• No results found

2. Demografische Krimp

2.3 Krimp in Nederland in Europees perspectief

In de voorgaande paragrafen zijn de oorzaken en – mogelijke – gevolgen van krimp in Nederland behandeld. Om echter een volledig beeld te krijgen van de achtergronden van de krimp in Nederland is het belangrijk om de Nederlandse situatie in een internationa al perspectief te plaatsen.

Demografische krimp is nieuw in Nederland, maar niet in de wereld of voor Europa. “Indien de bevolk ingsgroei in Nederland afneemt en rond 2035 om zou slaan in k rimp, zou dit in de Europese context een weinig opzienbarende ontwikk eling zijn” (Van Dam e.a., 2006, p. 60). Sommige landen in Europa hebben nu al te maken met een teruglopende bevolkingsomvang. Vooral in Oost -Europa is de bevolkingsdaling, als gevolg van het extreem lage vruchtbaarheidscijfer en het negatieve migraties aldo, opvallend hoog. Door de val van de communistische regimes en de opening van de nationale grenzen zijn veel Oost-E uropeanen naar West-Europa getrokken. De huidige krimp in Oost- Europa staat in scherp contrast met de voorspelde k rimp in Nederland. Volgens prognoses van het CBS zal de Nederlandse bevolking namelijk vanaf het moment dat de daadwerk elijk krimp op zal treden tot en met 2050 met nog geen 1 procent krimpen. In dat geval zou Nederland in 2050 16.9 miljoen inwoners kennen, wat nog altijd meer is dan de huidige 16.3 miljoen. De bevolking in de Oost - en ook de Zuid- Europese landen zal daarentegen op kort e termijn wel afnemen. Demografische krimp doet zich op dit moment dus niet in alle Europese landen voor en ook zullen in de nabije toekomst niet alle landen hiermee te maken krijgen.

De bevolkingsontwikkeling op schaal van Europese regio‘s verschilt onderling nog velen malen sterker. Opvallend hierbij is dat de krimp die zich bijvoorbeeld in Nederland heeft voorgedaan in Limburg en Groni ngen in het niets vallen bij de krimpgebieden in de meeste andere Europese Landen. De meeste Europese landen hebben meerdere regio‘s waar de bevolking de afgelopen jaren is gekrompen: bijna een derde van de Europese regio‘s heeft te maken gehad met demografische krimp. Veel van deze krimpende regio‘s zijn relatief landelijk, dunbevolkt en liggen afgelegen. Krimp komt daarnaast ook voor in oude industriële regio‘s zoals in Groot-Brittannië. In deze laatste gevallen is krimp vaak het gevolg van ec onomische krimp. E r zijn binnen en buiten Europa voldoende sprekende voorbeelden waar het verdwijnen van sterke economische sectoren of bedrijfstakken, zoals industrie, landbouw of tuinbouw, demografisch krimp als gevolg kenden; Detroit (auto-industrie), Pittsburgh (zware industrie), de Borinage (kolenmijnbouw), Glasgow en Newcastle (scheepsbouw). Het is duidelijke dat gebieden met slechts één sterke ec onomische pijler k wetsbaar bleken. De teloorgang van de betreffende sectoren heeft in deze regio‘s geleid tot massale werkloosheid en soms tot een grootscheeps e migratie, welke vaak ook een selectief karakter had (naar leeftijd en opleiding).

Ook in Nederland zijn voorbeelden te vinden van regio‘s die vroeger sterk gedomineerd werden door één specifieke bedrijfstak; Twent e (textielindustrie), Zuid -Limburg (mijnbouw) en de Veenkoloniën (akkerbouw en agro-industrie). Deze gebieden werden met name in de jaren z estig van de vorige eeuw gec onfronteerd met het verdwijnen van arbeidsplaatsen. De economische krimp is deze regio‘s heeft echter niet direct geleidt tot demografische krimp en van massale ontvolking was al helemaal geen sprake. Zo groeide de bevolking in Zuid -Limburg in de jaren zestig juist met ongeveer 10 proc ent, hoewel door de sluiting van de mijnen ongeveer 50.000 arbeidsplaatsen verdwenen (V an

