• No results found

Bijlage 7. Analyse Bastiaan, de kleinen Timorees (1946)

8. Bijlagen

8.7. Bijlage 7. Analyse Bastiaan, de kleinen Timorees (1946)

8.7. Bijlage 7. Analyse Bastiaan, de kleinen Timorees (1946)

Uitgever Van Gorcum, Assen

Aantal pagina’s 31

Leeftijdscategorie (mits

gegeven, anders geschat): Kind 0-4 jaar

Kind 6-9 jaar X, geschat

Kind 9-12 jaar Bedoeld voor (mits gegeven,

anders geschat):

Onderwijs X, geschat. Het is een soort voorleesboek. “Beste jongens en meisjes, we willen samen een héél verre reis gaan maken. Helemaal naar Indië!

Wat ver hè? Jullie willen toch wel mee?” (7)

Zondagsschool X, geschat.

Individuele lezer

Soort boek: Leesboek zonder illustraties

Leesboek met illustraties X, 12 illustraties.

Extra informatie: N.v.t.

Inhoudelijke informatie

Aspect Citaat/beschrijving Oordeel (positief/negatief)

Verhaallijn (inclusief einde) Het verhaal gaat over de Timorese jongen, Bési (later Bastiaan). Hij woont in een dorp waar ook een zendeling woont en een schooltje is.

Eerst mag hij van zijn ouders (heidenen) niet naar het schooltje. Dan wordt Bési ziek en de zendeling geneest hem met hulp van God. Dan worden Bastiaan en zijn ouders ook christen en mag hij wel naar het schooltje.

Bastiaan werkt hard, krijgt een operatie aan zijn handen zodat hij kan schrijven en wordt uiteindelijk zelf zendeling.

Positief.

Secundaire verhaallijnen N.v.t.

Vertelperspectief Auctoriaal. De verteller presenteert zich als een persoon doordat hij de lezer/toehoorder direct aanspreekt.

“Maar zouden jullie zó lang van je vader en moeder weg kunnen? Nou, dat is wel een beetje moeilijk, hè?”

Neutraal.

Focalisatie (Indonesiërs,

zendeling of ander) Gedachteweergave vooral van

Bastiaan. Neutraal.

“Maar terwijl hij zo dacht, werd hij altijd een beetje verdrietig. En dan dacht hij weer met pijn in zijn kleine hartje: waarom mag ik toch niet zo zijn als alle andere jongens. En dan kon hij wel huilen.” (15)

Karakters Bési/Bastiaan is het

hoofdpersonage. Daarnaast heb je nog de zendeling, de goeroe en Bési’s vader en moeder.

Neutraal.

Karakterontwikkeling (Indonesiërs, zendeling of ander)

Bési/Bastiaan is eerst een bang jongetje. Hij vindt de blanke mensen eng, de school eng en voelt zich wat

eenzaam tussen zijn vriendjes omdat hij als enige niet naar school gaat. Wanneer hij genezen wordt en wel naar school mag, leert hij de Here Jezus kennen. Hij is minder bang en wordt blij. Hij wil graag zendeling worden.

Dezelfde ontwikkeling (heiden > christen, angstig

-> niet angstig) maken zijn ouders door.

Positief.

Algemene boodschap Het is het beste om je van je heidense wegen af te keren en christen te worden.

Positief,

Verwijzingen naar

maatschappelijke/koloniale ontwikkelingen

Kort stukje over de oorlog in Indië op het laatst.

“Doordat het oorlog is geweest in ons land en omdat het in Indië ook oorlog was, zoals jullie wel weten, hebben we al een heleboel jaren niets van Bastiaan gehoord.”

Neutraal.

Verwijzingen naar zending in

het algemeen Korte verwijzing naar het feit dat er door de zending scholen werden gebouwd.

“Die mensen kunnen ook niet lezen en niet schrijven, want dat hebben ze nooit geleerd. Dat kunnen alleen de jongens en meisjes, die op

Positief.

school zijn. Vroeger waren er op Timor geen scholen, maar we hebben er nu al heel wat gebouwd, meestal van het geld dat de kinderen hier in Holland meebrengen voor de zending.” (12)

Tegenslagen De grootste tegenslag die Bastiaan meemaakt in zijn leven, is wanneer hij ziek wordt. Hij wordt zo ziek dat hij bijna overlijdt. Daarnaast heeft hij misvormde handen:

al zijn vingers zijn aan elkaar gegroeid. Hierdoor kan hij in eerste instantie niet schrijven en tekenen zoals de andere jongetjes.

Positief. Voor al deze tegenslagen ontstaat een oplossing door toedoen van de zendeling en met hulp van God. Bastiaan geneest van zijn ziekte en wordt

geopereerd in het ziekenhuis waar de zendeling hem naartoe brengt.

