• No results found

Cognitieve therapie (VERSIE 2011)

In document Angststoornissen (pagina 92-95)

6. Behandeling Sociale angststoornis (versie 2011)

6.2 Psychologische interventies sociale angststoornis (VERSIE 2011)

6.2.5 Cognitieve therapie (VERSIE 2011)

Richtlijntekst: VERSIE 2011

Dit hoofdstuk is onderverdeeld in subhoofdstukken/paragrafen. Om de inhoud te kunnen bekijken klikt u in de linkerkolom op de subhoofd- of paragraaftitel.

Conclusies:

6.2.5.1 Effectiviteit (VERSIE 2011)

Richtlijntekst: VERSIE 2011

De richtlijntekst in deze paragraaf omvat geen verdere inleiding.

Aanbevelingen:

Cognitieve therapie kan als behandeling aangeboden worden aan patiënten met een sociale angststoornis wanneer disfunctionele cognities een belangrijk kenmerk zijn van de klachten. Ook in gevallen waar dat minder duidelijk het geval is kan cognitieve therapie de sociale angststoornis reduceren.

Wetenschappelijke onderbouwing:

Uit verschillende studies blijkt dat cognitieve therapie een effectieve behandelmethode is voor sociale angststoornis. In meta-analyses is het effect van cognitieve therapie overtuigend aangetoond (Feske & Chambless, 1995; Gould, 1997; Taylor, 1996; Moreno, 2001; Powers, 2008).

Binnen een cognitieve behandeling worden negatieve en verstorende cognities opgespoord met betrekking tot angstoproepende sociale situaties. Bijvoorbeeld door middel van een zogenaamde ‘Socratische dialoog' met de patiënt worden deze cognities uitgedaagd en geëvalueerd op hun feitelijkheid en accuratesse, en

uiteindelijk worden meer rationele en functionele cognities geformuleerd. Deze alternatieve cognities worden weer getoetst aan de sociale realiteit binnen zogeheten gedragsexperimenten.

Literatuur

Feske U, Chambless DL. Cognitive-behavioral versua exposure only treatment for social phobia: a meta-analysis. Behavor Therapy 26: 695-720, 1995.

Gould RA, Buckminster S, Pollack MH, Otto MW, Yap L. Cognitive-behavioral and pharmacological treatment for social phobia: a meta-analysis. Clinical Psychology: Science and practice 4: 291-306, 1997.

Moreno, P.J., Carrillo, F.X.M., & Meca, J.S. (2001). Effectiveness of cognitive behavioural treatment in social phobia: A meta-analytic review. Psychology in Spain, 5, 1, 17-25.

Powers, M.B., Sigmarsson, S.R. & Emmelkamp, P.M.G.(2008). A meta-analytic review of psychological treatments for social anxiety disorder. International Journal of Cognitive Therapy, 12, 94-113.

Taylor S. Meta-analysis of cognitive-behavioral treatments for social phobia. J Behav Ther Exp Psychiatry 27: 1-9, 1996.

Niveau 1 Cognitieve therapie is een effectieve behandelmethode voor sociale angststoornis.

A1 Feske & Chambless, 1995; Gould, 1997; Taylor, 1996; Moreno, 2001; Powers, 2008

Overige overwegingen:

Cognitieve therapie is een aansprekende behandeling die zowel in groepsverband als binnen een individuele context kan worden gegeven. De methode kan ook goed worden gecombineerd met exposure in vivo en sociale vaardigheidstraining.

6.2.5.2 Wijze en duur van toepassen (VERSIE 2011)

Richtlijntekst: VERSIE 2011

De richtlijntekst in deze paragraaf omvat geen verdere inleiding. Aanbevelingen:

Cognitieve therapie kan, waar mogelijk, het beste worden aangeboden in groepsverband.

