• No results found

4. Theoretisch Kader

4.3 Het prisoner’s dilemma vertaald naar krimpgemeenten.

De situatie waarin krimpgemeenten zich bevinden en de houding die zij ten aanzien van regionale samenwerking aannemen wordt in deze paragraaf vanuit de theorie van het prisoner‘s dilemma benaderd. In hoeverre – in welke mate en op welke punten/vlakken- kan de gebrekkige intergemeentelijke samenwerking tussen krimpgemeenten worden bepaald door het prisoner‘s dilemma? Het Prisoner‘s dilemma wordt ingegeven door het gebrek aan wederzijds vertrouwen en eigen gewin. Beide aspecten k unnen in het kader van demografische krimp worden opgedeeld in enkele specifieke deelaspecten –problemen;

Angst voor Freeriding

Regionale afstemming in krimpregio‘s wordt belemmerd door de angst voor freeriding. In theorie profiteert een partij op de regionale markt als niet hij maar alle andere partijen zich aanpassen aan krimp. Indien alle andere gemeenten hun plannen verlagen zal de nog beschikbare uitbreidingsruimte bij die ene gemeente terechtkomen die dat niet doet. Of in het geval van sloop: als alle anderen de minder aantrekkelijke woningvoorraad slopen, zal de vraag die hier nog wel voor bestaat ten voordele zijn van de freerider. Voordat gemeenten in een krimpregio hun woningbouwprogrammering terugschroeven willen ze daarom zeker weten dat de buurgemeent e dit ook doet en z o niet, daarvoor wordt bestraft. Het huidige financieel e n juridisch instrumentarium op regionaal niveau is te beperkt om individuele gemeenten die zich niet aan de regionaal gemaakte woningbouwafspraken houden hiertoe aan te zetten en freeriding te voorkomen (Needham, 2005)

Het specifieke voorbeeld van freeriding omvat een aantal verschillende elementen van het prisoner‘s dilemma. Ten eerste wordt het ‗verschijnsel‘ met name gevoed door eigen gewin. Het feit dat gemeenten zich niet willen of kunnen neerleggen met de idee dat men van de groeigedachte af moet stappen en zich moet richten op een planvorming gebaseerd op krimp, staat hiervoor veelal aan de basis. Daar komt bij dat de keuze voor het eigen gewin voor freeriders –krimpgemeenten- (ontk enning in box 4. 1) makkelijk te maken is. De situatie wordt immers gekenmerkt door de karakteristieke rangorde van de beloningen, J>GS>WA>S. Waarbij de Judasbonus vele malen grot er is dan de zogenaamde sukkelbonus. Het gebrek aan een geschikt financieel en juridisch instrumentarium zorgt er immers voor dat de verleiding om elkaar wederzijds af te vallen groot is. Er zijn nauwelijks consequenties en de beloning voor elkaar wederzijds afvallen (WA) is minder beroerd dan de Sukkelpremie (S ).

Een goed voorbeeld van een krimpgemeente, welke op basis van het verleden, als freerider getypeerd kan worden is de gemeente Nuth. Nuth stapte in maart 2003 uit het samenwerkings verband Parkstad Limburg, waarna het zelfstandig plannen ont vouwde voor forse uit breiding, geric ht op senioren en starters. De buurgemeenten voeld en zich vanzelfsprekend gepakt, vooral ook omdat de samenwerking gebaseerd was op vertrouwen. Doordat de gemeente Nuth ´ontkende´ en dus uit het samenwerkings verband stapt e wilde zijn, door middel van de geplande uitbreidingen de zogenaamde Judasbonus opstrijken. Aan de andere kant kan het feit dat Nuth uit het samenwerkings verband

gestapt is, ook gezien worden als een methode om niet in het gevangendilemma terecht te komen. Ze kozen er voor om van de situatie – toekomstige- situatie weg te lopen. Hoe suboptimaal deze keuze misschien ook is, het kan voor een partij wel de meest aantrekkelijke en veilige overweging zijn.