Omslag De omslag vindt plaats

wanneer Bastiaan genezen wordt van zijn ziekte en hij en zijn ouders tot geloof komen.

Ze laten zich ook dopen, samen met veertig andere heidenen. Vanaf dat moment gaat het bergopwaarts met Bastiaan: hij kan goed leren, wordt geopereerd, wil zendeling worden.

“En steeds weer vertelde hij van den Heiland der wereld, net zo lang totdat Bési’s vader vroeg of hij en zijn vrouw en zijn kleine jongen ook christen mochten worden.

Wat was de goeroe toch blij.

Hij had zo vaak met deze mensen gepraat en zo heel veel voor hen gebeden of God hun harten wilde openen. En nu was het dan zóver gekomen dat deze man niet meer wilde vertrouwen op zijn afgoden, die hem toch niet konden horen en hem toch niet konden helpen. De vader en moeder van Bési wilden hun hart aan den Heer Jezus geven.” (21)

Positief. Vanaf dat moment gebeuren er alleen nog maar goede/mooie dingen in het leven van Bastiaan en zijn ouders.

“Zij kregen onderwijs van den goeroe en een jaar later werden ze alle twee, en Bési ook, door den zendeling gedoopt, tegelijk met nog veertig andere heidenen, die allemaal beloofden een volgeling van den Redder aller volken te willen worden.

Dat was voor hen allen een onvergetelijke avond, toen ze om beurten neerknielden en het water van de doop in Gods naam ontvingen. Welk een grote verandering was er in hun leven gekomen! Hun afgoden, waarop zij zo lang vertrouwd hadden, waarin zij nu niet meer konden geloven nu ze God liefhadden, gaven ze aan den zendeling.” (22-23)

Beschrijving van Indonesiërs

Benaming “Timorezen”, “heidenen”,

“bruine mensen”.

“Maar weten jullie wat heel erg is, beste jongens en meisjes? Die bruine mensen op Timor, die in die kleine, ronde huisjes wonen, hebben nog nooit van den Heer Jezus gehoord. Ze weten niet wie Hij is en ook niet wie God is.

Het zijn heidenen.” (11)

Over het algemeen neutraal, maar in sommige passages wat denigrerend met het gebruik van termen als

“heidenen” en “bruine mensen”.

Leeftijd De leeftijd van Bastiaan

wordt niet genoemd, tot het moment dat hij zendeling wordt. Hij is dan vijftien.

Neutraal.

Geslacht Bastiaan is een jongetje. Neutraal.

Karakter Het karakter van de inheemse

bevolking wordt niet erg uitgebreid omschreven, maar ze zijn wel veel bang voor witte mensen en hun godsdienst. Ook wordt Bastiaans vader boos als het over de school gaat.

Negatief. Er worden geen positieve eigenschappen toegeschreven aan de inheemse bevolking.

“Eerst was Bési’s vader erg bang toen hij de blanke man zag komen en wilde hij wegvluchten. Maar ineens dacht hij eraan, hoe hij uit verschillende dorpen in de omgeving gehoord had, dat de zendeling zieke mensen beter had gemaakt.” (19) Beleving van religie De Timorezen geloven in

afgoden die ze zelf maken en leven in veel angst voor deze goden (klassiek aspect van een zendingsboek).

“Maar weten jullie wat heel erg is, beste jongens en meisjes? Die bruine mensen op Timor, die in die kleine, ronde huisjes wonen, hebben nog nooit van den Heer Jezus gehoord. Ze weten niet wie Hij is en ook niet wie God is.

Het zijn heidenen. Ze maken zelf een beeld van hout of van steen en dan denken ze dat dàt hun God is. Tot dat beeld bidden ze als ze hulp nodig hebben en als ze ziek zijn. Arme mensen, hè? Dat de Heer Jezus op aarde gekomen is om ons te helpen, dat weten ze nog niet. En ze zijn zo bang voor hun afgoden! Altijd leven ze in vrees dat ze iets zullen doen waarover de afgoden boos zullen worden en hun zullen straffen. Als ze dan ook ziek worden of als één van hun kinderen ziek wordt, denken ze dat hun afgoden boos op hen zijn. En natuurlijk worden zij wel eens ziek, net als de mensen en kinderen hier. Maar o, wat zijn ze bang als ze ziek zijn! Dan offeren ze varkens en koeien aan die afgoden, opdat die hen maar weer gauw beter zullen maken.” (11)

Negatief.

“En ze lieten de toverpriester roepen. Die zei: “Je moet maar een varken en een koe offeren aan de afgoden, dan zal Bési wel beter worden.”