Wetenschappelijke onderbouwing:

In de meeste studies werd cognitieve therapie individueel gegeven. Er is ook een groepstherapie voor sociale angststoornis ontwikkeld die in verschillende studies is getoetst (Heimberg, 2002). De cognitief

gedragstherapeutische groepsbehandeling bevat elementen zoals exposure in vivo, sociale

vaardigheidstraining en cognitieve therapie. Uit gecontroleerd onderzoek blijkt dat groepsbehandeling even effectief is als individuele behandeling (Scholing & Emmelkamp, 1993b). In een studie van Stangier (2003) bleek slechts op één van de zeven uitkomstmaten individuele cognitieve therapie effectiever dan

groepstherapie; op alle andere maten bleken beide behandelingen even effectief. Een andere studie vond individuele cognitieve therapie effectiever dan cognitieve therapie in groepsverband (Mortberg, 2007), maar aan deze uitkomst kunnen geen conclusies verbonden worden omdat de groepstherapie in 3 weken

plaatsvond, terwijl de individuele therapie 4 maanden duurde. Een recente meta-analyse toonde geen verschil in effect aan tussen groepstherapie en individuele therapie (Powers, 2008).

In zowel de groepsbehandelingen als in de individuele behandelingen gaat het doorgaans om therapieën die tien tot vijftien zittingen in beslag nemen, waarbij groepszittingen doorgaans 90 minuten duren. Er zijn geen studies bekend waarin de effectiviteit werd vergeleken van ‘pure' cognitieve therapie (dus zonder exposure in vivo en vaardigheidselementen) in groepsverband met die in een individueel format.

Ook via internet aangeboden cognitieve therapie blijkt effectief bij de behandeling van sociale angststoornis, zowel op de korte als de lange termijn en ongeveer vergelijkbaar met de face-to-face aangeboden CGT, met name wanneer er enige assistentie van een therapeut is of tevens gebruik gemaakt wordt van online discussie groepen (Furmark, 2009; Anderson, 2006; Carlbring, 2007; Titov, 2008).

Zogenaamde ‘unguided' zelf-hulp door middel van bibliotherapie alleen geeft ook een significante en klinisch relevante vermindering van sociale angstklachten, vergeleken met een wachtlijstconditie (Furmark, 2009) alhoewel het effect bij twee andere studies beperkter is (Titov, 2008; Rapee, 2007). Regelmatig en consistent oefenen en ondersteuning met online discussie groepen lijkt het effect van bibliotherapie te vergroten. Literatuur

Anderson G, Carlbring P, Holstrom A, et al. Internet-based self-help with therapist feedback and in-vivo group exposure in social phobia. J Consult Clin Psychol 2006; 74: 677-686.

Carlbring P, Gunnarsdottir M, Hedensjo L, et al. Treatment of social phobia: randomized trial of

Furmark T, Carlbring P, Hedman E, et al. Guided and unguided self-help for social anxiety disorder: randomized controlled trial. Br J Psychiatry 2009; 195: 440-447.

Heimberg RG. Cognitive-behavioral therapy for social anxiety disorder: current status and future directions.

Biol Psychiatry 51: 101-8, 2002.

Moreno, P.J., Carrillo, F.X.M., & Meca, J.S. (2001). Effectiveness of cognitive behavioural treatment in social phobia: A meta-analytic review. Psychology in Spain, 5, 1, 17-25.

Mortberg E, Clark DM, Sundin O., Aberg Wistedt, A. (2007). Intensive group cognitive treatment and individual cognitive therapy vs. treatment as usual in social phobia: a randomized controlled trial. Acta Psychiatr Scand 2007: 115: 142-154.

Powers, M.B., Sigmarsson, S.R. & Emmelkamp, P.M.G.(2008). A meta-analytic review of psychological treatments for social anxiety disorder. International Journal of Cognitive Therapy, 12, 94-113.

Rapee RM, Abbott MJ, Baillie AJ, Gaston JE. Treatment of social phobia through pure self-help and therapist augmented self-help. Br J Psychiatry 2007; 191: 246-252.

Scholing A, Emmelkamp PM. Exposure with and without cognitive therapy for generalized social phobia: effects of individual and group treatment. Behav Res Ther 31: 667-81, 1993b.

Stangier, U., Heidenreich, T., Peitz, M., Lauterbach, W., & Clark, D.M. (2003). Cognitive therapy for social phobia: individual versus Group treatment. Behaviour Research & Therapy, 41, 991-1007.

Taylor S. Meta-analysis of cognitive-behavioral treatments for social phobia. J Behav Ther Exp Psychiatry 27: 1-9, 1996.

Titov N, Andrews G, Choi I, et al. Shyness 3: randomized controlled trial of guided versus unguided internet-based CBT for social phobia. Austr N Z J Psychiatry 2008c; 42: 1030-1040.

