗gedwongen‘ om met elkaar samen te werken en het is daarbij ook (financieel) aantrekkelijker geworden voor gemeenten om op regionaal niveau tot elkaar te komen.

6.5 Bevindingen

In de voorgaande paragrafen van dit hoofdstuk zijn de gekozen cas egebieden aan de hand van de acht ontwerpprincipes van Ostrom geanalyseerd. Door middel van dez e principes is niet alleen inzicht gekregen in de intergemeentelijke samenwerking tussen de betreffende krimpgemeenten, ook is met de ontwerpprincipes gepoogd om ordening en structuur aan te brengen bij de analyse. In deze paragraaf wordt stilgestaan bij de verschillen, overeenkomsten en patronen tussen de cas es. Hierdoor worden keuzes en beweegredenen van Nederlandse krimpgeme enten omtrent de aanpak van krimp verklaarbaar en inzichtelijk. Deze paragraaf worden de belangrijkste bevindingen beschreven.