• No results found

Bijlage 11. Analyse De Woudloper van Sumatra (1954)

8. Bijlagen

8.11. Bijlage 11. Analyse De Woudloper van Sumatra (1954)

Verhouding tot anderen N.v.t.

Discrepantie beeld en tekst N.v.t.

Beeldaspecten zendelingen

Uiterlijke kenmerken Nette kleding (vrouw in jurk met hoed, man in pak met hoed). Blanke huidskleur.

Vrouw haar in een knot, man lange baard en kort haar.

Baby ook netjes in een jurkje in een kinderwagen.

Neutraal.

Verhouding tot Indonesiërs Op een afbeelding staan twee Toeradja’s naast de wieg van het kindje van de

zendelingen. De zendelingen zijn een stuk langer en lijken van bovenaf mee te kijken,.

Neutraal/ongelijkwaardig.

Verhouding tot anderen N.v.t.

Discrepantie beeld en tekst Op afbeelding lijkt wat ongelijkwaardigheid.

Algemene informatie (aankruisen of invullen welke van toepassing is)

Titel boek De woudloper van Sumatra

Auteur/illustrator Annie van Noort

Jaar van uitgave 1954

Uitgever Zendingsbureau Oegstgeest

Aantal pagina’s 71

Leeftijdscategorie (mits

gegeven, anders geschat): Kind 0-4 jaar Gegeven/geschat Kind 6-9 jaar

Kind 9-12 jaar X, geschat Bedoeld voor (mits gegeven,

anders geschat): Onderwijs Gegeven/geschat

Zondagsschool

Individuele lezer X, geschat Soort boek: Leesboek zonder illustraties

Leesboek met illustraties X, vier illustraties

Extra informatie: Levensgeschiedenis die zich afspeelt in de tweede helft van de 19e eeuw.

Inhoudelijke informatie

Aspect Citaat/beschrijving Oordeel (positief/negatief)

Verhaallijn (inclusief einde) Dit verhaal vertelt de levensgeschiedenis van de zendeling Ludwig

Nommensen, die als kind genezen wordt en daarna aan God belooft om zendeling te worden. Hij wordt zendeling op Sumatra, waar hij de heidense bevolking met heidense rituelen probeert te bekeren. Dit gaat niet

eenvoudig: de bevolking stelt zich vijandig op en probeert hem regelmatig weg te jagen of te vermoorden.

Nommensen verzorgt de zieken, geeft les en vertelt over het evangelie, maar de vijandigheid blijft. Uiteindelijk komt de omslag tijdens een offerfeest met heidense rituelen. Nommensen geeft daar een preek en

langzaamaan stelt de bevolking zich open voor hem en het evangelie. Na vijftig jaar zendeling geweest te zijn, sterft Nommensen als een held: de Bataakse (volk op Sumatra) kerk telt dan 120.000 leden.

Positief. De keuzes van Nommensen worden positief beschreven, ondanks

negatieve gebeurtenissen in zijn leven.

Secundaire verhaallijnen De ontwikkeling die

Nommensen doormaakt als kind en zijn weg naar de zending: hij wordt ziek en belandt in het ziekenhuis. Hij bidt om genezing en wordt genezen. Hij belooft God zendeling te worden, maar moet eerst voor zijn gezin zorgen als zijn vader overlijdt.

Vertelperspectief Afgezwakt Auctoriaal Neutraal.

Focalisatie (Indonesiërs,

zendeling of ander) Voornamelijk vanuit Ludwig Nommensen (zendeling), maar zo nu en dan ook korte

Positief (zendeling), negatief (inheemse bevolking). De gedachten en motieven van de zendeling zijn altijd

gedachteweergave van de inheemse bevolking, bijv.:

“Een paar dorpshoofden beramen opnieuw plannen om hem uit de weg te ruimen.

Hij is lastig. Hij maakt hun het leven moeilijk. Zij willen leven, zoals zij dat willen en niet zoals die God van hem dat wil!” (47)

positief, die van de inheemse bevolking vrijwel altijd negatief.

Karakters Ludwig Nommensen. Voor

de rest zijn er geen primaire hoofdpersonages.

Karakterontwikkeling (Indonesiërs, zendeling of ander)

Als kind wordt Ludwig omschreven als wild en levenslustig, maar ook als een jongen die braaf met zijn zusjes speelt, mee naar de kerk gaat. Hij is geduldig, diepreligieus en bidt vaak.

Wanneer hij zendeling wordt, blijven geduld en

vriendelijkheid zijn

belangrijkste eigenschappen.

Wanneer de ‘heidenen’ of anderen hem belagen, blijft hij altijd vriendelijk en geduldig. Hij verdiept zich in hun talen, hun rituelen en wederzijds begrip te creëren.

Het frustreert hem soms dat hij de heidenen niet direct kan bekeren, maar vanuit zijn vertrouwen op God en zijn roeping, gaat hij toch steeds door met zijn missie.

Positief. Het karakter van Ludwig wordt altijd positief omschreven, ook als hij voor een kort moment negatieve emoties ervaart, zoals ongeduld.

