• No results found

DOOR NIEUWE ANGST EN ZORGEN

In document CATHARINA VON BORA (pagina 156-159)

HOOFDSTUK XXIV LUTHERS ZALIG EINDE

DOOR NIEUWE ANGST EN ZORGEN

Nog eens moeten wij het uitspreken: wij hebben een God, Wiens Naam Wonderlijk is, en heel wonderlijk zijn soms Zijn wegen. "Ach Heere, hoe lang nog?" zuchtte de arme weduwe vaak. Maar Gods antwoord luidde: Mijn ure is nog niet gekomen, u zult nog wederom door een dal van de schaduwen des doods moeten gaan, maar ook daar zal Ik uw stok en uw staf zijn.

Er behoorde waarlijk een grote mate van vertrouwen op God toe, om bij het bewonen van zulk een ruïne de moed niet te laten zakken. En ware het verwoeste huis nog maar het enige geweest! Daarvoor zou wel weer herstel mogelijk zijn. Maar waarheen de weduwe haar blik ook richtte, overal zag zij slechts verbroken steunsels.

De oorlog had overal, zo ver zij zien kon, alles verwoest en een geheel leger van helse geesten van verder medegebracht. Zwaar drukten thans op het uitgezogen en verwoeste land, de belastingen en oorlogskosten, en zuchtend beploegde de boer zijn akker, daar hij vooruit wist dat een ander de vrucht van zijn arbeid genieten zou. Met weemoed dacht Catharina thans aan haar geliefd Zulsdorf. De schone droom, die zij eenmaal daar had gedroomd, was geheel verstoord. Haar geliefde echtgenoot had een andere rustplaats gevonden; het was haar niet vergund hem, in de stilte van dat bekoorlijk plekje, gedurende zijn laatste dagen met haar liefdevolle zorgen te mogen omringen. Ook als weduwe mocht Zulsdorf haar toevluchtsoord niet zijn: haar kinderen hielden haar aan Wachsdorf geketend, hoe zou zij anders voor hun opvoeding kunnen zorgen? Ook deze wens had zij met stille gelatenheid opgegeven, en gehoopt dat Zulsdorf nu althans toch een bron van inkomsten voor haar zou zijn;

maar ook deze hoop lag nu in duigen – door de oorlog. De bodem die door paardenhoeven was vertreden, was waardeloos geworden, en de geringe opbrengst, die hij nog leverde, vorderde de vorst voor zich om de krijgskosten te dekken. In plaats van van Zulsdorf iets te genieten, moest zij er nog op bijbetalen.

En nu Wachsdorf ook nog! O hoe berouwde het haar thans, eenmaal op de aankoop van dat nu eveneens waardeloze landgoed te hebben aangedrongen! De kanselier Brück die haar destijds zo hard en gevoelloos had geschenen, bleek nu toch wel gelijk te hebben gehad en haar zonder dat hij het zelf wist, een goede raad te hebben gegeven.

Melanchton toonde zich ook thans weer een getrouw vriend en helper. Hij liet het niet ontbreken aan smeekschriften tot hertog Maurits, om deze te bewegen voor de arme weduwe de belasting te verminderen; ja hij bood zich zelf aan met haar naar het keizerlijke hoofdkwartier te trekken om zijn verzoek persoonlijk voor te dragen - beiden kwamen echter onverrichter zaken terug.

Zo scheen de toekomst steeds donkerder te worden.

Waarheen Catharina ook de ogen wendde, zij zag nergens hulp. Zij verwachtte van Mansfeld de renten van het haar toegezegde kapitaal, maar zij kwamen niet; ook hier had de oorlog de geldmiddelen uitgeput en haar weldoeners de mogelijkheid ontnomen om hun woord te houden. En als de weduwe zag op Torgau, ach, in Torgau zat een ander op de troon: een andere Farao regeerde in Egypte, die Jozef niet gekend had. Johan Frederik echter, de edele, de Grootmoedige, op wie al haar hoop gevestigd was, zuchtte nog steeds in de kerker, en de keizer hield al de pen in de hand om het doodvonnis te ondertekenen!

