• No results found

Coping: gericht op betekenisverlening en zingeving

HOOFDSTUK III: SPIRITUELE COPING EN LONGKANKER

3.1.5 Coping: gericht op betekenisverlening en zingeving

Park en Folkman (1997; zie ook C. L. Park, 2010; C. L. Park, 2011) hebben het belang van betekenisgeving of zingeving in het kader van de coping met ingrijpende gebeurtenissen verder uitgewerkt en daartoe een conceptueel kader ontworpen. Ook Ganzevoort (1994) heeft uitdrukkelijk aandacht gevraagd voor het aspect van betekenisverlening en zingeving in het kader van copingprocessen. Op deze manier willen zij de rol van kernovertuigingen, doelen en zingeving in de context van het copingproces verhelderen, en bovendien een integratief conceptueel kader ontwerpen. In het model komen met name de centrale rol van herwaardering, en het belang van congruentie tussen iemands omvattende zinbeleving en de ingeschatte betekenis van een specifieke gebeurtenis naar voren. Betekenis (meaning) verwijst volgens Park en Folkman naar ‘perceptions of significance’, naar waarnemingen van zin (1997, p. 116). Daarbij onderscheiden zij enerzijds een omvattende zinbeleving (global meaning), verstaan als de duurzame kernovertuigingen, toekomstverwachtingen en doelen van het individu die zich gaandeweg op basis van – positieve en negatieve – levenservaringen ontwikkelen. Anderzijds onderscheiden zij een situationele betekenis (situational meaning) die ontstaat in de interactie tussen iemands omvattende betekenisverlening en de concrete omstandigheden van een specifieke gebeurtenis waarbij persoon en omgeving in een dynamische verhouding staan. Een meer of minder ingrijpende gebeurtenis roept na een eerste inschatting van de betekenis hiervan steeds ook het zoeken naar bestendiging of transformatie van de betekenis op, die beide van invloed kunnen zijn op iemands omvattende zinbeleving. Het omvattend zingevingssysteem van een persoon is relatief stabiel en coherent, hetgeen met zich meebrengt dat men nieuwe ervaringen in eerste instantie binnen dat systeem probeert in te passen en ze dus zodanig interpreteert dat ze consistent zijn met de bestaande overtuigingen en doelen. Het omvattend zingevingssysteem is in het algemeen optimistisch van aard. Bovendien is het meestal persoonlijk en concreet en niet zozeer abstract of theoretisch (C. L. Park & Folkman, 1997).

De duurzame kernovertuigingen die deel uitmaken van de omvattende, globale zinbeleving, betreffen overtuigingen ten aanzien van de wereld, zichzelf en de verhouding tussen zichzelf en de wereld. Belangrijke aspecten van de kernovertuigingen over de wereld zijn het geloof in de fundamentele goedheid van de wereld en van andere mensen, en het geloof in een rechtvaardige en eerlijke wereld waarin mensen krijgen wat ze verdienen en verdienen wat ze krijgen, de just world theory (Lerner, 1971). Mensen nemen vanuit dit perspectief de wereld waar, hetgeen de wereld (voor een deel) voorspelbaar, begrijpelijk en controleerbaar maakt (Janoff-Bulman, 1989; C. L. Park & Folkman, 1997; Janoff-Bulman, 2006). Kernovertuigingen van de mens over zichzelf hebben te maken met