Regionale gat

Regionale afstemming wordt bemoeilijkt door het ‗regionale gat‘: het ontbreken van een regionale laag in onze staatsstructuur. Als gevolg hiervan zijn bevoegdheden en macht niet in één hand, maar verdeeld over verschillende actoren. Regionale afstemming is hierdoor gebaseerd op de vrijwillige medewerking –vertrouwen- van de individuele gemeenten. Zij moeten primair op lokaal niveau politieke en financiële verant woording over hun handelwijze afleggen. Ook als gemeent en in een krimpregio er in slagen tot een gezamenlijke woonvisie te k omen, dan is de uit voering toch afhankelijk van de individuele gemeenten. Dit geldt voor krimpregio‘s mét en zonder regionaal bestuursorgaan. Weliswaar hebben de gemeent en in Parkstad Limburg, vanwege de wgr -plus status, bevoegdheden op het terrein van wonen moeten afstaan aan de regio en vormt de regionale woonvisie een richtlijn waar zij (de gemeenten) rekening mee moeten houden. In de praktijk hebben gemeenten echt er veel beleids vrijheid. De uit voering is daarom een kwestie van goede wil en commitment van de individuele gemeenten (Verwest, e.a., 2008)

Het probleem van het regionale gat is voor namelijk gebaseerd op het gebrek aan wederzijds vertrouwen tussen de krimpgemeent en. Een veront rustende constatering. Vooral omdat in dit geval de beste uitkomst voor beide partijen, ook de meest wenselijke is in de ogen van anderen (de samenleving). In tegenstelling tot de verdachten in box 4.1, waarbij samenwerking tussen beiden een minder lange straf voor hen had betekent, maar het de vraag was of de samenleving daarmee gediend was, geldt hier dus bij optimaal vertrouwen een absolute win -win-situatie.

Gebrek aan regionaal commitment

De ongelijke verdeling van krimp in krimpregio‘s bemoeilijkt regionale afstemming van bijvoorbeeld woningbouwprogramma‘s tussen gemeenten. In het algemeen worden de mi nst aantrekkelijke woongebieden het eerst en zwaarst door de krimp getroffen. Gemeenten zijn niet altijd bereid de centrumgemeent e bij het oplossen van deze problemen te ondersteunen. Doordat niet alle gemeent en even zwaar door k rimp getroffen worden ontbreekt bij sommige het regionaal commitment om gezamenlijk de problemen aan te pakken. Daarnaast is vaak ook de vraag hoe sterk deze commitment daadwerkelijk is. The proof of the pudding is in the eating; wanneer dus het geformuleerde beleid moet worden geïmplementeerd wordt het duidelijk in hoeverre gemeent en bereid zijn zich aan elkaar te verbinden.

Het gebrek aan regionaal commitment komt voor uit een combinatie van eigen gewin en een gebrek aan vertrouwen. Gemeenten lijken enkel bereidt te zijn tot samenwerking wanneer, zij samenwerking ook zien als het enige en laatste redmiddel. Wanneer krimpgemeenten zich individueel nog kunnen redden dan gaat hun voorkeur uit naar een zelfstandige aanpak. Met name eigen gewin is hier de drijfveer voor. Waarom geld steken in een samenwerking, als de meerwaarde voor mi j

minimaal is? Naast het gezamenlijk aanpakken van regionale problemen, kunnen gemeenten die in mindere mate te maken krijgen met krimp door zich niet aan te sluiten in een samenwerking, ook profiteren van de leegloop elders.

Het feit dat de samenwerking gebaseerd is op het onderlinge vertrouwen vormt ook bij dit probleem het voornaamste struikelblok. Net als bij het regionale gat als het probleem met de freeriders is ook het gebrek aan regionaal commitment terug te voeren op het gebrek aan wederzijds vertrouwen. Men kan toezeggen een s amenwerkings verband aan t e gaan, maar de feitelijke uit voering ac hterwege laten. Gezien vanuit de theorie van het prisoner‘s dilemma, is dit gedrag van (krimp) gemeenten eenvoudig te verklaren. De Judasbonus is groot en de consequenties zijn nihil.

De hypothese die op basis van de theorie en literatuur gemaakt kan worden is dat een verandering in het beloningenstelsel de situatie voor krimpgemeenten, met betrekking tot het prisoner‘s dilemma, positief kan beïnvloeden. Met name het ont breken van een financieel en juridisch instrumentarium - de beloning voor elkaar wederzijds afvallen - is op dit moment minimaal waardoor de Judasbonus te groot is en de beloning voor samenwerking te klein.