(18)

Verhouding tot zendelingen De ouders van Bastiaan zijn bang voor de zendeling en voor witte mensen in het algemeen, ook willen ze niet veel hebben van hun

godsdienst. Echter, als ze christen worden of zien dat de zendelingen goede dingen willen doen, zijn ze niet meer bang. Er lijkt dan juist ontzag te zijn voor de zendelingen (zie laatste citaat).

“Maar o, wat was zijn vader toen boos! “Wat? Jij naar school gaan? Nooit hoor! Dat wil ik niet hebben. Ik ben ook nooit op school geweest en mijn vader ook niet. Wie weet of de goeroe op school je niet betovert. Neen hoor, ik wil niet dat je naar dien man toegaat. Onze afgoden zullen dan vast en zeker boos op ons worden. Want de goeroe van de school wil aan hen niet offeren. En bovendien ben ik bang voor dien witten man, die af en toe bij den goeroe komt en die mensen hier komt vertellen dat we een andere God moeten dienen, de Heer Jezus.” Bési’s vader bedoelde de zendeling. “Ik weet niet wie de Heer Jezus is”, zei hij, “Maar van dien witten man ben ik bang. Hij heet niet zo’n bruine huid als wij en hij komt van een heel ver land, ver weg over de zee, waar het heel erg koud is.

Neen hoor, naar die man durf ik niet te gaan. En jij mag niet naar de school. Ik ben veel te

Negatief.

bang dat onze afgoden zo boos worden dat ze je ziek zullen maken. Je bent ons enig kind en als jij dood zou gaan, wie moet dan voor ons zorgen als wij – je moeder en ik – eenmaal oud zullen zijn?

Jij moet net als ik op het land leren werken en daarvoor behoef je niet op school te gaan. Dat zal ik je wel leren.”

(17)

“Het was de eerste keer in zijn leven dat Bastiaan in een auto zat. Hij had zelfs nog nooit eerder een auto gezien en hij kon maar niet begrijpen dat zo’n wagen rijden kon zonder dat er een paard voor stond. Wat zijn die blanke mensen toch knap, dacht hij.

Die kunnen alles.” (27) Verhouding tot anderen N.v.t.

Beschreven uiterlijk “De mensen op Timor zien er ook heel anders uit dan bij ons. Ze zijn helemaal bruin, sommigen zijn zó donker dat ze bijna zwart lijken. En ze hebben allemaal lang, zwart kroeshaar. Ook de mannen dragen lange haren, net als de vrouwen. Die haren laten ze nooit knippen zoals de jongens en de mannen bij ons. Eerst was het wel een beetje vreemd, al die mannen met lange haren te zien lopen.

Maar daar wen je wel gauw aan.” (9)

“Ik vertelde jullie al, dat de mannen op Timor allemaal lange haren dragen. Dat zijn de heidenen. Maar als ze christen worden, laten ze hun haren afknippen om aan iedereen goed te laten zien dat ze het heidendom vaarwel

Lijkt neutraal. Hun uiterlijk wordt neutraal omschreven, maar wanneer Bastiaan westerse kleding aan krijgt, wordt dat beschreven als

“netjes”. Ook wanneer de Timoreze mannen christen worden, wordt hun haar afgeknipt. Lang haar is een teken van heidendom.

Blijkbaar is het westerse uiterlijk dus wel

mooier/beter. Dat is een teken van beschaving en christendom.

hebben gezegd en christen zijn geworden.” (23)

“Er waren nog drie andere jongens in het huis van den zendeling, die gelijk met Bastiaan opgeleid werden om goeroe te worden. Bastiaan kreeg – evenals de anderen – een mooi broekje en blousje aan, zodat hij nu ook netjes gekleed was.” (30)

Onbeschaafd vs. beschaafd Aan het begin van het boek wordt een hele uitgebreide omschrijving gegeven van de manier waarop de Timorezen leven. Hier wordt duidelijk dat ze onbeschaafd zijn en in veel opzichten anders dan beschaafde Hollanders. Hun beleving van religie wordt ook als onbeschaafd gezien (zie beleving van religie). De kinderen die naar de school gaan zijn wel beschaafd.

“Weet je, wat erg is? Die haren wassen ze nooit! Dat doen jullie toch wel altijd hè?

En als ze gegeten hebben, weet je wat ze dan doen? Dan wassen ze hun vork niet af met water. Welneen! Die steken ze zo maar tussen de haren. Dan wordt hij wel schoon denken ze. Maar hun haren worden steeds vuiler natuurlijk. Hun vorken en lepels maken ze zelf van hout, of soms ook wel van de horens van een koe. En als hij stuk gaat, welnu, dan maken ze een nieuwe.” (10)

“Ze wonen ook in heel andere huisjes dan wij.