zelfwaardering (‘ik ben in wezen een goed en liefdevol mens’ en ‘ik ben in wezen een bekwaam en competent iemand’) en met waargenomen controle (‘ik heb in wezen invloed op mijn lot en op de resultaten van mijn daden’). Wat dit laatste betreft, is opvallend dat mensen veelal een overdreven illusie koesteren met betrekking tot hun vermogen om hun lot te beïnvloeden. Dit betekent dat zij op zoek zijn naar het ‘juiste gedrag’ (waartoe ook magisch handelen te rekenen valt) om de waarschijnlijkheid van ongunstige resultaten te minimaliseren, zoals Thompson (1991) laat zien in het zinzoekend gedrag van mensen met een hersenbloeding. Daarnaast zoeken mensen naar mogelijke (ook ontlastende) oorzaken, bijvoorbeeld voor het feit dat zij kanker hebben gekregen (zie o.a. Ten Kroode, 1990), om zodoende een zekere mate van controle te houden over een dergelijke ingrijpende gebeurtenis in hun leven, hun zelfrespect te bewaren, in contact te blijven met hun sociale omgeving en zin te kunnen geven aan de gebeurtenis. Uit deze overtuigingen over de wereld en over zichzelf leiden mensen overtuigingen af over hun relatie tot de wereld. Hiertoe behoort de overtuiging dat het niet waarschijnlijk is dat het kwaad hen zal treffen. Bovendien hoort hiertoe de overtuiging dat relaties met naasten betrouwbaar en waardevol zijn en bijdragen aan de omvattende zinbeleving. Ook kan in dit rijtje een optimistische levenshouding worden genoemd, die veronderstelt dat gebeurtenissen gunstig zullen uitpakken, zoals Carver et al. (1993) bijvoorbeeld vonden bij de coping van vrouwen met borstkanker (zie ook C. L. Park & Folkman, 1997).

Naast de kernovertuigingen bevat de omvattende zinbeleving van mensen doelen die het leven richting geven, en de huidige identiteit en het toekomstige ideale zelf vertegenwoordigen. Deze uiteindelijke doelen streven mensen via meer nabije en concrete doelen na. Zowel van de uiteindelijke als van de nabije doelen zijn mensen zich niet per se bewust, terwijl ze wel uitdrukkelijk deel uitmaken van het copinggedrag; ze vormen immers een essentieel element in het zingevingssysteem van het individu (C. L. Park & Folkman, 1997).

Op het moment dat zich een ingrijpende gebeurtenis in iemands leven voordoet (zoals longkanker), schat de persoon in wat deze gebeurtenis voor hem betekent – de situationele betekenis. De situationele betekenis is van invloed op de wijze waarop het individu met de eisen van de gebeurtenis omgaat. Deze betekenis is dynamisch en contextueel van aard, afhankelijk van de interactie tussen persoon, gebeurtenis en situatie. Bovendien is er steeds sprake van beïnvloeding door en op de omvattende zinbeleving. De situationele betekenis heeft drie componenten (C. L. Park & Folkman, 1997):

Appraisals of meaning. Het gaat om de inschatting van de persoonlijke betekenis van de specifieke interactie tussen persoon, gebeurtenis en context. Deze primary and

secundary appraisals (zie boven, pagina 92) die haast ogenblikkelijk tot stand komen, worden beïnvloed door iemands kernovertuigingen, waarden en doelen. Afhankelijk van de ernst van de gebeurtenis stelt de persoon zich vragen bij zijn wereld- en zelfbeeld. Ontstaat er door het ingrijpende karakter van de gebeurtenis een discongruentie tussen het omvattende wereld- en zelfbeeld en de ingeschatte betekenis van de situatie, dan roept dit spanning op die mensen trachten te op te lossen of te verwerken door op zoek te gaan naar nieuwe betekenis.

Search for meaning. Dit betreft het copingproces waarin mensen op zoek gaan naar betekenis zodra zij de situatie als stressvol hebben ingeschat. In eerste instantie zullen mensen geneigd zijn om de ingeschatte betekenis van de gebeurtenis of situatie in overeenstemming te brengen met hun bestaande wereld- en zelfbeeld. (Hernieuwde) attributies met betrekking tot de oorzaken van de gebeurtenis, tot de vraag wie of wat verantwoordelijkheid was voor het gebeuren, en tot de vraag waarom ik wel en een ander niet, kunnen bijdragen aan de reappraisal of meaning. Verandering van perspectief, dit wil zeggen de positieve mogelijkheden van de nieuwe situatie zoeken, is een andere mogelijkheid in dit verband. Opwaartse en neerwaartse vergelijkingen met anderen, compensatie zoeken op andere levensterreinen, verbreding van het perspectief (het plaatsen van de gebeurtenis in een groter verband), focussen op andere gebeurtenissen en momenten die juist de bestaande overtuigingen en doelen versterken, en het verkleinen van de dreiging door ontkenning van de implicaties van een gebeurtenis: dit zijn copingstrategieën die mensen kunnen hanteren om de betekenis van een specifieke ingrijpende betekenis ‘in de hand te houden’, dit wil zeggen in overeenstemming met hun omvattende en gekoesterde kernovertuigingen en doelen. Sommige gebeurtenissen (trauma’s) zijn echter zo ingrijpend dat het omvattende wereld- en zelfbeeld aangetast wordt. Op dat moment is het noodzakelijk via een – vaak zich herhalend – moeizaam en ingewikkeld proces op zoek te gaan naar een nieuw of aangepast wereld- en zelfbeeld.