Nog één toevlucht bleef haar over: daar, ver in het Noorden, troonde immers nog de Deense Koning. die haar al eenmaal uit de nood had geholpen! Het was de weduwe niet gelukt zich persoonlijk onder zijn bescherming te stellen; thans bood Melanchton, behulpzaam als altijd, zich aan om voor haar bij de koning aan te kloppen.

Hij schreef een brief aan zijne Majesteit, waarin hij in roerende woorden de nood van Luthers weduwe schilderde.

In bange verwachting zat deze thans neer en verwachtte in iedere vreemde die bij haar binnentrad, een bode van de koninklijke redder te zien. Maar het antwoord bleef uit.

Had de brief zijn bestemming niet bereikt? Of was de koning zo veranderd?

De nood klimt steeds hoger. Steeds pijnlijker doen zich gebrek en ontbering gevoelen in het huis, dat altijd zo vele armen en ongelukkigen troost en uitkomst heeft geschonken. Wat reikt het geheugen van de wereld toch kort! Hoezeer is ondank toch 's wereld loon! Wel bestond er nog trouw en vriendschap, maar niet bij hen, die hulp hadden kunnen. bieden. De trouwe vrienden waren zelf arm, en het waren slechts penningskens, die zij konden mededelen.

Bugenhagen hoorde met droefheid, dat de koning van Denemarken geen antwoord had gegeven op Melanchtons smeekschrift en, zonder er de weduwe iets van te zeggen, zond hij nog een tweede, - maar hoe hij ook hoopt en wacht, de maanden gaan voorbij en ook hij krijgt taal noch teken tot antwoord.

Ondertussen raapt de weduwe haar laatste krachten samen. Zij moet iets doen, want zij kan het niet langer aanzien dat haar kinderen, verstoken van onderwijzers, wier lessen zij niet langer kan betalen, de opvoeding missen die zij hun zo graag zou geven.

Het gelukt haar door het verpanden van haar laatste kostbaarheden, enkele honderden guldens bij elkaar te krijgen. Daarmede laat zij althans aan de vleugel van haar huis de noodzakelijkste reparaties aanbrengen en neemt weer kostgangers aan haar tafel.. God leidt het genadig dat zij daarin slaagt en dat er onder hen zelfs enkelen zijn, die, met het lot van de arme weduwe begaan, meer betalen dan zij eist.

Enige maanden later neemt zij Johannes, haar oudste zoon, met zich in haar stille kamer, valt met hem op de knieën en beveelt hem met moederlijke voorbede aan de Heere.

De volgende morgen trekt de jongeling uit; zijn moeder heeft zijn ransel gevuld en er nog enige goudstukken ingedaan, de vrucht van haar rusteloze arbeid; daarmede verlaat hij de stad en trekt voort, steeds voort, totdat hij Koningsbergen bereikt heeft.

Daar, waar hij uitzicht heeft op de onderstad van de Hertog, legt hij de reisstaf neer en laat zijn naam inschrijven in het register van de universiteit.

De zegen van zijn moeder had hem op zijn reis begeleid, hij rustte ook op hem tijdens zijn studietijd, zodat Zijn krachten niet bezweken en zijn moed hem niet ontzonk. - Na volbrachte studiën deed hij, eerst in dienst van de keurvorst van Saksen, later in die van de hertog van Pruisen, de naam van zijn vader eer aan.

Van één drukkende zorg althans was de moeder nu ontheven. De brieven van Johannes uit Koningsbergen toch behelsden enkel goede en bemoedigende tijdingen.

Aan haar andere kinderen beleefde Catharina eveneens veel vreugde en zo werd haar leven nog eens door zonneschijn verhelderd.

Daar echter beschikte Gods wijze raad een nieuwe beproeving over haar; haar handen, haar rusteloos bezige handen, werden tot rusten gedwongen, daar een slepende ziekte haar op het ziekbed wierp.

De geneesheer wist niet recht hoe hij haar zou behandelen. Hij meende dat de kwaal meer in het zieleleven zetelde dan in het lichaam.