Algemene boodschap Als je volhardend het werk doet waar God je voor roept, zal je slagen.

Positief.

Verwijzingen naar

maatschappelijke/koloniale ontwikkelingen

Alleen over WOI wordt heel kort gezegd: “In Europa woedt de wereldoorlog. Zijn jongste zoon, die zo graag zendingsarts wilde worden, sneuvelt.” (68)

Verwijzingen naar zending in

het algemeen Nauwelijks. “Het is 7 October 1911. Overal in de Bataklanden wordt herdacht, dat de Rijnse Zending 50 jaar lang het Evangelie heeft

gepredikt en ook op dit spreekgestoelte van

Sitahoeroe getuigt een Bataks predikant van het grote geduld, dat God heeft gehad met het Batakse volk. Want de tegenstand, die sterk was en lang duurde, is nu totaal gebroken.” (67)

Tegenslagen Ludwig Nommensen komt in

zijn leven als zendeling veel tegenslagen tegen, beginnend bij het feit dat zijn beide ouders overlijden en hij niet meteen wordt toegelaten tot de zendingsschool. Als hij dan eindelijk zendeling is, mag hij alleen in het kustgebied van Sumatra werken, waar veel moslims wonen, terwijl hij juist graag de heidenen in het

binnenland wil bekeren. Hij wordt vijandig behandeld door zijn mede-zendelingen op de boot en door de inheemse bevolking van alle dorpen die hij tijdens zijn missie wil bereiken. Er wordt geprobeerd Nommensen weg te jagen, zijn huis te vernielen en hem te vermoorden. Twee van zijn zoons overlijden, evenals zijn eerste en zijn tweede vrouw. De tochten die hij moet maken om de

dorpen te bereiken, gaan ook vaak moeizaam door het ruwe natuurlandschap.

Positief. Aan de tegenslagen wordt altijd een positieve draai gegeven, door te benadrukken dat Nommensen zoveel

doorzettingsvermogen heeft, het werk van God gedaan moet worden en God nabij is.

Omslag De omslag vindt plaats tijdens

een offerfeest. Het is

gebruikelijk dat er tijdens dit feest met elkaar gevochten wordt, zodat de doden geofferd kunnen worden aan de heidense goden. Wanneer het ritueel begint en

verschillende geesten zich laten zien door mensen, stapt Nommensen in het midden van de cirkel en vertelt dat dit

Positief/negatief. Positief over Nommensen, negatief over de rituelen die worden uitgevoerd.

geen bosgeesten zijn, maar leugengeesten. Hij vertelt over God en stopt het

offerfeest. Vanaf dat moment gaat de bevolking meer openstaan voor Nommensen en zijn boodschap.

“Dat is dan het eind van het offerfeest. De gasten gaan naar hun eigen dorpen terug.

Diep in hun hart is groot ontzag voor toean [meester]

Nommensen geboren. Een paar weken later schrijft zendeling Nommensen naar Barmen: “Het Silindoengdal ligt voor ons open. De Bataks wensen, dat er meer

zendelingen komen.” Zo was Gods wil.” (46).

Beschrijving van Indonesiërs

Benaming Over het algemeen aangeduid

met “Bataks”,

“Silindoengers”, “het volk”,

“de dorpelingen”. Als Nommensen ze nog niet heeft ontmoet, worden ze aangeduid met “heidenen” of

“Mohammedanen”,

afhankelijk van hun geloof.

Neutraal, op “heidenen” na.

Leeftijd N.v.t.

Geslacht N.v.t.

Karakter Lui, onwetend, barbaars, wild, voornamelijk door de rituelen die ze uitvoeren.

“De jongens worden toch wel belangstellend. Een komt al wat omhoog uit zijn luie houding.” (22).

“Af en toe schudt iemand zijn hoofd. Ze begrijpen er niets van. Al gelukkig worden in déze wereld? Echt gelukkig?

Dat bestáát niet! Je leeft toch in angst, bijna altijd! Voor de rondzwervende geesten van je

Negatief.

voorouders, die zo gauw boos zijn en zoveel kwaad kunnen doen – of voor de vijanden uit de dorpen rondom – of voor de andere geesten, bosgeesten en dergelijke.”

(27)

“De stammen voeren om de kleinste kleinigheden oorlog!

En sluipmoorden en allerlei wreedheden brengen angst en schrik onder de mensen.” (28)

“En de Silindoengers zijn onder invloed daarvan ruwe woestelingen, die elkaar geregeld naar het leven staan en van geen recht en

eerlijkheid willen weten.” (31)

“Ze hebben hem wel erg geplaagd, maar ze wéten niet beter – daarom kan hij het hun niet kwalijk nemen.”

(52)

Beleving van religie De volken die Nommensen aan de kust tegenkomt, zijn

‘Mohammedanen’. De volken in het binnenland zijn

‘heidenen’ en houden zich bezig met de verering van geesten en voorouders, met als voornaamste god ‘Batara goeroe’. Dit doen ze door bepaalde rituelen uit te voeren.

“Af en toe schudt iemand zijn hoofd. Ze begrijpen er niets van. Al gelukkig worden in déze wereld? Echt gelukkig?