Huizen van steen met

dakpannen erop en ruiten van glas erin, hebben ze niet. Ze bouwen ronde huisjes van

Negatief.

boomstammen en palen, en de wanden maken ze van bladeren en het dak van erg lang hooi. En dan maken ze dat dak zó laag, dat het bijna helemaal op de grond komt te hangen. Die huizen zijn net grote bijenkorven. Een deur is er ook niet in. Voorin is een kleine, lage, ronde opening. Als je naar binnen wilt gaan, moet je je helemaal bukken om erin te komen, zó laag is het.” (10)

“Die mensen kunnen ook niet lezen en niet schrijven, want dat hebben ze nooit geleerd. Dat kunnen alleen de jongens en meisjes, die op school zijn. Vroeger waren er op Timor geen scholen, maar we hebben er nu al heel wat gebouwd, meestal van het geld dat de kinderen hier in Holland meebrengen voor de zending.” (12)

“Op die scholen leren de Timorese kinderen lezen en schrijven en rekenen en tekenen en zingen. Vooral zingen kunnen ze zo mooi.

En we vertellen er die kinderen ook van den Heer Jezus, net zoals jullie op school of op zondagsschool horen.” (12)

Beschrijving van zendelingen

Benaming “de zendeling”, “de witte

man” (vanuit perspectief van de Timorezen).

Neutraal.

Karakter Vriendelijk, geduldig en

behulpzaam. Zijn karakter wordt niet uitgebreid omschreven, maar blijkt vooral uit wat hij doet. De zendeling en de goeroe willen altijd helpen. De zendeling neemt Bastiaan zelfs mee naar

Positief.

zijn eigen huis en brengt hem naar het ziekenhuis om geopereerd te worden. Ook vertelt hij steeds over God en bidt hij voor de Timorezen.

“En steeds weer vertelde hij van den Heiland der wereld, net zo lang totdat Bési’s vader vroeg of hij en zijn vrouw en zijn kleine jongen ook christen mochten worden.

Wat was de goeroe toch blij.

Hij had zo vaak met deze mensen gepraat en zo heel veel voor hen gebeden of God hun harten wilde openen. En nu was het dan zóver gekomen dat deze man niet meer wilde vertrouwen op zijn afgoden, die hem toch niet konden horen en hem toch niet konden helpen. De vader en moeder van Bési wilden hun hart aan den Heer Jezus geven.” (21)

Taak als zendeling “Die goeroe was door de zendeling heengezonden om de kinderen les te geven op school en om aan de mensen te gaan vertellen van de grote Mensenvriend, die eenmaal in Bethlehem was geboren.”

(14)

Positief.

Beleving van religie De zendeling en de goeroe zijn christenen. Ze bidden tot God, ook om

genezing/werking van medicijnen en vertellen mensen over God (zie ook karakter).

“Maar voordat de zendeling wegging, knielde hij neer bij het bedje van de zieke Bési en smeekte God of Hij de medicijnen wilde zegenen en het arme kleine jongetje weer beter wilde maken. Bési’s vader was eerst bang toen hij

Positief.

zag dat de zendeling neerknielde en begon te bidden. Hij durfde zijn ogen niet dicht te doen zoals de zendeling en de goeroe deden en vol verbazing hoorde hij hoe de blanke man ging bidden tot Zijn God in de timorese taal. Ieder woord kon hij begrijpen. Dat zou hij nooit meer kunnen vergeten.

En de Heer heeft dat gebed verhoord, want ons kleine vriendje werd beter.” (20) Verhoudingen tot Indonesiërs Behulpzaam, vriendelijk, maar

wel met een zekere afstand.

Gedurende het hele boek wordt de zendeling neergezet als de held die de hulpeloze heiden redt. Er is geen sprake van een gelijkwaardige relatie:

de zendeling staat altijd een beetje boven de Timorees.

Neutraal/negatief.

Verhouding tot anderen N.v.t.

Beschreven uiterlijk Alleen als blank. Neutraal.

Beeldaspecten Indonesiërs

Uiterlijke kenmerken Donkere huid, traditionele kleding (doeken en soort rokken), kroeshaar. Ze worden wel opvallend donker afgebeeld (Timorezen zijn niet zo donker).

Neutraal.

Verhouding tot zendelingen Op een afbeelding worden de haren van een Timorees geknipt en staat de zendeling achter hem/boven hem. Deze afbeelding straalt wel iets van superioriteit uit.

Neutraal/negatief.

Verhouding tot anderen N.v.t.

Discrepantie beeld en tekst N.v.t.

Beeldaspecten zendelingen

Uiterlijke kenmerken Nette, witte mannen in pakken. Kort haar.

Glimlachend.

Positief.

8.8. Bijlage 8. Analyse Van een kleinen Papoea (1913)