Meaning as outcome. Hierbij gaat het om de betekenis die het resultaat is van het copingproces naar aanleiding van de ingrijpende gebeurtenis (C. L. Park & Folkman, 1997). Dat mensen onder invloed van belangrijke en ingrijpende gebeurtenissen veranderingen doormaken in hun wereld- en zelfbeeld, is niet uitzonderlijk. ‘People often emerge from a crisis with new coping skills, closer relationships with family and friends, broader priorities, and a richer appreciation of life’ (Schaefer & Moos, 1992, 149). Kennelijk kunnen mensen ook baat hebben bij ingrijpende gebeurtenissen in hun leven, zoals kanker of een chronische ziekte, hoewel dit meestal pas achteraf en na langere tijd

geconstateerd kan worden. Ook wordt het mensen meestal pas gaandeweg bewust, dat bijvoorbeeld hun chronische ziekte of pijn hen ook iets goeds heeft gebracht. Deze vormen van positief gevoel – in de termen van Folkman en Moskowitz (2007) benefit finding en benefit reminding – verwijzen naar de mogelijkheid van groei na traumatische gebeurtenissen (Tedeschi & Calhoun, 1995; Herman, 2003; Calhoun & Tedeschi, 2006a; Shakespeare-Finch & Enders, 2008). Deze veranderingen of deze groei wijzen op een hernieuwde integratie van de omvattende zinbeleving en de betekenis van de specifieke gebeurtenis. Er is sprake van existentiële groei (zie paragraaf 2.1.5, pagina 57).

Folkman en Moskowitz (2007) zetten recent nog een keer – samenvattend – vijf vormen van op zin gerichte coping op een rij: het opnieuw bepalen van prioriteiten, het aanpassen van doelen in het bestaan, het ontdekken van positieve elementen in de stressvolle gebeurtenis, het zich weer bewust worden van wat de winst in de loop van de tijd is, en het toekennen van zin aan alledaagse gebeurtenissen. Deze strategieën leiden tot positieve gevoelens, waarbij het eropaan komt deze voortdurend te versterken, met het oog op het herstellen en doen uitgroeien van fysieke en psychische bronnen en op de motivatie tot en ondersteuning van het copingproces (zie ook Folkman & Greer, 2000).

Duidelijk is hoe de aandacht voor betekenisverlening en zingeving het oorspronkelijke copingmodel van Lazarus en Folkman verrijkt heeft. De wijze waarop zingeving in het nieuwe model wordt gedifferentieerd vertoont verwantschap met de inzichten van een aantal andere auteurs.

Op de eerste plaats dient hier verwezen te worden naar het onderzoek van Antonovsky (1979, 1987, 1990). Deze gaat in zijn onderzoek, waarin hij nieuwsgierig is naar de ervaringen van mensen die de concentratiekampen in WOII hebben overleefd, uit van een ander perspectief op gezondheid en ziekte. Gezondheid is niet de afwezigheid van ziekte of gebrek, maar een proces waarin mensen het gevoel voor coherentie (sense of coherence) en het vermogen om te veranderen, behouden. Antonovsky gaat uit van het begrip salutogenese, het vermogen tot zelfgenezing of het vermogen om gezond te zijn. Vanuit dit alternatieve perspectief op gezondheid en ziekte ontwikkelt hij het begrip sense of coherence, waarin de centrale component betekenisvolheid is. Mensen die een hoge mate van coherentie ervaren ondanks moeilijke en ingrijpende gebeurtenissen in hun leven, blijken ondanks die moeilijkheden een hoge kwaliteit van leven te ervaren. Sense of coherence heeft drie hoofddimensies:

begrijpelijkheid (comprehensibility): de gebeurtenissen in het leven zijn voorspelbaar, gestructureerd en verklaarbaar;

beheersbaarheid (manageability): er zijn voldoende bronnen voor handen om moeilijkheden aan te gaan als ze zich voordoen;

betekenisvolheid (meaningfulness): de eisen die het leven stelt, zijn uitdagingen die het waard zijn om in te investeren (Strang & Strang, 2001; Richardson-Gibson & Parker, 2003; Van den Berg, Garssen, De Jager Meezenbroek, & Visser, 2005). Volgens Strang & Strang (2001) die in Zweden de rol van spiritualiteit en sense of coherence in het copingproces bij hersentumorpatiënten en hun partners onderzochten, blijkt het concept sense of coherence goed te verklaren hoe mensen in een dergelijke existentieel bedreigende situatie proberen stand te houden. Begrijpelijkheid ontstond op basis van eigen ideeën en theorieën over de situatie, beheersbaarheid kwam tot stand via het op zoek gaan naar informatie, sociale ondersteuning en actieve coping. Betekenisvolheid was centraal voor de kwaliteit van leven en kwam tot stand via belangrijke naasten en via werk.

Op de tweede plaats is het groeiend aantal studies over resilience of veerkracht in relatie tot stress en coping van belang. Waar de meeste psychologische kennis over verlies, trauma en de wijze van verwerken ervan, voortgekomen is uit onderzoek naar mensen die hieronder gebukt gingen, richt het onderzoek naar resilience zich op mensen die ook na een ingrijpend verlies of trauma positief blijven in hun leven en slechts in beperkte mate door dat verlies hindernissen ervaren. Het blijkt dat velen veerkrachtig genoeg zijn om – op basis van hun beschikbare bronnen – tot herstel te komen. Onderzoek laat zien dat de meeste mensen in confrontatie met ingrijpende gebeurte-nissen in hun bestaan een relatief stabiel patroon van gezond functioneren laten zien, met daarnaast een duurzaam vermogen tot positieve gevoelens en tot groei. Het blijkt dat er geen specifiek veerkrachtig persoonlijkheidstype kan worden aangewezen, en dat er vaak onverwachte en verrassende manieren van veerkracht blijken te bestaan (Bonanno, 2004, 2005). Deze benadering, dit nieuwe paradigma, plaatst stress en coping in een ander kader, namelijk dat van iemands persoonlijke kracht en psychosociale bronnen, die onafhankelijk blijken te zijn van mogelijke risico’s en kwetsbaarheden die zich in het individu en diens omgeving kunnen voordoen. Drie kenmerken van veerkracht komen dominant naar voren in het huidige onderzoek: het vermogen tot herstel (recovery), de duurzaamheid van doelgerichtheid oog in oog met tegenslag (sustainability) en het vermogen tot aanpassing en ontwikkeling ondanks dreiging en verlies (growth). Masten noemt dit fundamentele menselijke kenmerk ‘ordinary magic’ – een kenmerk dat aanvankelijk enkel bij kinderen die met ingrijpende gebeurtenissen in hun jonge leven te maken kregen, werd vastgesteld (Masten, 2001). Het onderzoek van Folkman, waarin

zij aandacht vraagt voor het belang van positieve gevoelens rondom en positieve aanpassing aan ingrijpende gebeurtenissen, sluit hierbij goed aan – aldus Zautra en Reich (2011). Deze auteurs maken ook opmerkzaam op het feit dat bronnen van veerkracht op vele niveaus van het menselijk bestaan tegelijk werkzaam zijn – biologisch, individueel, interpersoonlijk, op het niveau van de familie, en op het niveau van leefomgeving en samenleving (Zautra & Reich, 2011). Deze lijn van onderzoek sluit goed aan bij het belang van existentieel welbevinden en positieve herwaardering in het copingproces (Pakenham, 2011).