Dat bestáát niet! Je leeft toch in angst, bijna altijd! Voor de rondzwervende geesten van je voorouders, die zo gauw boos zijn en zoveel kwaad kunnen doen – of voor de vijanden uit de dorpen rondom – of voor de andere geesten,

Negatief.

bosgeesten en dergelijke.”

(27)

“Dat zijn de moeilijkheden die met hun godsdienst te maken hebben. De verering van geesten en van

voorouders brengt met zich mee, dat er telkens

offerfeesten moeten worden gehouden. Vaak worden er kinderen geofferd, een enkele maal ook volwassenen.” (30)

“Maar het allerbelangrijkste was hun eigen zieleleven.

Want daarvan hing het wel en wee van een mens af,

geloofden de Bataks. Het verkrijgen van zielestof beheerst alles. Hoe meer zielestof, hoe meer macht en rijkdom. Die stof zetelt overal. Het haar en nagels mogen daarom niet worden geknipt. Het wegvloeien van bloed is vreselijk. En héél nodig is het, zielestof van anderen te ‘winnen’. Door koppensnellen bijvoorbeeld.

Het eten van mensenvlees en het drinken van mensenbloed zijn machtig middelen om meer zielestof te krijgen. Zo leeft dit volk, onder de ban van hun ‘godsdienst’. En het is daardoor egoïstisch en angstig tegelijk.” (31) Verhouding tot zendelingen Nommensen en de andere

zendelingen worden vijandig ontvangen. Er is bij elk nieuw dorp altijd wel een zekere nieuwsgierigheid, maar de argwaan overheerst. In de eerste helft van Nommensens leven zijn de ‘heidenen’

vrijwel altijd vijandig naar hem. Ze proberen zijn huis te vernielen, hem weg te jagen en te vermoorden.

Negatief.

“De mannen vertrouwen hem nog lang niet helemaal.

Dat ziet hij wel aan hun gezichten en gefronste wenkbrauwen.” (27)

Uiteindelijk bekeren ze zich en adoreren ze Nommensen.

Bij zijn dood wordt hij als een god vereerd.

“Een paar dagen later is Ompoe 50 jaar zendeling.

Sigoempar kan de mensen bijna niet allemaal herbergen.

En het huis van Nommensen is te klein voor alle cadeaux, die worden bracht – schapen, kippen, geiten, zakken rijst – en geld, om een paard en wagen te lopen.” (68) Verhouding tot anderen N.v.t.

Beschreven uiterlijk N.v.t.

Onbeschaafd vs. beschaafd De inheemse bevolking wordt gedurende het hele boek als primitief, wild en

onbeschaafd beschreven, wat voornamelijk tot uiting komt bij de rituelen en bij de manier waarop ze omgaan met Nommensen.

Negatief.

Beschrijving van zendelingen

Benaming “Nommensen”, “toean

[meester] Nommensen”, “de zendeling” “Ompoe (opa) Nommensen”

Neutraal.

Karakter Zie karakter.

Taak als zendeling De heidenen bekeren. De nadruk ligt steeds op het bekeren van de heidenen, ook in ander werk dat

Nommensen doet (zieken verzorgen, onderwijs geven).

Voor de Mohammedanen heeft hij niet veel oog.

Positief.

Beleving van religie Nommensen is diepreligieus, met een voortdurend

Positief.

vertrouwen op God. Hij is zeer overtuigd van zijn roeping en van Gods

bescherming in zijn leven. Hij is ervan overtuigd dat hij goed nieuws brengt aan de heidenen en dat uiteindelijk iedereen bekeerd zal worden.

Verhoudingen tot Indonesiërs Nommensen blijft vriendelijk en geduldig naar de vijandige dorpelingen. Hij probeert hen te verzorgen, les te geven, te helpen.

Verhouding tot anderen Hij preekt aan boord van het schip en ontfermt zich over de geestelijke verzorging van de zieken. Hij preekt en vertelt zijn mede-zendelingen dat ze zich moeten afkeren van hun verkeerde leven, positief moeten blijven en op God moeten vertrouwen tijdens deze tocht. De zendelingen waarderen dit niet en pesten hem, sluiten hem buiten.

Positief. De manier waarop Nommensen zijn

medezendelingen benadert, wordt omschreven als iets positiefs. Dat zij zo reageren, getuigt ervan dat ze de waarheid niet willen horen en niet dat Nommensen niet het goede doet.

Beschreven uiterlijk N.v.t.

Beeldaspecten Indonesiërs

Uiterlijke kenmerken Donkere huid,

cultuurspecifieke kleding (kleden). (42)

Neutraal.

Verhouding tot zendelingen N.v.t.

Verhouding tot anderen N.v.t.

Discrepantie beeld en tekst N.v.t.

Beeldaspecten zendelingen

Uiterlijke kenmerken Nette witte man in pak, met vlinderstrikje, verzorgd uiterlijk. (4)

Positief.

Verhouding tot Indonesiërs N.v.t.

Verhouding tot anderen N.v.t.

8.12. Bijlage 12. Analyse Naar het land van de Sangireezen (1921)