Conclusies:

Niveau 1 Cognitieve gedragstherapeutische groepsbehandeling is even effectief als individuele cognitieve gedragstherapie.

A1; Powers, 2008

A2 Scholing & Emmelkamp, 1993b

Niveau 2 Ook via internet aangeboden CGT is effectief, evenals zelfhulp door middel van bibliotherapie.

A2: Furmark, 2009; Anderson, 2006; Carlbring, 2007; Titov, 2008)

Overige overwegingen:

Dat cognitieve gedragstherapie in groepsverband naast cognitieve therapie ook andere elementen bevat is geen reden om niet aan deze waarschijnlijk meer kosten-effectieve behandeling de voorkeur te geven boven individueel uitgevoerde cognitieve herstructurering, zolang niet ook andere therapeutische overwegingen een andere keuze suggereren.

6.2.5.3 Duurzaamheid (VERSIE 2011)

Richtlijntekst: VERSIE 2011

De richtlijntekst in deze paragraaf omvat geen verdere inleiding. Aanbevelingen:

Voor afsluiting van de therapie lijkt het zinvol om samen met de patiënt een

signaleringsplan te maken om mogelijke signalen van terugval te herkennen, zowel voor de patiënt zelf alsook voor diens naaste omgeving. Aansluitend kan de patiënt worden geleerd

om anders met deze signalen om te gaan dan voor de start van de behandeling. Het anders omgaan met deze signalen kan bestaan uit het anders duiden en interpreteren ervan en uit andere coping.

Wetenschappelijke onderbouwing:

De duurzaamheid van de effecten van cognitieve therapie bij sociale angststoornis is vergelijkbaar met die van exposure in vivo. Dat betekent dat de vooruitgang tijdens de behandeling twee tot vijf jaar na die tijd behouden bleef. Het gaat hierbij wel om zogeheten naturalistische follow-up studies, waarbij niet geheel duidelijk is hoeveel aanvullende behandeling de patiënten in de tussentijd hebben ontvangen (Turner, 1995; Scholing & Emmelkamp, 1996a; Scholing & Emmelkamp, 1996b; Mersch, 1991; Heimberg, 1993).

Bij verschillende studies zijn de drop-out percentages gerapporteerd. Uit meta-analyses blijkt dat het drop-out percentage gemiddeld 15% bedraagt (Feske & Chambless, 1995; Taylor, 1996).

Literatuur

Feske U, Chambless DL. Cognitive-behavioral versua exposure only treatment for social phobia: a meta-analysis. Behavor Therapy 26: 695-720, 1995.

Heimberg RG, Salzman D, Holt CS, Blendell K. Cognitive-behavioural group treatment for social phobia: effectiveness at five-year folow-up. Cognitive therapy and Research 17: 325-39, 1993.

Mersch PP, Emmelkamp PM, Lips C. Social phobia: individual response patterns and the long-term effects of behavioral and cognitive interventions. A follow-up study. Behav Res Ther 29: 357-62, 1991.

Scholing A, Emmelkamp PM. Treatment of fear of blushing, sweating, or trembling. Results at long- term follow-up. Behav Modif 20: 338-56, 1996a.

Scholing A, Emmelkamp PM. Treatment of generalized social phobia: results at long-term follow-up. Behav

Res Ther 34: 447-52, 1996b.

Taylor S. Meta-analysis of cognitive-behavioral treatments for social phobia. J Behav Ther Exp Psychiatry 27: 1-9, 1996.

Turner SM, Beidel DC, Cooley-Quille MR. Two-year follow-up of social phobics treated with social effectiveness therapy. Behav Res Ther 33: 553-5, 1995.

Conclusies:

Niveau 1 De geboekte vooruitgang bij cognitieve therapie van sociale angststoornis blijft minstens twee tot vijf jaar nadien behouden. Het percentage drop-outs is gering.

A1 Feske & Chambless, 1995; Taylor, 1996; A2 Turner, 1995; Scholing & Emmelkamp, 1996a; Scholing & Emmelkamp, 1996b; Mersch, 1991; Heimberg, 1993

Overige overwegingen:

Er zijn geen speciale onderzoeken gedaan naar maatregelen die terugval kunnen voorkomen.

In document Angststoornissen (pagina 92-95)