• No results found

Maar net genoeg

In document Leef vanuit het beste van God (pagina 101-106)

Terwijl de Israëlieten in Gilgal hun kamp hadden opgeslagen, hielden zij het Pascha op de veertiende dag van die maand, in de avond, op de vlakten van Jericho. Zij aten de dag na het Pascha van de opbrengst van het land, ongezuurde broden en geroosterd graan, op diezelfde dag. Het manna hield de volgende dag op, nadat zij van de opbrengst van het land gegeten hadden. En de Israëlieten hadden geen manna meer, maar zij aten in dat jaar van de opbrengst van het land Kanaän.

Jozua 5:10-12

Er kwam een einde aan het manna. Vandaag kun je geen manna krijgen. Je kunt erom bidden en zeggen: ‘In de Bijbel kregen ze het.

Prijs God, ik zal het ook krijgen!’ De Israëlieten zaten in een specifieke crisissituatie. Jij zit niet in dezelfde crisissituatie, dus krijg je geen manna.

Het was tijdelijk van aard. Dit zal jij niet meemaken. Het manna was een wonder voor een bepaalde tijd, maar die tijd is nu voorbij.

Een ander verschil tussen een zegen en een wonder: een wonder is altijd maar net genoeg om je erdoorheen te slaan. Zeker geen overvloed. Dat was absoluut ook het geval bij het manna. De Israëlieten mopperden tegen Mozes en zeiden: ‘Onze ziel heeft een afkeer van dit waardeloze brood.’ (Numeri 21:5). Zij werden het manna spuugzat — manna voor het ontbijt, manna bij de lunch, manna als avondeten. Het manna voldeed aan hun nood, maar het was geen weelde.

Dit in tegenstelling tot het Beloofde Land. Daar hadden zij allerlei fruit en vlees tot hun beschikking. Denk aan het voorbeeld, aan wat de spionnen terugbrachten — een tros druiven zo groot dat zij die aan een draagstok tussen twee mannen moesten vervoeren (Numeri 13:23).

Een land vol van overvloed! Hun druiventros was reusachtig vergeleken met een tros druiven van tegenwoordig. De druiven waren misschien zo groot als appels. Zie je de overvloed?

De zegen van God komt via de natuurlijke weg. Het groeit en het kost tijd. Je moet een zaadje zaaien, het onkruid wieden en water geven.

Daar moet je moeite voor doen, maar de zegen is veel overvloediger dan een wonder.

Tijdelijk

Ik spreek veel mensen en zie bij Gods volk vandaag de dag precies dezelfde patronen. De Israëlieten die de Jordaan overstaken, waren

opgegroeid met niets anders dan het manna. Op Jozua en Kaleb na, was iedereen die ouder dan zestig was in de woestijn gestorven. Het overgrote deel van degenen die het Beloofde Land binnentrokken, was geboren en getogen in die veertig jaar in de woestijn. Zij hadden nooit iets anders gegeten dan het manna. Zij leefden van wonderen. Dus toen het manna ophield, gingen sommigen de volgende dag buiten op zoek naar manna. Zij hadden hun hele leven van wonderen geleefd. Zij wilden geen gaten graven, zaad zaaien, het water geven, onkruid wieden en geduldig op de oogst wachten. Misschien zeiden ze: ‘Je gaat mij niet aan het werk zetten. Ik leef door geloof! Ik geloof in bovennatuurlijke wonderen!’ Maar raad eens. De dagen van hun wonderbaarlijke voedselvoorziening waren voorbij. Het was maar tijdelijk.

Het is niet Gods wil dat je van wonderen leeft. Het is Zijn plan dat je leeft in de zegen. De zegen is overvloediger en voorkomt een crisis, terwijl een wonder juist plaatsvindt naar aanleiding van een crisis. De zegen is niet tijdelijk, die is eeuwig.

Verderop in dit boek zal ik je laten zien dat als je eenmaal toegang hebt tot de zegeningen van God, dan zijn die onomkeerbaar, en satan kan ze niet stoppen. Als je eenmaal in de zegen van God binnengaat, dan is die zegen niet te stoppen en zoveel overvloediger. De overvloed van het land Kanaän was zoveel beter dan dat kleine beetje manna. Het manna was wel bovennatuurlijk en God had erin voorzien, maar het was tijdelijk en niet overvloedig.

God schenkt je wonderen omdat Hij zoveel van je houdt, Hij probeert je te helpen. Maar je hebt een wonder nodig omdat je geestelijke of natuurlijke wetten hebt geschonden. God houdt van je en wil je in leven houden. God gaf Jamie en mij jarenlang het ene na het andere wonder omdat ik zo dom was. Hij hield mij in leven. Maar nu heeft Hij mij geleerd hoe ik in de zegen moet leven. Hij heeft mij laten

zien hoe ik met de wetten van God moet samenwerken en de zegen is zo enorm overvloedig. Alles gaat nu veel beter. Ik wil niet terug naar een leven waarin ik van het ene wonder naar het andere wonder leef.

Wonderen zijn eigenlijk bestemd voor andere mensen, zoals onder andere voor hen die nog maar net tot de Heer zijn gekomen, die nog niet weten hoe zij in de zegen moeten wandelen. Zij krijgen een wonder van God omdat hun hart nog niet in orde is en ze hun leven nog niet aangepast hebben aan het Woord. Zij wandelen niet in vreugde, of zijn nog verbitterd en onvergevingsgezind. Dus, prijs God, wij hebben wonderen nodig voor mensen die de geestelijke en natuurlijke wetten nog niet kennen en nog niet weten hoe zij ermee moeten samenwerken.

Wij hebben wonderen nodig in het belang van anderen.

Maar als jij begrijpt wat ik hier vertel, zou je zover moeten komen dat je zegt: ‘God, help mij zodat ik nooit meer een wonder in mijn leven nodig heb. Vader, leer mij wat ik moet weten zodat ik in Uw zegen kan wandelen en crisissen kan voorkomen. En hoe meer ik leef vanuit de overvloed van Uw zegen, maakt U van mij een vat waar U wonderen doorheen kunt schenken aan anderen die ze nodig hebben. Amen.’

en in alles wat u ter hand neemt. Hij zal u zegenen in het land dat de HEERE, uw God, u geeft.

Deuteronomium 28:8

s

In document Leef vanuit het beste van God (pagina 101-106)