Zouden de kostgangers in huis blijven, dan moest er vreemde hulp worden genomen.

een dienstmaagd werd gezocht om de tafel te bezorgen, maar haar trouw was slechts gehuicheld en haar schijnbaar zo grote onbaatzuchtigheid bleek in werkelijkheid slechts een aaneenschakeling van diefstallen. Lange tijd liet Catharina, die altijd het beste dacht van iedereen, zich door deze volleerde huichelaarster bedriegen, totdat de ontgoocheling, die eindelijk volgde, haar kwaal nog deed verergeren.

Thans volgden dagen, waarin moeder en kinderen moesten gevoelen hoe pijnlijk het knagen van de honger is. Wel bezaten zij nog altijd hun trouwe vrienden, Melanchton, Bugenhagen en Cruziger, maar het viel Catharina zwaar telkens met nieuwe klachten te komen tot hen, die toch al zoveel zorgen van anderen te dragen hadden. Het ene stuk na het andere werd verpand, hoe hard het ook viel om afscheid te nemen van de laatste overblijfselen van vroeger geluk.

Brief aan de Koning van Denemarken

Steeds hoger klom de nood, voortdurend hopelozer werd het uitzicht, op de toekomst.

Daar zien wij op zekere dag de weduwe zitten op een haar ongewone plaats: aan de schrijftafel. Al hebben dan Melanchtons en Bugenhagens woorden geen uitwerking gehad op de koning van Denemarken, toch wil zij nog een laatste poging wagen of dan het smeekschrift van een weduwe zelf het vorstelijk hart niet tot genade zullen bewegen. De brief kost haar veel moeite; schrijven is haar een ongewone bezigheid en met zorg vormt zij haar letters, terwijl de tranen telkens haar ogen verduisteren.

Eindelijk na een arbeid van bijna twee uur, is de brief gereed:

"De genade Gods, door Zijn eniggeboren Zoon, Jezus Christus, onze Heiland en waarachtige Helper, zij met u.

Doorluchtige, grootmachtige Koning en Heer!

Uwe Koninklijke Majesteit smeek ik met onderdanigheid mijn schrijven genadig aan te nemen met de gedachte, dat ik een weduwe ben en dat mijn geliefde echtgenoot, doctor Maarten Luther zaliger, de Christenheid getrouwelijk gediend heeft en zich inzonderheid op de genade van uw Koninklijke Majesteit heeft verlaten. Nu heeft uw Koninklijke Majesteit mijn geliefde echtgenoot de laatste tijd van zijn leven jaarlijks een genadige toezegging gedaan van vijftig thaler, waarvoor ik uw Koninklijke Majesteit onderdaniglijk dankzeg en voor uw Koninklijke Majesteit tot God bid. Daar nu ik en mijn kinderen thans alle hulp derven en de onrust van deze tijden ons in veel

moeilijkheden brengt, zo smeek ik uw Koninklijke Majesteit mij deze onderstand ook thans genadig te verlenen. Want ik twijfel niet of uw Koninklijke Majesteit heeft het grote, werk van mijn geliefde echtgenoot nog niet vergeten. Uwe Koninklijke Majesteit toch is de enige vorst op aarde, tot wie wij, arme Christenen, onze toevlucht kunnen nemen. En God zal ongetwijfeld wegens de weldaden, die de behoeftige predikanten en hun arme weduwen en wezen worden betoond, uwe Majesteit Zijn bijzondere gaven en Zijn zegen niet onthouden, waarom ik Hem ook met ernst en aandrang zal bidden. De almachtige God behoede uw Koninklijke Majesteit en haar gemalin, met de jeugdige prinsen, genadig.

Gedateerd te Wittenberg de 6e oktober, anno Domini 1550.

Uwer Koninklijke Majesteits onderdanige CATHARINA, de achtergebleven weduwe van doctor Maarten Luther."

"Die met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien," fluisterde Catharina met een weemoedig lachje bij zichzelf, terwijl zij de brief sloot.

Ja Catharina, dat staat in Gods Woord, en Gods Woord kan niet liegen. maar er staat eveneens geschreven: "Zijt geduldig in de verdrukking en wacht totdat de Heere komt."

Wat weent u Catharina? Is uw smeekschrift opnieuw tevergeefs geweest? Ach ja, maand op maand gaat voorbij en nog komt er geen antwoord op haar brief.

HOOFDSTUK XXVIII

In document CATHARINA VON BORA (pagina 156-159)