Dam e.a., 2006). De relatie tussen economie en demografie in Nederland is dus niet z o eenvoudig te verklaren als bijvoorbeeld in Amerika. Zo worden zogenaamde werk gelegenheidsschokken in Nederland (voor zo‘n driek wart) via participatieveranderingen opgevangen en niet via migratie, zoals in de Verenigde Staten het geval is. Het participatievermogen op dez e schokken vormt een mogelijke verklaring voor het uitblijven van grootschalige demografische krimp in de regio‘s die te maken kregen met stagnatie (V an Dijk, 2001). De reactie op werkgelegenheidsschokken verschilt in Nederland echter wel per regio. In het noorden leidt een negatieve economische schok namelijk eerder tot werkloosheid dan tot veranderingen in de arbeidsparticipatie. Landelijk geldt precies het omgek eerde. Bovendien reageert men in het noorden vaker dan in de rest van het land op dergelijke schokken in de vorm van migratie. Niettemin vormt ook in het noorden migratie niet het belangrijkste aanpassingsmec hanismen (Van Dam e.a., 2006). Negatieve schokken in de werkgelegenheid in een bepaalde regio hoeven dus niet perse te leiden tot ont volking. Dit heeft te maken met het stelstel van sociale zekerheid, waardoor mensen altijd kunnen rekenen op een inkomen. Daarnaast is in Nederland geprobeerd werkgelegenheid te creëren in regio‘s die te maken kregen met een groot banenverlies, onder meer door het verplaatsen van rijksdiensten en het bieden van fiscale prikkels om bedrijven aan te trekken. Ten slotte spelen ook de relatief korte afstanden in Nederland een rol. Verlies van werk leidt daardoor niet noodzakelijk tot verhuizen. Anders dan in de Verenigde Staten is de belangrijkste aanpassing op de arbeidsmarkt in Nederland dan ook pendel en niet migratie (V an Dijk, 2001).

2.4 Conclusie

Nederland zal vanaf 2035 te maken krijgen met een langzaam teruglopend bevolkingsaantal. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de blijvend lage vruchtbaarheid, de toenemende sterft e (de babyboomgeneratie komt te overlijden) en het bescheiden positieve m igratiesaldo. Gezien de onzekerheid in de prognoses ten aanzien van de internationale migratie en de vruchtbaarheid en sterfte, valt bovendien niet uit te sluit en dat deze demografische krimp al enkele jaren eerder zal inzetten. Demografische krimp betreft overigens niet alleen krimp in omvang maar ook in samenstelling van de bevolking.

Al verscheidene jaren is er in een aantal regio‘s in Nederland sprake van teruglopende bevolkingsaantallen. Deze krimp is ec hter niet nieuw en heeft zich ook in het ve rleden al in verschillende regio‘s en gemeenten voorgedaan. Meestal kon deze afname worden verklaard door de toenemende huishoudens verdunning: niet het aant al huishoudens nam af, maar het gemiddeld aantal personen per huishouden. Bij een gering groeiende o f stabiel blijvende woningvoorraad leidt dit op een lager ruimtelijke schaalniveau (regio, gemeente) t ot een bevolkingsafname. A ndere oorzaken van krimp zijn –selectieve- migratie en een afnemende vruchtbaarheid.

Vanuit een internationaal perspectief gezien is deze huidige en aanstaande demografische krimp in Nederland bescheiden en sommigen stellen zelfs dat het te verwaarlozen is. Demografische krimp doet zich in Europa met name voor in Oost- en Zuid-Europa en grot e delen van Scandinavië.

De tot nu toe gevoerde discussies over de – ruimtelijke - gevolgen van demografische krimp gaan vrijwel uitsluitend over de gevolgen van een afname van de t otale bevolking en worden gekenmerkt door extreme verwachtingen, in zowel negatieve als positieve zin, en eenvoudige redeneringen. Uit deze paragraaf blijkt echter dat de ruimtelijke gevolgen van krimp beperkt zijn. Demografische ontwikkelingen, zoals teruglopende bevolkingsaantallen, hebben meestal niet meer dan een versterkend effect op ruimtelijke ont wikkelingen. De fixatie op bevolkingsaantallen alleen, wordt daarom ook als zinloos ervaren. De ruimtelijke effecten van een verandering in het aantal huishoudens of de samenstelling van de bevolking zijn al veel significanter, vooral met het oog op de woningmarkt en de woonomgeving. Het feit dat deze conclusie wordt getrokken betekent niet dat krimp geen ruimt elijke gevolgen kent. Demografische krimp (vooral bij terugloop van het aantal huishoudens of een verandering van de bevolkingssamenstelling) kan op l ager schaalniveaus, zoals, wijken, dorpen, steden en regio‘s, op het gebied van leefbaarheid flinke gevolgen hebben. Bovendien kan er in dit geval s prake zijn van een zelfversterk end effect. Wel is het belangrijk om de gevolgen ook de positieve (ontspannen woningmarkt, verdunning, vergroening en ontstedelijking), te relativeren. ―Krimp k an niet worden beschouwd als een doemscenario, maar al evenmin als een hoera-scenario” (Van Dam e.a., 2006, p. 124).